Barzakh

2018 REpaired&posted


Wij dansen onder de sterren
een punt in de eeuwigheid
een tel in de onmetelijke ruimte
voor altijd.

‘Barzakh’ is binnen de islam de term die gebruikt wordt voor de periode tussen iemands dood, en de wederopstanding op de Dag des oordeels en het verblijf in het ‘akhirah’ (het hiernamaals) daarna. Het wordt gezien als een soort slaaptoestand. Het zijn zaken waar bij ons in het Westen vanuit de traditie niet over gesproken wordt en waar we dus weinig over ‘weten’.

Ik ben niet in de wieg gelegd voor ‘zitten’ – in tegendeel, ik reed met mijn kinderledikantje al schuddend en bonkend met mijn hoofd tegen de panelen over de zolder.
Ik ben Maarten Houtman nog steeds dankbaar dat hij ons op een keer vertelde dat hij geshaket had, en gemerkt had dat het werkte. Dat was tijdens de allerlaatste les die hij gaf, in mei 2007.
Ik heb vanaf september 1981 les van hem gehad en al die tijd bij hem ‘gezeten’, zoals dat heet. Al die tijd heeft hij het ook over het ‘zitten’ gehad … alleen die ene keer over het shaken.
Ter elfder ure werd dat mijn oefening, ik ging shaken.

Om het uit te proberen begaf ik me naar de ‘Osho Humaniversity’, een huis aan het Sarphatipark in Amsterdam. Ik werd opengedaan door Erna Heijligers … die me leek te verwachten, de naam van Maarten deed wonderen.
Zij had Maarten, na het verschijnen van zijn autobiografische roman ‘De andere oever’, geĂŻnterviewd voor het tijdschrift Diep. Daarbij had ze het over haar shaken gehad en Maarten en Hanna beloofd een keer terug te komen om het met hen uit te proberen. Maarten was toen 89…

Ik heb daar aan het Sarphatipark een jaar lang met haar shakegroep meegedaan. Maar het bleef niet bij het shaken alleen, we raakten bevriend. De paar jaar dat ik haar heb mogen meemaken waren zeer intensief. Erna had een etherische, bijna engelachtige gestalte – ze zou ook spoedig naar gene zijde terugkeren…

Erna leek voor mij door de hemel gezonden, niet alleen vanwege het shaken, ze heeft me ingeleid in een aantal praktische zaken die het me mogelijk maakten m’n weg te vervolgen. Zo hielp ze me met een aantal uitgaven van de stichting, ze was een kundig journaliste – zoals Maarten me als graficus ooit invoerde in het layout werk, zo heeft Erna me een aantal kneepjes van het schrijven geleerd. Ze heeft me ook geĂŻntroduceerd bij MacCare, de Apple store bij haar om de hoek, die voor mij eindelijk resulteerde in overstap naar de Mac – waar Maarten bij mij jaren voor gepleit had…
Begin januari 2011 vergezelde ik haar naar het ziekenhuis in Bilthoven waar Maarten verpleegd werd. Het zou de laatste keer zijn dat ik Maarten zag. Erna wilde hem iets vragen over het sterven, ze was toen zelf al ernstig ziek. Ik vroeg Maarten of het goed was en hij zei ‘ja’ – tot op het allerlaatst was het zijn vanzelfsprekende opgave…
Erna heeft Maarten maar een paar maanden overleefd, ze stierf april 2011, 45 jaar oud. Ik denk nog steeds met veel dankbaarheid aan haar terug…

Zo raakte ik geĂŻnvolveerd in het ‘shaken’. Bij menigeen was twijfel of ‘shaken’ wel met ‘zitten’ te combineren was. Dat woeste gedoe…
Ook daar hielp Erna me een handje, door haar achtergrond als sannyasin (ze was op haar tiende met haar moeder naar Poona gereisd) was ze vertrouwd met de ‘dynamische meditatie’ van Baghwan. Later ging ze naar ‘energie-meester’ Ratu Bagus op Bali, voor wie het ‘shaken’ wel degelijk een weg naar binnen was.
Ook shaken kan een vorm van ‘niets doen’ zijn. Maarten Houtman daarover in zijn toespraak ‘Leren kennen’, uit de sessie van juli 1989:

“EĂ©n van de technieken is dat je iets doet wat je fijn vindt, zodat een gedeelte van je bewustzijn daar bezig is. Het mag niet te ingewikkeld zijn, want terwijl je iets doet wat je fijn vindt, is intussen een part van je bewustzijn vrij om kennis te maken met datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen.”
‘De ongekende potentie van het verbondene’, sessie juli 1989, (zie e-Books op maartenhoutman.nl)

‘Datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen’ – er is  nog een hele weg te gaan…

De Tunesische oud-speler en jazzmusicus Anouar Brahem heeft op dit blog al vaak de revue gepasseerd. Ik wist onlangs de laatste twee opnamen van hem te verwerven die nog niet in m’n bezit waren: Blue Maqams, uit 2017, Brahem’s laatste album, en nu Barzakh, uit 1991, z’n eerste album – Brahem was toen 33 jaar (zie foto) en al een lokale grootheid.
Hij speelt op Barzakh samen met violist Bechir Selmi en percussionist Lassad Hosni, Tunesische musici met wie hij al jaren samenwerkte. Het nummer Parfum De Gitane van dit album was de shake muziek van vorige week.


De slag om de vraag ‘Waar is Willy?’ ontvouwt zich verder bij het penistellen op het Tapijt van Bayeux

ACHTERGROND

Ontdekking
Is het een dolk of een penis? Met die vraag houden twee Britse historici zich bezig, nadat in 2018 ‘ontdekt’ was dat niet alleen enkele paarden op het wereldberoemde Tapijt van Bayeux een knobbel of penis hadden, maar ook mannen.

Auteurs: Toef Jaeger

Gepubliceerd op

De kwestie is of de rennende man rechts nu wel of geen penis onder zijn tuniek uit heeft bungelen

Het is al langer een discussie onder Britse historici: hoeveel penissen zijn er op het beroemde middeleeuwse Tapijt van Bayeuxte zien? De kwestie was: zijn het er 88 of 93? Het hangt er een beetje vanaf van welke school je bent: tel je alleen de ‘knobbels’ die de paarden tussen hun benen hebben hangen, of ook die bij enkele mannen? Het is een discussie die bij de Britten de bijnaam 1066 with knobs on heeft, die in 2018 al een nieuwe wending aannam en nu opnieuw ter discussie is komen te staan. 

Aanvankelijk ging men uit van 88 penissen, omdat er alleen naar de paarden werd gekeken. In 2018 stelde een hoogleraar uit Oxford, de mediëvist George Garnett, echter vast dat er te weinig aandacht was geweest voor de zichtbare delen van enkele mannen. Van de 626 menselijke figuren (waaronder zes vrouwen) zouden er vijf mannen zijn met een (zichtbare) penis.

Dat oordeel moet wat de historicus Christopher Monk betreft bijgesteld worden: hij ontwaarde een zesde man met afgebeelde penis, schrijft The Guardian vrijdag. 

Het wereldberoemde borduurwerk van 70 meter bij 50 centimeter, dat rond 1068 gemaakt werd, verbeeldt in stripvorm de Slag bij Hastings in 1066. Op het werk zijn 626 mensen te zien, 190 paarden, 35 honden, 506 andere dieren, enkele gebouwen en wat bomen en struiken. Het was de slag waarbij Willem de Veroveraar op het slagveld de Engelse koning Harold II versloeg. Harold was negen maanden eerder op de troon terechtgekomen, terwijl die eerder was beloofd aan Willem. 

Wie heeft het grootste paard?

Op het Tapijt van Bayeux zijn zowel de aanloop als de slag zelf te zien. Zo is bijvoorbeeld de belofte aan Willem de Veroveraar afgebeeld, en de instemming van Harold II met de opvolging van zijn oom door Willem. Behalve de aanloop is ook de negen uur durende strijd op 14 oktober 1066 erop te zien, die eindigde met de dood van Harold (de kijker ziet hem met een pijl in zijn oog). De overwinning is aan Willem, en dat had de kijker al kunnen weten, want diens paard is op het werk het grootst van allemaal. „Zo zie je maar: size matters”, merkt The Guardian droogjes op.

Het is een even onbeduidende als vermakelijke discussie bij een werk dat geprezen wordt om de manier waarop de dynamiek, de chaos en empathie allemaal zo precies zijn weergegeven in houdingen, gezichtsuitdrukkingen en gebaren van de figuren op het tapijt. Archeologen en historici hebben zich al vaak over het werk gebogen, en wat dat betreft mag het best verrassend zijn dat er tot 2018 alleen aandacht was voor de genitaliĂ«n van de paarden (waarvan dus niet eens de helft met een penis is toebedeeld) en niet voor die van de mannen. 

Alles is inmiddels zo’n beetje tot in detail bestudeerd, geteld en geĂŻnterpreteerd. Daar is nu dan de 94ste penis bij gekomen. Historicus Monk vond een zesde in een rennende man die een penis onder zijn tuniek uit laat bungelen: „Ik twijfel er niet aan dat het aanhangsel een afbeelding is van mannelijke genitaliĂ«n – de ontbrekende penis, zullen we maar zeggen. De details zijn anatomisch gezien verrassend rijk”, lichtte hij zijn vondst toe. Garnett daarentegen is ervan overtuigd dat het om de schede van een zwaard of een dolk gaat. Wie er gelijk heeft, blijft in het midden: the penis is in the eye of the beholder.

Met dank aan NRC

Unter einem Zuckerhimmel

Terwijl ik zelf al wekenlang helemaal ‘in Kiefer ben’, kwam de buurvrouw, die ook ‘in Kiefer’ blijkt te zijn, aanzetten met deze onwaarschijnlijk mooie Duitse dichtbundel – met tussen de ballades en de verzen door meesterlijke aquarellen, die gewoon van de pagina’s afspatten.
Dit juweeltje scannen durf ik niet (behalve de kaft), dus raapte ik alles bij elkaar wat ik online maar kon vinden. Mét de nodige commentaren en aanbevelingen:

Unter einem Zuckerhimmel

Wir spielen
unter einem Zuckerhimmel
Krieg,
nennen flackernde
Strohfeuer
Ewigkeit
und jede Katastrophe
einen Sieg.
Was immer auf uns niederfÀhrt:
Wir nehmen es gelassen,
heiter
und spielen
und spielen weiter
unter einem Zuckerhimmel Krieg.
 Heimkehr von den Irrfahrten 
– Christoph Ransmayr und Anselm Kiefer schufen ein Buch, das ĂŒberdauern wird
Publiziert am 2. Januar 2023 von Frank Dietschreit

Odysseus ist mĂŒde und ausgelaugt, viel zu lange war er unterwegs, hat unzĂ€hlige blutige Schlachten geschlagen, sich auf der Suche nach der verlorenen Heimat heillos verzettelt und ist durch das Labyrinth der Menschheitsgeschichte geirrt. Die sich um ihn und seine endlose Reise rankenden Mythen und MĂ€rchen sind ihm nur noch schnuppe und können seine Sehnsucht nicht mehr stillen.

Ausgezehrt liegt der listenreiche StĂ€dteverwĂŒster in irgendeinem Krankenhaus, lĂ€sst seine Blutwerte noch einmal checken, wartet auf seine Entlassungspapiere und seinen Pass, sieht bereits das Meer wieder vor sich „und auf seinem Spiegel / ein gleißendes Gespinst möglicher Routen, / ein KnĂ€uel von Routen der Heimkehr, / die am Ende vielleicht / alle zurĂŒckfĂŒhren / in die Ruinen von Troja.“
Mit einem durch Zeit und Raum, RealitĂ€t und Utopie irrlichternden „Odysseus“ eröffnet Christoph Ransmayr seinen neuen Band mit Gedichten und Balladen, in dem Schönheit und Schrecken, Poesie und Politik, Dichtung und Malerei sich vermĂ€hlen und zu einem göttlichen Kunstwerk vereinen. „Unter einem Zuckerhimmel“ lautet der fast idyllische Titel dieses schillernden Crossover-Projekts, zu dem der renommierte KĂŒnstler Anselm Kiefer zahllose Aquarelle beigesteuert hat.
Mit Tusche, Bleistift und Kohle hat Kiefer, dessen Werk schon oft um blutige AbgrĂŒnde, verdrĂ€ngte Kriege und vergessene Mythen kreiste, seine Farb-Fantasien den poetischen Visionen gegenĂŒbergestellt. Was Kiefer auf Gips und Karton getupft und gespritzt hat, bebildert und kommentiert nicht die Balladen und Gedichte, sondern spricht eine eigene kĂŒnstlerische Sprache, lĂ€sst mal eisig blaue, mal blutig rote Farbe auf einen Malgrund tropfen, zieht schwarze Linien und kindlich gekritzelte Buchstaben durch die erdig und steinig wirkende Landschaft.
Christoph Ransmayr lebte Jahrzehnte aus dem Koffer, machte das Unterwegs-Sein zur Lebens-Philosophie, war stets auf der Suche nach einem ĂŒberraschenden Gedanken und schönen Gedicht, durchquerte WĂŒsten, stieg auf hohe Berge und reiste zum Nordpol, war immer ein Reisender und Suchender, der „Die Schrecken des Eises und der Finsternis“ und „Die letzte Welt“ besang, „Eine kurze Geschichte vom Töten“ und den „Atlas eines Ă€ngstlichen Mannes“ beschwor.
Jetzt scheint Ransmayr zur Ruhe gekommen und lebt wieder in Wien. Doch umso dringlicher erinnert er an den ruhelos durch die Geschichte irrenden „Odysseus“, sendet uns „Nachrichten aus der Höhe“ und erzĂ€hlt vom „Trost des Steinschleifers“, der sich oft stundenlang verliert in den Tiefen kristalliner Strukturen und in ihnen „ein geheimnisvolles, laut- und zeitloses Bild der Welt“ sieht, „das ihn alle Sensationen und Schrecken / der Geschichte des organischen Lebens / vergessen lĂ€sst / und ihm verspricht: / Etwas von dieser Arbeit / wird ĂŒberdauern. / Nicht fĂŒr immer, aber lĂ€nger, / viel lĂ€nger als alles, / was welken, faulen / und schmerzen kann.“
Der Dichter als Steinschleifer: Auch die Balladen und Gedichte des heimatlos durch Gedankenwelten reisenden Poeten werden ĂŒberdauern, noch lange weiter leben und uns den Weg dahin zeigen, wohin wir doch alle immer wieder zurĂŒck kehren wollen: nach Hause. In der „Ballade von der glĂŒcklichen RĂŒckkehr“ ist der ziellos um den Globus reisende Dichter das Unterwegssein leid:
„Genug! Genug. Eines Tages ist es genug. // So weit sind wir gegangen, / so hoch sind wir hinaufgestiegen, immer höher, / bis uns der nĂ€chste Schritt ins Blaue gefĂŒhrt hĂ€tte, / in die Wolken, nur noch ins Leere“.  Erduldet hat er „Orkan. Hunger. Wunden. / Höhenwahn. Fieber. Angst. / Die Erschöpfung oder das Heimweh.“
Doch jetzt reicht es: „Eines Tages kehren wir unseren TrĂ€umen / den RĂŒcken / und machen uns auf den Weg in die Tiefe, / zurĂŒck zu den Menschen“, wollen nur noch „nichts wie weg. / Wir wollen nach Hause!“ Doch das Zuhause muss kein Ort, kann auch eine Erinnerung sein: an die „Buchstabensuppe, deren Lettern auf dem Tellerrand von meiner Mutter zu Zeilen angeordnet wurden“, den Gedanken, dass „Verse und gesungene Strophen die vollendete Form einer Geschichte“ sein und Balladen den Krieg besingen, aber nicht bannen können:
„Wir spielen / unter einem Zuckerhimmel / Krieg, // nennen flackernde / Strohfeuer / Ewigkeit // und jede Katastrophe / einen Sieg. // Was immer auf uns niederfĂ€hrt: / Wir nehmen es gelassen, / heiter // und spielen / und spielen weiter / unter einem Zuckerhimmel Krieg.“
Dass Autor und Maler sich lange schon kennen und schĂ€tzen, Ransmayr dem Freund ein literarisches Denkmal setzte („Der Ungeborene oder Die Himmelsareale des Anselm Kiefer“), der sich jetzt sich mit zeitlos-schönen Bildern revanchierte, darf man getrost einen GlĂŒcksfall nennen. Ein Prachtband zum Verweilen und TrĂ€umen, ein Buch, das man immer wieder neu lesen und anders betrachten kann. Ein Buch, das ĂŒberdauern wird.
Christoph Ransmayr: „Unter einem Zuckerhimmel. Balladen und Gedichte“, illustriert von Anselm Kiefer. S. Fischer Verlag, 208 S., 58 Euro.
__________________________
Infos:
Christoph Ransmayr, geboren 1954, lebt nach Jahren in Irland und auf Reisen wieder in Wien. FĂŒr seine Romane „Die Schrecken des Eises und der Finsternis“, „Die Letzte Welt“, „Morbus Kitahara“, „Der fliegende Berg“, „Cox oder Der Lauf der Zeit“, „Der Fallmeister. Eine kurze Geschichte vom Töten“ und „Atlas eines Ă€ngstlichen Mannes“ erhielt der Autor zahlreiche, auch internationale Auszeichnungen. „Unter einem Zuckerhimmel“ ist der zwölfte Band seiner Buch-Reihe „Spielformen des ErzĂ€hlens“. (FD)
Anselm Kiefer, geboren 1945, zĂ€hlt zu den bedeutendsten und innovativsten KĂŒnstlern der Gegenwart. Mit Malerei, Bildhauerei, Fotografie, Film und Installation versucht er immer wieder, sich der jĂŒngeren deutschen Geschichte zu stellen, das „Nichtdarstellbare“ zu erfassen und Motive und Themen aus Philosophie und Literatur, Wissenschaft und Religion in Bilder zu verwandeln. 2008 erhielt er (als erster bildender KĂŒnstler) den Friedenspreis des Deutschen Buchhandels.
“was pulen runter umeme LĂŒchenhimmel”
Eine Augenweide. Sie erinnern uns daran, warum wir lesen und warum wir leben. Sie machen Lust und hungrig auf die Welt. (“ARD/Druckfrisch”) 
De afbeelding toont een spread uit het boek “Unter einem Zuckerhimmel: Balladen und Gedichte” van Christoph Ransmayr. 
 Ein großformatiger, opulent ausgestatteter Band im Werk von Christoph Ransmayr: Balladen und Gedichte, illustriert von Anselm Kiefer

»In den ersten jener abenteuerlichen, von RĂ€tseln erfĂŒllten Jahre, die manchmal schwĂ€rmerisch Kindheit genannt werden, habe ich ErzĂ€hlungen vor allem als GesĂ€nge gehört.« Die ersten Geschichten im Leben Christoph Ransmayrs waren die GesĂ€nge eines hĂ€uslichen Frauenchors, in dem seine Mutter und mit ihr eine Magd alles, was einem Kind erzĂ€hlt werden sollte, sangen. Diesem Beispiel folgend erzĂ€hlt Christoph Ransmayr nun in Balladen und Gedichten von abenteuerlichen Reisen nicht nur ins Hochgebirge, in das Blau des Himmels oder an den Meereshorizont, sondern durch die Zeit.

Anselm Kiefer hat Ransmayrs Balladen und Gedichte mit Serien von Aquarellen begleitet, die er ausschließlich fĂŒr diesen Band geschaffen hat. Die vorliegende opulent ausgestattete Sammlung verschrĂ€nkt die Sprache Christoph Ransmayrs mit der Kunst Anselm Kiefers. »Unter einem Zuckerhimmel« erscheint als der zwölfte Band, als Sonderband, in Christoph Ransmayrs Reihe »Spielformen des ErzĂ€hlens«.
De afbeelding toont een kunstwerk dat deel uitmaakt van de publicatie “Unter einem Zuckerhimmel: Balladen und Gedichte” van Christoph Ransmayr. Dit boek bevat ballades en gedichten van Ransmayr, geĂŻllustreerd door Anselm Kiefer. De tekst “heiter” (vrolijk/opgewekt) is ook zichtbaar in de afbeelding, wat mogelijk een fragment of een titel binnen het werk is. 

Ausgezehrt liegt der listenreiche StĂ€dteverwĂŒster in irgendeinem Krankenhaus, lĂ€sst seine Blutwerte noch einmal checken, wartet auf seine Entlassungspapiere und seinen Pass, sieht bereits das Meer wieder vor sich „und auf seinem Spiegel / ein gleißendes Gespinst möglicher Routen, / ein KnĂ€uel von Routen der Heimkehr, / die am Ende vielleicht / alle zurĂŒckfĂŒhren / in die Ruinen von Troja.“

Integreren voelt sinds ‘Gaza’ voor sommigen mislukt: ‘In Nederland betekent het vooral: lever een stukje in van jezelf’

INTERVIEW

Nuweira van Goens Youskine, Sami Simreen en Sara Shawkat | over de integratie Hoewel het niet geldt voor iedereen, voelt de oorlog in Gaza voor sommige mensen met een migratieachtergrond als een keerpunt. „Wat de genocide in mij heeft losgemaakt, is dat 29 jaar aan integreren voor niks voelt.”
Majda Ouhajji, NRC, vanuit Amsterdam/Den Haag op3 juli 2025
Klik op foto’s voor vergroting

Lang leefde Sara Shawkat (36) met het idee dat ze geluk heeft gehad dat ze aan de Midden-Oosterse cultuur was ‘ontsnapt’. „Indoctrinatie”, noemt ze dat nu. „Dat het zo’n privilege is dat ik in Nederland mag wonen. Het Westen wil andere culturen maar al te graag de les lezen over normen en waarden.” De voedselprogrammamaker, die op zesjarige leeftijd vanuit Irak naar Nederland kwam, gelooft niet meer in dat ‘voorrecht’. De genocide in Gaza heeft voor haar pijnlijke, maar ook bevrijdende zaken blootgelegd.

De oorlog in Gaza maakt veel los. Vele tienduizenden mensen demonstreren en roepen de politiek op actie te ondernemen. Op persoonlijk vlak heeft het voor sommigen met een migratieachtergrond ook iets anders aangewakkerd. Eerder dit jaar noemde de auteur Sinan Çankaya in NRC â€˜Gaza’ een omslagpunt. „Fuck integratie”, zei hij, waarom nog meebewegen in een maatschappij die genocide vergoelijkt?

Voor Shawkat is dat herkenbaar. „De genocide heeft in mij losgemaakt dat 29 jaar aan integreren eigenlijk voor niks voelt. Ik heb geleefd in de veronderstelling dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creĂ«ren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geĂ«mancipeerde, westerse versie.”

Ik dacht dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creëren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geëmancipeerde versie
Sara Shawkat

Shawkat heeft het gevoel – evenals twee anderen die NRC sprak – dat de normen en waarden waar migranten in Nederland mee opgroeien, niet voor iedereen gelden. Dat ze altijd ‘de ander’ zullen blijven, hoe goed ze ook ‘integreren’. Hoewel dat een deprimerende conclusie lijkt, heeft ze ook iets bevrijdends. Voor Shawkat is het Westen niet meer het ideaal. „Als iemand moet integreren, dan is het Europa wel, het Westen. Het moet van ons leren hoe het is om je om elkaar te bekommeren.”

Integratie wordt al decennia vaak van stal gehaald wanneer iets misgaat in Nederland. Een paar maanden geleden zei premier Dick Schoof nog dat Nederland â€žeen integratieprobleem” heeft, naar aanleiding van de Maccabi-rellen in Amsterdam. Nederlanders met een migratieachtergrond werden vervolgens aangesproken op zaken waar het merendeel niets mee te maken heeft gehad.

Shawkat: „Ik denk dat integratie in Nederland vooral betekent: lever een stukje van jezelf in. Je mag dan een andere naam hebben, we willen wel gewoon dat je Nederlander bent.”

Mondiger

Integratie, zegt islamoloog en oud-columnist van Trouw Nuweira van Goens Youskine (47), is an sich een neutrale term. Een minderheidsgroep past zich aan een dominante groep aan, met behoud van eigen waarden en cultuur. “Maar het begrip is natuurlijk al lang niet meer objectief. Vaak wordt het gebruikt in de zin van goed versus kwaad. De dominante groep wordt gezien als ‘goed’, de minderheidsgroep als ‘fout’.”

Van Goens Youskine verwijst naar het debat over de islam van afgelopen decennia. “Daarbij werd gezegd dat je als moslim eigenlijk wel af moest van de islam. Je kunt er wel bij horen, maar dan moet je wel je islamitische identiteit afwerpen.” Dat zag je volgens haar in de media vanaf de jaren negentig. „Steeds als je de tv aandeed, was er wel een ex-moslim die aanschopte tegen de islam van zijn of haar ouders. Ze werden juichend binnengehaald, want zij waren wĂ©l goed geĂŻntegreerd.”

Integratie is al lang niet meer een objectief begrip
Nuweira van Goens Youskine

Dat debat heeft ook veel invloed gehad op Shawkat – vooral na de aanslag van Al-Qaida op 11 september 2001. „Ten tijde van 9/11 was ik elf en vanaf dat moment stond ‘Allahu akbar’ ineens symbool voor geweld. En op zo’n moment denk je: ik moet me vooral zo niet-Arabisch en niet-moslim mogelijk gedragen. Dat is echt in mij gaan zitten.”

Maar migranten, ook moslims, werden afgelopen jaren mondiger, ziet Van Goens Youskine. „De minderheidsgroep stelt inmiddels vragen aan de dominante groep: moet die dominante groep zich niet óók aan de eigen spelregels houden?” Denk aan de Gaza-oorlog. „De minderheid zegt: we hebben twintig jaar niks anders gehoord dan dat we de normen en waarden van de democratische rechtsstaat moeten respecteren. Dat begint met je aan de mensenrechten houden. En wat zien we nu in Gaza? Alle basismensenrechten, menselijke waarden worden volledig genegeerd.”

Oudtante

Het verbaast de Palestijnse Amsterdammer Sami Simreen (32) niet. „Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen en de Verenigde Staten nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen. Dat ze niks hebben geleerd van de Holocaust.”

Culinair ondernemer Simreen verhuisde acht jaar geleden naar Nederland. Hij ziet de reacties op de oorlog in Gaza niet als omslagpunt, omdat hij het westerse beeld nooit als ideaal beschouwde. „Alle maskers vielen af, al die zogenaamde democratieĂ«n die altijd met hun vingers wijzen naar andere landen en hen vertellen dat ze zich aan de internationale rechten moeten houden.” Simreen ziet die landen nu niet met hun vingers wijzen naar IsraĂ«l, dat in Gaza mensenrechten schendt.

Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen
Sami Simreen

Van Goens Youskine: „Iemand zei: ‘Gaza heeft me tot op moleculair niveau veranderd.’ Dat vond ik zo treffend. Alle zekerheden staan op zijn kop, niks is meer hetzelfde.” Ze wordt fel wanneer ze spreekt over de beelden uit de Gazastrook die het Westen bereiken: ze begrijpt niet hoe mensen daar zo weinig interesse voor leken te hebben, zeker de eerste maanden van de oorlog. „Er is geen enkel excuus, mensen weten het of ze kĂșnnen het weten. Hoe slaap je nog ’s nachts? Hoe kun je dit laten gebeuren? Baby’s laten vermoorden? Ouders die de resten van hun kinderen uit het puin moeten zoeken? Mensen die uitgehongerd worden? Die hulp zoeken en neergeschoten worden?”

Een verhaal waarmee de oud-columniste is opgegroeid, is dat van haar oudtante Noor Inayat Khan, een spion voor de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze werd ingezet in Frankrijk en speelde informatie door aan het Verenigd Koninkrijk. In 1944 werd ze verraden, naar een concentratiekamp afgevoerd en geëxecuteerd. In Londen staat een standbeeld van Inayat Khan, die postuum meerdere onderscheidingen kreeg.

Het voelt wrang voor Van Goens Youskine: „Zij heeft als verzetsstrijder het ultieme offer gebracht. Dat wordt nu als het ware tenietgedaan. Waar heeft ze dit voor gedaan, als nu weer een ander volk wordt vernietigd?”

Hummus

De Gaza-oorlog heeft voor Shawkat, die naast haar werk als psycholoog een kookboek over de Iraakse keuken heeft geschreven, duidelijk gemaakt dat „mensen wel dol zijn op hummus, maar niet op de mensen erachter”. „Dan blijft de interesse in de Midden-Oosterse cultuur toch in oriĂ«ntalisme hangen.” Er waren mensen die zich van haar afkeerden toen ze zich uitsprak tegen het geweld in Gaza. „Hoezo zijn ze verrast dat ik erop tegen ben dat mensen die op mij lijken gebombardeerd worden?”

De oorlog heeft Simreen laten inzien dat in de Nederlandse samenleving mensen met een migratieachtergrond als ‘anders’ worden gezien. Hij maakte dat zelf ook mee. Vlak na 7 oktober liep hij langs het gemeentehuis van Amsterdam, waar de IsraĂ«lische vlag uithing. Daar stond een man met een Palestijnse vlag. Simreen benaderde de man en werd toen aangesproken door een passerend Nederlands stel. „Ze zeiden dat ik het vast fijn vond, dat Hamas zoveel IsraĂ«liĂ«rs had gedood. En ze feliciteerden me. Ik dacht: wat gebeurt hier? Ze hadden meteen allerlei aannames over me. En ik dacht: wat is er mis met jullie?”

„De reacties op de genocide hebben me laten zien dat ik geen gelijkwaardige ben”, zegt Simreen. „En dat ik het nooit zal zijn. Je kunt de taal leren, je best doen om onderdeel uit te maken van de maatschappij. Maar het is een samenleving die je niet ziet als gelijkwaardig.”

De integratie is mislukt, vindt Simreen. „Als nog steeds mensen worden ontmenselijkt omdat ze anders zijn – of ze nu een migratieachtergrond hebben of queer zijn – dan heb je gefaald als maatschappij. Ik zie er wit uit en heb nooit problemen gehad. Maar als ik een keffiyeh draag, dan word ik gezien als de vijand, als een terrorist. Het laat zien dat er geen succesvolle manier is van integratie.”

Divers

„Ik hoef niet te worden zoals anderen”, zegt Simreen. „Ik wil geen broodje kaas voor de lunch. Het gaat om het vieren van verschillen, diversiteit maakt een samenleving interessant. Ze levert meer creativiteit, intelligentie en empathie op. En we kunnen niet allemaal hetzelfde zijn.”

Het vieren van haar Iraakse achtergrond was voor Shawkat de reden om kookboek Noomi te schrijven. „Opgroeien in Nederland betekent toch meekrijgen dat de Nederlandse cultuur superieur is aan het mondiale zuiden. En als dat ergens nĂ­Ă©t voor geldt, dan is dat voor het eten.”

Met haar kookboek wilde ze haar plek in de maatschappij innemen door haar cultuur te belichten. „Ik had dat nodig. Zodat ik één kon worden met dat stukje van mij. Het was ook bedoeld als een omgekeerde integratie. Ik had tot mijn dertigste al het werk gedaan, nu wilde ik dat mensen ook interesse in mijn cultuur zouden tonen.”

Nuweira van Goens Youskine, Sami Simreen en Sara Shawkat. FOTO’S MERLIJN DOOMERNIK

Met dank aan NRC

Anselm Kiefer, ‘Waldsteig’

Boven: 
Anselm Kiefer, Waldsteig (2023) –
Emulsie, olie, acryl, schellak, bladgoud en elektrolysediment, 280 x 380 cm

Het verhaal bij de video staat hieronder:
’Net als bij Van Gogh
’
“Waldsteig is een zo een groot doek dat het mij bijna opslokte. De kleuren zijn aards: diepe bruintinten en geel. Hier en daar zag ik kleine verfstreek met rood/oranje. Het gevoel dat ik kreeg bij het kijken was alsof de aarde zelf was opgestaan en zichzelf op het doek had gesmeerd. 
Ik rook de geur van aarde in de zaal en terwijl ik keek naar Waldsteig beeldde ik mij in dat ik in een verlaten schuur stond, waar tijd en stof zich hadden opgehoopt. 
Het schilderij gemaakt van emulsie, olieverf, acrylverf, schellak, bladgoud en bezinksel van elektrolyse op het doek. Net als bij Van Gogh ligt de verf dik op het oppervlak. Ik heb geprobeerd om de dikke lagen verf vast te leggen. 
De naam is tevens de titel van de liefdesroman van Adalbert Stifter uit 1845.
Waldsteig is geen schilderij; dit was een landschap waar ik even doorheen dwaalde.

KunstKieken.nl
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten

Kiefer Overzicht[1]

  • ‘Kunst kan niet op zichzelf bestaan. Ze moet putten uit een bredere kennis. Ze moet de littekens van de wereld, de wonden van het leven dragen.’

“Anselm Kiefers voortdurende fascinatie voor cultureel geheugen, identiteit en geschiedenis geeft zijn werken een gelaagde inhoud, gevoed door een verscheidenheid aan historische, mythologische en literaire bronnen. Deze omvatten verwijzingen naar Griekse en Germaanse mythologie, alchemie en christelijke symboliek, evenals de geschriften van onder anderen de gevierde middeleeuwse tekstschrijver Walther von der Vogelweide, de in RoemeniĂ« geboren dichter Paul Celan, de Franse dichter en criticus Charles Baudelaire, de Russische futurist Velimir Chlebnikov en de Oostenrijkse naoorlogse dichter Ingeborg Bachmann.
In de afgelopen veertig jaar heeft Kiefers praktijk zich ontwikkeld door de accumulatie, vermenging en herbewerking van thema’s, motieven en constellaties die in diverse media terugkeren. De taal van het materiaal speelt een essentiĂ«le rol in zijn werk, dat vaak een sedimentaire geologische textuur heeft. Sterk symbolische verbindingen ontstaan ​​door lood, beton, aarde, gedroogde planten, glas, prikkeldraad en de aanwezigheid van gevonden voorwerpen zoals boeken, zeisen en scheepsmodellen. Lood is van bijzonder belang voor de kunstenaar, die het omschreef als ‘het enige materiaal dat zwaar genoeg is om het gewicht van de menselijke geschiedenis te dragen’. Veel van zijn gekozen materialen en thema’s bevatten alchemistische verwijzingen, zoals de transmutatie van onedele metalen in goud, wat een metafoor wordt voor spirituele verlichting.”


Herbsttag

Herr, es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren lass die Winde los.

Befiehl den letzten FrĂŒchten, voll zu sein;
gib ihnen noch zwei sĂŒdlichere Tage,
drÀnge sie zur Vollendung hin, und jage
die letzte SĂŒĂŸe in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die BlÀtter treiben.

Rainer Maria Rilke, 21.9.1902, Paris

Vier video’s[1]

Mein Rhein
Hommage Ă  un poĂšte
Im Gewitter Der Rosen


[1] Met dank aan Thaddaeus Ropac Galleries 

Lieve Klaaske

Zonnebloemen op, wie weet, de warmste dag van het jaar – terwijl de zomer net begonnen is. Wij koesteren hier ons veilige huis, met de driedubbele ruiten, de rolluiken en recent het elektrisch bedienbaar zonnescherm.

Langzaam daalt zij neer – oranje boven!

Boven ons niet meer dat zinderende asfalt, waar we dertig jaar onder gewoond hebben:

terwijl overal om ons heen mensen van een dak boven het hoofd beroofd worden: ‘The Age of Destruction – of hadden we die al gehad? Terwijl wij hier al die tijd in vrede geleefd hebben – nou ja, wij hebben in ons allereerste begin met de tenen in het geweld gestaan, oorlogskinderen als we zijn, onuitwisbaar


En waarom het leven je gegeven is, dít leven óns gegeven is – wie zal het zeggen? Het gaat dan al gauw over de sterren – terwijl het zó dichtbij is, zó voor de hand ligt
 En natuurlijk zijn er boze tongen die het je misgunnen, het plat maken als een dubbeltje, je precies kunnen vertellen wat er allemaal aan ontbreekt. Maar wij koesteren het geluk dat ons ten deel viel, de zegen die zomaar uit de hemel leek te komen – de zin die we zelf niet hadden kunnen verzinnen


Zo gaan wij dat alweer zestigste jaar van vereniging in – wie weet komt daarna Halsema wel op bezoek met een lintje en een oorkonde – voor hen die daar als Stichting ‘Zen als leefwijze’ te boek staan.
Wie komt er straks de kussentjes tellen?

Bovenaan: Anselm Kiefer, “Sonneblumen”, 2023.

De oorlogen in het Midden-Oosten snap je alleen als je apocalyptisch geloof snapt

Foto boven: De Tempelberg in Jeruzalem, eerder deze maand. FOTO AMMAR AWAD
Het is tijd om de religieuze narratieven in het Midden-Oosten veel serieuzer te nemen, betogen Beatrice de Graaf en Stefan Paas. Welkom in het universum van de apocalyptische geopolitiek.
Gepubliceerd op 27 juni 2025 
Je weet dat je in een ander universum bent aangekomen als je Tucker Carlson als de stem van de rede gaat zien. Precies dat gebeurde vorige week in het podcastgesprek van Carlson met de Texaanse senator Ted Cruz. Cruz verdedigde vol vuur het besluit om Iran te bombarderen, want „de Bijbel zegt dat wie IsraĂ«l steunt gezegend zal worden en wie IsraĂ«l niet steunt, wordt vervloekt”. Carlson, ook een christen, veegde vervolgens de vloer met Cruz’ misleide bijbeluitleg aan.


Welkom in het universum van de apocalyptisch geĂŻnspireerde geopolitiek. In alle verslagen en berichten over de oorlog in het Midden-Oosten wordt te weinig aandacht besteed aan de doorwerking van eindtijdvoorstellingen in de escalatie.
Waarom dat is? Misschien wel omdat het conflict zĂł complex is, zo gelaagd en diepgeworteld, dat het heel verleidelijk is om het dan maar plat te slaan. Het zijn de kolonisatoren versus de onderdrukten. Het is Iran tegen Amerika. Het gaat om macht. Om geld. Om olie. Of, altijd goed in situaties waar religie en ideologie een rol spelen: ze zijn gek geworden.

Als coping-mechanismes voor commentatoren en lezers in tijden van onzekerheid mag dit werken. Als geopolitieke leidraad niet. De seculiere knip tussen ‘geloof en politiek’ is een misvatting die in het overgrote deel van de wereld niet opgaat. Al helemaal niet in het Midden-Oosten.
Kortom, het is tijd om de religieuze narratieven in de oorlog in het Midden-Oosten serieus te nemen: religie geeft met behulp van verhalen, boeken, rituelen, handelingen, preken en gezangen

vorm en richting aan ontwikkelingen die al gaande zijn. Vooral verhalen over de Eindtijd, over de laatste strijd die op handen zou zijn, en die de Apocalyps, (de onthulling) zou inluiden, doen het goed als het gaat om het verder mobiliseren van mensen die al boos, bang, arm, onderdrukt zijn.
‘Verlost’ Palestijns volk

En laat dat nu net gaande zijn in IsraĂ«l, in het bijzonder rondom de Tempelberg. Toen IsraĂ«lische politiemensen in mei 2021 Palestijnse gelovigen verhinderden om in de Al-Aqsamoskee te gaan bidden, brak er een opstand uit. Hamas verklaarde dat de Palestijnen niet zouden rusten voordat ze het heiligdom hadden veroverd op de Joden. Want ‘alleen dan zal het Palestijnse volk verlost zijn’. Ook na de aanval van Hamas op IsraĂ«l, op 7 oktober 2023, verklaarde de Palestijnse leider Haniyeh met Koranteksten dat de Eindtijd in vervulling zou gaan, en dat Palestijnen zich bij de strijd moesten voegen en als martelaren naar de hemel zouden gaan
Omgekeerd hadden IsraĂ«lische ministers zoals Itamar ben Gvir en Bezalel Smotrich niet nagelaten te eisen dat het joodse volk „Judea en Samaria” weer in handen zou krijgen, de oudtestamentische benaming voor de Westbank, en dat de Palestijnen sowieso voorgoed en helemaal van de Tempelberg verdreven zouden moeten worden. Sterker nog, het was tijd, Eindtijd, om de ‘Derde Tempel’ te bouwen: de tempel die na verwoesting van de eerste, oorspronkelijke door de BabyloniĂ«rs, en van de tweede door de Romeinen, zou herrijzen als teken van de naderende komst van de Messias. De plaats waar dat moest gebeuren: bij de Klaagmuur, precies op de plek van de Al-Aqsamoskee, wat volgens moslims juist het derde heiligdom van de Islam is, omdat de profeet Mohammed daar ten hemel zou zijn gevaren (Mi’raj).
En om de opeenstapeling van territoriale eindtijdverwachtingen af te maken: de Al Aqsamoskee is ook voor veel sjiieten (Hamas is soennitisch) de plaats waar de Twaalfde Imam mogelijk zal terugkeren om recht en vrede te herstellen en het begin van de eeuwigheid (en het einde der tijden dus ook) in te luiden. Voor Iran is IsraĂ«l bovendien de ‘kleine Satan’ en zijn moslims wereldwijd geroepen om hun ‘ticket to heaven’ via de strijd tegen IsraĂ«l te winnen, en zo het einde van de ‘occultatie’ (de verhulling) van die Twaalfde Imam te bespoedigen.
Verkeersplein van goden

Maar nu zijn we er nog niet. Als een waar apocalyptisch verkeersplein van goden, maar dan zonder vangrails of stoplichten, is Jeruzalem, en in het bijzonder de Tempelberg, ook het projectiescherm voor christelijke zionisten. Voor veel Amerikaanse (en in mindere mate Europese) christenen zoals Ted Cruz gaat de leer van het ‘dispensationalisme’, ofwel de bedelingenleer op. Die houdt in dat de eindtijd zich zal voltrekken volgens een dienstregeling. De Messias zal terugkomen op de wolken, maar dan moet eerst het volk IsraĂ«l in zijn oorspronkelijke land, en dus ook met zijn tempel, hersteld worden. Ook moet er volgens die leer nog een massabekering van joden volgen, maar dan breekt ook het rijk van recht en vrede aan.
De tragiek is dat op dit verkeersplein elke religieuze stroming put uit gedeelde tradities, maar dat elk zijn eigen eindtijds-route rijdt, op ramkoers met de andere. Allemaal verwachten ze een eindstrijd en één god die wint, die van henzelf.
Wanneer nu buitenstaanders gaan roepen dat één verhaal wel heel bijzonder slecht is, en tot genocide leidt, dan maakt dat de aanhangers van dat verhaal niet milder. Ze zullen harder gaan razen. Sterker nog, ze raken er alleen maar nog meer van overtuigd dat die ander bezig is hun verhaal, en henzelf, uit te roeien. De ander is een trawant van de Antichrist, een onwetende collaborateur van Gog en Magog (de apocalyptische monsters uit het Bijbelboek EzechiĂ«l). Vijftigduizend doden is een sterk argument daarvoor. Net zo goed als dat meer IsraĂ«li’s dan vóór 7 oktober van mening zijn dat Hamas nooit zal stoppen met de terreur.
Noch het roepen van ‘genocide’ richting Israel (hoe terecht ook), noch het vergoelijken van Hamas als een antikoloniale verzetsbeweging, laat staan de Trumpiaanse Gaza Resort-illusies, doen recht aan deze grondgebonden religieuze verlangens. Het laat ook zien dat IsraĂ«l en de Palestijnen hier niet zelfstandig uit kunnen komen. Daarom is het tijd om eerst goed te begrijpen hoe diep veel

deelnemers aan het conflict in zo’n eschatologische mindset zitten. Daarna, maar pas echt daarna, is het tijd om de massaradicalisering te bevriezen en een andere, meer inclusieve route naar recht en vrede te vinden.
Het haalt weinig uit als we hier aan de zijlijn schreeuwen en radicaal partij voor één van beide kiezen. Daarentegen moeten EU en VS, samen met de landen in de regio, artikel 194 van de VN eindelijk serieus nemen, waarin onder meer staat dat Palestijnse vluchtelingen recht hebben op terugkeer. Wat hielp in het verleden in situaties van ideologische massaradicalisering waren grootschalige vredesconferenties in de regio, mét internationale troepenmachten die vrede afdwongen en handhaafden. Niet omdat de we eschatologie niet serieus nemen, maar omdat we het juist zo serieus nemen, dat we ook erkennen dat er met al die rondrazende profeten in afwachting van die Eindtijd maar beter wat extra verkeersborden en regelaars kunnen worden neergezet.
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC van 28 juni 2025.

Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar en historicus (Universiteit Utrecht) en columnist van NRC.
Stefan Paas is hoogleraar missiologie en publieke theologie (Vrije Universiteit en Theologische Universiteit Utrecht). Ze maakten samen over dit onderwerp een aflevering van De Ongelooflijke Podcast.


Anouar Brahem “The Astounding Eyes Of Rita”

Op dit legendarische album van Anouar Brahem is geen stukje tekst te vinden – behalve in het cd-boekje, daarin staat als enige het titelgedicht van Mahmoud Darwish [1]

 

Rita and the Rifle

Between Rita and my eyes
There is a rifle
And whoever knows Rita
Kneels and plays
To the divinity in those honey-colored eyes

And I kissed Rita
When she was young
And I remember how she approached
And how my arm covered the loveliest of braids
And I remember Rita
The way a sparrow remembers its stream
Ah, Rita
Between us there are a million sparrows and images
And many a rendezvous
Fired at by a rifle

Rita’s name was a feast in my mouth
Rita’s body was a wedding in my blood
And I was lost in Rita for two yearsvAnd for two years she slept on my arm
And we made promises
Over the most beautiful of cups
And we burned in the wine of our lips
And we were born again

Ah, Rita!
What before this rifle could have turned my eyes from yours
Except a nap or two or honey-colored clouds?
Once upon a time
Oh, the silence of dusk
In the morning my moon migrated to a far place
Towards those honey-colored eyes
And the city swept away all the singers
And Rita

Between Rita and my eyes –
A rifle

In: Anouar Brahem   The Astounding Eyes Of Rita   (cd-boekje
 
  [1] Mahmoud Darwish of Mahmoed Darwiesj (Arabisch: Ù…Ű­Ù…ÙˆŰŻ ŰŻŰ±ÙˆÙŠŰŽ) (Al-Birka, Palestina, 13 maart 1941 - Houston (Texas), 9 augustus 2008) was een Palestijns dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. Dichter Naomi Shihab Nye schreef over het werk van Darwish: "Darwish is de levensadem van het Palestijnse volk, de welsprekende getuige van ballingschap en ontvreemding..." In 2004 ontving Darwish de Grote Prins Claus Prijs voor zijn oeuvre. Zijn werk werd in meer dan twintig talen vertaald.  

Haaretz: Israëlische militairen geven toe dat ze bewust op ongewapende Palestijnen schieten bij noodhulppunten

Gemilitariseerde voedselhulp 
„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair tegen de IsraĂ«lische krant Haaretz
Auteurs Luuk Diepeveen, NRC
Gepubliceerd op 27 juni 2025 om 15:38
Palestijnen rouwen om een geliefde, gedood door IsraĂ«l bij een noodhulppunt van GHF (24 juni 2025). FOTO AFP/EYAD BABA

IsraĂ«lische militairen krijgen van hun oversten opdracht om op uitgehongerde Palestijnen te schieten die wachten op voedsel bij de distributiepunten van de omstreden hulporganisatie Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dat blijkt uit een vrijdag verschenen artikel van de IsraĂ«lische krant Haaretz, die met meerdere IsraĂ«lische militairen hebben gesproken.

„Het is een moordveld”, zegt een van de militairen tegen Haaretz. „Waar ik was gestationeerd werden per dag tussen de een en vijf mensen gedood”. Bij de noodhulppunten van GHF zijn volgens het mensenrechtenbureau van de VN sinds de opening eind mei zeker 410 Palestijnen gedood door IsraĂ«l.

Intussen heeft de advocaat-generaal binnen het Israëlische leger (IDF) opdracht gegeven om mogelijke oorlogsmisdaden van militairen bij voedseldistributie te onderzoeken. Dat meldt Haarzetz.

Beschietingen volgen patroon

Bronnen stellen tegen de krant dat de beschietingen een duidelijk patroon volgen. De distributiepunten zijn doorgaans elke ochtend een uur open. Daarvoor schiet IDF op mensen die te vroeg in de rij willen gaan staan. Na de sluiting schieten militairen op de menigte om deze weg te jagen.„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair. „Soms stormen we van dichtbij op ze af.” Er gaat „geen dreiging” uit van de Palestijnen. „Ik kan me geen enkel geval herinneren waarin er teruggevuurd is. Er is geen vijand, geen wapens.”

“Werken met een burgerbevolking met als enige vorm van interactie het openen van het vuur is op zijn zachtst gezegd problematisch”. Dat zegt een legerofficier die verantwoordelijk is voor de veiligheid bij een distributiepunt tegen Haaretz. „Een gevechtsteam heeft niet de middelen om met een burgerbevolking om te gaan in oorlogsgebied. Het afvuren van mortieren om hongerige mensen op afstand te houden is niet professioneel noch humaan.”

Uit de verklaringen blijkt verder dat de beveiliging van de GHF-distributiecentra uit verschillende ‘lagen’ bestaat. Binnenin de centra en in de zogeheten ‘corridors’, lange gangen tussen stalen hekken die dienen als ingang, houden Amerikanen toezicht. Daarbuiten bevinden zich Palestijnse opzichters, in sommige gevallen geaffilieerd aan de door IsraĂ«l bewapende militie Abu Shabab. De buitenste laag, op enkele honderden meters afstand, wordt gevormd door IDF-militairen.

Met dank aan NRC

62 jaar illegaal hier, maar nu moet meneer Aksas toch écht Nederland verlaten

Brahim Aksas woont al 62 jaar zonder verblijfspapieren in Nederland. Al bijna tien jaar probeert de overheid hem weg te krijgen – zal het dit keer lukken?
Auteurs Romy van der PoelAndreas Kouwenhoven
Gepubliceerd in NRC op 20 juni 2025
Brahim Aksas zegt dat hij in Algerije is geboren, maar niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen.

Op zijn laatste dag in Nederland bestelt Brahim Aksas zijn lievelingsdrankje op zijn favoriete plek in de stad. Een Heineken van de tap, in Grand Hotel Krasnapolsky op de Dam. Ogenschijnlijk onverstoorbaar zit hij er aan een tafeltje, tussen hotelgasten met lange nepwimpers en merktassen. In zijn ene hand zijn biertje, in zijn andere een verfrommelde servet. Hij is slank, klein, 73 jaar oud, maar oogt allesbehalve timide. Hij draagt, zoals altijd, een goedzittend colbert. Daarboven een blauwgestreepte stropdas van zijn favoriete voetbalclub: Ajax.


Zijn laatste dag in Nederland begon bij zijn huisarts. Brahim Aksas heeft een A4’tje met zijn gezondheidsinformatie meegekregen – in het Nederlands. Na zijn laatste afspraak bij de huisarts nam hij afscheid bij het Wereldhuis, een inloophuis voor mensen zonder papieren, waar de andere bezoekers hem ‘meneer Aksas’ noemen. Voor de gelegenheid waren er alcoholvrije bubbels. Daarna is hij naar het statige Krasnapolsky gewandeld, waar hij zich al net zo thuis lijkt te voelen. Hij knoopt een praatje aan met de ober, over Spanje als wijnland.

Brahim Aksas heeft vrijwel zijn hele leven in de illegaliteit doorgebracht. Bijna niemand heeft het zo lang volgehouden als hij, zeggen hulpverleners die ongedocumenteerden bijstaan. Maar morgen valt het doek, dan moet hij, na 62 jaar, Nederland verlaten.

Al zijn bezittingen zullen in één koffer passen


Aksas heeft koningin Juliana meegemaakt, de opening van Paradiso in 1968, hij heeft tussen de hippies op de Dam geslapen. Als hij stemrecht had gehad, zou hij op Wim Kok hebben gestemd. Aksas rekent terug naar guldens. Hij heeft vele afleveringen van Het mooiste meisje van de klas (zijn lievelingsprogramma) en Kopen zonder kijken gekeken. De gevangenis, waar hij bij elkaar opgeteld meer dan zes jaar spendeerde, noemt hij de bajes.

Maar morgenochtend zal hij om tien uur vertrekken uit zijn kamertje in de opvang voor ongedocumenteerden. Zijn sleutel moet hij inleveren. Er is een vlucht voor hem geboekt, aan het begin van de middag. Hij heeft zijn spullen nog niet gepakt, maar verwacht dat al zijn bezittingen in één koffer zullen passen.

En zo zal Brahim Aksas zijn geliefde stad Amsterdam onder begeleiding verlaten, om op zijn 73ste verplicht een nieuw leven op te bouwen in Marokko. Een land waar hij niemand kent. Hij is er naar eigen zeggen zelfs nog nooit geweest.
Als hij gaat.

In Krasnapolsky neemt Aksas nog een slok van zijn bier. Zelf vindt hij dat het nog niet per se tijd is. Als hij nog ergens een slaapplek weet te regelen, kan hij zich misschien schuilhouden. Op zijn laatste dag houdt hij zijn opties open.

Voetbalwedstrijd van Ajax

In het verhaal van Aksas zijn twee dingen zeker: dat hij geen papieren heeft en dat de Nederlandse overheid wil dat hij vertrekt. Nergens is vastgelegd waar hij vandaan komt, wanneer hij aankwam, waar hij woonde (hij is nooit ingeschreven geweest), en wat hij deed (hij mocht niet werken).

Maar zijn verhaal gaat zo.

Aksas werd rond 1950 geboren in Algerije. Hij groeide op in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankijk. Hij zegt dat hij niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen. Hij herinnert zich wel de Franse nonnen die hem opvingen. „Als kind liep ik omringd door nonnen over straat. Twee voor ons, twee achter ons, één in het midden.” Dat was, zegt hij, omdat op de nonnen niet geschoten werd. Daar, in het weeshuis, is hij begonnen met het dragen van een stropdas. „Als jongens hadden we er een met elastiek, we hoefden niet te knopen. Als we elkaar wilden pesten, trokken we eraan.”

Toen de oorlog in 1962 ten einde liep, is hij via Frankrijk in Amsterdam beland. Hij denkt dat een voetbalwedstrijd van Ajax aanleiding was, de club speelde toen al een paar jaar in het betaald voetbal. Hij weet in elk geval zeker dat hij op 2 september 1963 Amsterdam Centraal binnenreed. Hij was toen ergens rond de dertien jaar. Hij zou richting de Dam zijn gelopen, en besloten hebben nog even te blijven.

Hij wijst naar het oorlogsmonument op de Dam, de verweerde metershoge pilaar van natuursteen waar duiven op zitten en drommen toeristen worden rondgeleid. „Daar sliepen we.” Onder koningin Juliana, zegt hij, „was alles anders. Je mocht op de Dam slapen, kraken was normaal. Als je een plek zocht, ging je naar een bar in West. Daar zei je: ik heb geen huis. Twee biertjes later gingen ze iets voor je kraken, dezelfde avond nog kon je erin. Je hoefde alleen je eigen slot mee te nemen.”

Nederland probeert arbeidsmigranten te lokken, en overal is werk. Hij poetst cafĂ©s, werkt achter de bar in coffeeshops. Soms woont hij alleen, maar meestal bij vrouwen. Zijn langste relatie was met een maatschappelijk werker. „Ze was mijn begeleider in de bajes. Op de dag dat ik vrijkwam, kreeg ik haar huissleutel.” Het is, zo vindt hij nu, zijn favoriete periode geweest. „Op zaterdag op tijd naar bed, op zondag pannenkoeken eten bij oma.”

Maar de relatie gaat voorbij, en het leven wordt voor mensen als Aksas steeds ingewikkelder. Geld verdienen wordt lastig. Als in 1989 het sofinummer wordt ingevoerd, moeten werknemers zich verplicht identificeren. En dat is pas het begin. Vanaf 1998 worden mensen zonder papieren uitgesloten van alle sociale voorzieningen. Dat maakt dat Aksas geen recht op gezondheidszorg meer heeft.

Hij wordt afhankelijk van andere inkomsten, van zijn werk als, naar eigen zeggen, „gespecialiseerd zakkenroller”. Nog steeds kan Aksas rijke toeristen in één oogopslag herkennen. Hij weet welke schoenen honderden euro’s kosten en hoe een Rolex eruitziet. Hij weet waar ze komen. Hier, in Krasnapolsky. Of in het Marriott of het Americain. Het wordt zijn werkterrein. Hij begint zachter te praten. Om een goede dief te zijn, zegt hij, moet je weten wat duur is. En moet je er zĂ©lf duur uitzien. „Kleren zijn je sleutel tot de wereld. Ik draag altijd pakken. Als je dure kleren draagt, valt het niet op als je een paar briefjes van honderd in je hand hebt.”

Omdat een maatpakcollectie zich lastig met een bed in de opvang laat combineren, heeft hij zijn pakken in stomerijen door de hele stad gehangen. Om de paar weken haalt hij een schoon pak op, en laat hij er in een andere stomerij weer een achter.

Zijn pakken zijn inmiddels opgehaald, voor het geval dat hij morgen vertrekt.

Zijn telefoon trilt. Een hulpverlener. Ze heeft gehoord dat Aksas morgen naar Marokko gaat. Ze wil hem succes wensen. Aksas gaat rechtop zitten, hij begint steeds harder te praten. „Héél lief van haar”, zegt hij als hij heeft opgehangen. Het zijn vooral hulpverleners die vandaag afscheid van hem nemen.

Pas over de laatste tien jaar van zijn leven is meer terug te vinden. Dan lukt het niet meer om zelf een huis te regelen, en belandt hij in de opvang. Hij wordt afhankelijker van hulporganisaties, die aantekeningen bijhouden. Volgens coördinator Pablo Eppeling Ugarte van het Wereldhuis, het inloophuis voor mensen zonder papieren, meldt Brahim zich voor het eerst in 2019. „Echt alle Noord-Afrikanen uit Amsterdam kennen hem, hij is een soort vip”, zegt Eppelin Ugarte. „Als hij er was, kwamen ze hem allemaal begroeten. Tegen iedereen was hij aardig.” Ugarte kent Brahims verhalen, van de nonnen, van Ajax, het kraken en de coffeeshops. „Ik denk dat hij zoveel heeft meegemaakt, zijn leven lijkt wel een film”, zegt Ugarte. „Maar je weet nooit wat waar is, en wat fantasie. Hij is een verhalenverteller.”

De ultieme gentlemandief

In een vergaderzaaltje aan de gracht in Amsterdam legt strafrechtadvocaat Jessica Heilbron een dossier van Aksas op de glazen tafel. „Een dossier zonder nummer”, zegt ze. „Dat betekent: van het huis.” In de tien jaar dat ze hem bijstaat, deed ze dat vaak voor niets. Haar kantoor is zijn postadres. „Als er een brief is, komt hij tien minuten koffie drinken. Hij blijft nooit te lang.” Het dossier behelst vooral zijn criminele verleden. Aksas zat in totaal zes jaar in de gevangenis, voor een enorme lijst aan lichte vergrijpen. Insluiping, diefstal, heling. Hij kwam er vaak met een lichte straf vanaf. „Hij gebruikte nooit geweld”, zegt Heilbron.

Ze zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een verzorgde man verschijnt met een goed verhaal
Huug Loth advocaat

„Hij is de ultieme gentlemandief”, zegt advocaat Huug Loth. Hij zit ook aan de glazen tafel, hij stond Aksas bij tijdens vreemdelingenzaken. „Met Kerst stuurde hij altijd een kaartje. ‘Cher maütre’, schreef hij. Hij spreekt perfect Frans. Nou, wie wil er niet zo worden aangesproken?” Met zijn „charmante verschijning wist hij ook indruk te maken op rechters”, zegt Loth. „Die zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een piekfijn verzorgde man verschijnt met een goed verhaal.”

Maar, zeggen zijn advocaten, op een gegeven moment wordt je strafblad te lang. „Dan is je geluk op.”

In hotel Krasnapolsky weet Aksas precies wanneer dat moment voor hem aanbrak. Het was in 2016. „Ik kwam uit de bajes en opeens zeiden ze: je moet terug.” En zo begint het onderzoek naar de nationaliteit van Brahim Aksas. „Voor ik het wist zat ik in een opvang”, zegt hij. „Ik dacht: mijn god, waar ben ik nu terechtgekomen?”

Zo gaat het vaker met mensen die zonder papieren leven. „De meeste mensen weten zich lang prima te redden”, zegt Frederiek de Vlaming van de Regenboog Groep, een van de organisaties waar Aksas langsging voor hulp. „Maar hoe ouder, hoe sneller ze in de problemen komen. Mensen worden steeds afhankelijker.” Ze krijgen bijvoorbeeld gezondheidsproblemen, maar hebben geen toegang tot zorg. Ze kunnen niet meer werken, de huur niet meer betalen. „En dan worden ze zonder pardon op straat gezet door degenen van wie ze een bed, bank of fietsenhok huurden.”

Aksas belandt in een gemeentelijke opvang voor kwetsbare ongedocumenteerden. Ondertussen moet hij meewerken aan zijn ‘terugkeer’. Als hij dat niet doet, wordt hij op straat gezet, krijgt hij steeds te horen. De identiteit van Aksas wordt onderzocht, in eerste instantie in Algerije. In de rechtbank, zo herinnert advocaat Loth, spreekt Aksas zijn beste Frans. „Votre honneur, klonk het door de rechtbank. Maar goed, hij was dus niet Algerijns.”

„Ik heb het lang weten te rekken”, zegt Aksas, die eigenlijk nooit echt uitsluitsel kon geven over waar hij nou vandaan komt. Maar het is Marokko dat hem uiteindelijk als onderdaan erkent – een land waarnaar hij gedwongen kan worden uitgezet. Aksas gaat daarop zelf langs op het Marokkaanse consulaat, waar hij de medewerkers ervan weet te overtuigen dat ze niet moeten meewerken aan de deportatie van een oude man. Ze maken de afspraak dat de benodigde reispapieren alleen worden verstrekt als hij zĂ©lf terug wil, vrijwillig.

De Nederlandse overheid moet hem dus overhalen om te vertrekken.

In mei 2024 krijgt Aksas duizenden euro’s aangeboden als hij zelf naar Marokko vertrekt. De helft wordt betaald door de gemeente Amsterdam, de andere helft door terugkeerdienst DT&V, dat onder het ministerie van Asiel en Migratie valt. Zijn vlucht is ook al voor hem geboekt.

Maar waarom zou hij voor dat bedrag vertrekken naar een land waar hij niemand kent? „Hier ken ik de straten, de mensen, mijn vrienden, mijn dokter. Ik weet waar ik moet zijn als er iets is.”

Hij twijfelt, tot een paar dagen voor zijn vertrek. Dan krijgt hij te horen dat er vier begeleiders met hem mee zullen reizen. En dat de vreemdelingenpolitie wordt gebeld als hij niet vrijwillig in het vliegtuig zal stappen. Woedend is hij, over dat dreigement. „Ik laat me niet uitzetten als een crimineel!”

Hij besluit niet te gaan.

Maar dan? Nog steeds dreigt hij elke dag dakloos te worden. Het idee dat hij buiten moet slapen, maakt hem bang. In Marokko kan hij in elk geval een eigen huis huren.

Dus belt hij begin dit jaar weer naar zijn begeleider van de DT&V. Mo, ook van Marokkaanse afkomst, die al tien jaar ‘terugkeergesprekken’ met hem voert. „Hij is altijd eerlijk tegen mij geweest”, zegt Aksas. „Mo zegt: een leven opbouwen in Marokko zal heel lastig worden. Maar als je het toch wil, dan kan ik je helpen.” Aksas gaat naar de kuststad Nador, heeft hij besloten. Mo, die er familie heeft, gaat met hem mee. Hij zal de eerste dagen bij hem blijven. Het aanbod van het geld staat nog steeds.

In Amsterdam begint het te schemeren. Aksas staart naar zijn telefoon. „Ik ben vandaag door zoveel mensen gebeld”, zegt hij. „Ze vinden het jammer dat ik ga. Ik zeg tegen iedereen: ik blijf, als jij weet waar ik moet wonen.” Misschien gebeurt er nog iets, denkt hij. „Ik denk altijd positief. Ik geloof niet in stress. Als je aardig en betrouwbaar bent, helpt iedereen je.”

Hij staat op. Hij slaapt nog een nacht in zijn kamer. Maar eerst gaat hij afscheid nemen in zijn vaste coffeeshop.

Het zal zijn laatste avond in Amsterdam worden.

Groeten uit Marokko

De volgende ochtend is hij vroeg opgestaan. Hij is in de taxi gestapt die de terugkeerdienst DT&V heeft laten voorrijden. Op Schiphol staat Mo hem al op te wachten. Voor de gate drinkt Aksas nog een glas Heineken. Hij heeft nog niet eerder gevlogen, maar hij stapt in.

Zo zijn in het verhaal van Aksas drie dingen zeker geworden. Hij is op een dag in Nederland aangekomen. Hij leefde er zonder papieren. En op een dag is hij naar Marokko vertrokken. In mei stuurt hij een kaartje uit Nador, van de boulevard met lichtjes.

‘Hier is het een beetje moeilijk. Maar ja, ik moet het ermee doen. Het komt goed. Blijf hopen. Zo is het leven!
Brahim’

Met dank aan NRC