De vreugdevolle terugkeer van Alie

Zoals ik al eerder beschreven heb, belandde ik met mijn familie na de oorlog op een betonfabriek aan de oever van de Hollandse IJssel.

Het ‘witte huis’ in Krimpen, met Hein en Meino op de voorgrond (± 1946)

Met de onderstaande foto op zak, ging ik vandaag op pad naar Capelle a/d IJsel, aan de andere kant van de rivier, om een bezoekje te brengen aan Alie – die mijn moeders hulp in de huishouding werd toen we daar in dat witte huis kwamen te wonen.
Mijn moeder was dol op Alie, alsof ze een dochter was – Alie ging zelfs een keer mee op vakantie naar Burgh-Haamstede om op de kinderen te passen.
Maar ook nadat we in 1954 uit Krimpen naar Nijmegen vertrokken, bleef mijn moeder contact met haar houden. Alie heeft haar nog een weekje geholpen toen ze, na mijn vaders overlijden, in 1976 een huis in Bussum betrok.

Joyce, een kleindochter van Alie – die nu 91 is – kwam mij via het web op het spoor, het was achtenzestig jaar geleden dat ik haar gezien had.
We kregen elkaar eerst aan de telefoon, â€˜Heintje, Heintje,’ klonk het. Ze vroeg of ik een keer langs wilde komen. Die moeite had ik er graag voor over, haar gulle lach was me altijd bijgebleven – ook ik had van Alie gehouden.

Toen ik zondagochtend m’n auto had weggezet en probeerde de ontvangen instructies te volgen, begon ik al gauw om me heen te vragen. Maar gelukkig bracht de telefoon raad: “Heeft u een zwart petje op,” vroeg een mannenstem, in de telefoon van de kleindochter – het was de man van Joyce, zij zelf stond me beneden al op te wachten.
Vol verwachting beklom ik met haar de trappen, wat zou me straks staan te wachten…
Eenmaal binnen smolt ik. Er werd een arm om m’n nek geslagen en ik bood m’n bloemetje aan:
Het was een spontane begroeting – met wel enige door corona ingebakken aarzeling. Hoewel Joyce’s vriend en ik elkaar spontaan een hand gaven…
Om me heen zag ik een ruime standaard-bejaarden kamer: zitje, bed, keukentje en foto’s. Ik op de bank, Ali op een rechte stoel daar in de buurt – tenslotte, ik was hardhorend. Maar daar had Alie geen moeite mee, zij leek goed te horen. En de foto’s die ik meegenomen had bekeek ze met het blote oog – ze had net als ik een staaroperatie gehad.
Ik merkte al snel dat ze een geheugen had als een ijzeren pot – wat mij hielp het verleden wat dichterbij te halen. En ze liet me zien dat je uit haar raam de molen kon zien die naast de fabriek stond. Zo dichtbij…
Ook viel me op hoe levenswijs Alie was – niet ‘geleerd’, dat had ze nooit gedaan – zoals ze me beurtelings met sympathie en met een korreltje zout opnam, zonder ook maar een moment haar warmte te verliezen. Maar ze had dan ook heel veel te verstouwen gekregen, zoals de vroegtijdige dood van haar enige dochter. Dat had een diepe bres geslagen…
En ondanks dat alles vertoonde Alie een grote onbekommerdheid, die gewoon op je oversloeg.
Alie vertelde nog eens dat ze veel om m’n moeder gegeven had en dat mijn vader – ‘ik poetste zijn schoenen elke keer glimmend’ – daar een goede naam gehad had. En dat ze zo blij was ons gekend te hebben. Nou, dat was dan wederzijds…
Het was een vreugdevolle ontmoeting daar langs die Hollandse IJssel, waar ik de hele familie dankbaar voor ben. 

Rond de Hollandse IJssel, met boven Capelle, onder Krimpen. 

Alie woont op de Koperwiek, links boven. Onder de rivier, rechts van de molen – nu restaurant ‘Ross Lovell’ – lag de fabriek. Daar staan nu huizen.
Een klein eindje stroomafwaarts ligt sinds 1958 de Hollandse IJsselkering, met brug en tracĂ© – precies op de plek waar wij, na vaders vertrek bij de fabriek, nog een blauwe maandag woonden.
Dat was in 1953, het jaar van de Watersnoodramp, die ook daar aan de dijken vrat. Niet lang daarna vertrokken we naar Nijmegen.
Daar past een echt Hollands liedje bij, vol nostalgie…
Stap nou maar in
En start hem nou maar
Op weg naar de vrouw
met de zon in het haar
Draai hem het pad af
je bent niet alleen
Christoffel is bij je
ik breng je er heen
We gaan eerst langs het huis
met het houtsnijwerk
Dan over de brug
naar het plein bij de kerk
Gaan we naar links
En dan weer rechtdoor
Langs de boekbinderij en de het postkantoor
Door tot het stoplicht en
daar slaan we af
En bij de gevangenis gaan we rechtsaf
Langs de vaart en het tolhuis
En over het spoor
Links bij de sluizen
en dan weer rechtdoor
Door, door rij nou maar door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt wacht zij
Geef nou maar gas
En vetrouw me nou maar
We gaan naar de vrouw
Met de zon in het haar
Eerst nog de molen
Die leeg staat en stil
Op de wieken
Een zwaluw die zomeren wil
Dan gaan we naar rechts
aan het eind van de weg
Langs de rubberfabriek
Met het gat in de heg
Nog even het hek
met het bankje ervoor
De bocht mee naar links en dan alsmaar rechtdoor
Door, door rij nou maar
door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt
Staat ergens een huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Waar bleef je nou
Nu we zijn er bijna
Geloof me nou maar
Straks zie jij de vrouw
met de zon in het haar
Daar in de verte
Daar achter die schuur
Met dat ingestort dak
En die tekst op de muur
Daar gaan we heen
En dan over de dijk
Waar de grijsaard zijn rust zoekt
onder de eik
Waar bomen vol fruit
En de struiken vol blad
Waar alles gewoon
zijn beloop heeft gehad
Daar staat het huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Ik hou van jou