De oorlogen in het Midden-Oosten snap je alleen als je apocalyptisch geloof snapt

Foto boven: De Tempelberg in Jeruzalem, eerder deze maand. FOTO AMMAR AWAD
Het is tijd om de religieuze narratieven in het Midden-Oosten veel serieuzer te nemen, betogen Beatrice de Graaf en Stefan Paas. Welkom in het universum van de apocalyptische geopolitiek.
Gepubliceerd op 27 juni 2025 
Je weet dat je in een ander universum bent aangekomen als je Tucker Carlson als de stem van de rede gaat zien. Precies dat gebeurde vorige week in het podcastgesprek van Carlson met de Texaanse senator Ted Cruz. Cruz verdedigde vol vuur het besluit om Iran te bombarderen, want „de Bijbel zegt dat wie IsraĂ«l steunt gezegend zal worden en wie IsraĂ«l niet steunt, wordt vervloekt”. Carlson, ook een christen, veegde vervolgens de vloer met Cruz’ misleide bijbeluitleg aan.


Welkom in het universum van de apocalyptisch geĂŻnspireerde geopolitiek. In alle verslagen en berichten over de oorlog in het Midden-Oosten wordt te weinig aandacht besteed aan de doorwerking van eindtijdvoorstellingen in de escalatie.
Waarom dat is? Misschien wel omdat het conflict zĂł complex is, zo gelaagd en diepgeworteld, dat het heel verleidelijk is om het dan maar plat te slaan. Het zijn de kolonisatoren versus de onderdrukten. Het is Iran tegen Amerika. Het gaat om macht. Om geld. Om olie. Of, altijd goed in situaties waar religie en ideologie een rol spelen: ze zijn gek geworden.

Als coping-mechanismes voor commentatoren en lezers in tijden van onzekerheid mag dit werken. Als geopolitieke leidraad niet. De seculiere knip tussen ‘geloof en politiek’ is een misvatting die in het overgrote deel van de wereld niet opgaat. Al helemaal niet in het Midden-Oosten.
Kortom, het is tijd om de religieuze narratieven in de oorlog in het Midden-Oosten serieus te nemen: religie geeft met behulp van verhalen, boeken, rituelen, handelingen, preken en gezangen

vorm en richting aan ontwikkelingen die al gaande zijn. Vooral verhalen over de Eindtijd, over de laatste strijd die op handen zou zijn, en die de Apocalyps, (de onthulling) zou inluiden, doen het goed als het gaat om het verder mobiliseren van mensen die al boos, bang, arm, onderdrukt zijn.
‘Verlost’ Palestijns volk
En laat dat nu net gaande zijn in IsraĂ«l, in het bijzonder rondom de Tempelberg. Toen IsraĂ«lische politiemensen in mei 2021 Palestijnse gelovigen verhinderden om in de Al-Aqsamoskee te gaan bidden, brak er een opstand uit. Hamas verklaarde dat de Palestijnen niet zouden rusten voordat ze het heiligdom hadden veroverd op de Joden. Want ‘alleen dan zal het Palestijnse volk verlost zijn’. Ook na de aanval van Hamas op IsraĂ«l, op 7 oktober 2023, verklaarde de Palestijnse leider Haniyeh met Koranteksten dat de Eindtijd in vervulling zou gaan, en dat Palestijnen zich bij de strijd moesten voegen en als martelaren naar de hemel zouden gaan
Omgekeerd hadden IsraĂ«lische ministers zoals Itamar ben Gvir en Bezalel Smotrich niet nagelaten te eisen dat het joodse volk „Judea en Samaria” weer in handen zou krijgen, de oudtestamentische benaming voor de Westbank, en dat de Palestijnen sowieso voorgoed en helemaal van de Tempelberg verdreven zouden moeten worden. Sterker nog, het was tijd, Eindtijd, om de ‘Derde Tempel’ te bouwen: de tempel die na verwoesting van de eerste, oorspronkelijke door de BabyloniĂ«rs, en van de tweede door de Romeinen, zou herrijzen als teken van de naderende komst van de Messias. De plaats waar dat moest gebeuren: bij de Klaagmuur, precies op de plek van de Al-Aqsamoskee, wat volgens moslims juist het derde heiligdom van de Islam is, omdat de profeet Mohammed daar ten hemel zou zijn gevaren (Mi’raj).
En om de opeenstapeling van territoriale eindtijdverwachtingen af te maken: de Al Aqsamoskee is ook voor veel sjiieten (Hamas is soennitisch) de plaats waar de Twaalfde Imam mogelijk zal terugkeren om recht en vrede te herstellen en het begin van de eeuwigheid (en het einde der tijden dus ook) in te luiden. Voor Iran is IsraĂ«l bovendien de ‘kleine Satan’ en zijn moslims wereldwijd geroepen om hun ‘ticket to heaven’ via de strijd tegen IsraĂ«l te winnen, en zo het einde van de ‘occultatie’ (de verhulling) van die Twaalfde Imam te bespoedigen.
Verkeersplein van goden
Maar nu zijn we er nog niet. Als een waar apocalyptisch verkeersplein van goden, maar dan zonder vangrails of stoplichten, is Jeruzalem, en in het bijzonder de Tempelberg, ook het projectiescherm voor christelijke zionisten. Voor veel Amerikaanse (en in mindere mate Europese) christenen zoals Ted Cruz gaat de leer van het ‘dispensationalisme’, ofwel de bedelingenleer op. Die houdt in dat de eindtijd zich zal voltrekken volgens een dienstregeling. De Messias zal terugkomen op de wolken, maar dan moet eerst het volk IsraĂ«l in zijn oorspronkelijke land, en dus ook met zijn tempel, hersteld worden. Ook moet er volgens die leer nog een massabekering van joden volgen, maar dan breekt ook het rijk van recht en vrede aan.
De tragiek is dat op dit verkeersplein elke religieuze stroming put uit gedeelde tradities, maar dat elk zijn eigen eindtijds-route rijdt, op ramkoers met de andere. Allemaal verwachten ze een eindstrijd en één god die wint, die van henzelf.
Wanneer nu buitenstaanders gaan roepen dat één verhaal wel heel bijzonder slecht is, en tot genocide leidt, dan maakt dat de aanhangers van dat verhaal niet milder. Ze zullen harder gaan razen. Sterker nog, ze raken er alleen maar nog meer van overtuigd dat die ander bezig is hun verhaal, en henzelf, uit te roeien. De ander is een trawant van de Antichrist, een onwetende collaborateur van Gog en Magog (de apocalyptische monsters uit het Bijbelboek EzechiĂ«l). Vijftigduizend doden is een sterk argument daarvoor. Net zo goed als dat meer IsraĂ«li’s dan vóór 7 oktober van mening zijn dat Hamas nooit zal stoppen met de terreur.
Noch het roepen van ‘genocide’ richting Israel (hoe terecht ook), noch het vergoelijken van Hamas als een antikoloniale verzetsbeweging, laat staan de Trumpiaanse Gaza Resort-illusies, doen recht aan deze grondgebonden religieuze verlangens. Het laat ook zien dat IsraĂ«l en de Palestijnen hier niet zelfstandig uit kunnen komen. Daarom is het tijd om eerst goed te begrijpen hoe diep veel

deelnemers aan het conflict in zo’n eschatologische mindset zitten. Daarna, maar pas echt daarna, is het tijd om de massaradicalisering te bevriezen en een andere, meer inclusieve route naar recht en vrede te vinden.
Het haalt weinig uit als we hier aan de zijlijn schreeuwen en radicaal partij voor één van beide kiezen. Daarentegen moeten EU en VS, samen met de landen in de regio, artikel 194 van de VN eindelijk serieus nemen, waarin onder meer staat dat Palestijnse vluchtelingen recht hebben op terugkeer. Wat hielp in het verleden in situaties van ideologische massaradicalisering waren grootschalige vredesconferenties in de regio, mét internationale troepenmachten die vrede afdwongen en handhaafden. Niet omdat de we eschatologie niet serieus nemen, maar omdat we het juist zo serieus nemen, dat we ook erkennen dat er met al die rondrazende profeten in afwachting van die Eindtijd maar beter wat extra verkeersborden en regelaars kunnen worden neergezet.
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC van 28 juni 2025.

Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar en historicus (Universiteit Utrecht) en columnist van NRC.
Stefan Paas is hoogleraar missiologie en publieke theologie (Vrije Universiteit en Theologische Universiteit Utrecht). Ze maakten samen over dit onderwerp een aflevering van De Ongelooflijke Podcast.


Anouar Brahem “The Astounding Eyes Of Rita”

Op dit legendarische album van Anouar Brahem is geen stukje tekst te vinden – behalve in het cd-boekje, daarin staat als enige het titelgedicht van Mahmoud Darwish [1]

 

Rita and the Rifle

Between Rita and my eyes
There is a rifle
And whoever knows Rita
Kneels and plays
To the divinity in those honey-colored eyes

And I kissed Rita
When she was young
And I remember how she approached
And how my arm covered the loveliest of braids
And I remember Rita
The way a sparrow remembers its stream
Ah, Rita
Between us there are a million sparrows and images
And many a rendezvous
Fired at by a rifle

Rita’s name was a feast in my mouth
Rita’s body was a wedding in my blood
And I was lost in Rita for two yearsvAnd for two years she slept on my arm
And we made promises
Over the most beautiful of cups
And we burned in the wine of our lips
And we were born again

Ah, Rita!
What before this rifle could have turned my eyes from yours
Except a nap or two or honey-colored clouds?
Once upon a time
Oh, the silence of dusk
In the morning my moon migrated to a far place
Towards those honey-colored eyes
And the city swept away all the singers
And Rita

Between Rita and my eyes –
A rifle

In: Anouar Brahem   The Astounding Eyes Of Rita   (cd-boekje
 
  [1] Mahmoud Darwish of Mahmoed Darwiesj (Arabisch: Ù…Ű­Ù…ÙˆŰŻ ŰŻŰ±ÙˆÙŠŰŽ) (Al-Birka, Palestina, 13 maart 1941 - Houston (Texas), 9 augustus 2008) was een Palestijns dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. Dichter Naomi Shihab Nye schreef over het werk van Darwish: "Darwish is de levensadem van het Palestijnse volk, de welsprekende getuige van ballingschap en ontvreemding..." In 2004 ontving Darwish de Grote Prins Claus Prijs voor zijn oeuvre. Zijn werk werd in meer dan twintig talen vertaald.  

Haaretz: Israëlische militairen geven toe dat ze bewust op ongewapende Palestijnen schieten bij noodhulppunten

Gemilitariseerde voedselhulp 
„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair tegen de IsraĂ«lische krant Haaretz
Auteurs Luuk Diepeveen, NRC
Gepubliceerd op 27 juni 2025 om 15:38
Palestijnen rouwen om een geliefde, gedood door IsraĂ«l bij een noodhulppunt van GHF (24 juni 2025). FOTO AFP/EYAD BABA

IsraĂ«lische militairen krijgen van hun oversten opdracht om op uitgehongerde Palestijnen te schieten die wachten op voedsel bij de distributiepunten van de omstreden hulporganisatie Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dat blijkt uit een vrijdag verschenen artikel van de IsraĂ«lische krant Haaretz, die met meerdere IsraĂ«lische militairen hebben gesproken.

„Het is een moordveld”, zegt een van de militairen tegen Haaretz. „Waar ik was gestationeerd werden per dag tussen de een en vijf mensen gedood”. Bij de noodhulppunten van GHF zijn volgens het mensenrechtenbureau van de VN sinds de opening eind mei zeker 410 Palestijnen gedood door IsraĂ«l.

Intussen heeft de advocaat-generaal binnen het Israëlische leger (IDF) opdracht gegeven om mogelijke oorlogsmisdaden van militairen bij voedseldistributie te onderzoeken. Dat meldt Haarzetz.

Beschietingen volgen patroon

Bronnen stellen tegen de krant dat de beschietingen een duidelijk patroon volgen. De distributiepunten zijn doorgaans elke ochtend een uur open. Daarvoor schiet IDF op mensen die te vroeg in de rij willen gaan staan. Na de sluiting schieten militairen op de menigte om deze weg te jagen.„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair. „Soms stormen we van dichtbij op ze af.” Er gaat „geen dreiging” uit van de Palestijnen. „Ik kan me geen enkel geval herinneren waarin er teruggevuurd is. Er is geen vijand, geen wapens.”

“Werken met een burgerbevolking met als enige vorm van interactie het openen van het vuur is op zijn zachtst gezegd problematisch”. Dat zegt een legerofficier die verantwoordelijk is voor de veiligheid bij een distributiepunt tegen Haaretz. „Een gevechtsteam heeft niet de middelen om met een burgerbevolking om te gaan in oorlogsgebied. Het afvuren van mortieren om hongerige mensen op afstand te houden is niet professioneel noch humaan.”

Uit de verklaringen blijkt verder dat de beveiliging van de GHF-distributiecentra uit verschillende ‘lagen’ bestaat. Binnenin de centra en in de zogeheten ‘corridors’, lange gangen tussen stalen hekken die dienen als ingang, houden Amerikanen toezicht. Daarbuiten bevinden zich Palestijnse opzichters, in sommige gevallen geaffilieerd aan de door IsraĂ«l bewapende militie Abu Shabab. De buitenste laag, op enkele honderden meters afstand, wordt gevormd door IDF-militairen.

Met dank aan NRC

62 jaar illegaal hier, maar nu moet meneer Aksas toch écht Nederland verlaten

Brahim Aksas woont al 62 jaar zonder verblijfspapieren in Nederland. Al bijna tien jaar probeert de overheid hem weg te krijgen – zal het dit keer lukken?
Auteurs Romy van der PoelAndreas Kouwenhoven
Gepubliceerd in NRC op 20 juni 2025
Brahim Aksas zegt dat hij in Algerije is geboren, maar niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen.

Op zijn laatste dag in Nederland bestelt Brahim Aksas zijn lievelingsdrankje op zijn favoriete plek in de stad. Een Heineken van de tap, in Grand Hotel Krasnapolsky op de Dam. Ogenschijnlijk onverstoorbaar zit hij er aan een tafeltje, tussen hotelgasten met lange nepwimpers en merktassen. In zijn ene hand zijn biertje, in zijn andere een verfrommelde servet. Hij is slank, klein, 73 jaar oud, maar oogt allesbehalve timide. Hij draagt, zoals altijd, een goedzittend colbert. Daarboven een blauwgestreepte stropdas van zijn favoriete voetbalclub: Ajax.


Zijn laatste dag in Nederland begon bij zijn huisarts. Brahim Aksas heeft een A4’tje met zijn gezondheidsinformatie meegekregen – in het Nederlands. Na zijn laatste afspraak bij de huisarts nam hij afscheid bij het Wereldhuis, een inloophuis voor mensen zonder papieren, waar de andere bezoekers hem ‘meneer Aksas’ noemen. Voor de gelegenheid waren er alcoholvrije bubbels. Daarna is hij naar het statige Krasnapolsky gewandeld, waar hij zich al net zo thuis lijkt te voelen. Hij knoopt een praatje aan met de ober, over Spanje als wijnland.

Brahim Aksas heeft vrijwel zijn hele leven in de illegaliteit doorgebracht. Bijna niemand heeft het zo lang volgehouden als hij, zeggen hulpverleners die ongedocumenteerden bijstaan. Maar morgen valt het doek, dan moet hij, na 62 jaar, Nederland verlaten.

Al zijn bezittingen zullen in één koffer passen


Aksas heeft koningin Juliana meegemaakt, de opening van Paradiso in 1968, hij heeft tussen de hippies op de Dam geslapen. Als hij stemrecht had gehad, zou hij op Wim Kok hebben gestemd. Aksas rekent terug naar guldens. Hij heeft vele afleveringen van Het mooiste meisje van de klas (zijn lievelingsprogramma) en Kopen zonder kijken gekeken. De gevangenis, waar hij bij elkaar opgeteld meer dan zes jaar spendeerde, noemt hij de bajes.

Maar morgenochtend zal hij om tien uur vertrekken uit zijn kamertje in de opvang voor ongedocumenteerden. Zijn sleutel moet hij inleveren. Er is een vlucht voor hem geboekt, aan het begin van de middag. Hij heeft zijn spullen nog niet gepakt, maar verwacht dat al zijn bezittingen in één koffer zullen passen.

En zo zal Brahim Aksas zijn geliefde stad Amsterdam onder begeleiding verlaten, om op zijn 73ste verplicht een nieuw leven op te bouwen in Marokko. Een land waar hij niemand kent. Hij is er naar eigen zeggen zelfs nog nooit geweest.
Als hij gaat.

In Krasnapolsky neemt Aksas nog een slok van zijn bier. Zelf vindt hij dat het nog niet per se tijd is. Als hij nog ergens een slaapplek weet te regelen, kan hij zich misschien schuilhouden. Op zijn laatste dag houdt hij zijn opties open.

Voetbalwedstrijd van Ajax

In het verhaal van Aksas zijn twee dingen zeker: dat hij geen papieren heeft en dat de Nederlandse overheid wil dat hij vertrekt. Nergens is vastgelegd waar hij vandaan komt, wanneer hij aankwam, waar hij woonde (hij is nooit ingeschreven geweest), en wat hij deed (hij mocht niet werken).

Maar zijn verhaal gaat zo.

Aksas werd rond 1950 geboren in Algerije. Hij groeide op in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankijk. Hij zegt dat hij niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen. Hij herinnert zich wel de Franse nonnen die hem opvingen. „Als kind liep ik omringd door nonnen over straat. Twee voor ons, twee achter ons, één in het midden.” Dat was, zegt hij, omdat op de nonnen niet geschoten werd. Daar, in het weeshuis, is hij begonnen met het dragen van een stropdas. „Als jongens hadden we er een met elastiek, we hoefden niet te knopen. Als we elkaar wilden pesten, trokken we eraan.”

Toen de oorlog in 1962 ten einde liep, is hij via Frankrijk in Amsterdam beland. Hij denkt dat een voetbalwedstrijd van Ajax aanleiding was, de club speelde toen al een paar jaar in het betaald voetbal. Hij weet in elk geval zeker dat hij op 2 september 1963 Amsterdam Centraal binnenreed. Hij was toen ergens rond de dertien jaar. Hij zou richting de Dam zijn gelopen, en besloten hebben nog even te blijven.

Hij wijst naar het oorlogsmonument op de Dam, de verweerde metershoge pilaar van natuursteen waar duiven op zitten en drommen toeristen worden rondgeleid. „Daar sliepen we.” Onder koningin Juliana, zegt hij, „was alles anders. Je mocht op de Dam slapen, kraken was normaal. Als je een plek zocht, ging je naar een bar in West. Daar zei je: ik heb geen huis. Twee biertjes later gingen ze iets voor je kraken, dezelfde avond nog kon je erin. Je hoefde alleen je eigen slot mee te nemen.”

Nederland probeert arbeidsmigranten te lokken, en overal is werk. Hij poetst cafĂ©s, werkt achter de bar in coffeeshops. Soms woont hij alleen, maar meestal bij vrouwen. Zijn langste relatie was met een maatschappelijk werker. „Ze was mijn begeleider in de bajes. Op de dag dat ik vrijkwam, kreeg ik haar huissleutel.” Het is, zo vindt hij nu, zijn favoriete periode geweest. „Op zaterdag op tijd naar bed, op zondag pannenkoeken eten bij oma.”

Maar de relatie gaat voorbij, en het leven wordt voor mensen als Aksas steeds ingewikkelder. Geld verdienen wordt lastig. Als in 1989 het sofinummer wordt ingevoerd, moeten werknemers zich verplicht identificeren. En dat is pas het begin. Vanaf 1998 worden mensen zonder papieren uitgesloten van alle sociale voorzieningen. Dat maakt dat Aksas geen recht op gezondheidszorg meer heeft.

Hij wordt afhankelijk van andere inkomsten, van zijn werk als, naar eigen zeggen, „gespecialiseerd zakkenroller”. Nog steeds kan Aksas rijke toeristen in één oogopslag herkennen. Hij weet welke schoenen honderden euro’s kosten en hoe een Rolex eruitziet. Hij weet waar ze komen. Hier, in Krasnapolsky. Of in het Marriott of het Americain. Het wordt zijn werkterrein. Hij begint zachter te praten. Om een goede dief te zijn, zegt hij, moet je weten wat duur is. En moet je er zĂ©lf duur uitzien. „Kleren zijn je sleutel tot de wereld. Ik draag altijd pakken. Als je dure kleren draagt, valt het niet op als je een paar briefjes van honderd in je hand hebt.”

Omdat een maatpakcollectie zich lastig met een bed in de opvang laat combineren, heeft hij zijn pakken in stomerijen door de hele stad gehangen. Om de paar weken haalt hij een schoon pak op, en laat hij er in een andere stomerij weer een achter.

Zijn pakken zijn inmiddels opgehaald, voor het geval dat hij morgen vertrekt.

Zijn telefoon trilt. Een hulpverlener. Ze heeft gehoord dat Aksas morgen naar Marokko gaat. Ze wil hem succes wensen. Aksas gaat rechtop zitten, hij begint steeds harder te praten. „Héél lief van haar”, zegt hij als hij heeft opgehangen. Het zijn vooral hulpverleners die vandaag afscheid van hem nemen.

Pas over de laatste tien jaar van zijn leven is meer terug te vinden. Dan lukt het niet meer om zelf een huis te regelen, en belandt hij in de opvang. Hij wordt afhankelijker van hulporganisaties, die aantekeningen bijhouden. Volgens coördinator Pablo Eppeling Ugarte van het Wereldhuis, het inloophuis voor mensen zonder papieren, meldt Brahim zich voor het eerst in 2019. „Echt alle Noord-Afrikanen uit Amsterdam kennen hem, hij is een soort vip”, zegt Eppelin Ugarte. „Als hij er was, kwamen ze hem allemaal begroeten. Tegen iedereen was hij aardig.” Ugarte kent Brahims verhalen, van de nonnen, van Ajax, het kraken en de coffeeshops. „Ik denk dat hij zoveel heeft meegemaakt, zijn leven lijkt wel een film”, zegt Ugarte. „Maar je weet nooit wat waar is, en wat fantasie. Hij is een verhalenverteller.”

De ultieme gentlemandief

In een vergaderzaaltje aan de gracht in Amsterdam legt strafrechtadvocaat Jessica Heilbron een dossier van Aksas op de glazen tafel. „Een dossier zonder nummer”, zegt ze. „Dat betekent: van het huis.” In de tien jaar dat ze hem bijstaat, deed ze dat vaak voor niets. Haar kantoor is zijn postadres. „Als er een brief is, komt hij tien minuten koffie drinken. Hij blijft nooit te lang.” Het dossier behelst vooral zijn criminele verleden. Aksas zat in totaal zes jaar in de gevangenis, voor een enorme lijst aan lichte vergrijpen. Insluiping, diefstal, heling. Hij kwam er vaak met een lichte straf vanaf. „Hij gebruikte nooit geweld”, zegt Heilbron.

Ze zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een verzorgde man verschijnt met een goed verhaal
Huug Loth advocaat

„Hij is de ultieme gentlemandief”, zegt advocaat Huug Loth. Hij zit ook aan de glazen tafel, hij stond Aksas bij tijdens vreemdelingenzaken. „Met Kerst stuurde hij altijd een kaartje. ‘Cher maütre’, schreef hij. Hij spreekt perfect Frans. Nou, wie wil er niet zo worden aangesproken?” Met zijn „charmante verschijning wist hij ook indruk te maken op rechters”, zegt Loth. „Die zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een piekfijn verzorgde man verschijnt met een goed verhaal.”

Maar, zeggen zijn advocaten, op een gegeven moment wordt je strafblad te lang. „Dan is je geluk op.”

In hotel Krasnapolsky weet Aksas precies wanneer dat moment voor hem aanbrak. Het was in 2016. „Ik kwam uit de bajes en opeens zeiden ze: je moet terug.” En zo begint het onderzoek naar de nationaliteit van Brahim Aksas. „Voor ik het wist zat ik in een opvang”, zegt hij. „Ik dacht: mijn god, waar ben ik nu terechtgekomen?”

Zo gaat het vaker met mensen die zonder papieren leven. „De meeste mensen weten zich lang prima te redden”, zegt Frederiek de Vlaming van de Regenboog Groep, een van de organisaties waar Aksas langsging voor hulp. „Maar hoe ouder, hoe sneller ze in de problemen komen. Mensen worden steeds afhankelijker.” Ze krijgen bijvoorbeeld gezondheidsproblemen, maar hebben geen toegang tot zorg. Ze kunnen niet meer werken, de huur niet meer betalen. „En dan worden ze zonder pardon op straat gezet door degenen van wie ze een bed, bank of fietsenhok huurden.”

Aksas belandt in een gemeentelijke opvang voor kwetsbare ongedocumenteerden. Ondertussen moet hij meewerken aan zijn ‘terugkeer’. Als hij dat niet doet, wordt hij op straat gezet, krijgt hij steeds te horen. De identiteit van Aksas wordt onderzocht, in eerste instantie in Algerije. In de rechtbank, zo herinnert advocaat Loth, spreekt Aksas zijn beste Frans. „Votre honneur, klonk het door de rechtbank. Maar goed, hij was dus niet Algerijns.”

„Ik heb het lang weten te rekken”, zegt Aksas, die eigenlijk nooit echt uitsluitsel kon geven over waar hij nou vandaan komt. Maar het is Marokko dat hem uiteindelijk als onderdaan erkent – een land waarnaar hij gedwongen kan worden uitgezet. Aksas gaat daarop zelf langs op het Marokkaanse consulaat, waar hij de medewerkers ervan weet te overtuigen dat ze niet moeten meewerken aan de deportatie van een oude man. Ze maken de afspraak dat de benodigde reispapieren alleen worden verstrekt als hij zĂ©lf terug wil, vrijwillig.

De Nederlandse overheid moet hem dus overhalen om te vertrekken.

In mei 2024 krijgt Aksas duizenden euro’s aangeboden als hij zelf naar Marokko vertrekt. De helft wordt betaald door de gemeente Amsterdam, de andere helft door terugkeerdienst DT&V, dat onder het ministerie van Asiel en Migratie valt. Zijn vlucht is ook al voor hem geboekt.

Maar waarom zou hij voor dat bedrag vertrekken naar een land waar hij niemand kent? „Hier ken ik de straten, de mensen, mijn vrienden, mijn dokter. Ik weet waar ik moet zijn als er iets is.”

Hij twijfelt, tot een paar dagen voor zijn vertrek. Dan krijgt hij te horen dat er vier begeleiders met hem mee zullen reizen. En dat de vreemdelingenpolitie wordt gebeld als hij niet vrijwillig in het vliegtuig zal stappen. Woedend is hij, over dat dreigement. „Ik laat me niet uitzetten als een crimineel!”

Hij besluit niet te gaan.

Maar dan? Nog steeds dreigt hij elke dag dakloos te worden. Het idee dat hij buiten moet slapen, maakt hem bang. In Marokko kan hij in elk geval een eigen huis huren.

Dus belt hij begin dit jaar weer naar zijn begeleider van de DT&V. Mo, ook van Marokkaanse afkomst, die al tien jaar ‘terugkeergesprekken’ met hem voert. „Hij is altijd eerlijk tegen mij geweest”, zegt Aksas. „Mo zegt: een leven opbouwen in Marokko zal heel lastig worden. Maar als je het toch wil, dan kan ik je helpen.” Aksas gaat naar de kuststad Nador, heeft hij besloten. Mo, die er familie heeft, gaat met hem mee. Hij zal de eerste dagen bij hem blijven. Het aanbod van het geld staat nog steeds.

In Amsterdam begint het te schemeren. Aksas staart naar zijn telefoon. „Ik ben vandaag door zoveel mensen gebeld”, zegt hij. „Ze vinden het jammer dat ik ga. Ik zeg tegen iedereen: ik blijf, als jij weet waar ik moet wonen.” Misschien gebeurt er nog iets, denkt hij. „Ik denk altijd positief. Ik geloof niet in stress. Als je aardig en betrouwbaar bent, helpt iedereen je.”

Hij staat op. Hij slaapt nog een nacht in zijn kamer. Maar eerst gaat hij afscheid nemen in zijn vaste coffeeshop.

Het zal zijn laatste avond in Amsterdam worden.

Groeten uit Marokko

De volgende ochtend is hij vroeg opgestaan. Hij is in de taxi gestapt die de terugkeerdienst DT&V heeft laten voorrijden. Op Schiphol staat Mo hem al op te wachten. Voor de gate drinkt Aksas nog een glas Heineken. Hij heeft nog niet eerder gevlogen, maar hij stapt in.

Zo zijn in het verhaal van Aksas drie dingen zeker geworden. Hij is op een dag in Nederland aangekomen. Hij leefde er zonder papieren. En op een dag is hij naar Marokko vertrokken. In mei stuurt hij een kaartje uit Nador, van de boulevard met lichtjes.

‘Hier is het een beetje moeilijk. Maar ja, ik moet het ermee doen. Het komt goed. Blijf hopen. Zo is het leven!
Brahim’

Met dank aan NRC

‘Als de dood een verlossing wordt, zijn we heel erg van het pad af’

Sigrid Kaag over haar werk voor de VN in Gaza

VN-gezant Sigrid Kaag hield zich voor de VN bezig met de wederopbouw van Gaza. „Er was perspectief. Maar dat is natuurlijk helemaal vernietigd.”
NRC |Lucia Admiraal, Michel Kerres, 20 juni 2025


Midden in de nacht, kwart over drie, een appje van Sigrid Kaag. „Goedemorgen…” Twintig minuten eerder heeft de IsraĂ«lische minister van Defensie Israel Katz een „special situation” afgekondigd. Het is vrijdag 13 juni en IsraĂ«l voert bombardementen uit op Iran.

Terwijl Israëls genocidale oorlog in Gaza onverminderd voortduurt, heeft het land zich in een nieuwe oorlog gestort, met grootschalige aanvallen op Irans nucleaire installaties en kopstukken uit politiek, leger en wetenschap. In afwachting van de reactie van Iran, spreken we Kaag de middag na de aanval op het terras van haar woning in Jeruzalem.

CV
Sigrid Kaag (Rijswijk, 1961) was eerder speciaal gezant in Libanon en werkte bij internationale organisaties als Unicef, UNDP en UNRWA, en als leider van de VN-missie die chemische wapens in Syrië moest opruimen.
Van 2017 tot 2021 was ze in het kabinet-Rutte III minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en minister van Buitenlandse Zaken. Ze werd in 2020 leider van D66, en in 2022 minister van Financiën en vicepremier in Rutte IV. Na de val van dat kabinet vertrok ze uit de politiek.
Kaag is getrouwd en heeft vier kinderen.

Ik zei: niet lachen, maar ik ben gezant voor het vredesproces in het Midden-Oosten

Sigrid Kaag werd eind 2023 via een resolutie van de VN-Veiligheidsraad (nummer 2720) aangesteld als coördinator voor hulp en wederopbouw voor Gaza. Dat mandaat is inmiddels verlopen. In januari nam ze na lang aarzelen ook het VN-gezantschap voor het vredesproces in het Midden-Oosten tijdelijk op zich. „Ik was laatst op een luchthaven. Een IsraĂ«lische meneer vroeg: wat doe jij? Ik zei: nou moet je niet lachen, maar ik ben gezant voor het vredesproces in het Midden-Oosten. Hij vroeg: is er een proces dan? Nee, zei ik, dat is juist het probleem.”


Als VN-gezant zet Kaag in op politieke diplomatie en de-escalatie. Maar waar Israëls traditionele bondgenoten eerst nog opriepen tot de-escalatie, schuiven ze nu op naar volledige steun. De

IsraĂ«lische aanvallen op Iran hebben de Amerikaans-Iraanse onderhandelingen over het atoomprogramma van Iran voorlopig getorpedeerd. „Ik had verwacht dat die gesprekken nog wel een kans zouden krijgen.” Verbaasd over IsraĂ«ls aanval op Iran is ze echter niet, door haar gesprekken met IsraĂ«lische politici. „Iran is een constante in elk gesprek, en zeker met Netanyahu. Hij heeft het hier al twintig jaar over.”

De oorlog met Iran laat niet alleen de nucleaire onderhandelingen stuklopen, hij trekt ook de aandacht van Gaza weg. Kaag: „Gaza wordt in feite geofferd, en gezien als een chronische humanitaire crisis. De media-aandacht verschuift. En geopolitieke vragen rond IsraĂ«l-Iran, zoals de mogelijke gevolgen voor de regionale veiligheid en de wereldeconomie, krijgen nu de overhand. In die situatie is het moeilijk aankomen met het verzoek om nog vijftig vrachtwagens Gaza binnen te laten.”Een jaar geleden beschreef Kaag in een interview in NRC welke tegenslagen ze moest overwinnen om via onderhandeling te komen tot een systematiek voor de import en distributie van grote hoeveelheden hulpgoederen in Gaza. Ze was ingevlogen door de VN als politiek- diplomatieke troubleshooter. Om haar werk niet in gevaar te brengen, koos ze haar woorden zorgvuldig – ze was immers afhankelijk van het IsraĂ«lische kabinet en vooral van premier Netanyahu. Ten tijde van het gesprek stond ze op het punt om vanuit Gaza te gaan werken. Het schortte nog aan politieke wil om hulp door te laten, maar alles stond klaar. Kaag was hoopvol.

Hoe is het u sindsdien vergaan?
„Soms moet ik aan een Bijbeltekst denken: ‘een dag is als duizend jaar’. Zo voelen de afgelopen maanden. Er gebeurde heel veel, en ik zag alleen maar dramatische verslechtering.
„Vorig jaar om deze tijd was er nog een Amerikaanse regering die meedacht over internationaal recht en over de burgerbevolking in Gaza. De afschaffing van [de Amerikaanse overheidsorganisatie voor ontwikkelingshulp] USAID onder Trump heeft veel VN-instellingen hard geraakt en er is een gebrek aan financiering. Toch zijn we braaf doorgegaan. Er was perspectief. Maar dat is natuurlijk helemaal vernietigd. Ik vind het heel moeilijk om nog uit te blijven dragen dat er perspectieven zijn.”
In januari werd in Gaza een gefaseerd staakt-het-vuren van kracht. Geloofde u daarin?
„Ik had op politiek niveau contact met de IsraĂ«liĂ«rs, de Egyptenaren en de Qatarezen. En ik had app-contact met [de Amerikaanse Midden-Oostengezant] Steve Witkoff. Het ging in de onderhandelingen altijd om de gegijzelden en soms om wat hulp. Het was nooit duidelijk, tenminste voor mij, dat het ook echt ging om een permanent staakt-het-vuren. En daar kwam toen ook nog Trumps verklaring tussendoor dat hij van Gaza een mooi beach resort wilde maken. Dat heeft veel mensen achterdochtig gemaakt. Als je luistert naar de stemmen van de radicale politieke flanken in IsraĂ«l, dan dient alles maar één doel: de hele burgerbevolking van Gaza moet vertrekken. Of vernietigd worden. Dat maakt het hele proces nog complexer.”

U had regelmatig contact met het Israëlische veiligheidskabinet en ministers over hulp in Gaza. Hoe verliepen die gesprekken?
„Ik probeerde pragmatisch te zijn en in praktische mogelijkheden te denken, wetende dat we het over het grotere politieke verhaal niet eens zijn. Ik heb een paar keer met minister Bezalel Smotrich [FinanciĂ«n] gesproken. Hij was een van degenen die hulp tegenhield en natuurlijk ook helemaal niet geloofde in het voeden van mensen in Gaza. Mij was grappig genoeg door een aantal IsraĂ«lische politici gevraagd of ik het een keertje met hem kon proberen. Ik dacht, ik gooi het over de boeg dat we (oud-)collega’s van FinanciĂ«n zijn, en ben meteen over de dilemma’s van rijksbegroten begonnen. Maar al snel voer je allebei een totaal ander gesprek. Hij vindt [PVV- leider] Wilders geweldig en denkt dat er een cultuuroorlog gaande is. Daartegenover heb ik het dan over mensenrechten en de internationale rechtsorde. Ik ben met hem niet ver gekomen.”

Israël doorbrak half maart definitief het staakt-het-vuren, dat ook de weg naar wederopbouw mogelijk had moeten maken. Was er eigenlijk al een plan voor wederopbouw?
„Ik ben iemand die altijd ver vooruitkijkt en heb steeds benadrukt dat investeren in Gaza belangrijk is voor de tweestatenoplossing [een onafhankelijke Palestijnse staat naast IsraĂ«l], de rechten van de Palestijnen en de veiligheid van IsraĂ«l. Van zowel Europa als de Golfstaten hoorde ik dan dat niet zij Gaza aan puin hebben geschoten. En ze wilden weten of de financiering van wederopbouw een duurzame investering zou zijn. In postconflictgebieden is bovendien het risico op corruptie altijd enorm. Daarom hebben we de beste scenario’s uitgedacht voor hoe de wederopbouw kon worden begeleid. We hebben gekeken naar ontmijning, behuizing en puinruimen, eigenlijk naar alle sectoren. We dachten na over wat te doen met de lichamen van duizenden vermisten die nog onder het puin liggen, onder wie veel kinderen. Je kunt niet zomaar met een graafmachine komen, je wilt mensen de mogelijkheid geven om met respect afscheid te nemen.
„En waar zijn we nu? Nul uitvoering. Eerdere conflicten tussen IsraĂ«l en Hamas waren van veel kortere duur. Natuurlijk is alles anders sinds de terreuraanslagen van Hamas en de verschrikkingen van 7 oktober 2023. Die hebben IsraĂ«l veranderd: er was geen empathie meer voor Palestijnse burgerslachtoffers zolang de gegijzelden nog vastzitten, al is er nu een kleine verschuiving. Maar dat we twintig maanden later nog steeds zouden moeten praten over een staakt-het-vuren, terwijl Gaza totaal vernietigd is, dat is een heel ander perspectief dan praten over wederopbouw.”

Het afgelopen jaar heeft Kaag talloze bezoeken gebracht aan Gaza. Ze zag alleen achteruitgang. „Een jaar geleden was het grootste deel van de infrastructuur in Gaza al zwaar beschadigd of vernietigd. De afgelopen maanden zagen we de verdere systematische vernietiging van civiele infrastructuur, zoals ziekenhuizen en scholen.” Op haar telefoon laat ze foto’s zien: kinderen die doelloos rondlopen te midden van de totale verwoesting, een gigantische vuilnisbelt, een man gewikkeld in een deken in een verwoest gebouw.
Afgelopen januari voelde ze onder de bevolking nog „totale opluchting” over het bestand, en hoop op een permanent bestand. „Nu weet men het gewoon niet meer. Wie er nog leeft in Gaza, kan alleen nog denken aan overleven. Het leven is er ondraaglijk. Als de dood een verlossing wordt, dan zijn we heel erg van het pad af.”
Drie dagen voor het gesprek was ze er voor het laatst. „Ik zag er eerlijk gezegd een beetje tegenop. Je schaamt je gewoon voor het collectieve onvermogen. Tijdens bezoeken kwam ik vaak in veldziekenhuizen met zwaar ondervoede kinderen en gewonde zwangere vrouwen. Als je hen spreekt, vragen ze eigenlijk alleen wanneer het ophoudt, en wat de internationale gemeenschap gaat doen.”

Na een bijna drie maanden durende volledige Israëlische blokkade van Gaza, begon de door Israël en de VS gesteunde Gaza Humanitarian Foundation (GHF) eind mei met de distributie van voedselpakketten. Hoe kijkt u daarnaar?
„Onder het oorlogsrecht heeft iedereen recht op medische zorg, voedsel en bescherming, maar op dit moment is het GHF naar ons begrip berekend op 15 procent van de bevolking. Er zijn minder dan tien distributiepunten in Gaza voor een bevolking van twee miljoen. Conform het internationaal humanitair recht breng je hulp naar de mensen toe. Nu worden zij gedwongen van het noorden naar het zuiden te gaan, waar de distributiepunten zijn. Collega’s zagen hordes kinderen die gewoon niet meer bang zijn voor de dood. Ook als er waarschuwingsschoten worden gelost. De dood telt bijna niet meer.

„Ik begrijp heel goed dat de IsraĂ«liĂ«rs het vertrek en de ontwapening van Hamas willen en hun veiligheid willen garanderen. Maar hulp is niet onderhandelbaar. Het GHF komt in mijn optiek voort uit militaire overwegingen. Door Gaza staat de internationale rechtsorde heel erg op het spel. Als landen nu zouden gaan samenwerken met een onderaannemer [het GHF, red.] van de oorlogvoerende partij, hoe ga je dan elders werken? Dan kan in de toekomst iedere dictator de VN en het Rode Kruis in een hoek duwen.”

Wat kunnen de VN nog doen in Gaza?
„De IsraĂ«liĂ«rs zijn erg boos dat de VN niet willen meewerken aan het GHF. Onze houding was: we kunnen feedback geven op het concept, maar willen tegelijk conform onze humanitaire principes opereren. Volgens het Internationaal Gerechtshof is IsraĂ«l de bezettende mogendheid in Gaza, dus IsraĂ«l heeft de plicht om de bevolking te beschermen en hulp te leveren. Maar dat zou een begrotingsprobleem opleveren, en je wint in IsraĂ«l ook geen verkiezingen met het voeden van de Palestijnse bevolking. Dus kom je uit bij ons werk, dat wordt gesteund door VN-lidstaten. Inmiddels mogen we parallel aan het GHF werken, maar we hebben te maken met enorm lange IsraĂ«lische procedures die een hele hulpoperatie lam kunnen leggen. Laatst heeft het Wereldvoedselprogramma 46 uur moeten wachten op goedkeuring voor chauffeurs van hulpkonvooien.”
De wereld is, zegt ze, is sinds het aantreden van Trump niet meer voldoende gericht op een oplossing voor Gaza. „We leven echt in een andere tijd. Je merkt dat er mondiaal een andere focus is, minder gericht op internationale samenwerking. De Wereldhandelsorganisatie ligt ook al jaren op zijn gat, terwijl we handelsafspraken keihard nodig hebben. De destructie vindt onder onze ogen plaats.”
Gaza is in feite een politieke crisis, zegt Kaag, maar wordt gereduceerd tot een humanitaire crisis. „Dat is een enorme fout die we in het verleden te vaak hebben gemaakt. Daarom zetten de SaoediĂ«rs en Fransen nu de tweestatenoplossing weer op de agenda middels een conferentie.” Kaag zou enkele dagen na het interview afreizen naar New York voor die conferentie, maar deze werd vanwege de IsraĂ«lische aanvallen op Iran uitgesteld.

Hoe realistisch is het eigenlijk nog om over de tweestatenoplossing te praten als VN-vredesgezant voor het Midden-Oosten? In een recente toespraak voor de VN-Veiligheidsraad zei u dat deze „aan de beademing ligt”.
„Mijn functie als gezant is een rol die dateert uit de tijd van de Oslo-akkoorden [1993-1995, tussen IsraĂ«l en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, red.]. Er was toen nog een perspectief op vrede. Sindsdien zijn de IsraĂ«lische nederzettingen uitgebreid, is de vernieling van Palestijnse huizen toegenomen, en is er sprake van sluipende annexatie. Geen politicus in IsraĂ«l heeft het over een Palestijnse staat, en Palestijnen zien IsraĂ«liĂ«rs vooral aan de andere kant van het geweer.
„Daarnaast is het hele politieke proces verschoven, ver weg van de VN, die nu met name effectief zijn op humanitair gebied. Als de VN zich vroeger uitspraken, dan was dat nieuws. Nu zijn de VN niet meer normerend, en dat zegt veel over de manier waarop we internationaal samenwerken. Dus doen alsof je als VN nog een belangrijke onderhandelingspositie hebt, dat vind ik niet geloofwaardig. Ik heb deze functie op me genomen als ‘after service’, en omdat ik geef om wat er met IsraĂ«l en de Palestijnen gebeurt.
Binnenkort legt Kaag ook die functie neer, een opvolger is nog niet in beeld. Ze vertrekt uit Jeruzalem, om in Zwitserland haar „blik te verbreden”. In het najaar geeft ze les op de Sciences Po-universiteit in Parijs. „Ik wil echt weer andere dingen doen. Ik wil met iets anders, iets positiefs aan de gang. Iets waarbij je verandering teweeg kunt brengen.” Jeruzalem, waar ze al 35 jaar komt, zal altijd een „thuis” blijven.

Ze wil, zegt ze, beslist niet overkomen als cynisch. Maar haar geloof in internationale samenwerking en in de VN heeft een fikse deuk opgelopen. „Het is goed om een signaal af te geven dat het bij de VN anders moet. Ik vind dat er hervormd moet worden. Het vrede- en veiligheidsmandaat, dat nog steeds normerend kan zijn, wordt steeds meer in de humanitaire hoek gedrongen.”

Ik ben niet als één persoon verantwoordelijk voor het falen van de internationale gemeenschap

Vindt u het moeilijk om juist nu uw VN-werk los te laten?
„Je moet je eigen rol niet overschatten. Dat doen mannen overigens meer dan vrouwen, dat zeg ik er maar even bij. Schrijf dat vooral op!

„Ik ben niet als één persoon verantwoordelijk voor het falen van de internationale gemeenschap. Ik ben geen doekje voor het bloeden. De structuur die ik heb opgebouwd is overgedragen. Op een gegeven moment hebben wij alles gedaan, maar is er één factor die al de hele tijd ontbreekt: politieke moed van VN-lidstaten. We bevinden ons in een kritische fase, waarbij het internationaal oorlogsrecht in feite begraven is met de duizenden gedode kinderen in Gaza, en de gegijzelden die nog steeds vastzitten.

„Ik weet echt niet wat er gaat gebeuren. De toekomst ziet er niet mooi uit. Ik word tegenwoordig niet meer gevraagd voor mijn opbeurende verhaal. Maar zo lang er geen politieke moed is, zijn we terug bij het tellen van vrachtwagens. En daar gaat het nu eigenlijk helemaal niet om. Iedereen doet graag iets humanitairs. Dat is makkelijk. Dat is tastbaar. Maar dan kun je ook gemakkelijk wegkijken.”

Geheel boven:  VN-gezant Sigrid Kaag bij haar huis in Jeruzalem. „Ik weet echt niet wat er gaat gebeuren. De toekomst ziet er niet mooi uit.” FOTO SAMAR HAZBOUN,NRC)
[klik om te vergroten]
Met dank aan NRC

‘Zelfs vreugde is een vorm van verraad’

Journalist Rita Baroud vluchtte uit Gaza.

DAGBOEK UIT GAZA
Na 570 dagen geweld kon journalist Rita Baroud Gaza ontvluchten, maar in Marseille kan ze geen vreugde voelen. Ze schrijft, spreekt, vertelt verhalen. „Ik kan schreeuwen met hĂșn stem.”
Gepubliceerd in NRC op 14 juni 2025

[foto’s vergroten door te klikken]

In de kamer, bij het raam met uitzicht op weidse groene velden, probeer ik mezelf ervan te overtuigen dat ik veilig ben. Hier is geen puin, zijn geen brokstukken, geen geluid van explosies, geen stof van de dood dat in de lucht hangt.

Het veld baadt in zacht zonlicht, stil, ordelijk. Alsof het niet weet dat de wereld in brand staat. Maar ik kijk ernaar met ogen die vernietiging hebben gezien. Het groen herinnert me aan het land dat verschroeid werd, de straten die in begraafplaatsen veranderden en de huizen die op hun bewoners neerstortten zonder dat zij afscheid konden nemen.

In elke stilte hoor ik geschreeuw, in elke open ruimte zie ik de verstikking in de overvolle tenten.

611 dagen genocide.

570 daarvan leefde ik in Gaza, terwijl er werd gebombardeerd, tussen het puin, de honger en de dood.

En nu ben ik 40 dagen in Marseille. Ik heb het overleefd. Maar ik ben niet echt vertrokken.

De zee, alles schittert in Marseille. Alsof de zon hier een vaste verblijfplaats heeft gekozen. De markten zijn overladen met verse groenten, warm brood, gezichten die nooit de betekenis van schuilkelders of voedselrijen gekend hebben. De ruiten van cafés weerkaatsen gelach, muziek, geheven glazen, gesprekken zonder de last van angst.

Alles hier leeft
 behalve ik. Ik wandel tussen mensen als een actrice in een stuk dat geschreven is in een taal die ze niet spreekt.

Mijn lichaam doet alsof het erbij hoort. Ik kleed me naar het weer, gebruik de juiste woorden op de juiste momenten. Ik zeg ‘bonjour’ als ik iemand ontmoet, en ‘merci’ als iemand me iets aanreikt. Ik knik en glimlach als ik iets niet begrijp – en doe alsof ik het wel deed.

Ik woon vergaderingen bij, schrijf artikelen, beantwoord e-mails, verstuur rapporten
 Alles lijkt normaal, ordelijk, geruststellend.

Maar de waarheid? Ik leef tussen twee werelden. Mijn lichaam is hier. Mijn ziel is daar gebleven.

Als ik een grote supermarkt binnenloop, word ik misselijk. De overvloed overweldigt me. Ik wil schreeuwen: „In Gaza delen mensen één enkel stuk brood!”

Maar niemand luistert. Of misschien: niemand wĂ­l luisteren.

Als ik thuiskom stort ik in. Ik houd op met doen alsof. Ik leg het masker af. Ik word stilte — een steen die niet spreekt. Ik staar naar het plafond, naar de witte muren van de kamer, naar de leegte.

Stilte

Marseille is mooi, ja. Maar het lijkt in niets op mij. Het weet niet wat het is om geboren te worden in oorlog, op te groeien onder bombardementen, lief te hebben met angst, te schrijven vanuit een tent, te overleven en daar spijt van te hebben.

Elke seconde van de dag drukt Gaza op mijn schouders. De geluiden van de beschietingen achtervolgen me, zelfs als het hier stil is. En de geur van de dood – hoe de wind ook waait – laat zich niet verjagen door het parfum van deze stad.

Schuldgevoel fluistert in mijn oor: „Jij bent hier
 en zij zijn nog steeds daar”
Schuld is mijn stille metgezel. Ze wordt samen met mij wakker, nog vóór ik mijn ogen open. Ze fluistert in mijn oor: „Jij bent hier
 en zij zijn nog steeds daar.”

Ze volgt me naar de markt, naar het cafĂ©, naar het postkantoor. Ze loopt naast me, als een zware schaduw. Als ik iets simpels koop – een stukje chocolade, een boek, een shirt – treft het me. Ik hoor haar stem van binnen: „Hebben zĂ­j dit niet nodig? Zou je dit hebben gekocht als je daar nog was?”

Ik kan geen vreugde voelen. Zelfs vreugde is een vorm van verraad geworden.

Maar ik probeer het. Niet om de schuldgevoelens het zwijgen op te leggen, maar om er mee te kunnen leven. Ik probeer mezelf eraan te herinneren dat ik niet gekozen heb voor het overleven – het overkwam me.

Ik schrijf, ik spreek, ik leg vast, ik vertel verhalen
 want dat is het enige wat ik hier nog voor hen kan doen.

Ik kan hen geen brood sturen, maar wel woorden. Ik kan de raketten niet stoppen, maar ik kan schreeuwen met hĂșn stem. Elke keer als de gedachte me bekruipt dat ik hen in de steek heb gelaten, zeg ik tegen mezelf: het echte verraad begint pas wanneer wij zwijgen. Dus hef ik mijn hoofd en schrijf een nieuwe zin. Ik open een microfoon, stuur een foto, maak een nieuw stuk


Ik probeer me niet te laten ketenen door schuld, maar er brandstof van te maken. Schuld verdwijnt niet. Maar ze verandert. Van zuivere pijn naar iets dat mij voortstuwt. Van de stekende vraag: „Waarom ben ík hier?” Naar een stille belofte: „Zolang ik hier ben, zal ik hen niet vergeten.”

Uitgaan, lachen, rennen

Soms wil ik echt leven. Uitgaan met nieuwe vrienden, lachen vanuit mijn hart, rennen over het strand zonder te stikken van verlangen.

Ik wil mezelf een beetje rust gunnen, een beetje vergeten. Maar telkens als ik het leven hier bijna aanraak, voelt het alsof ik iets in mij verraad.

In Marseille zijn de uitnodigingen eindeloos – voor feestjes, tentoonstellingen, etentjes thuis, gesprekken over cultuur. Soms ga ik. Ik zit bij hen, ik eet, ik luister, ik glimlach
 maar iets in mij doet niet mee. Alsof ik daar zit in een geleend lichaam.

Ik kijk naar hun mooie gezichten, hun vaste handen, hun ogen die nooit bloed hebben gezien, en ik voel: er liggen oceanen tussen ons. Ik ben bang om te vergeten – niet omdat ik het leven niet verdien, maar omdat het leven hier niet weet waar ik vandaan kom.

Ik ben bang dat mijn stem te zacht zal worden om nog te kunnen schreeuwen. Dat ik zal wennen aan veiligheid en vergeet hoe de tenten eruitzien. Dat ik mijn accent zal vervangen, mijn verdriet zal dempen om hen niet te storen. Ik wil leven, maar ik wil mijn herinnering niet loslaten. Ik wil liefhebben, maar ik ben bang dat niemand zal begrijpen dat mijn hart gevuld is met graven.

Ja, ik heb het overleefd – maar het gaat niet goed met mij.

Ja, ik heb het overleefd – maar het gaat niet goed met mij. Ik ben ergens tussenin: tussen hen die vertrokken, en zij die bleven. Tussen twee talen, twee thuislanden, twee levens. En ik weet niet meer welk leven nog van mij is, en welk ik al verloren heb. Mijn vrienden zijn daar. Degenen met wie ik ooit lachte op een stille avond, met wie ik één hap eten deelde en lange, woordeloze blikken. De rest van mijn familie is daar ook – tijdens de bombardementen, de honger, het lange wachten op wat nooit komt.

Ik kijk hier naar de gezichten en weet: ze zullen het nooit begrijpen — zelfs al legde ik het duizend keer uit. Wat zou ik ĂŒberhaupt kunnen zeggen? Moet ik beschrijven hoe mensen levend begraven worden? Hoe kinderen veranderen in getallen? Hoe je eerst de taal van rouw leert voordat je leert schrijven?

Eten
 ik kan het niet aanraken. Ik zit voor borden en zie een slagveld. Ik zie bloed, afgescheurde ledematen, de kreten van moeders. Ik ruik brood en hoor mensen schreeuwen, rennend achter een zak meel aan. Ik herinner me het bord linzen dat we deelden als een schat. Elke hap hier voelt als verraad.

Ik ben nog steeds daar, ook al loop ik door de straten van Marseille. Ik volg het nieuws van moment tot moment, sta mezelf niet toe ook maar één bombardement te missen, één slachting, één nieuwe aankondiging van dood.

In slechts veertig dagen is mijn haar grijs geworden. Ik keek vanochtend in de spiegel en herkende mezelf niet. Wie is dit? Wanneer ben ik zo snel ouder geworden?

Ik zie verdriet in mijn gezicht als ik probeer te glimlachen. Het gevoel van machteloosheid vreet mijn leven op. Alles weten, alles doen, schrijven, schreeuwen, vastleggen
 en niets verandert. Mensen zien sterven, hun namen kennen, hun stemmen horen – en ze niet kunnen bereiken.

Wreedheid

De mensen daar
 ze zijn veranderd. Een soort wreedheid die niet bij hen past heeft bezit van ze genomen. Ik hoor het in de dagelijkse telefoongesprekken, in hun spraakberichten, in de stilte tussen de woorden. De muren ademen depressie, en apathie heeft de plaats van angst ingenomen. Ze voelen niet meer, worden niet meer boos, reageren niet meer.

Wie niet gestorven is, leeft op de rand van instorting. En de levenden – ze leven eigenlijk niet. Ze proberen alleen maar vandaag niet te sterven. En ik – in mijn bed in Marseille – ik kan niet slapen. Alles om me heen is stil, maar in mij hoor ik hun geschreeuw. Ik voel dat ik hen verraad als ik ga slapen. Dat ik wakker moet blijven zolang zij wakker liggen van angst.

Marseille is niet wreed – het is soms zelfs vriendelijk. Het probeert me te omarmen, me te overtuigen dat de wereld misschien nog ruimte voor mij heeft. Maar het draagt mijn sleutels niet. Het verstaat mijn accent niet, kent de verhalen van mijn grootmoeder niet, herkent de smaak van ons brood niet en vreest niet voor mijn familie zoals ik dat doe.

Soms schrijf ik met vuur, soms huilend. En soms stort ik in, staar naar het papier en zeg tegen mezelf: Wat heeft het voor zin? Voedt schrijven de hongerigen? Stoppen verhalen de slachtingen? Trekken woorden een kind uit het puin? En toch, te midden van die machteloosheid, schrijf ik weer – omdat dat het enige is dat ik nog heb. Ik schrijf zodat Gaza niet in mij sterft. Zodat mijn pijn geen gewoonte wordt. Ik schrijf omdat daar niemand meer kan schrijven, en hier niemand het zich kan voorstellen.

Een meisje rent langs ruĂŻnes van gebouwen in Gaza-Stad, 9 juni 2025.

Met dank aan NRC

De zinsbegoocheling van Kiefer

Kiefer gebruikt in zijn werk naast verf ook materialen als stro, zand, glas, as, beton, roestig ijzer, klei, haar en lood. Zijn werk zit vol verwijzingen naar historische gebeurtenissen en figuren, filosofie, en wetenschappelijke theorieĂ«n. Oorlog, vernietiging, verval en destructie zijn belangrijke thema’s in zijn werk.
(Het onderstaande is de vertaling van de Duitse Wiki van Kiefer, mét illustraties)

NB Klik rechtsboven op afbeeldingen om te vergroten. 

Leven en werk

Anselm Karl Albert Kiefer (geboren op 8 maart 1945 in Donaueschingen) is een Duitse en sinds 2018 ook Oostenrijkse schilder en beeldhouwer. Hij is een van de bekendste en succesvolste Duitse kunstenaars na de Tweede Wereldoorlog. Zijn werken zijn te zien in vele musea in Europa, Japan en de Verenigde Staten. Kiefer was aanwezig op belangrijke internationale kunsttentoonstellingen zoals documenta 6, 7 en 8 en de Biënnale van Venetië (Duits Paviljoen 1980) en ontving talrijke prijzen en onderscheidingen.

Kiefer studeerde kunst als leerling van Peter Dreher in Freiburg en Horst Antes in Karlsruhe. Zijn carriĂšre begon met een schandaal toen hij de Hitlergroet bracht als onderdeel van een fotografisch gedocumenteerd optreden op verschillende locaties in Europa. Zijn latere werk werd sterk beĂŻnvloed door thema’s uit de Duitse geschiedenis en cultuur, van de Slag bij Hermann tot het nationaalsocialisme, met als hoogtepunt de Holocaust en de vernietiging van de Joodse cultuur in Duitsland. Kiefer wordt gezien als een vernieuwer van de historieschilderkunst en een groot illustrator van historische rampen. Over het algemeen behoren traditionele mythen, boeken en bibliotheken tot zijn favoriete onderwerpen en inspiratiebronnen. In zijn werken van middelbare leeftijd weerspiegelde hij literaire invloeden, vooral die van Paul Celan en Ingeborg Bachmann. In zijn latere werk breidde hij de mythen die hij onderzocht uit naar Joods-christelijke, Egyptische en oosterse culturen, evenals kosmogonieĂ«n. Als kunstenaar van het representatieve zoekt en vindt hij daarin bronnen voor de interpretatie van de wereld en ontleent hij daaraan motieven voor de representatie van het onbegrijpelijke en onrepresenteerbare.

Leven

Anselm Kiefer werd kort voor het einde van de oorlog geboren als zoon van de Wehrmachtofficier en kunstleraar Albert Kiefer en zijn vrouw Cilly in de schuilkelder van een ziekenhuis in Donaueschingen. In 1951 verhuisde het gezin naar Ottersdorf in Baden. In het nabijgelegen Rastatt volgde hij de humanistische opleiding aan het Ludwig-Wilhelm-Gymnasium, waar hij in 1965 zijn diploma behaalde. Als kunstleraar moedigde zijn vader de vroege artistieke pogingen van zijn zoon aan en maakte hem vertrouwd met artistieke technieken zoals linosnede, kleiwerk, zandschilderen, waskrijt en mozaĂŻektechnieken.

In 1963 won hij de “Jean Walter-prijs” van de European Organization for Travel Study Grants, de voorloper van de huidige ZIS Foundation for Study Travel in Salem. Kiefer besloot in de voetsporen van Vincent van Gogh te treden en door Nederland, BelgiĂ« en Frankrijk te reizen. Tijdens de reis hield hij een reisdagboek bij met veel schetsen.

In 1965 begon hij met de studie rechten en Romaanse talen in Freiburg im Breisgau, maar hij voltooide deze niet. Reeds in deze tijd wijdde hij zich aan de beeldende kunst en studeerde van 1966 tot 1968 schilderkunst in Freiburg bij Peter Dreher en daarna als leerling van Horst Antes in Karlsruhe.

Zijn laatste project in Karlsruhe in 1969 was een fotografische documentatie van een performance die Kiefer Occupations noemde. Daarin bracht hij op verschillende plekken in Europa (Zwitserland, Nederland, Frankrijk, ItaliĂ«) de Hitlergroet, waarmee hij ‘conceptueel de identificatie met de daders simuleerde’. Het werk veroorzaakte een schandaal en werd door de meerderheid van de hoogleraren van de academie afgewezen. Sinds 1970 had hij een artistieke uitwisseling met Joseph Beuys, die zijn werk steunde en die geen twijfels had over Kiefers kritische intentie in deze actie. Beuys was echter minder een leraar dan een informele mentor, in Kiefers woorden: “Ik zat nooit in zijn klas, maar werkte in het Odenwald. Vandaaruit reed ik een paar keer naar DĂŒsseldorf, met mijn opgerolde schilderijen op het dak van een VW Kever, om ze aan Beuys te laten zien.” Kiefer deelt Beuys’ voorkeur voor schijnbaar waardeloze en verachte materialen, voornamelijk as en lood, die hij op veelzijdige wijze toepast in zijn monumentale schilderijen, sculpturen en installaties.

Kiefer werkte aanvankelijk als kunstenaar in het Odenwald, waar hij in 1971 zijn intrek nam in een voormalig schoolgebouw in Hornbach als zijn atelier. In Michael Werner vond hij al vroeg een bekende galeriehouder, die zijn eerste tentoonstellingen – jaarlijks van 1973 tot 1977 – in zijn vertrekken hield en hem tot 1979 vertegenwoordigde. Zijn ontwerp van de West-Duitse Pavillons op de BiĂ«nnale van VenetiĂ« in 1980 (met onder meer de werken Germany’s Intellectual Heroes en Paths of Worldly Wisdom) veroorzaakten opnieuw een schandaal. In een later interview legde hij de massale kritiek op zijn werk uit: ‘In Duitsland wordt de onvaste grond waarop mijn pathos staat eenvoudigweg niet gezien.’

In 1981, kort na de premiĂšre van Kiefers BiĂ«nnale, begon zijn succes in de Angelsaksische wereld met de Londense tentoonstelling A New Spirit in Painting. Een reizende tentoonstelling tussen 1987 en 1989 door vier van de meest prestigieuze musea in de VS maakte hem wereldberoemd; De Amerikaanse kunstcriticus Charles Werner Haxthausen sprak van een ‘triomftocht’. Geen enkele andere Duitse kunstenaar uit het naoorlogse tijdperk heeft in de VS zoveel enthousiasme gewekt. In 1993 volgde een tentoonstellingstournee door Japan.

In 1988 verwierf hij een voormalige steenfabriek in Höpfingen bij WalldĂŒrn, waar hij een uitgebreid kunstparkproject onder de naam Zweistromland plande, vernoemd naar zijn gelijknamige installatie van een tweevleugelige boekenkast met loden boeken (1986–1989). Nadat hij om persoonlijke redenen de geplande oprichting van het kunstpark niet kon realiseren, verliet hij Duitsland in 1991. In een interview bekende hij: “Een land verlaten is een soort hygiĂ«ne.” Tijdens een zelfopgelegde pauze van drie jaar in het schilderen reisde hij naar Nepal en Thailand, naar China, AustraliĂ« en Mexico en wijdde hij zich aan fotografie en schrijven, voordat hij begin 1992 zijn studio’s in het Odenwald (Buchen, Hornbach en Höpfingen) opgaf en zich in 1993 in Frankrijk vestigde. Dit keerpunt, dat ook in zijn productie een keerpunt zou worden, viel samen met het einde van zijn eerste huwelijk. Vervolgens vestigde hij zijn studio in Barjac (Cevennen) in Zuid-Frankrijk, op het 35 hectare grote industrieterrein van een voormalige zijdefabriek. Toen hij in 2008 vertrok, liet hij 52 gebouwen achter op de locatie, waarvan sommige zeer groot waren. Vervolgens verhuisde hij naar een studio in de Parijse voorstad Croissy-Beaubourg in de pakhuizen van een voormalig Parijs warenhuis, die 36.000 vierkante meter beslaan, ongeveer een tiende van de oppervlakte van de vorige studio.

In de winter van 2010/2011 nodigde het Collùge de France in Parijs hem uit voor een reeks lezingen over zijn begrip van kunst, die Kiefer de titel gaf “Kunst vergaat nauwelijks” (L’art survivra à ses ruines).

In het najaar van 2011 gaf hij in een interview met Der Spiegel uiting aan zijn voornemen om de ontmantelde kerncentrale MĂŒlheim-KĂ€rlich voor artistieke doeleinden over te nemen en deze om te vormen tot een pantheon. Om de elektriciteitscentrale te kunnen kopen, zou deze eerst vrijgesteld moeten worden van de Atoomenergiewet. De minister van Economische Zaken van Rijnland-Palts heeft de verkoop afgewezen.

Naast zijn werk als schilder en beeldhouwer was Kiefer ook werkzaam als decor- en kostuumontwerper voor theater en opera, bijvoorbeeld voor Oedipus bij Colonus (Burgtheater Wenen, 2003) en Elektra (Teatro di San Carlo, Napels, 2003), beide producties van Klaus Michael GrĂŒber. Voor de heropening van de OpĂ©ra Bastille in Parijs in 2009 kreeg hij van operadirecteur Gerard Mortier de opdracht om samen met de Duitse componist Jörg Widmann de visuele en muzikale voorstelling Am Anfang te creĂ«ren.

Kiefers tweede huwelijk met de Oostenrijkse fotografe Renate Graf eindigde in 2014 in een scheiding; Uit zijn eerste huwelijk met Monika zijn drie kinderen geboren en uit zijn tweede twee.

Hij ontving prijzen, onderscheidingen en onderscheidingen. Op de Frankfurter Buchmesse van 2008 werd hij als eerste beeldend kunstenaar onderscheiden met de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel. In 2009 ontving hij de Adenauer-de-Gaulle-prijs in Parijs.

In januari 2018 werd de kunstenaar, die vertegenwoordigd is met het “Kiefer Paviljoen” in de oude binnenstad van Salzburg, het Oostenrijkse staatsburgerschap toegekend door de plaatselijke gouverneur, Wilfried Haslauer.

Op 27 april 2025 werd in het ouderlijk huis van Kiefer in Rastatt-Ottersdorf het museum “Haus Kiefer” geopend. De openingstentoonstelling toont werken uit de jaren zeventig en tachtig.

Werk

Thema’s, motieven en materialen

Volgens de Franse kunsthistoricus Daniel Arasse ontwikkelt het werk van Anselm Kiefer zich in een proces van afzetting, kruising en herwerking van thema’s, motieven en constellaties die herhaaldelijk verschijnen en overlappen in zeer uiteenlopende media.

Onderwerpen

Terugkerende thema’s en onderwerpen zijn traditionele mythen, boeken en bibliotheken. Hij was het met een interviewer eens dat zijn werk zich afspeelt “in het samenspel van mythologie en rede.” Een van zijn recentere zelfkarakteriseringen is dat hij een “kunstenaar van de onderwereld” is. Armin Zweite begrijpt Kiefers schilderkunst als een interpretatie van de wereld, niet als een representatie van subjectieve perceptie, maar als een interpretatie van de wereld, “toe-eigening van het onbegrijpelijke”.

Er zijn maar weinig hedendaagse kunstenaars die zich zo sterk bewust zijn van de plicht van de kunst om zich bezig te houden met het verleden en de ethische vragen van het heden. Aan het einde van de jaren tachtig erkende hij de verantwoordelijkheid van de kunst in een “Art Talk” als volgt: “Ik geloof dat kunst verantwoordelijkheid moet nemen, maar dat ze niet mag ophouden kunst te zijn. [
] Mijn inhoud is misschien niet hedendaags, maar ze is politiek.” Zoals de kunsthistoricus Werner Spies stelt, maakte Kiefer, net als alleen Gerhard Richter, “een einde aan de onderdrukking van namen, concepten en topografieĂ«n.” In haar proefschrift over Kiefer en Paul Celan karakteriseert de Zwitserse Andrea Lauterwein een schilder als een “pictor doctus” (geleerde schilder), die put uit brede filosofische en literaire referenties en wiens dialoog met de dichter Celan een leidmotief in zijn werk is geworden. Door de ontvangst van Celans poĂ«zie kon hij de cyclus van fascinatie en afkeer jegens de nationaalsocialistische fantasmagorie doorbreken en ook de Joodse visie op de Holocaust en de Shoah in zijn werken verwerken. De Londense kunsthistoricus Norman Rosenthal schrijft over de impact van Kiefers schilderijen: “Ze doen de Duitsers misschien pijn, maar in het buitenland wordt hij ook bewonderd omdat hij complexe werken over het Hitlertijdperk schiep, waaronder ook over het jodendom.” Deze Duitser heeft een oprechte band met zijn eigen cultuur, met Beethoven, Heine, Goethe of Wagner, en in zijn kunst brengt hij “het verschrikkelijke en het schone van zijn land op magnifieke wijze samen”. De Franse kunsthistoricus Daniel Arasse benadrukt dat humor, ironie en spot “een constitutieve dimensie” van zijn werk vormen, waardoor hij soms “verboden kan doorbreken”.

Naast de dichter Paul Celan werd Kiefer ook geĂŻnspireerd door Ingeborg Bachmann om belangrijke werken te creĂ«ren. De schilderijen Bohemen ligt aan zee (1995 en 1996) dragen de titel van een gedicht van Bachmann dat gebaseerd is op een Shakespeare-motief. Haar vers “Iedereen die valt heeft vleugels” verschijnt ook op een van zijn latere schilderijen uit Barjac.

Wie het gehele oeuvre van Kiefer tot nu toe wil overzien en ordenen, zal herhaaldelijk tegenkomen dat de kunstenaar verschillende werken en groepen werken die op verschillende tijdstippen zijn ontstaan, dezelfde titels geeft. In de woorden van JĂŒrgen Hohmeyer, voormalig cultuurredacteur van Der Spiegel, beschouwt Kiefer ‘het hergebruiken van titels […] als gangbare praktijk’. Voorbeelden hiervan zijn zijn talrijke werken, groepen werken en tentoonstellingen met de titel Hemelse Paleizen of Torens van de Hemelse Paleizen.

Terwijl Kiefers vroege creatieve periode werd gekenmerkt door een bijna obsessieve betrokkenheid bij de Duitse geschiedenis en cultuur, kwamen in zijn latere werkfasen naast de gnosis en de joodse mystiek (kabbala) ook de Egyptische en oude Nabije-Oosterse mythologieĂ«n en kosmogonieĂ«n naar voren als nieuwe bronnen van inspiratie, zonder dat de oude thema’s volledig verdwenen.

Motieven

Formeel is het werk van Kiefer monumentaal en figuratief (“Zonder object zou ik sowieso geen schilderij maken”. Zijn voorkeurskleur is grijs, de ‘kleur van de twijfel’. Inhoudelijk getuigen de werken van een ‘voortzetting van de geschiedschilderkunst’ en een ‘intensieve betrokkenheid bij het cultureel erfgoed’. Amerikaanse kunstcritici plaatsen hem in de traditie van de romantische landschapsschilderkunst van Caspar David Friedrich.

Materiaal

Zijn werken worden gekenmerkt door archaïsche materialen: naast het dominante materiaal lood zijn er ook as, stro, zonnebloemen, haarstrengen, zand, klei, gebrand hout en lapjes stof verwerkt, die vaak in overlappende lagen zijn aangebracht. Kiefer is een ‘vriend van lood’, zoals hij zelf toegeeft: ‘Lood beïnvloedt mij meer dan enig ander metaal.’ Hij formuleerde zijn credo in de paradox: ‘Ik verberg materie door het uit te kleden.’

Dicht bij het gedachtegoed van Beuys liggen – naast de voorkeur voor onconventionele materialen – de parallellen die Kiefer ziet tussen de rollen van alchemist en kunstenaar, waarbij de laatste ruw materiaal en doek transformeert tot symbolische betekenisdragers.

Over Kiefers favoriete materiaal: Lood

Vraag: Wat fascineert u aan lood?
Kiefer: “Het is als de aura van namen. Lood raakt me meer dan welk ander metaal ook. Als je zo’n gevoel onderzoekt, leer je dat lood altijd een substantie voor ideeĂ«n is geweest. In de alchemie bevond dit metaal zich op het laagste niveau van het goudproductieproces. Aan de ene kant was lood bot, zwaar en geassocieerd met Saturnus, de lelijke man – aan de andere kant bevatte het zilver en was het al een verwijzing naar een ander, meer spiritueel niveau.”

Ferdinand von Schirach reageerde op Kiefer in een interview met ZEIT-magazin: “Ik bewonder hem; je kunt niet aan zijn werk ontsnappen”, zegt von Schirach. Hij vertelde mij dat de Dom van Keulen vroeger bedekt was met loden platen, die inmiddels vervangen zijn. Kiefer kocht al het lood van de Dom van Keulen. 40 vrachtwagens reden van Keulen naar Barjac in Frankrijk. Kiefer bezit daar een enorm gebied. Dus ik zei tegen hem: ‘Dat is geweldig, dan heb je tot het einde van je leven lood.’ Zijn antwoord: ‘Nee, na drie jaar was het allemaal verdwenen.

Florian Illies interpreteert Anselm Kiefers materiĂ«le voorkeuren als volgt: “As is Kiefers element, met zijn onuitwisbare herinnering aan vuur, zijn irritante vruchtbaarheid, zijn broze, sombere materialiteit. En de materialist Kiefer gebruikt zo vaak Saturnus-lood om ons voor altijd te herinneren aan het gewicht en de flexibiliteit van elk verhaal, elke waarheid en elke leugen.”

Ga hieronder naar pagina 2 van ‘DE ZINSBEGOOCHELING VAN KIEFER’ :

De strooien offers van Kiefer

zetten de zintuigen in lichterlaaie

Voor Emilie, die mij met vaste hand door de mensenzee leidde.

Sag mir wo die Blumen sind

“Kiefer maakte de installatie Sag mir wo die Blumen sind speciaal voor de hal rondom de centrale trap van het Stedelijk Museum Amsterdam.
Te zien zijn menselijke figuren tegen een goudkleurige achtergrond en uniformen bedekt met dikke lagen verf en klei. Gedroogde rozenblaadjes dwarrelen op de grond. Voor de kunstenaar staan ze symbool voor de verbinding tussen hemel en aarde en de cyclus van leven en dood.

Centraal in dit monumentale werk staat het idee van de condition humaine of het lot van de mens. Kiefer wijst op de absurditeit en de vergankelijkheid van het bestaan.
Als uitgangspunt nam hij de uitspraak ‘panta rhei’ van de Griekse filosoof Herakleitos, wat ‘alles is in beweging’ betekent. Herakleitos is samen met andere presocratische filosofen afgebeeld. Sommige figuren zijn gebaseerd op foto’s van vrouwen aan het werk die Kiefer maakte tijdens een reis door India, andere op foto’s van psychiatrische patiĂ«nten van de 19de-eeuwse neuroloog Jean-Martin Charcot.

De titel verwijst naar het beroemde anti-oorlogslied Where Have All the Flowers Gone? van Pete Seeger uit 1955, dat bekend werd door de Duitse vertolking van Marlene Dietrich, die het ook in het Engels en Frans zong.”
(Citaat uit de catalogus)

Anselm KieIer
Sag mir wo die Blumen sind (Zeg me waar de bloemen zijn), 2024
Emulsie, olieverf, acrylverf, schellak, bladgoud, bezinksel van een elektrolyse, klei, gedroogde bloemen, stro, textiel, staal, houtskool en collage van canvas op doek, 660 x 570 cm (boven), 660 x 1499 cm (rechts), 660 x 1504 cm (links), 660 x 280 cm (doeken onder)

Where Have All the Flowers Gone

Where have all the flowers gone?
Long time passing
Where have all the flowers gone?
Long time ago
Where have all the flowers gone?
Girls have picked them every one
When will they ever learn?
When will they ever learn?

Where have all the young girls gone?
Long time passing
Where have all the young girls gone?
Long time ago
Where have all the young girls gone?
Taken husbands every one
When will they ever learn?
When will they ever learn?

Where have all the young men gone?
Long time passing
Where have all the young men gone?
Long time ago
Where have all the young men gone?
Gone for soldiers every one
When will they ever learn?
When will they ever learn?

Where have all the soldiers gone?
Long time passing
Where have all the soldiers gone?
Long time ago
Where have all the soldiers gone?
Gone to graveyards every one
When will they ever learn?
When will they ever learn?

Where have all the graveyards gone?
Long time passing
Where have all the graveyards gone?
Long time ago
Where have all the graveyards gone?
Covered with flowers every one
When will we ever learn?
When will we ever learn?
‘Where have all the soldiers gone?’
Detail Sag mir wo die Blumen sind
Joan Baez zingt voor veteranen.

Ons museumbezoek op 15 mei

Gecombineerd ticket Van Gogh- en Stedelijk Museum.
De foto’s zijn van Emilie en van Hein.
Zie ook de vorige post: Sag mir so die Blumen eind – een beschouwing van vóór het zien van deze tentoonstelling.

Highlights van ons museumbezoek


Nog een voetnoot bij Anselm Kiefer

Een voetnoot bij Kiefer
 dat getuigd al van ironie bij zo’n gigant. Terwijl hij notabene zelf de Meester van de ironie is
 Getuige ook het verhaal van bovenstaand werk: 
Het Rijksmuseum vroeg Kiefer een drieluik te maken, als commentaar op de Nachtwacht
 Eerlijk is eerlijk, ze hebben het geplaatst (zie boven): een glazen vitrine met drie compartimenten, die hij ‘La Berceuse’ doopte, naar het werk van Van Gogh. Met daarin: het witte stoeltje waarop Van Gogh schilderde - midden - en aan weerskanten twee verlepte zonnebloemen.
‘Wat Nachtwacht, met die stedelijke elite uit de Gouden eeuw, met hun pluimen en veren,’ moet Anselm Kiefer gedacht hebben, ‘mijn man is Van Gogh, de kunstenaar die ik aanbid, die berooid en miskend door het leven ging - maar wat een ongekend talent had hij
’ (maar wie ben ik dat ik de gedachten van Kiefer zou kunnen peilen).
Een mecenas heeft zich uiteindelijk over deze ‘Berceuse’ ontfermd en het aan Kröller MĂŒller geschonken, waar het thuishoort.
Zo kastijdt Kiefer de wereld - en in de eerste plaats zijn vaderland - met ongezouten kritiek op het snobisme en de onwaarachtigheid, in een tijd die letterlijk schreeuwt om wakkerheid en mededogen.
Maar wat een enorme revanche beleeft Kiefer, met een tentoonstelling als deze, in het Heilige der Heilige van de Van Gogh wereld, in twee zulke gerenommeerde musea


Sag mir wo die Blumen sind…

Kiefer is een bommenkind: het eerste bombardement op Donaueschingen is net voorbij als hij op 8 maart ter wereld komt. Het volgende bombardement beleeft hij als hij vijf weken oud is – de tijd dat een baby zijn eerste glimlachje produceert. Na die nacht, van 20 op 21 april 1945, is de oorlog in zijn geboorteplaats voorbij.

“De bommenregen maakt honderden slachtoffers en verandert het kleinburgerlijke stadje in een landschap van schroot en geblakerde steen, binnenste buiten gekeerde kelders, open liggende waterleidingen en elektriciteitsbuizen, badkuipen, geisers, gasfornuizen en bankstellen die op half weggeslagen vloeren balanceren. Daartussen speelt Kiefer. Als kind van vier, vijf jaar oud, zo zal hij later zeggen, ervaart hij de verwoeste stad als een eldorado.”
Daar begon dus al het verhaal van de wankele torens van La Ribaute.

'Al mijn werk is anti-oorlog,' verklaarde hij in een interview.
Wim Wenders werkte drie jaar lang aan het portret van generatiegenoot Kiefer, met wie hij al langer bevriend is. De twee delen een achtergrond: de naoorlogse verwerking van het nazisme; waar Wenders zegt Duitsland simpelweg te hebben verlaten, dook Kiefer diep in de geschiedenis, de mythologieĂ«n en de ‘VergangenheitsbewĂ€ltigung’ betreffende het recente Duitse verleden.

De volmaakte ruĂŻnes van Anselm Kiefer in Barjac

Auteur: Thomas van Huut, NRC, 3 augustus 2022

La Ribaute In Zuid-Frankrijk bouwde kunstenaar Anselm Kiefer decennialang aan zijn levenswerk: een kunstcomplex met amfitheater, metershoge torens en ondergronds tunnelnetwerk. Jarenlang was vrijwel niemand welkom. Deze zomer gaat de poort op een kier.

Torens van betonnen muurplaten: Anselm Kiefers ‘HimmelpalĂ€ste’ op het terrein van La Ribaute in Zuid-Frankrijk, sinds kort voor publiek geopend

Vervaarlijk staan ze daar, tot wel vijftien meter hoog, meer dan tien wankele torens, opgebouwd uit ruwe betonnen muurplaten. Kunstenaar Anselm Kiefer stapelde ze hier zelf op, samen met wat assistenten en een hijskraan. Die HimmelpalĂ€ste noemt hij ze. Deze hemelbestormende torens, op een grasveld achter de voormalige zijdefabriek in het Zuid-Franse Barjac, zijn laag voor laag opgebouwd – als zwaarbeschadigde blokken uit een blokkendoos.

De torens bewegen niet, maar doordat de verdiepingen zo schots en scheef op elkaar zijn gestapeld, met hier en daar een loden zonnebloem ertussen gefrut, lijkt het wel alsof ze zwenken en dansen.

Van de gids mogen we niet dichterbij komen dan enkele tientallen meters afstand. Soms stort er wel eens eentje in, vertelt ze, de brokstukken blijven dan liggen – want opbouw en verval, dat is een belangrijk thema van Anselm Kiefer.

De Duitse kunstenaar werd in 1945 geboren in een platgebombardeerd Donaueschingen. Als kind was het puin van het huis van de buren zijn eerste speelgoed – een anekdote die bijna te mooi is om waar te zijn, want de rest van zijn leven bleef Kiefer spelen met brokstukken.

Overal is de grond hier kurkdroog, de velden staan vol dorre distels, en rijdend over de lange slingerwegen van de Franse ArdĂšche zie je velden vol metershoge zonnebloemen. Je snapt gelijk waarom Kiefer in 1992 naar deze afgelegen streek trok: het landschap is net een van Kiefers kunstwerken; ruw, borstelig en rijk aan aardekleuren en texturen.

Anselm Kiefer groeide uit tot een van de belangrijkste naoorlogse Duitse kunstenaars. Hij maakt immense doeken en sculpturen waarop hij in dikke verf en met tal van natuurlijke materialen als hout, stro en gedroogde zonnebloemen, maar ook met gips, glasscherven en buigzaam lood de grote raadsels van het leven probeert te verbeelden. Want, zo concreet en tastbaar als zijn materialen zijn, zo abstract en metafysisch zijn de onderwerpen: in eerste instantie vooral de beladen Duitse geschiedenis, later veel Egyptische en Noorse mythologie, Joodse kabbala en Europese alchemie – systemen waarmee we de werkelijkheid proberen te vatten, maar die altijd tekortschieten.

Dertig jaar lang werkte Kiefer in Barjac aan een megalomaan project: een wereld voor zichzelf. De oude zijdefabriek werd zijn studio, La Ribaute, waar hij zijn gigantische doeken en sculpturen kon maken, maar daarnaast transformeerde hij het zestig voetbalvelden grote landschap zelf tot één groot kunstwerk. Kiefer legde wegen aan, groef meertjes uit en liet meer dan veertig paviljoens bouwen. Samen met een assistent bouwde hij een centraal gelegen amfitheater van beton, vijftien meter hoog. In de heuvel groef hij ondergronds een immens netwerk van tunnels, dat de verschillende gebouwen met elkaar verbindt.

Jarenlang afgesloten

Decennialang was er, behalve een enkele museumdirecteur of kunstverzamelaar, vrijwel niemand welkom op La Ribaute. Alleen de prachtige documentaire Over your cities grass will grow (2010), waarin de Britse filmmaker Sophie Fiennes geheel commentaarloos haar camera door het complex laat meanderen, gaf de gewone kunstliefhebber een indruk van wat Kiefer gebouwd had.

Totdat deze zomer de deur op een kier ging. Een door Kiefer zelf opgerichte stichting is begonnen met het geven van rondleidingen door het complex. Dat gebeurt mondjesmaat: drie dagen in de week, tussen mei en oktober, wordt een groep van achttien mensen rondgeleid door een gids. De rondleidingen zijn in het eerste jaar compleet uitverkocht.

Kiefer zelf verliet het terrein al in 2008, om zich te vestigen in een 20.000 vierkante meter grote studio in Parijs. Hij bleef naar La Ribaute terugkeren om zijn levenswerk te voltooien. De bedoeling was al lange tijd om er een blijvende kunstinstelling te vestigen. In 2007 gaf Kiefer in een interview aan in gesprek te zijn met het Guggenheim. Later wilde hij het landgoed schenken aan de Franse overheid – die waarschijnlijk aarzelde wegens de hoge onderhoudskosten. Nu beheert een onafhankelijke stichting het gebied, grotendeels gefinancierd door Kiefer zelf.

Amfitheater, crypte en tunnels

Bij een bezoek wekt La Ribaute de indruk van iets wat het midden houdt tussen een geheime James Bond-basis en de megaspeeltuin van een kunstenaar-miljonair (een Duits tijdschrift schatte Kiefers vermogen in 2017 op 100 miljoen euro). Gasten worden opgewacht bij een onopvallend hek op een verlaten landweggetje. Een medewerker controleert de tickets, en geeft via een portofoon door wie er zijn: „Grijze auto, twee personen.”

Daarna mag je doorrijden naar de middenplaats van de oude zijdefabriek, waar op het plein de eerste beelden van Kiefer staan: uit de serie Les Femmes de l’AntiquitĂ©, gipsen afgietsels van jurken met op de plaats van hun hoofd prikkeldraad, gedroogde takken, bakstenen of treinrails. Ook hier krijg je een James Bond-gevoel: boven je hoofd hangt een manshoge, lange stalen buis in een stellage. Deze futuristische ‘zwevende tunnel’ met ronde venstertjes verbindt de oude bakstenen gebouwen met elkaar: de tunnel koppelt het gedeelte waar Kiefer woonde aan het deel waar zijn kinderen woonden. Kiefer is gefascineerd door tunnels: hij ziet erin de verbinding tussen twee punten, zonder ‘tussenruimte’, als een gat in de tijd.

Na de binnenplaats en de metershoge HimmelpalĂ€ste-torens krijg je een van de meerdere witgeschilderde glazen kassen te zien, waarin zich meer Femmes de l’AntiquitĂ© bevinden. Hun namen – ‘Xanthippe, Kalypso, Pythia, Sappho, Statilia’ – staan op de ruiten geschreven. Figuren uit de Griekse en Romeinse mythen en geschiedenis door elkaar, het is Kiefers ode aan de vrouwen die de geschiedenis bepaald hebben. De dood en vergankelijkheid zijn hier niet ver weg: op de grond liggen overal dode vlinders en andere insecten, bezweken onder de hitte van de kas.

La Ribaute houdt het midden tussen een geheime James Bond-basis en de speeltuin van een kunstenaar-miljonair

Via een stalen deur betreed je later een van de grootste ruimtes van La Ribaute: het Amfitheater, ook opgebouwd uit beton, dat werd gegoten in een mal tussen twee zeecontainers – Kiefer hoopte dat het Amfitheater zou instorten, „maar tot nu toe is mijn hoop niet vervuld”. Onderin de arena ligt een groot loden vliegdekschip. Enkele van de containers zijn gevuld met een installatie van meterslange oude filmrollen aan buizen: alles ademt geschiedenis, oorlog, verval.

De meeste indruk maakt het uitgebreide tunnelstelsel waar je daarna doorheen loopt – een gouden draad langs de aarden zijwand wijst, net als in de klassieke mythe van Ariadne, de weg. Gaten in het plafond tonen dat je telkens onder paviljoens met daarin werken van Kiefer doorloopt – onderdelen ervan: glasscherven en stenen ‘meteorieten’ liggen op de grond in de tunnel alsof ze zijn neergestort.

Lopen door Kiefers brein

La Ribaute was voor Kiefer veel meer dan een werkplek. „Ik heb mijn studio’s vaak vergeleken met laboratoria”, vertelde hij tijdens een lezing aan het CollĂšge de France, opgenomen in de bundel Art Will Survive its Ruins, „maar men kan ze ook voorstellen als raffinaderijen of mijnen.” De grond leverde hem „een substantieel deel van de materialen die ik in mijn werk gebruikte, bijvoorbeeld de zeven meter hoge zonnebloemen.”

Maar belangrijker is dat Kiefer zichzelf herkende in zijn studio-terrein: „Als ik ’s avonds een beetje vermoeid door mijn atelier loop […] ben ik in een andere wereld: ik zie mijn atelier, maar ik loop door mijn brein. Ik zie de synapsen.” Die ervaring van het lopen door iemands brein, heb je ook als buitenstaander: alles ademt hier Kiefer. Misschien wel meer dan een wereld voor zichzelf bouwde Kiefer een monument voor zichzelf.

De ondergrondse tunnels brengen je ook naar de ‘Crypte’, een grote ondergrondse ruimte die is uitgegraven tussen in beton gegoten zuilen. Het voelt als een man-made grot: natuurlijk, maar ook gevormd naar de wil van de kunstenaar. Ondergronds kom je ook het kunstwerk tegen van een van de gastkunstenaars die Kiefer uitnodigde een werk toe te voegen aan La Ribaute: Wolfgang Laib bekleedde een veertig meter lange gang met bijenwas – de vorm ervan verwijst naar de tunnel waarin het mythische orakel Sibille van Cumae zou hebben geresideerd. De zoete geur van de was, de koele lucht onder de grond en het gedimde licht van gloeilampen: ze zorgen samen voor een subliem moment van verstilling.

Na tal van prachtige bovengrondse paviljoens, vol met Kiefers kunst, volgt het slotstuk: een paviljoen zo groot als een vliegtuighangar, waarin de meest recente werken van Kiefer hangen: grote doeken waarop hij wild geschilderde sterrenconstellaties koppelt aan theateropstellingen in Duitsland en Babylon.

Het is veel. Zo veel dat het decadent aandoet. En het voelt vreemd om over een gigantisch terrein te lopen dat zo sterk de geest van één enkele superkunstenaar uitdrukt: uitgerekend in de zomer dat de mondiale kunstwereld op de Documenta in Kassel het einde van het individuele kunstgenie viert, en waarin de BiĂ«nnale van VenetiĂ« alle Bekende Mannen (Anish Kapoor, Bruce Nauman en ook Anselm Kiefer) naar het randprogramma heeft verbannen om een hoofdexpositie te maken met vrijwel alleen maar vrouwelijke kunstenaars.

Maar juist omdat La Ribaute als ‘levende ruïne’ is gebouwd, maakt de plek zoveel indruk. Tijdlagen schuiven over elkaar: die van de voormalige zijdefabriek, de oude werkplaatsen van Kiefer, de smetteloze paviljoens waarin de kunstwerken getoond worden, de Joodse, Egyptische, Griekse, Duitse beschavingen die het onderwerp zijn van Kiefer – ze grijpen allemaal in elkaar. Culturen komen op, en culturen vervallen weer. Mocht het tijdperk van de individuele sterkunstenaar inderdaad op z’n einde lopen, dan is La Ribaute het perfecte monument om dat einde mee te vieren.


Werk van Kiefer in het Stedelijk Museum Amsterdam (te zien tot 9 juni 2025).
Op 15 mei heb ik de tentoonstelling gezien - zie De strooien offers van Kiefer.

Paashazen 2025

Boven: Aan Klaaske trekt een joggende vrouw voorbij – waar mijn panorama-lens een stapel van maakte. Net zoals die van de Bremer stads muzikanten in het sprookje van Grimm.
Ik deed ter plekke ook nog een poging dit plaatje naar M. te appen, maar merkte dat het verleden me te zwaar belastte, zag er vanaf.

Het was dag geweest, het is avond geworden, Pasen is voorbij.