Hierbij het nummer ‘Wanderer‘ – heel toepasselijk voor ’t bijgaande gedicht.
De zwerver
Alles waarover we uitgesproken zijn
vang ik als een nieuwe regel in m’n leven
alles wat ik nodig heb blijkt al klaar te staan:
dit scherm om te schrijven, regel voor regel,
mijn ziel om uit te beitelen, toets na toets.Het was langs een weg met begroeide berm
dat ik vervolgens ook m’n fiets kwijtraakte –
ergens verstopt tussen de bosjes, maar waar?
Er schemerden huizen tussen de bladeren â
ik moest plassen, maar als ze me betrapten…Te laat op m’n werk, ik moest naar ze bellen
maar waar is m’n tas, m’n telefoon, m’n geld?
Ik vroeg voorbijgangers om hulp, om raad,
‘k vroeg ten einde raad een telefoon te leen â
maar kreeg een toegeworpen die het niet deedDan zie ik plots de straat waar ik moest zijn
‘k herken de huizen … maar ’t is toch anders,
het wegdek kapot, ’t naambordje onleesbaar,
ben ik alweer verdwaald? Toch weer vragen,
maar aan dat groepje wat daar bijeen staat…Onnozele gezichten staren mij aan … onschuld,
geen kwaad te ontdekken, niemand valt me aan
misschien dat ik van deze mens, dit gezicht, hou
misschien voel ik me bij deze onnozelen thuis…
En is deze nachtmerrie, struggle for life, voorbij.
Jheronimus Bosch. De zwerver (de Hooiwagen) drieluik buitenzijde, ca. 1516. Madrid, Museo del Prado. [klik om te vergroten] |