Moeders…


Bij de 119e geboortedag mijn moeder, Geertruida Cornelia MĂŒller, die nu dertig jaar geleden overleden is.

Als kind konden volwassenen zich onverdroten met je vriendschappen bemoeien, dat was om gek van te worden…
Mijn moeder was daar een ster in. Maar er waren ook anderen bij wie dat bizarre vormen aannam. Leraren bijvoorbeeld…

Dat overkwam Klaaske op het Christelijk Lyceum in Arnhem, waar onze gerespecteerd klassenleraar – hij zou het elders nog tot rector schoppen – op de ouderavond aan haar ouders vroeg ‘of ze wel wisten dat hun dochter met Hein Zeillemaker ging … dat hij er zich zorgen over maakte of zij mij niet aan het inpakken was…’
En dat, terwijl mijn schoonouders van elk detail op de hoogte waren…
Toen ze het nadien aan Klaaske vertelden, huilde die van woede … waar bemoeide die man zich mee…

Ook mijn eigen vriendschappen hebben vaak onder vuur gelegen, altijd was er wel een of andere volwassene die er zich mee bemoeide. Misschien wilden ze me wel beschermen, en vonden ze mijn eigen beoordelingsvermogen schromelijk tekort schieten…

Nadat we van Krimpen naar Nijmegen verhuisden – dus alweer naar een totaal nieuwe omgeving – was het al direct raak. De meester van de 6e klas waarin ik belandde, adviseerde mijn ouders – hij was een ‘mannenbroeder’ – dat ik maar beter niet met mijn klasgenoot Corry kon omgaan…
Maar … die Corry was mijn nieuwe vriendje daar… En ik kwam graag bij hem thuis. Al rookte zijn jonge, Indische moeder dan als een ketter, ik was gefascineerd…
Maar nu mocht het dus niet meer, door een ingreep van bovenaf. ik was ontzet…[1]

De familie Zeillemaker-MĂŒller op de ‘bonk’ in Krimpen a/d IJssel, 1949

Jaren daarvóór was het al begonnen. Na onze verhuizing van Utrecht naar Krimpen – zie mijn blogpost Ontwaakt in de Krimpenerwaard – mocht ik van mijn moeder op zeker moment met bepaalde kinderen uit het dorp niet meer spelen.
Rijkie was daar Ă©Ă©n van. Hij was een brutaaltje, dat wel. En als hij weer eens een keertje zoek was, riep zijn moeder uit volle borst, zodat het in de wijde omgeving rondzong: ‘Rijkie, Rijkie, Rijkie-ie-ie-ie…’
Mijn moeder vond dat ordinair… Maar laten we wel wezen, als grotestadsmensen pasten wij ook niet in hun profiel…
Ik was geschokt toen ik haar verbod aanhoorde – hoewel ik instinctief wel begreep wat ze bedoelde, zoveel ‘standgevoel’ had ik nog wel…

Maar als gevolg van dat verbod, gebeurde er toen precies het omgekeerde…
Nu ging mijn moeder zich met mijn vriendjes bemoeien, ze koos ze zelfs voor mij uit… En ging ze dan vervolgens mij ten voorbeeld stellen…
Nou, toen had je de poppen aan het dansen, dan was je bij mij aan het verkeerde adres… Het kwetste mijn ego, ik werd valsik liet me toch zeker niet vernederen, dit pikte ik niet…
De gevolgen waren verschrikkelijk…

Om te beginnen was er Pier, met wie ik altijd langs de IJsseldijk naar school liep. Ik kwam ook op bezoek in hun dijkhuis, en hij bij mij – waar mijn moeder graag met hem praatte…
Maar vervolgens kreeg ik toen wel doorlopend te horen ‘dat Pier zo netjes was op z’n kleren’ – dat was een bekend strijdpunt tussen mij en mijn moeder, ze vond me een sloddervos vond, die niet op z’n kleren lette, ik was niet netjes genoeg…
Nu denk ik dat zij mij daar op die fabriek gewoon een overall aan had moeten trekken, net als de arbeiders die daar werkten. De vrijheid die ik op dat enorme fabrieksterrein genoot, was juist mijn lust en mijn leven…
Maar ik kreeg een matrozenpakje aan. Net als Pier. Ik moet die jongen zijn gaan haten…
En toen gebeurde het…

Op een dag stond mijn moeder in de deuropening met Pier te praten, hij stond al buiten. En ik vond kennelijk dat die deur dicht moest, Pier eruit
Ik probeerde wanhopig die deur dicht te doen, maar hij wilde maar niet sluiten… En tegelijkertijd begon Pier vreselijk te schreeuwen…
Ik begreep er niets van en drukte nog harder tegen die deur…
Toen begon ook mijn moeder te roepen: ‘… z’n vingers!!’
Nog drong het niet tot me door… Door een waas hoorde ik Pier schreeuwen, maar die deur moest dicht!
En pas toen drong het tot me door … hij zat met z’n vingers tussen de deurpost…

Halsoverkop gingen we naar de dokter. Ik wachtte daar geschrokken op de uitslag … wat had ik gedaan?
Maar gelukkig bleek Pier niets gebroken te hebben…
Toen ik de volgende dag met hem terug van school naar huis liep langs de dijk, hadden we hevige ruzie – hij zal me verweten hebben dat ik het expres had gedaan…
Toen we bij zijn huis waren, sloeg hij af, ik liep door naar het mijne – tot ik plotseling uit m’n ooghoeken zag dat hij naar me uithaalde … een kei trof me keihard tegen het achterhoofd…
Huilend liep ik naar huis, de vriendschap was voorbij.

Ik heb later vaak aan dat onbewuste handelen van mij terug moeten denken. Was het per ongeluk geweest, of was het expres – of misschien ‘per ongeluk/expres’…
Dan moest ik die Pier wel vreselijk zijn gaan haten … die mij tot voorbeeld gesteld werd Ă©n mijn moeder inpikte…

Later overkwam het me nog een keer:
Er kwam vriendje bij ons logeren, Anne heette hij. Hij was de zoon van een dominee, een oude bekende van mijn moeder (surprise!), met wiens familie we op vakantie in Haamstede bevriend waren geraakt. Anne was mij door mijn moeder als logĂ© min of meer opgedrongen, zij vond hem zo ‘lief’… En ook hij werd mij ten voorbeeld gesteld … zĂł voorkomend hij was, zowel qua uiterlijk als qua gedrag…
En toen was ik daar in de logeerkamer plotseling met hem aan het vechten – iets wat ik nooit deed… Ik hield zijn hoofd in een klem en wilde maar niet loslaten, ook al schreeuwde hij dat hij stikte… Alsof ik hem wilde vermoorden…
Hij is nooit meer terug geweest.

De marges moeten bij ons thuis voor mij wel heel smal geweest zijn, dat ik me in die wereld zo gauw verloren voelde. En zĂł voor mijn eigenheid moest vechten…
Mijn moeder moet wel een sterke vrouw geweest zijn. Ze had het beste met me voor.

PS

Toen we allang in Nijmegen woonden, werd er een keer aan de deur gebeld. Toen ik opendeed, stond er een jonge man in militair uniform, die zich voorstelde als ‘Pier’. Hij was daar gelegerd, hij wist dat we naar Nijmegen verhuisd waren en had ons opgespoord. Ik liet hem binnen, maar het was niet duidelijk wat hij kwam doen. Hij informeerde naar mijn schoolprestaties en vertelde over de zijne. Alsof hij me de loef wilde afsteken. Kennelijk had het gebeuren bij hem toch een wond achtergelaten...
Ook Anne kwam naderhand nog een keer tegen – stom toevallig. Hij was student theologie aan de VU, ik liep bij een vestiging op de Keizersgracht, waar hij me herkend moet hebben. We maakten een praatje, ik vond hem aardig...
Heel apart dat het leven je een kans lijkt te geven toch nog iets van die oude schade te herstellen...
Dat is wat me nu invalt.
____________________
[1] De familie van Corry had toen al plannen naar Denver (USA) te verhuizen, ik hoop dat het hen daar, na het dorpse wantrouwen hier, goed is gegaan.

Afbeelding bovenaan: Hanna Mobach, Grafmonument voor G.C. Zeillemaker-MĂŒller (detail).
Gaande de weg, heeft Maarten Houtman heel wat relatieadviezen gegeven – om te zorgen dat ik erbij bleef. Nu ik zelf mijn boontjes moet doppen, is elke vriendschap een hulp…