Mijn boom des levens

Hierboven is het paadje, waarover ik zondag 17 december 2023 liep, rond een uur of twaalf – achteraf gesproken was dat de goden verzoeken, zeker als je aan de linkerkant van je gezichtsveld een blinde hoek hebt, zoals ik…
En het ging ook inderdaad mis…
Met een klap liep ik rechtstandig tegen de tak aan, die daar zwaar over het pad hangt – die als uit het niets tevoorschijn kwam, ik had ik haar gewoon niet gezien
BOEM!!
En toen beleefde ik de wereld in slow motion … ik stond op m’n benen te tollen, merkte dat ik mezelf niet overeind kon houden, zag intussen in de berm een zacht ogende begroeiing van Rhododendron-bladeren – en ging toen l a n g z a a m neer…
En stond vrijwel onmiddellijk weer overeind, als een tuimelaar die weer opduikelt.
Wel dreunde de klap nog na, mijn hele hoofd deed pijn… Gelukkig maar dat ik een stevige pet op had gehad.

Al snel hervatte ik m’n wandeling. Ik liep verderop gedachteloos een stenen trap af – ik besefte pas later dat ik de leuning niet had gebruikt, tegen mijn gewoonte in – en liep onder de IJdoornlaan door. In de verte zag ik al het hek van het Broekhuijsen-Leewis schooltuincomplex – bekend terrein, ik voelde me weer thuis.
Ik besloot toch nog even langs m’n studio aan de Jisperveldstraat te gaan, daar vlak om de hoek. Ik plakte daar een pleister op m’n hoofd – mijn pleisterplaats, zogezegd – waarna ik doorliep naar de Elpermeer … waar verzorgende handen op mij wachtten.

En toen begon het in de daarop volgende dagen langzaam tot me door te dringen … dat ik me opeens vrij voelde om me alléén met mezelf bezig te houden…
Nou, dat was voor mij een ware revolutie… Iris, de gespecialiseerde verpleegkundige van het O.L.V.G. die me na mijn attaque met raad en daad terzijde stond, was verbaasd geweest toen ik een keer zei dat ik steeds met andere mensen bezig was…

Mijn Bodhiboom, middenin Amsterdam Werengouw Noord. Rechtsboven de Jisperveldstraat.

In de Joods-Christelijke traditie draait het alom om bomen, dat begint al in het Paradijs:

De levensboom of boom des levens (Hebreeuws: עץ החיים; Etz haChayim) werd volgens de Hebreeuwse Bijbel door God geplant in de Hof van Eden (het Paradijs), samen met de boom van de kennis van goed en kwaad. De vruchten van deze boom gaven eeuwig leven (onsterfelijkheid; Genesis 2:9). Nadat Adam en Eva van de boom van de kennis van goed en kwaad hadden gegeten (de zondeval), werden zij verbannen uit de Hof van Eden om hen ervan te weerhouden om van de vruchten van de levensboom te eten:
Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.”

— Genesis 3:22

Dan is er – vanuit een heel andere traditie – de aanbeveling van Krishnamurti: ‘Go and make friends with the trees…’
Heel fysiek eigenlijk, van: sla je armen om die boom heen. Dat doe ik wel eens, dat voelt goed. Maar ik vraag me dan wel eens af: hoe spontaan is dit nu…

En er is natuurlijk de Bodhiboom van de Boeddha – de Heilige Boom, die de stilte al in zich droeg.
Maar met een klap tegen een boom aanlopen schijnt ook te helpen…

Nu een andere variant – uit ‘Het boek van alle boeken’ van Roberto Calasso – van hetzelfde verhaal:

‘Ook plantte de HEERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij gevormd had.’	 
Het mannelijke en het vrouwelijke wezen, die nog geen naam hadden, werden op een plek gezet die de HEERE God zelf had ‘geplant’ en had doen groeien. De mens werd in die tuin gezet om die ‘te bewerken en te onderhouden’. Het was een plek die moest worden gecultiveerd en beschermd, om zo het werk van de eerste tuinman voort te zetten.	 
Van alle planten wees de HEERE God er maar twee aan: de boom van het leven, in het midden, en de boom van de kennis van goed en kwaad, waarvan niet precies wordt gezegd waar die stond, alles even ‘begerenswaardig om te zien en goed om van te eten’; alleen aan de boom van de kennis van goed en kwaad verbond de HEERE God het verbod ervan te eten, terwijl Hij net nog tegen de mens had gezegd: ‘Van alle bomen van de hof mag u vrij eten.’	 
Aan wie van de vruchten at, schonken de twee bomen die de HEERE God had aangewezen het vermogen zich twee eigenschappen van de HEERE God eigen te maken: de kennis - niet alle kennis, maar ‘van goed en kwaad’ – en eeuwig leven. Als de man en zijn vrouw naar het midden van de tuin waren gegaan, als ze naar de boom des levens hadden gekeken en daar de vrucht van hadden gegeten, zou er ogenschijnlijk niets zijn veranderd. Het leven zou precies zo zijn doorgegaan als ervoor. Maar de man en zijn vrouw zouden dan voorgoed toegang tot het eeuwige leven hebben gehad. Maar zo ging het niet. De aandacht concentreerde zich niet op het leven, maar op de kennis. De aandacht van de vrouw werd zelfs van elk ander object weggehaald door toedoen van een dier, de gewiekste slang.	 
Een afleidingsmanoeuvre die onmiddellijk waarneembare gevolgen had. De mens, zei de HEERE God toen, tegen wie is niet helemaal duidelijk, ‘is geworden als één van Ons’.	 
Iets wat ontoelaatbaar was. ‘Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven!’	 
Iets wat tot even daarvoor had kunnen gebeuren zonder dat enig verbod het verhinderde werd nu een daad die onmiddellijk moest worden bezworen als de ergste ramp. Gelijktijdigheid van kennis en eeuwig leven was ontoelaatbaar. Als de man en vrouw hun aandacht niet op één bepaalde boom hadden gericht, als ze van elke boom vruchten hadden gegeten, net zoals het uitkwam, ook van de boom des levens, die heel goed herkenbaar was, omdat hij in het midden stond, daar waar de vier stromen ontsprongen, zou alles, ogenschijnlijk, zijn gebleven zoals het was. En zou alles zijn veranderd, omdat de mens voor eeuwig had kunnen leven. Zou de HEERE God dat hebben toegelaten?	 
Eén ding staat vast: de HEERE God accepteerde niet de gelijktijdigheid van de kennis en het eeuwige leven. En dat was precies wat Adam en Eva hadden gedreigd te doen.

Zesduizendzeventig jaar later – ik was tien toen ik hoorde dat de aarde zesduizend jaar oud was – heb ik van de Boom des Levens gegeten…

Met dank aan Aloys!