Journey to inaccessible Places

Gisteren reisden Klaaske en ik met de bus naar Edam – die je ook naar Monnickendam en Volendam brengt.
Onze chauffeur bleek een gelukkig mens te zijn, die al zijn passagiers joviaal begroette – en zij op hun beurt gaven hem, als ze de bus weer verlieten, een brede armzwaai.
Dat voelde heel even naar de eenvoudige wereld van weleer, een wereld waar je nog bij kon – toen zich op de Dam van Edam (zie de blauwe stip op het kaartje boven) nog geen drommen toeristen stonden te verdringen, zoals nu helaas wel het geval was.

Voor mij was het de gelukkige start van een ‘ontvoering’ – Klaaske had me op busstation Noord zonder pardon de bus ingesleurd. Oók om daarmee de sleur te doorbreken van de Latte-Macchiato-met-croissantje bij Le Perron en aanpalende etablissementen.
Toen we eenmaal de stad uit waren, gleden de dreven door de ramen voorbij.
Maar die wereld daar buiten bleek bij mij weinig herkenning op te roepen – ja, er waren weliswaar telkens elementen, waarvan ik dacht: hé, dat ken ik. Maar de samenhang leek eruit verdwenen te zijn, alleen de details waren in mijn herinnering blijven voortleven.

Als ik thuis in ons keukentje sta, verbind ik de wereld door mijn handelingen – door dingen te pakken en weer terug te zetten, ze af te wassen en op te bergen.
Hoe ik de wereld daar buiten vroeger verbond, ben ik vergeten, zo oplettend was ik niet. Ja, je reed met de eigen auto door het landschap, je lette op de weg, op de strepen, je zag de tegenliggers, en vanuit je ooghoeken gleed het landschap voorbij – toen de zogenaamde bekende wereld.
Maar hoe broos blijkt die te zijn – uit het oog, uit het hart.
Toch zijn het dezelfde ogen die tóen keken. Ook al hebben ze enige mutatie ondergaan, misschien hebben ze de focus op de buitenkant van de wereld, op de sensatie, op de opwinding, enigszins verloren. Wat ik niet heb verloren is mijn oog voor het schone – een dimensie die meer vanbinnen uit lijkt te komen.

We stapten op busstation Edam uit en liepen vandaar naar het Damhotel, net als vroeger. Klaaske was de gids.

Lintjesregen…

Maar ook als ik liep was het voor mij een vreemde wereld – maar dat had ik kunnen weten… We hadden dit een jaar eerder ook al geprobeerd, toen schrok ik dat dit vertrouwde pad zo vreemd geleken had…

Toen we in het Damhotel aankwamen en ik naar de WC ging, moest ik goed kijken hoe dat trappetje naar beneden ook weer was – ik liep het alsof het de eerste keer was: zorgvuldig, goed kijkend, voetje voor voetje.
Als je haast hebt – vanwege mijn doelgerichtheid mijn tweede natuur – denk je eigenlijk dat je het al weet: even dat bekende trappetje af… Maar ik ‘wist’ nog niks, elke misstap zou een nodeloos lijden betekenen…

Ik moest denken aan Maarten Houtman, die in 2005 zijn knie brak. Hij was toen 87.
Nadat hij genezen was verklaard, hield hij augustus 2005 een weekend in Mennorode, waarvoor hij een convocatie schreef, ‘Een vergissing’ geheten:

Er was eens een man die veel gruwelijke dingen had meegemaakt.
Op een dag dacht hij: “Zo zit het in elkaar, ik zal er de mensen van vertellen.”
Dat was natuurlijk heel aardig van die man. Misschien kon hij ze zo voor veel onheil behoeden.
Maar hij vergat, door het zo-zit-het-in-elkaar, aandacht te geven aan wat dagelijks om hem heen gebeurde. Ook vergat hij te kijken naar hoe het om hem heen was.
Het liep uit op een ongeluk. Toen hij bijkwam uit de verdoving in het ziekenhuis, langzaam, stukje bij beetje, leek alles nieuw. Ieder moment was kostbaar. Iedere ademhaling veranderde iets in zijn lichaam. Er kwam geen einde aan zijn verwondering.
Als hij de mensen hier eens van vertelde, zó dat ieder op zijn wijze er mee verder kon…
Gurdjieff – De Hartmann: Voyage vers des lieux inaccessibles, Alain Kremski, piano.