Verdwaald in het bekende #1

“Maar we kunnen doen wat we willen, als we niet reiken tot de tijdeloze speler – hij die het verhaal verteld waarvan wij alleen maar enkele klanken opvangen waarmee we ons tevreden stellen – dan zullen we bezig blijven een steeds veranderende functie te zijn. Soms een heel uitgebreide functie, een hele ingewikkelde, een hele indrukwekkende functie, maar we blijven een functie. We blijven bespeelbaar, we blijven manipuleerbaar, we blijven reageren. We leven niet vanuit dat Archimedisch punt in onszelf, dat zich niets afvraagt, dat heel onmiddellijk contact heeft met de situatie, ook de situatie waar je zo normaal in bent.”
Maarten Houtman, Een gevoel waar het eigenlijk om gaat, Huissen, december 1996.

Het begon die dag allemaal heel mooi. Ik verkeerde in een stemming, waarin ik gelukkige momenten in m’n leven de revue liet passeren, met plaatjes en al – een soort ‘levensschouw’, een terugblik op je leven, zoals gezegd wordt dat stervenden die hebben.

Het waren de beelden van zomer 1958, toen ik met schoolvriendje J.P. naar Zwitserland reed in een grote Amerikaanse limousine-met-chauffeur – een pure jongensdroom, die zich diep in mijn geheugen heeft gegrift.
Op weg naar het zuiden, deden we nog enkele toeristische bestemmingen aan: de historische stadjes DinkelsbĂŒhl en RĂŒdesheim in Beieren, die geheel ongeschonden uit de Tweede wereldoorlog waren gekomen – zoals ze begin 17e eeuw gespaard waren gebleven voor de verwoestingen van de 30-jarige oorlog. Ze vormden een decor van een sprookjesstad, een eeuwenoud wonder van bouwkunst en menselijke civilisatie. We keken er onze ogen uit…
Daarna klommen we weer in onze Dodge – een wonder op wielen – die door onze chauffeur, de heer Janssen, behendig door Duitsland werd gelaveerd. Al schold hij zo nu en dan op een Duitse verkeersdeelnemer (‘Aan de kant, anders zwiep in je in de kartoffels!’), voor de rest hij was een heer. MĂ©t uniform en pet, zoals dat in zijn functie van hem verwacht werd.

De gigantische Dodge-met-vinnen (zie foto) was de dienstauto van de vader van J.P., die president-directeur van een groot openbaar nutsbedrijf was. Hij had deze vakantie voor ons bedacht: wij reden op de heenweg mee naar het Zwitserse Beatenberg – waar hij en zijn vrouw verbleven in ‘Bibelheim’, het theologische opleidingsinstituut, dat zij als baptisten steunden en dat nauw met de familie verbonden zou blijven. Daarvandaan zouden zij terugrijden naar Nederland, terwijl J.P. en ik nog twee weken in het jeugdkamp zouden verblijven.
De ochtend na onze aankomst werden we naar hun hotelkamer geroepen, bij binnenkomst keken ze ons verwachtingsvol aan en wezen op het uitzicht door de openslaande deuren – als in een trance zag ik daar drie alpenreuzen die zich tegen de ochtendhemel verhieven: Eiger, Mönch en Jungfrau waren hun namen, op het rijtje af (zie de foto bovenaan).
Dat was het tweede wonder dat ik die vakantie mocht aanschouwen.

Maar even later werd ons op twee stipjes gewezen, die zich tegen de wand van de Eiger aftekenden: twee bergbeklimmers, die daar doodgevroren aan touwen hingen, omgekomen in een poging die vrijwel onneembare noordwand te bedwingen…
Ik keek het met ongeloof aan – om dan de blik af te wenden: de dood die je ziet, maar niet onder ogen durft te zien en zo snel mogelijk wilde vergeten. Dat botsende detail wat de idylle verstoorde, maar dat vanuit je voorstellingsvermogen een onuitwisbare indruk op je maakte.
Zo kreeg het overweldigend mooie plaatje dat ik had gezien, een geheel onverwachte dimensie, die je de rillingen over de rug deden lopen…

En dan was er die dagen nog een ‘wonder’, maar van een heel andere orde en een stuk alledaagser. Op onze ontbijttafel stond een grote kom mĂŒsli, waar hĂ©Ă©l veel Zwitserse room in moest zitten. Ik bleef er maar van eten, telkens schepte ik mijn bord weer vol. Terwijl onze gastheren ons toelachten en bleven aanmoedigen. Zoiets lekkers had ik nog nooit gegeten…
Eraan terugdenkend viel me in, dat ik zo wellicht het leven wilde vieren – na die verwarrende beelden van schoonheid en dood.

Als je ontwaakt uit zo’n gelukzalige vakantieherinnering – die zomaar in een boze droom kan eindigen – vraag je je af: wat is nu mijn werkelijke leven…
Want aan het eind van die nacht begon alle materie – waar je normaal je huis op bouwt als op vaste grond – te vervluchtigen in een nachtmerrie, een geweldsspiraal die op angst gebaseerd is. Waar alles in alles overgaat en elk vertrouwen ontbreekt. Alles veranderde voortdurend in z’n tegendeel. Je raakt alles kwijt, met als toppunt je telefoon, je life line. Aan een ander vragen heeft geen zin, niemand lijkt betrouwbaar, de wereld ontglipt je – tot ze zich tegen jou begint te keren. Mensen ruiken je angst en verwarring, je totale afhankelijkheid. Voordat je het weet storten ze zich op jou als een verward, kwetsbaar wezen. En dan gaat het grote gericht beginnen, de executie door de massa, ze vertrappen je als een insect…

Dit overkwam me in de nacht vóór de 7e oktober 2023, de dag dat de berichten van de bloederige aanslag in IsraĂ«l binnen kwamen druppelden – alsof mijn nachtmerrie werkelijkheid geworden was...
WAT VOLGDE:
Verdwaald in het bekende #2