‘Ik hoor de tijd stromen…’

Ik hoor de tijd stromen

En vraag me af: wat doe ik met die tijd die ons voor dit leven toegemeten is. Blijven we leven volgens plan – zijn we ons bewust dat we leven volgens plan?
Volgens plan leven 
 dan vergaat de tijd. Letterlijk.
De dieren hebben geen plan, die leven volgens een vast patroon. De mens heeft de vrijheid om zijn patroon te verlaten.
Maarten Houtman, Jij bent het spel.

Eind 2010 zocht ik Maarten Houtman nog een keer thuis op, niet lang voor zijn opname in het ziekenhuis in Bilthoven.
Er kwamen in die tijd regelmatig mensen bij hem op bezoek, familieleden en mensen die nog een laatste keer met hem wilde praten.
Ook ik was dat jaar regelmatig langsgegaan, spontaan of op uitnodiging van Hanna – het ritje ernaartoe in ons stadsdeel Amsterdam-Noord was voor mij een vertrouwde gang, hun huis in Molenwijk een vertrouwde plek.

Maarten ging nu zichtbaar achteruit – ik had nog nooit een stervensproces van zo dichtbij meegemaakt. 
Het was ook vast onderdeel van het gesprek: wat zijn klachten waren, hoe hij geslapen had, of hij z’n bed nog uit kon komen…
Jaap Koster,  timmerman en leerling van Maarten, had voor hem een leren lus gemaakt aan het plafond, waaraan hij zich kon optrekken. En Hanna kreeg in die tijd hulp van een voortvarende vrijwilligster.

Toen ik die dag binnenkwam, kwam Maarten net moeizaam de gang op met z’n rollator. En hij was zich daar ook bewĂșst van. Hij keek me aan en zei met onvaste stem: “Ik ontdek nog steeds…”

Het was even een schok … ik voelde me er ongemakkelijk onder, mijns ondanks vroeg ik me af: is dit geen farce … JIJ, zoals je nu bent…
Toch was ik diep vanbinnen ook blij met wat hij het zei.

Je kunt je afvragen waarom ‘welzijn’ voor ons zo’n absolute waarde is. Alsof zwakte, ziekte, gebrek, ongeluk, er niet mogen zijn – we willen het zo snel mogelijk vergeten…
Toch lijken zowel ons lichaam als onze geest pas tot bewustzijn te komen, als we ze ‘tegenkomen’, zoals dat heet – dus als we lijden.

Over dat bewustworden van je lichaam, schreef Cees Nooteboom in ‘Rode regen’ , onderstaande vermakelijke passage – net met de boot terug uit Amerika, kwam de auto waarmee hij werd opgehaald, op de kade onzacht in aanraking met een voorligger. Waarna hij had geprobeerd de bumpers uit elkaar te trekken:

“Het leek me een kwestie van tillen.
Vervolgens had ik een rug, en nu, zoveel jaren later, heb ik er nog een. Afgezien van dat tillen, moet het ook iets met schuld en onschuld te maken hebben. Kinderen hebben geen rug, ik kan me er tenminste niets van herinneren. Misschien had ik vroeger wel helemaal geen lichaam. Dat is de paradox: een lichaam krijg je pas als je het kwaad maakt.”

Er zou bij Nootenboom nog een lang traject van de meest wonderbaarlijke behandelaars volgen…[1]

Er is een opmerkelijke parallel in mijn eigen leven – was er bij Nootenboom misschien sprake van bravoure,  bij mij ging het meer om een gestrande poging tot behulpzaamheid:
Op de Nieuwmarkt in Amsterdam ging vlak voor m’n neus een junkie tegen de vlakte. Ik kon het niet aanzien en probeerde hem overeind te trekken – de loden last van een dood gewicht…
Nou, dat heb ik, net als N., geweten… Ik was geknakt, mijn rug ging voortaan m’n leven bepalen…

Eerst probeerde ik oefeningen te doen die ik bij yoga had geleerd, zoals ‘vooroverbuigen’. Maar het had een averechts effect. Toen kwamen we in ons Theosofische vakantieverblijf in Oostenrijk Herr Hans Nickel tegen, die daar Kriya Yoga onderwees. Hij was met me begaan en gaf me een kopie van een boekje met rugoefeningen, dat hij zelf bij zich had.
Terug in Nederland,  kreeg ik in Amsterdam vervolgens wekelijks een ‘sportmassage’ van een bekwame fysiotherapeute.
Maar inmiddels had Maarten het er bij ons al jarenlang  zachtjes ingemasseerd, dat we bij het begin moesten beginnen… Dat het om het hele lichaam ging, om acceptatie, beleving – in wezen om kennismaking met het lichaam.
Dat zette mijn hele wereld op z’n kop – de onderste steen boven…
En het leidde ertoe dat ik ging shaken.

In Vriendjes worden met je lichaam zegt Maarten het volgende over die onbewustheid:
“Als je probeert om vriendschap te sluiten met je lichaam, dan moet je over een geweldige kloof heen. En je moet beseffen dat je inderdaad een grote kloof voor je hebt. En dat die alleen maar geslecht kan worden, doordat je geduldig elke keer opnieuw die vraag aan jezelf stelt: waar is mijn lichaam?
Ik ben er diep van overtuigd, dat als je die vraag stelt en geduld hebt, dan komt het antwoord. Dat komt onmiddellijk. Je voelt onmiddellijk: ah, ja, oh ja, nu ben ik heel, nu kan ik als heel mens ingaan op wat niet duidelijk is. Het is niet dat je daardoor plotseling een oplossing ziet, dat bedoel ik niet. Maar je hebt zelfvertrouwen, omdat je heel bent.”

PS

Toen ik dit blog aan ’t schrijven was, drong plotseling tot me door dat me recent eenzelfde soort ongeluk, met een minstens zo grote impact, nogmaals overkomen is, maar nu vanuit een heel andere hoek – voor mij onzichtbaar. Het zorgde ervoor dat die ‘blinde hoek’ inmiddels visueel bij mij ingebakken is.
Waar een levenspatroon van ‘goed willen doen’ allemaal niet toe kan leiden…

____________________
[1] Cees Nooteboom, De rug van de reiziger, in Rode regen . De Bezige Bij, 2012.

Foto bovenaan: Maarten Houtman in ‘Le Couvent’, Azillanet, Herault (F). Foto Klaaske Fokkens.

Buitensport voor mannen

Bovenaan: ons startpunt aan het Waterlandplein (links staat Jago). Heen lopen we gezamenlijk naar het speelveld hierboven, terug loop ik langs ongebaande paden onderaan de snelweg terug naar huis.

Hoewel ik Zeillemaker heet, ben ik nooit op zee geweest, op een reisje met de stena Line van Amsterdam naar Noorwegen na. Ik heb dus nooit geleerd me op de sterren te oriĂ«nteren – al heb ik de stand van de zon wel als kompas gebruikt. Voor de rest heb ik m’n weg moeten vinden op herkenning, al of niet geholpen door een kaart. Waar dan op het laatst nog de TomTom bij kwam – die door sommigen als een ‘degeneratie’ van ons natuurlijke gevoel van richting beschouwd wordt. Maar toen ik tijdens een groepsreis naar China, moederziel alleen verloren in de miljoenenstad Chengdu stond, heb ik gezworen dat nooit meer zonder iPhone te doen – gelukkig kwam ik toen een Engelse scholiere tegen, die me de weg kon wijzen naar Baoguang Si.

Dat dat gevoel van richting van ons een bijna instinctief gegeven is, daar ben ik hard mee geconfronteerd toen ik een beschadiging aan mijn visuele cortex opliep – op bezoek bij een oude bekende, was ik me ‘een beroerte geschrokken’ toen zij plotseling alles uit haar handen liet vallen en wartaal sprak. Soms ben je gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek…
Omdat ook mijn blikveld beschadigd was, heb ik sindsdien twee jaar lang begeleiding gehad van een gespecialiseerde verpleegkundige van het O.L.V.G., die om de maand bij ons langs kwam. Geweldig!
`Daarna kreeg ik via mijn huisarts te horen, dat ik nu wel moet blijven bewegen om herhaling te voorkomen…
En zo kwam ik bij Jago Bunnik terecht, van oorsprong fysiotherapeut, die nu aan ‘buitensport voor mannen’ doet, met accent op ‘langzaan bewegen’.

Klaaske ging in eerste instantie mee – haar wekelijkse yoga-lessen staan sinds enige tijd stil, omdat de docente uitgevallen is. Maar ze vond het toch te ongestructureerd. Dat het in de app-groep een ‘Mannengroep’ heette, vond ze maar bijzaak – maar wel komisch, natuurlijk…
Voor mij voelt het juist heel comfortabel dat, in de drie kwartier die we daar hebben, elk van de deelnemers zijn eigen programma afwerkt – weliswaar aan de hand van vier basisoefeningen die we gekregen hebben, maar ieder binnen zijn eigen grenzen en op zijn eigen tijd.
Dat er toch ‘samenhang’ blijkt te zijn, is dan een bijna magisch gegeven, wat zich aandient als wisselwerking tussen je eigen inspanning en wat je om je heen ziet gebeuren. Prestatie is daarbij irrelevant.

Ik ga nu op eigen kracht door – ik vond onze locatie-met-rekstokken in het park langs de ringweg wel iets aantrekkelijks hebben. En je kunt daar nog pingpongen ook!

Maar er wordt natuurlijk ook getraind: opdrukken, strekken, lopen en liggend omwentelen, voor het geval je ooit nog eens een been breekt – het dringt steeds meer tot me door dat ‘Hals- und Beinbruch’ (zoals de Duitsers het noemen) in onze maatschappij als een doem boven het hoofd van de oudere hangt. Gelukkig maar dat Jago daar speciaal op gespitst is.

Als je dan weer thuis bent, voel je je wel even gebroken… Ook al heb je in je leven dan van alles uitgespookt – waarbij shaken mijn specialiteit is – een getraind lichaam heb je niet zomaar terug.

Tijd om even weg te dromen…

Help, de boom valt om…

Voor Meino’s vijfentachtigste verjaardag .

Vrijdag 7 juli 2023 – ‘De val van het kabinet Rutte.’
Lang leve de Christen Unie, die toch nog enige menselijke maat bracht in dit kille, technocratische debat over de inperking van de ‘gezinshereniging’ voor vluchtelingen – daar lag hun grens.

… hier is ie al gevallen.
Bomen die als gevolg van de bouw van een schakelhuisje omgingen.

De val van een boom is een mythisch gebeuren…
Terwijl we het leven vaak als een rekensom beschouwen: ‘…je kon het op je vingers natellen, Ă©Ă©n en Ă©Ă©n is twee,’ alles wordt al ingekleurd. Terwijl dit iedere voorstelling tart…
Net zoals je ooit de Twin Towers in zag storten … je geloofde je ogen niet…

Wij bouwen onze wereld op zekerheden, op wiskundige formules. Is een bouwwerk niet Ă©Ă©n en al berekening, Ă©Ă©n samengestelde formule, die staat als een huis?
Zo is ook de levende natuur voor ons een ingeboren zekerheid, een zichzelf herhalende toverformule, een recursief proces, waarmee we als het ware zijn vergroeid – het woord zegt het al, het is naturwĂŒchsig, zoals de Duitsers het zo onovertroffen verbaal weten te raken.
Net als een boom die staat, tot in de hemel reikt, zijn wortels diep geplant in de aarde. Zo zien we het graag: zekerheid, iets dat staat als een paal boven water.

Nou, nee dus … mensen sterven, bomen vallen om – het is voor ons nu zelfs denkbaar geworden dat de aarde zal vergaan… Maar je moet het zien om te geloven.
Nou, zo viel voor ons raam, vlak onder onze neus, die boom om, gestriemd door de wind – en daarna viel er nog Ă©Ă©n…

Mijn kleine wereldje…
De wereld die voorbijkomt op dat kleine schermpje, waar we de hele dag op zitten te turen – of op de buis, een ‘wereld’ die net iets groter is. En zo nemen we elkaar ook de maat: als ‘mieren’, ‘luizen’, ‘neten’ – anders passen ze er niet op…

“Besef dat toch, je bent iets ongelooflijks, je bent zó’n geweldige mogelijkheid. En je zit je aldoor maar af te vragen, zal ik nou een boontje meer nemen of een boontje minder nemen
 [gelach]
Dat is jouw formaat niet.
De sterren en de hemel en het heelal, dat is jouw formaat. En alleen jij hebt het in de hand om in dat formaat je leven te leven.”
Maarten Houtman, ‘Het principe van de eenwording’, Eefde december 1987, woensdagmorgen

PS
Vannacht drong plotseling tot me door, dat zo’n boom macht over jouw wereld heeft. Dat klinkt wat onheilspellend, maar het verklaart wel het gevoel van onwerkelijkheid van de wereld, dat Klaaske en ik de volgende dag beiden hadden.
Ik moest denken aan The Lord of the Rings, waar bomen wezens zijn die rechtstreeks contact met ons kunnen maken. Zoals de Ent (een lopende boom) Boombaard, die met zijn donkere, spelonkachtige stem tegen de Hobbits zegt dat zij haastige wezentjes zijn…

Helemaal raak natuurlijk, zie ons daar rondhuppelen en springen…

Moeders…


Bij de 119e geboortedag mijn moeder, Geertruida Cornelia MĂŒller, die nu dertig jaar geleden overleden is.

Als kind konden volwassenen zich onverdroten met je vriendschappen bemoeien, dat was om gek van te worden…
Mijn moeder was daar een ster in. Maar er waren ook anderen bij wie dat bizarre vormen aannam. Leraren bijvoorbeeld…

Dat overkwam Klaaske op het Christelijk Lyceum in Arnhem, waar onze gerespecteerd klassenleraar – hij zou het elders nog tot rector schoppen – op de ouderavond aan haar ouders vroeg ‘of ze wel wisten dat hun dochter met Hein Zeillemaker ging … dat hij er zich zorgen over maakte of zij mij niet aan het inpakken was…’
En dat, terwijl mijn schoonouders van elk detail op de hoogte waren…
Toen ze het nadien aan Klaaske vertelden, huilde die van woede … waar bemoeide die man zich mee…

Ook mijn eigen vriendschappen hebben vaak onder vuur gelegen, altijd was er wel een of andere volwassene die er zich mee bemoeide. Misschien wilden ze me wel beschermen, en vonden ze mijn eigen beoordelingsvermogen schromelijk tekort schieten…

Nadat we van Krimpen naar Nijmegen verhuisden – dus alweer naar een totaal nieuwe omgeving – was het al direct raak. De meester van de 6e klas waarin ik belandde, adviseerde mijn ouders – hij was een ‘mannenbroeder’ – dat ik maar beter niet met mijn klasgenoot Corry kon omgaan…
Maar … die Corry was mijn nieuwe vriendje daar… En ik kwam graag bij hem thuis. Al rookte zijn jonge, Indische moeder dan als een ketter, ik was gefascineerd…
Maar nu mocht het dus niet meer, door een ingreep van bovenaf. ik was ontzet…[1]

De familie Zeillemaker-MĂŒller op de ‘bonk’ in Krimpen a/d IJssel, 1949

Jaren daarvóór was het al begonnen. Na onze verhuizing van Utrecht naar Krimpen – zie mijn blogpost Ontwaakt in de Krimpenerwaard – mocht ik van mijn moeder op zeker moment met bepaalde kinderen uit het dorp niet meer spelen.
Rijkie was daar Ă©Ă©n van. Hij was een brutaaltje, dat wel. En als hij weer eens een keertje zoek was, riep zijn moeder uit volle borst, zodat het in de wijde omgeving rondzong: ‘Rijkie, Rijkie, Rijkie-ie-ie-ie…’
Mijn moeder vond dat ordinair… Maar laten we wel wezen, als grotestadsmensen pasten wij ook niet in hun profiel…
Ik was geschokt toen ik haar verbod aanhoorde – hoewel ik instinctief wel begreep wat ze bedoelde, zoveel ‘standgevoel’ had ik nog wel…

Maar als gevolg van dat verbod, gebeurde er toen precies het omgekeerde…
Nu ging mijn moeder zich met mijn vriendjes bemoeien, ze koos ze zelfs voor mij uit… En ging ze dan vervolgens mij ten voorbeeld stellen…
Nou, toen had je de poppen aan het dansen, dan was je bij mij aan het verkeerde adres… Het kwetste mijn ego, ik werd valsik liet me toch zeker niet vernederen, dit pikte ik niet…
De gevolgen waren verschrikkelijk…

Om te beginnen was er Pier, met wie ik altijd langs de IJsseldijk naar school liep. Ik kwam ook op bezoek in hun dijkhuis, en hij bij mij – waar mijn moeder graag met hem praatte…
Maar vervolgens kreeg ik toen wel doorlopend te horen ‘dat Pier zo netjes was op z’n kleren’ – dat was een bekend strijdpunt tussen mij en mijn moeder, ze vond me een sloddervos vond, die niet op z’n kleren lette, ik was niet netjes genoeg…
Nu denk ik dat zij mij daar op die fabriek gewoon een overall aan had moeten trekken, net als de arbeiders die daar werkten. De vrijheid die ik op dat enorme fabrieksterrein genoot, was juist mijn lust en mijn leven…
Maar ik kreeg een matrozenpakje aan. Net als Pier. Ik moet die jongen zijn gaan haten…
En toen gebeurde het…

Op een dag stond mijn moeder in de deuropening met Pier te praten, hij stond al buiten. En ik vond kennelijk dat die deur dicht moest, Pier eruit
Ik probeerde wanhopig die deur dicht te doen, maar hij wilde maar niet sluiten… En tegelijkertijd begon Pier vreselijk te schreeuwen…
Ik begreep er niets van en drukte nog harder tegen die deur…
Toen begon ook mijn moeder te roepen: ‘… z’n vingers!!’
Nog drong het niet tot me door… Door een waas hoorde ik Pier schreeuwen, maar die deur moest dicht!
En pas toen drong het tot me door … hij zat met z’n vingers tussen de deurpost…

Halsoverkop gingen we naar de dokter. Ik wachtte daar geschrokken op de uitslag … wat had ik gedaan?
Maar gelukkig bleek Pier niets gebroken te hebben…
Toen ik de volgende dag met hem terug van school naar huis liep langs de dijk, hadden we hevige ruzie – hij zal me verweten hebben dat ik het expres had gedaan…
Toen we bij zijn huis waren, sloeg hij af, ik liep door naar het mijne – tot ik plotseling uit m’n ooghoeken zag dat hij naar me uithaalde … een kei trof me keihard tegen het achterhoofd…
Huilend liep ik naar huis, de vriendschap was voorbij.

Ik heb later vaak aan dat onbewuste handelen van mij terug moeten denken. Was het per ongeluk geweest, of was het expres – of misschien ‘per ongeluk/expres’…
Dan moest ik die Pier wel vreselijk zijn gaan haten … die mij tot voorbeeld gesteld werd Ă©n mijn moeder inpikte…

Later overkwam het me nog een keer:
Er kwam vriendje bij ons logeren, Anne heette hij. Hij was de zoon van een dominee, een oude bekende van mijn moeder (surprise!), met wiens familie we op vakantie in Haamstede bevriend waren geraakt. Anne was mij door mijn moeder als logĂ© min of meer opgedrongen, zij vond hem zo ‘lief’… En ook hij werd mij ten voorbeeld gesteld … zĂł voorkomend hij was, zowel qua uiterlijk als qua gedrag…
En toen was ik daar in de logeerkamer plotseling met hem aan het vechten – iets wat ik nooit deed… Ik hield zijn hoofd in een klem en wilde maar niet loslaten, ook al schreeuwde hij dat hij stikte… Alsof ik hem wilde vermoorden…
Hij is nooit meer terug geweest.

De marges moeten bij ons thuis voor mij wel heel smal geweest zijn, dat ik me in die wereld zo gauw verloren voelde. En zĂł voor mijn eigenheid moest vechten…
Mijn moeder moet wel een sterke vrouw geweest zijn. Ze had het beste met me voor.

PS

Toen we allang in Nijmegen woonden, werd er een keer aan de deur gebeld. Toen ik opendeed, stond er een jonge man in militair uniform, die zich voorstelde als ‘Pier’. Hij was daar gelegerd, hij wist dat we naar Nijmegen verhuisd waren en had ons opgespoord. Ik liet hem binnen, maar het was niet duidelijk wat hij kwam doen. Hij informeerde naar mijn schoolprestaties en vertelde over de zijne. Alsof hij me de loef wilde afsteken. Kennelijk had het gebeuren bij hem toch een wond achtergelaten...
Ook Anne kwam naderhand nog een keer tegen – stom toevallig. Hij was student theologie aan de VU, ik liep bij een vestiging op de Keizersgracht, waar hij me herkend moet hebben. We maakten een praatje, ik vond hem aardig...
Heel apart dat het leven je een kans lijkt te geven toch nog iets van die oude schade te herstellen...
Dat is wat me nu invalt.
____________________
[1] De familie van Corry had toen al plannen naar Denver (USA) te verhuizen, ik hoop dat het hen daar, na het dorpse wantrouwen hier, goed is gegaan.

Afbeelding bovenaan: Hanna Mobach, Grafmonument voor G.C. Zeillemaker-MĂŒller (detail).
Gaande de weg, heeft Maarten Houtman heel wat relatieadviezen gegeven – om te zorgen dat ik erbij bleef. Nu ik zelf mijn boontjes moet doppen, is elke vriendschap een hulp…

Mocktails maken

Emilie heeft me donderdag aan het werk gezet.
We zijn dwars door Noord gelopen voor een lunch bij het pas geopende Lowlander Botanical Bar & Restaurant aan het IJ – waar vroeger CafĂ©-Restaurant Stork zat.

Nadat ze haar e-bike in mijn kelderbox had geparkeerd, vertrokken we met gezwinde spoed naar onze bestemming.
Omdat mijn oriĂ«ntatie onder niveau is, zelfs in de eigen buurt, startte ik ‘Kaarten’ op mijn iPhone en gaf het adres ‘Gedempt Hamerkanaal 201’ op.
De robotstem verwees ons naar het Baanakkerspad – dat, volgens Parken en plantsoenen in Amsterdam “al op 30 oktober 1963 haar naam kreeg met een vernoeming naar natuurgebied De Baanakkers in het Wormer- en Jisperveld. De naam van het pad geldt voor alle paden in het Baanakkerspark – een groenstrook die door het hele oostelijke deel van Noord loopt.”

En als Hans en Grietje verdwenen ze toen in de groenstrook..

Het eerste wat we zagen was de Broekhuijsen-Leewis Schooltuin aan het J.H. van Heekpad.
Er waren hele schoolklassen aan het werk, Je hoorde het vrolijke gekwetter van Noorderlingtjes afkomstig uit alle windstreken, verbonden in hun bezigheid en in het directe contact met de aarde – die ons allen draagt en voedt.
Het riep bij Emilie, zelf aan de Beethovenstraat geboren en getogen, vroege herinneringen op…

We liepen daarna braaf de stip op de iPhone achterna, zorgend dat de blauwe lijn van de nog te volgen route ons vóór bleef. We zwabberden daarbij van voetpad naar fietspad en terug.
Het was een stevige wandeling en het was heet…
Op de dijk langs de Waddenweg vonden we gelukkig een bankje in de schaduw en hadden tijd om bij te praten.

Toen we daarna in de buurt van de Nieuwendammerdijk kwamen, werden we doorlopend over smalle weggetjes achter de huizen geleid, waar de tuinen op uitkwamen. Spannende weggetjes – geweldig dat ‘iemand’ dat voor je uitgezocht had… We kwamen zo ook langs een basketball veld met hoge hekken, waarop gespeeld werd.

Maar we konden zo langzamerhand niet langer wachten … daar was het IJ!
We zagen het terras van Lowlander, waar de zitjes langs het water al bezet waren. Maar wat we ook zagen, was dit bord:

We zijn gesloten wegens bedrijfsreservering

Ja, dan is het even alsof je wereld vergaat…
Althans de mijne – Emilie stapte resoluut naar binnen en zag een wat aftandse leren tweezitsbank, waarop ze me liet plaatsnemen. Zelf verdween ze tussen de geanimeerd pratende mensen in het interieur – en kwam even later terug met een bord met sandwiches, en drankjes die ze in de gereedstaande glazen schonk.
Ik keek het allemaal met verbazing aan…
“Ik denk wel dat het hier om uit te houden is, ze hebben ons toch niet in de gaten,” zei ze.
Ik was flabbergasted … hier??
Ik moest er niet aan denken…

Zo zie je het verschil tussen een persoon met improvisatietalent en aanpassingsvermogen, en een ouwe sok die het liefst in z’n stoel zit.

M’n hersens zochten intussen naar alternatieven: Eye aan het IJ … hoe ver is dat? Of anders CafĂ©-Restaurant Stork .. dat moest vlakbij zijn. Maar alles behalve dĂ­t…

Even later sprak Emilie een ober aan, die vertelde dat hij vroeger bij Stork had gewerkt – dat nu voorgoed gesloten was, opgenomen in deze Lowlander tent…
Voor onze ogen lokte het terras aan het IJ, dat druk bezet was…
Het bedrijf dat hier z’n feestje hield, had er een cursus ‘Mocktails maken’ georganiseerd voor zijn werknemers…
Voor ons waren er de gebakken peren…

En het het zo mooi kunnen wezen, kijk maar:

We besloten de bus naar huis te nemen en aan Klaaske onderdak te vragen. Emilie kocht bij Jumbo een tas vol lekkere dingen voor de lunch en we namen vervolgens lijn 38.
We werden op de Elpermeer met open armen ontvangen…

De nieuwe lunchlocatie…

Uw naam worde geheiligd…

Juni is weer de tijd van de kikkerkoren in het ‘helofytenveld’ van het Amsterdamse Waterleidingbedrijf, dat grenst aan de Elpermeer.
MĂ©ÂŽĂ©r leven heb je nog nooit gehoord… Het onbesmuikte geluid van die vele kelen, samengebald in Ă©Ă©n intense expressie – vandaar dat ‘kikkerkoor’ dus.

Dat uitbundige leven, dat doet me onwillekeurig denken aan mijn oude shake-vriendin Erna Heijligers – die haar borstkanker bewust niet had laten behandelen. Het shaken dat ze al jaren beoefende, in de lijn van de Balinese energy master Ratu Bagus, heette een preventieve werking te hebben voor allerlei kwalen. Maar genezen, als je al ziek bĂ©nt, is dat een heel ander hoofdstuk..
Toen ze ten dode opgeschreven bleek te zijn, wilde ze nog zĂł graag leven. Oh, my God…
Erna Heijligers, je naam worde geheiligd…

Het is nu inmiddels vroeg in de morgen, in de verte zijn nog steeds flarden van de kikkergesprekken te horen.
Een overweldigende natuur als deze lijkt het eeuwige leven te hebben … tenzij wij de valsheid hebben de aarde naar de knoppen te helpen – knoppen waar geen nieuw leven meer uit voort komt…

Die destructiedrang zag ik indertijd al bij de jongetjes van mijn dorp Krimpen. Ze namen me mee de polder in, om te laten zien hoe je met een rietje een kikker kunt opblazen.
Ik was ontzet toen ik het zag… “Dat mag je niet doen,” riep ik, “dat is gemeen…”
Ze stopten er inderdaad mee… Maar sindsdien heette ik daar ‘Hein de kikker’.

Meegevoel met al het levende vond ik zo vanzelfsprekend… Zijn wij allen niet Ă©Ă©n geheel, Ă©Ă©n lichaam, Ă©Ă©n ziel?
Toen ik ‘Uw naam worde geheiligd’ googelde, kwam ik op het boeddhistischdagblad.nl[1] terecht, waar ik de onderstaande wonderlijke passage las – het had als kopje: ‘Onze Boeddha die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd’ (ik dacht even: wel een beetje platvloers, maar las toen verder):

Spinozisme, het woord is me het hele afgelopen weekeinde door het hoofd blijven gaan. Het komt door het boek Lotus in de Lage Landen. Daarin wordt beschreven dat boeddhisme werd aangezien voor spinozisme toen het rond het begin van de negentiende eeuw in kleine kring tot Nederland begon door te dringen.

Spinozisme verwees naar het denken van Spinoza, de zeventiende eeuwse Nederlandse filosoof van joodse origine. Spinoza haalde God binnen de dimensie van de wereld. Alles wat we waarnemen is een manifestatie van God, zei Spinoza; niet van een Vader-Schepper die buiten onze dimensie staat, maar alle fenomenen zijn God. God is de substantie van de wereld en materie en geest zijn ‘attributen’ (eigenschappen) van deze substantie.
PanentheĂŻsme is de filosofische naam voor zulk denken.

Eenzelfde soort interventie als toen met die kikkers in Krimpen a/d IJssel, overkwam me jaren later nog een keer. Toen was het slachtoffer een mens.
Het was in de laatste maanden van m’n militaire dienst. Ik was toen gelegerd in Oirschot, waar we met onze hele ‘militaire kapel’[2] in Ă©Ă©n barak, Ă©Ă©n ruimte sliepen, dat mijn maten een wat stugge, eenzelvige man – slager in het burgerleven – zijn broek uittrokken en aan zijn piemel begonnen te trekken. En dat noemden ze ‘burgermeester maken’…
Ik keek het vol ongeloof aan, en riep: “Laat dat!”
Prompt hielden ze op, net als toen bij de jongetjes die een kikker opbliezen.

Ik besef nu pas dat bij die gelegenheid ook een pijnlijk voorval uit mijn eigen verleden meegespeeld kan hebben. Misschien voelde ik me daar wel mede-slachtoffer…
Toen ik later, met enige schroom, de ogen opzocht van de maat die zo gepest was, zag ik daarin alleen maar een intense woede – ook mijn kant uit. Zo van: denk maar niet dat ik jou iets schuldig ben…

‘Zuiver ervaren’ is in menselijke relaties, waar we de hele last van ons verleden met ons meetorsen, wel heel erg moeilijk…

____________________
[1] 10 november 2022 door Taigu

[2] Het plaatselijke klaroenkorps van de Limburgse Jagers die daar in de kazerne gelegerd waren. Ik was erbij ingedeeld als tamboer, omdat ze gehoord hadden dat ik … klarinet speelde. We hebben als kapel daar precies Ă©Ă©n optreden gehad: een militaire begrafenis.

 

Vier kikkers in een Holy Sloot

Zij die de steppen van Eurazië bewonen: 
Oezbekistanen, Kazachstanen, Tajikistanen –
keine Ahnung ob es noch Ă€hnliche Ahnen gibt –
zij allen kunnen zich dat niet voorstellen...

... om met je familie aan een sloot te eten,
met kwakende kikkers onderin de soep  
en in het kroos de spetterende eenden.
Voor ons is dat geen leven, zeggen zij,
om te eten met slootwater aan je tenen...

... wij planten een tent  op het step,
wij rijgen  een schaap aan het spit
en we roosteren die boven het vuur,
dát is pas eten samen  met je familie



Ik koos bij het Schoolhuis voor een Caesar salade –
mĂ©t spek, want een echte vegetariĂ«r ben ik niet – 
al was het maar om me tegen de heren te verweren,
om ze te kunnen zeggen: kijk, ik eet als een konijn...

Was getekend, Hein.

Klokslag twaalf uur rijdt de rode Volkswagen Up! van Green Wheels voor op de Elpermeer, met mijn broer Meino en schoonzus Josje Pollmann achter het stuur. Ze kwamen Klaaske en mij ophalen voor een etentje ter gelegenheid van mijn tachtigste verjaardag – een verlaat verjaardagscadeau zeg maar.
We rijden even later de polder van Waterland in, op weg naar ‘Het Schoolhuis’ in Holysloot.
Ik start ‘Kaarten’ op mijn iPhone, en dien zo ongezien als gids – instructies als ‘rechtsaf bij het stoplicht’ en ‘400 meter rechtdoor’ komen altijd precies op tijd door, geen twijfel mogelijk.
De weg is smal en kronkelig, Josje moet regelmatig de berm opzoeken.
Als bij aankomst de Up! geparkeerd is, vinden we achteraan het ruime terras nog een tafel met uitzicht op de polder, met eenden in de sloot en kwakende kikkers die zich luide laten horen.
Zoveel landelijkheid, in een voorzichtige zonnetje, hadden we lang niet gehad…

Mijn rol in het familie etentje bleef nog even oningevuld, ik kon de kat uit de boom kijken – ik had ze een uur van te voren gebeld dat Ă©Ă©n gehoorapparaat het maar op halve kracht deed en dat mijn nieuwe gebitje met elke hap pijn deed…
‘Lang leve de familie,’ moeten ze gedacht hebben. Maar namen het voor lief – en zie daar, het werd toch nog gezellig…

Zomaar een filmpje tussendoor.
De broers.
De schoonzussen.
Het Schoolhuis is uit.

De smartphone als Trojaans paard

Vertel me, o goden, die hele schare mensen, die hun smartphone achternaloopt alsof het de motor is die ze voorttrekt – lopen ze in feite hun gedachten niet achterna… De raison d’ĂȘtre van ons bestaan.
Daarmee wordt een houding zichtbaar, die vanaf Adam de normaalste zaak van de wereld is: dat we onze gedachten, plannen, idealen, najagen, ze snellen ons vooruit…
Daar hebben we dagelijks mee te maken: we zijn al daar, terwijl we nog hier zijn, zowel van plaats als van tijd.

In haar ontroerende boek The song of Achilles, bezingt de Amerikaanse schrijfster en classica Madeline Miller het lied aller liederen: de Ilyas van Homerus – waarbij de Odyssee een goede tweede is.
Gunay Uslu, onze Staatssecretaris Cultuur en Media[1], beval het boek bij Eus’ Boekenclub aan, het zou het vrouwelijke aspect van de Trojaanse oorlog weergeven – wellicht belichaamd in de persoon van BriseĂŻs, een slavin die door de Grieken bij plunderingen rond Troje werd buitgemaakt. Ook de liefde tussen Achilles en Patroclus wordt door Miller heel teder beschreven.
Kortom, een boek om verliefd op te worden … dat was me sinds januari 2016 niet meer overkomen, sinds…

Sprekend over de smartphone: een bekende pionier van het met een bord voor je kop lopen, was Heinrich Schliemann. Wie was hij ook al weer? O ja, hij was de ontdekker van … Troje!
Het verhaal gaat dat hij al lezend over straat liep. Dat heeft indertijd diepe indruk op me gemaakt … die bezetenheid om te weten, een uiterste concentratie op Ă©Ă©n ding – maar ik vond het tegelijk bezopen, daar gaat het niet om…

Alweer: Troje op mijn pad, onverhoeds… Dat brandpunt van de Westerse beschaving, waarvan de verhalen de wereld over gingen: het heldenepos van de Ilias en de Odyssee, dichtwerken van de grootste dichter/verteller van het Avondland: Homerus.‎
De strijd rond Troje, met de onsterfelijke helden, wier roem tot op de dag van vandaag – drieduizend jaar later – nog springlevend is… Een roem die ze met de dood moesten bekopen, maar dat hadden ze er graag voor over: Achilles, Patrocles, Ajax, Odysseus, Hector, op weg naar het Olympische strijdtoneel – ook de goden vochten mee, zij waren partijdig – waar alles al bepaald is, waar de ijzeren noodzaak heerst: anankĂš. Achilles had van de goden al vernomen dat hij sterven zou…

Een van Millers karakters is de Centaur Chiron, half mens, half paard – een nobel wezen, ook weer ontroerend beschreven. Patroclus had onderdak bij hem gevonden, nadat hij wegens doodslag uit het paleis van zijn vader verbannen was, om zo aan weerwraak te ontkomen. Chiron woont in een rotswoning van roze kwarts, waar hij de geneeskunst beoefent.

De antieke wereld is vol van wezens, die halfmens, half dier zijn, als een god omgang had met een sterfelijk wezen – of het nu een dier of een mens was…

Ook in een later boek van Madeline Miller: Circe – de van de Olympus verstoten dochter van Helios, de zon, de god die de hemelen vult met zijn gouden licht, rijdend op zijn zonnewagen – draait het om de pharmaca, de geneeskunst. Circe had ooit ontdekt dat de goden daar bang voor waren: sterfelijke mensen, die de onsterfelijkheid nastreven…
Circe wordt naar het mythische eiland Aeaea verbannen, waar zij pharmakeia, hekserij, gaat bedrijven.

In een, door z’n weerzinwekkendheid indrukwekkende scĂšne, maken we mee dat Circe helpt bij de geboorte van een hybride monster: halfmens, half-stier, een Minotaurus, die haar zuster ter wereld brengt. Een bloederige geboorte, schokkend beschreven, met hoefjes, hoorntjes en al…
Maar … bij de onsterfelijken groeit alles weer aan, wonden genezen snel.
Wel kunnen ze de vreselijkste pijnen lijden. Zoals in het geval van de geketende Prometheus, wiens lever dagelijks door de vogels wordt uitgepikt – het was de goden onwelgevallig, dat hij de sterfelijke mens het vuur had gebracht…
Ook hier weer die bedreiging van hun unieke positie…
Circe zag in Prometheus een lotgenoot, ze zocht hem op in zijn Olympische zaal en liet hem wijn drinken uit een bokaal, om zijn lijden te verzachten.

Zo worden we rondgeleid in een schemergebied, waar onderwereld en bovenwereld elkaar raken…

Intussen gaat de strijd op de grond door, meer dat tien jaar, op het strand tussen de onneembare muren van Troje en de schepen van de Aegeërs, beschermd door een palissade.
Zoals ook in Verdun het geval was, en nu in Cherson…
En natuurlijk, de Grieken zijn onze helden.
Maar hoe dan ook, die helden hadden maar Ă©Ă©n gedachte, Ă©Ă©n strijdkreet, als Ă©Ă©n man lopen ze hun schild achterna – een muur tegen Troje, muur om muur…

Misschien vormen die smartphones van ons ook wel een muur – ons schild tegen de buitenwereld.
Kom daar maar eens achter…

PS
Zoals ik in ‘De huilende paarden van Achilles’ ook al vermeld heb, komt de scĂšne met het Trojaans paard niet in de Ilyas voor, maar in de Odyssee – de ‘listige Odysseus’ is vast ook de man die het bedacht heeft…

____________________
[1] Zij promoveerde op ‘Homer, Troy and the Turks: Heritage & identity in the Late Ottoman Empire 1870-1915.’

Journey to inaccessible Places

Gisteren reisden Klaaske en ik met de bus naar Edam – die je ook naar Monnickendam en Volendam brengt.
Onze chauffeur bleek een gelukkig mens te zijn, die al zijn passagiers joviaal begroette – en zij op hun beurt gaven hem, als ze de bus weer verlieten, een brede armzwaai.
Dat voelde heel even naar de eenvoudige wereld van weleer, een wereld waar je nog bij kon – toen zich op de Dam van Edam (zie de blauwe stip op het kaartje boven) nog geen drommen toeristen stonden te verdringen, zoals nu helaas wel het geval was.

Voor mij was het de gelukkige start van een ‘ontvoering’ – Klaaske had me op busstation Noord zonder pardon de bus ingesleurd. Oók om daarmee de sleur te doorbreken van de Latte-Macchiato-met-croissantje bij Le Perron en aanpalende etablissementen.
Toen we eenmaal de stad uit waren, gleden de dreven door de ramen voorbij.
Maar die wereld daar buiten bleek bij mij weinig herkenning op te roepen – ja, er waren weliswaar telkens elementen, waarvan ik dacht: hĂ©, dat ken ik. Maar de samenhang leek eruit verdwenen te zijn, alleen de details waren in mijn herinnering blijven voortleven.

Als ik thuis in ons keukentje sta, verbind ik de wereld door mijn handelingen – door dingen te pakken en weer terug te zetten, ze af te wassen en op te bergen.
Hoe ik de wereld daar buiten vroeger verbond, ben ik vergeten, zo oplettend was ik niet. Ja, je reed met de eigen auto door het landschap, je lette op de weg, op de strepen, je zag de tegenliggers, en vanuit je ooghoeken gleed het landschap voorbij – toen de zogenaamde bekende wereld.
Maar hoe broos blijkt die te zijn – uit het oog, uit het hart.
Toch zijn het dezelfde ogen die tóen keken. Ook al hebben ze enige mutatie ondergaan, misschien hebben ze de focus op de buitenkant van de wereld, op de sensatie, op de opwinding, enigszins verloren. Wat ik niet heb verloren is mijn oog voor het schone – een dimensie die meer vanbinnen uit lijkt te komen.

We stapten op busstation Edam uit en liepen vandaar naar het Damhotel, net als vroeger. Klaaske was de gids.

Lintjesregen…

Maar ook als ik liep was het voor mij een vreemde wereld – maar dat had ik kunnen weten… We hadden dit een jaar eerder ook al geprobeerd, toen schrok ik dat dit vertrouwde pad zo vreemd geleken had…

Toen we in het Damhotel aankwamen en ik naar de WC ging, moest ik goed kijken hoe dat trappetje naar beneden ook weer was – ik liep het alsof het de eerste keer was: zorgvuldig, goed kijkend, voetje voor voetje.
Als je haast hebt – vanwege mijn doelgerichtheid mijn tweede natuur – denk je eigenlijk dat je het al weet: even dat bekende trappetje af… Maar ik ‘wist’ nog niks, elke misstap zou een nodeloos lijden betekenen…

Ik moest denken aan Maarten Houtman, die in 2005 zijn knie brak. Hij was toen 87.
Nadat hij genezen was verklaard, hield hij augustus 2005 een weekend in Mennorode, waarvoor hij een convocatie schreef, ‘Een vergissing’ geheten:

Er was eens een man die veel gruwelijke dingen had meegemaakt.
Op een dag dacht hij: “Zo zit het in elkaar, ik zal er de mensen van vertellen.”
Dat was natuurlijk heel aardig van die man. Misschien kon hij ze zo voor veel onheil behoeden.
Maar hij vergat, door het zo-zit-het-in-elkaar, aandacht te geven aan wat dagelijks om hem heen gebeurde. Ook vergat hij te kijken naar hoe het om hem heen was.
Het liep uit op een ongeluk. Toen hij bijkwam uit de verdoving in het ziekenhuis, langzaam, stukje bij beetje, leek alles nieuw. Ieder moment was kostbaar. Iedere ademhaling veranderde iets in zijn lichaam. Er kwam geen einde aan zijn verwondering.
Als hij de mensen hier eens van vertelde, zó dat ieder op zijn wijze er mee verder kon

Gurdjieff – De Hartmann: Voyage vers des lieux inaccessibles, Alain Kremski, piano.

‘In het huis van de Levende’


Bij Maarten’s 105e geboortedag


PSALM 84

Voor de koorleider; op de gittit;
van de kinderen van Korach; een psalm.

Hartverwarmend waar jij woont!
JIJ, God van de machten!
Ik smacht, ben Ă©Ă©n en al verlangen
naar het portaal van het huis van de LEVENDE;
hart en ziel, lijf en leden
schreeuwen om de levende God.
Zelfs een vogel vindt een thuis,
een zwaluw een nest om haar jongen in te leggen.
ZÓ is voor mij jouw altaar,
JIJ, God van de machten,
mijn koning en mijn God!
Gelukkig die wonen in je huis,
altijd kunnen ze zingen voor jou!
Gelukkig die kracht vinden in jou,
hun hart gaat uit naar een pelgrimstocht naar jou!
Ze gaan door een dal dat droog is en dor,
maar het wordt een oase,
de eerste herfstregen
besprenkelt het als een zachte zegen.
Ze winnen onderweg aan kracht,
ze zullen God onder ogen komen, op de Sion.
'JIJ, God van de machten,
hoor mijn gebed!
Luister, God van Jakob!'
'Jij, een schild voor ons,
kijk toch, God,
zie het gelaat van je gezalfde!’
EĂ©n dag in het portaal van je huis
is beter dan duizend dagen
waar dan ook.
Ik sta liever op de drempel van het huis van mijn God
dan binnen in de tenten van slechte mensen.
De LEVENDE is een zon, een schild.
God doet je goed, is geweldig;
de LEVENDE overstelpt met goedheid
mensen die onkreukbaar hun weg gaan.
! JIJ, God van de machten,
gelukkig de mens die vertrouwt op jou.

Gerard SwĂŒste
Altijd hetzelfde lied
150 psalmen bewerkt en toegelicht
Skandalon, 2015



Afgelopen nacht, vier hoog in onze flat in Amsterdam-Noord, meende ik door het raam het geluid van kabbelend water te horen. En ik was weer terug op onze woonboot in Amsterdam Centrum, deinend op het altijd bewegende water, terug â€˜in mijn element’ â€“ terug naar vijftig jaar geleden.

Het begon voor Klaaske en mij allemaal met die woonboot, ‘Hobbitstee’ geheten, waarop we van 1966 tot 1996 woonden. Op zeker moment bleek dat die boot – gelegen t/o Binnenkant 39 – op een strategische plek lag. Zeg maar dat die plek ‘zen’ was…

Woonboot ‘Hobbitstee’, Binnenkant t/0 39 in Amsterdam, 1990

We lagen daar namelijk niet alleen om de hoek van het toenmalige Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ – waar Klaaske en ik in 1981 in de leer gingen bij Zenleraar Maarten Houtman. Maar later werd  Binnenkant 39 ook het pand, waar Maarten’s collega Nico Tydeman z’n intrek in nam met zijn ‘Zen Centrum Amsterdam’ – waar nu nog steeds een Tao-zen groep van Maarten onderdak vindt.

En ja, het regende daar toeval … was dat misschien omdat het bij Zen juist om ‘de binnenkant’ gaat?
Wie zal het zeggen.

Toen ik in 1982 in ‘De Kosmos’ een weekend met de bekende Vietnamese zenleraar Thich Nhat Han volgde, was Maarten er ook. Op een gegeven moment zag ik hem daar in een scĂšne met een vrouw, waarmee hij een wel heel bijzondere relatie moest hebben…
Toen ik aan het eind van de dag met hem naar de uitgang liep, zei hij: â€œDat was m’n ex.”
Als gereformeerde jongen was ik daar best een beetje door geschokt: hij was dus gescheiden…

Een paar dagen later, op onze eerstvolgende zen-les in ‘De Kosmos’, vroeg Maarten of hij met zijn vrouw langs kon komen, Hanna Mobach heette ze.
Ik was blij verrast… Maar ik vroeg me ook af: die naam‘Mobach’, die ken ik van die pottenbakkersfamilie uit mijn geboortestad Utrecht, waar mijn ouders mee bevriend waren. Die van die prachtige vazen, waar hun hele huis mee vol stond – waarvan een aantal bij ons op de boot staan.

Het bezoekje van Maarten en Hanna was heel gezellig. Maar pas toen ze op het punt stonden te vertrekken, met Ă©Ă©n voet al op het trappetje naar de kade, kon ik de moed opbrengen om Hanna te vragen of ze soms familie was van Klaas en An Mobach, met hun kinderen Jaan en Hans.
En ja, dat was ze… ‘Klaas is mijn oom,’ zei ze.
Toen bleek even later dat we allebei in het Utrechtse Oog in Al geboren waren, bij elkaar om de hoek…

Het vervolg van het verhaal is, dat Klaaske in 1984 in Hanna’s atelier een tekening mocht uitzoeken. Ze had, samen met enkele andere leerlingen van Maarten, de voorverkoop georganiseerd van zijn eerste boek: ‘Zen notities onderweg’ – dat door Hanna geĂŻllustreerd was.

De tekeningen waar Klaaske uit mochten kiezen, waren de originelen van de illustraties uit het boek. Maar er hingen er nog meer, haar oog viel op de onderstaande – die sindsdien in haar werkkamer hangt:

Blauwe klokjes’, 1984.
Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm

Als een moeder die bezorgd is of haar kinderen wel een plekje in de wereld zullen vinden – zo voelde Hanna aan als je een werk van haar cadeau kreeg. Maar je wist: wat ze voor je meebrengt, daar heeft ze haar ziel in gelegd…

Een paar dagen later kwam ze nog eens bij ons langs op de boot, met een map met tekeningen uit diezelfde periode. Met daarbij een wissellijst, ‘zodat we ze om beurten konden ophangen’.

We kozen er Ă©Ă©n uit, die aan het voeteneinde van ons bed kwam te hangen – op mij bleek hij een weldadige uitwerking te hebben, als een mantra…

Boom, 1983.
Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm

Dat was in 1984.
In het jaar daarop richtte Maarten  de stichting ‘Zen als leefwijze’ op, om zijn Tao-zen meditatie ‘voor een ieder toegankelijk te maken’. Klaaske en ik kwamen in het bestuur, onze woonboot ‘Hobbitstee’ werd het adres van het secretariaat – zie onder:

Grafisch ontwerp Maarten Houtman, tekening Hanna Mobach.


Hanna was intussen heel erg blij met de steun die Maarten ondervond – eenmaal gepensioneerd, was hij soms wel veertig weekenden per jaar op stap voor zijn zen-werk…
En dat deed hij allemaal vanuit eigen inspiratie, er was geen organisatie, geen beweging of â€˜school’, die daarachter stond. Maar nu dus onze stichting…

Toen we in 1996 op de Elpermeer gingen wonen, kregen we onderstaande ‘Bootjes’ cadeau, als welkomstgeschenk aan vaste wal. En ja, het zijn er twee, en beide liggen nu op het droge… Maarten en Hanna hadden hun best gedaan ons ervan te overtuigen, om dat bestaan als ‘bootjesmens’ achter ons te laten. En gewoon in Amsterdam-Noord in een flat te gaan wonen, net als zij.

Bootjes, 1993
Ongeglazuurde witbakkende klei, 32x25x5,5cm

Later, niet ver van de plek waar de twee bootjes hangen, kwamen daar nog drie bomen bij.
‘Bomen’ staat nu fier op een wat gammele antieke kast, door Hanna zorgvuldig vastgeplakt op het bovenblad – ze zei dat ze ze eigenlijk afgekeurd had, maar het zonde vond om ze weg te gooien.
En zie hoe fier ze daar staan –ze hebben  al menig huislijke storm doorstaan…

Bomen, 1998
Ongeglazuurde witbakkende klei, h49cm

Hoogtepunt van de collectie is deze prachtige tegel-met-vogel op staalplaat.
De combinatie tegel-metaal is er Ă©Ă©n die je in Hanna’s werk regelmatig tegenkomt. De kwetsbaarheid en het fijnzinnige van de penseeltekening op het porselein, geeft een prachtig contrast met het koele metaal – dat uit een andere wereld lijkt te komen.

Vogel, 1982
Porcelein, pigmenten en veldspaatglazuur; roestvrijstalen plaat; 27,5x22cm

Bij haar vertrek naar Tiel, gaf Hanna ons onderstaande magische tegel-op-koperplaat, met de nadrukkelijke mededeling ‘dat hij bij de stichting Zen als leefwijze thuishoorde en daar moest komen te hangen.’
Hij hangt nu in de centrale hal van ons secretariaat, naast de de opbergkast met artikelen voor verzending.
Maarten Houtman heeft altijd gezegd, dat hij rond zijn persoon geen organisatie wilde – dáár waar het, bij alle mensen met een bijzondere inspiratie, al eeuwenlang is foutgegaan.
Maar voor alledaagse dingen is er altijd een plaats en een tijd. Zo ook hier.

Hanna Mobach, Z.t., 1982.
Pigmenten en veldspaat glazuur, messing plaat, 24x34cm.

Epiloog

25 mei j.l. togen Klaaske en ik met een taxi naar Tiel, met een liber amicorum voor haar onder de arm, waar we twee weken met veel liefde online bij Albelli aan gewerkt hadden.
Het beslissende moment om het cadeau naar haar toe te brengen, bleven we nog even voor ons uitschuiven vanwege de afstand tot Tiel – tot we resoluut in een taxi stapten. We kwamen ruim op tijd aan bij ‘De Herbergier’, waar Hanna woont – een eerbiedwaardige locatie tegenover de historische `Ambtmanstuin, waar we nog even konden verpozen na de rit.

Hanna bleek oud en broos – ze is inmiddels negenentachtig – maar nog wel aanspreekbaar. Op haar kamer werd een lunch geserveerd . We kregen het ook over meditatie – waar Maarten soms van zei ‘dat zij er met haar kunst óók mee bezig was.’
Het Liber Amicorum, ‘Hommage aan Hanna’ geheten, lag nu geopend op tafel. “Verveelt het jullie nooit om er dagelijks naar te kijken”, vroeg Hanna.
We konden haar gerust stellen, we genieten er elke dag van.

Foto bovenaan: Hanna Mobach en Maarten Houtman, 2005. Foto Ingrid Bakker

Met dank aan mijn vriend Gerard SwĂŒste voor zijn toestemming Psalm 84 uit zijn boek over te nemen.