Vanochtend vroeg, toen ik voor de open deur van het balkon op m’n bankje zat, hoorde ik daar nu eens niet het eeuwige ruisen van de snelwegen, maar het zachte, monotone geluid van regen â en al spoedig zat ik midden in de koele lucht en de geuren.
Twee uur later daalde de regen in constante stromen neer, als in een gordijn. Er was ook het geluid van werkzaamheden in de buurt, van uitgelaten honden en bovenburen. De gewijde stilte was voorbij…
Toen ik diezelfde avond, op de gaanderij aan de andere kant van het huis, naar het ondergaan van de zon zat te kijken, was de hemel zwanger van vliegtuigen… Sommigen kwamen laag over, met veel geraas. Hogerop zag ik er een paar, die zich als donkere schimmen tegen de heldere hemel aftekenden. En nog verder weg kon ik ze alleen nog aan hun condensstreep herkennen, of aan een verre flikkering in de stralen van de ondergaande zon.
Ik maakte een praatje met een buurvrouw die daar langskwam, en sprak er mijn verbazing over uit. Zij vertelde dat ze op school gezeten had in Zwanenburg â waar haar ouders een boerderij hadden â en dat daar de ramen van het klaslokaal altijd gesloten bleven, om zo nog enige âgeluidsdichtheidâ te creĂ«ren.
En je vraagt je af: hoe is het in godsnaam mogelijk, dat we als mensheid de aarde zĂł verpest hebben…
Het begint er natuurlijk al mee, dat we haar als soort overspoeld hebben, met die onstuitbare voortplantings- en zelfhandhavingsdrift van ons…
Toch is het moeilijk werkelijk te zien dat dat de naakte waarheid is, om dat helemaal tot je door te laten dringen â we zijn nu eenmaal onderdeel van dat hele systeem…
Daarvoor blijken we de blik van âbuitenaardse wezensâ nodig te hebben: de ogen van de astronauten, die vanaf de maan een blik op de aarde konden slaan … wat ze zagen was een nietige blauwe bol, die daar kwetsbaar hing, verloren in een oneindige ruimte…
Het waakzame oog van de aarde, gezien vanaf de maan.
Wij probeerden ons in de zeventiger jaren, op ons bootje aan de voet van machtige grachtenpanden, zoveel mogelijk afzijdig te houden van die wereld, die naar de verdommenis leek te gaan. We leidden een rustig leven, met part-time banen, zonder auto. En niet te vergeten: we hadden geen kinderen, maar een zwarte poes â wel eentje die onze hele aandacht opeiste…
Was het allemaal toeval, een kwestie van persoonlijke factoren en familiegeschiedenis. Of werd het mede gevoed door een vleugje âWeltgeistâ die ons die keuzes liet maken?
Bij mijzelf riep alleen al het zien van de foto’s die ze namen, vergelijkbare gevoelens op â zie âSilence out loudâ.
Nu we het toch over de maan hebben…
Mijn nichtje Ayn appte me bovenstaande illustratie door van een evenement, dat morgenavond bij volle maan gepland is op de Mookerheide. En toen de organisator net langs ons oude familiehuis liep, stuurde hij haar er deze foto achteraan:
Mendozaweg 6 in Mook, 6 september 2022 20:35.
Het herinnert me er aan dat mijn vader, in de tijd dat hij daar woonde, donateur was van een stichting uit Boxtel, die een milieuvriendelijke leefwijze propageerde, âDe kleine aardeâ geheten…
Ik zag dat âAndere tijdenâ er een uitzending aan wijdde: âDe kleine aarde: pioniers in duurzaamheidâ.
NB
Toen ik deze week bij Kwekkeboom afrekende voor twee koffie met croissant, werd mij âeen gelukkige dagâ toegewenst â wel wat anders dan het verplichte ânog een fijne dagâ…
Mijn dag was gelijk goed.
Dus wie weet komt het allemaal nog goed, als er met de voor 2024 geplande NASA missie naar de maan, een astronaut meegaat wier ogen werkelijk opengaan…
Hanna Mobach, Het oerlandschap, 1997[1]
Houtskool op papier, 21x16cm
âTon Boon vroeg mij gister toen ik aankwam en toen hij matjes aan het neerleggen was, of ik een plannetje had voor zoân vijfdaagse, wat ik zou willen aansnijden. En ik zei:âNee, dat heb ik niet.â Wat ik ga zeggen is voor mij een even groot avontuur als voor jullie. Ik was wel van plan â dat hebben jullie gisteravond gemerkt â om het meer in de richting van het oefenen te doen.â
Maarten Houtman had âde gave van het woordâ, zoals dat in het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide heette. Door omstandigheden kwamen bij ons thuis regelmatig dominee’s over vloer â wier kwaliteiten breed werden uitgemeten, al of niet in hun aanwezigheid.
Het werd me duidelijk dat ze allen hun preek goed voorbereidden, de meeste maakten aantekeningen, een enkeling leerde hem uit z’n hoofd â âdie heeft een geheugen als een ijzeren pot,â zeiden mijn ouders dan.
Ook leerlingen van Maarten met een eigen groep, probeerden soms hun inleidende praatje voor de vuist weg te houden, net als hij. Dat vond hij niet zo verstandig, zei hij een keer: âDat kun je niet zomaar, het is beter om je voor te bereiden.â
Bij zijn eigen toespraken voelde dat heel anders. Aan de ene kant was er de verbazing dat hij al die diepgaande toespraken âuit zijn mouw schuddeâ, zoals dat heet. Anderzijds vond je het vanzelfsprekend zoals hij het deed â diep vanbinnen wist je gewoon: hij is een groot verteller, hij laat zijn verhalen uit de stilte ontstaan â dezelfde stilte en leegte die de hele schepping voortbracht. En hij gaf ons daarmee de inspiratie die leegte en stilte in onszelf terug te vinden.
Die vanzelfsprekendheid â het woord zegt het al â zien we ook bij de oude vertelster Imah. Zij vertelde hem als kind aan zijn bedje vier jaar lang uit het grote heldenepos van de Mahabharata â die ze helemaal uit het hoofd kende. Zoals dit verhaal over de schepping:
âVóór de grote Verteller aan het Verhaal begon, was er een nacht die maar niet eindigde en waarin niets gebeurde. Toen was iemand, al wist niemand wie dat was en wanneer het gebeurde, een lied gaan zingen, waarin alles dat er nu is werd opgeroepen om tevoorschijn te komen en zich niet meer in de nacht te verbergen.â (De breuk,âWerelden 1 â Kartiâ)
Toen Maarten van de plantage vertrok, zocht hij Imah op in haar kleine huisje, waar hij nog nooit geweest was, om afscheid van te nemen â ze voelde hem al van verre aankomen. En toen gaf ze hem dit advies mee:
âLuister goed. Alle verhalen bestaan zolang je ze vertelt. Als je klaar bent zijn ze er niet meer, behalve in het hart van degene die ze echt gehoord heeft en die ze ook weer vertelt. Je moet zĂł leren luisteren dat je de verhalen weet vóór een ander ze vertelt, want ze zijn er altijd en ze willen altijd weer verteld worden. Ze gaan uit je weg als je ophoudt te luisteren, maar ze blijven op je wachten. Als je niet naar binnen kunt luisteren is er alleen maar wat je om je heen ziet, zoals het is bij je geleerde moeder. Maar voor jou, die al zoveel verhalen van mij gehoord hebt, is het anders. Daarom moet je zorgen dat alle verhalen in je blijven leven, wat er ook gebeurt. Anders raak je klem en dan heb je verdriet. Zoals je weet hebben de meeste mensen verdriet. Dat komt daardoor. En nu moet je terug naar huis, want anders vraag je me iets dat vanzelf bij je komt wanneer je een verteller bent geworden.â (De breuk,âDe twee manierenâ)
En dat is hij ook geworden … een Verteller, staande in een lange traditie.
Bijna alle toespraken die in www.maartenhoutman.nl opgenomen zijn, heb ik life meegemaakt. Het zullen er wel honderd zijn. Klaaske en ik hadden ons voorgenomen alle lange sessies te volgen â daar kwamen voor mij dan nog de weekenden bij, toen ik het opnemen van het geluid van Ton Boon had overgenomen.
En elk van die keren overkwam het me weer, dat er tegen het einde van een toespraak een unheimisch gevoel bij me bovenkwam, van … heb ik het gezegde wel begrepen, er zijn nog zoveel vragen…
Precies aan dat gevoel appelleerde Maarten, als hij zei:Â â… je zult het nog heel vaak moeten horen…â
Toch zei hij ook vaak tegen het einde van zijn toespraak, in allerlei varianten:Â âDan heb je niemand meer nodig, je hebt ook mij niet niet meer nodig, dan ga je je eigen weg…â
Terwijl het mij overkwam dat ik dacht: laat dit alsjeblieft doorgaan, vertel verder, Maarten … straks sta ik er alleen voor…
De oude vertelster Imah vond voor Maarten altijd een verhaal dat bij zijn stemming paste, bij de zorgen van de dag. Dat is ook precies zoals hij het Ăłns vertelde, een verhaal waarvan je dacht: hoe verzint hij het … dat is precies waar ik mee zit … hij heeft het tegen mij!
En natuurlijk wilde je liefst weten hoe het verder zou gaan, hoe het verhaal af zou lopen. Maar dan zei hij: … dat weet je niet, dat is nog in het verhaal verborgen…
En ja, daar had ik telkens grote moeite mee, ik wilde zo graag weten…
Maar, zoals de oude vertelster tegen Maarten zei, dan begeef je je op dwaalwegen van de demonen…
Ik denk dat Maarten dat bedoelde, toen hij die keer tegen ons zei dat we het grote Verhaal zelf moesten vertellen en de regie over ons leven moesten nemen â dat we ons leven moesten toevoegen aan het grote Verhaal van de mensheid, âdat Verhaal dat door ieder die het vertelt, vergroot en vernieuwd wordt, omdat je je eigen verhaal aan dat hele grote Verhaal toevoegt.â
Vannacht op mijn meditatiebankje, zat ik
zure appels van mijn gedachten te plukken,
dat onze wereld wel ten onder zou gaan,
met âoorlogen en geruchten van oorlogenâ,
zoals de goddelijke Openbaringen zeggen â
toen ik buiten plots een luide knal hoorde.[1]
Ik stond op en trok mijn pantoffels aan,
ging het balkon op en keek om me heen,
maar ik zag nergens verzengende vuren â
tot ik boven, vlakbij de rand van de flat
de maan daar als een vuurbal zag staan…
Zal de maan van deze planeet eraan gaan,
was de angstige gedachte die bovenkwam
de profetie zegt: âde maan werd als bloedâ â
in termen van ons platvloerse denken:
gaan wij nu met z’n allen naar de maan…
En vroeg me af: is onze wereld inmiddels
zĂł’n onvolmaakt maaksel, dat de mensheid
de ballen niet meer in de lucht kan houden
en ons hele aardse huis op instorten staat â
zelfs ârekenkrachtâ schiet tekort als panacee.
Toen ik tenslotte weer op m’n bankje zat,
kwam dat bijbelse adagium in me boven:
âStof zijt gij, en tot stof zult ge terugkerenâ â
maar eigenlijk dacht ik meer in Zen-termen:
âZoals de maan niet beĂŻnvloed wordt
door de wolken die er voorlangs gaan …
zo wordt de stilte en de leegte niet aangetast
door alle dwaasheid die we uithalen.
En ook als deze planeet misschien,
omdat we onwijs zijn, beschadigd wordt â
daarmee beschadigen we onszelf evenzeer â
is daar de leegte, waarin het ontstaan is,
en waarin het weer terug zal keren.â[2]
————- [1] Het Parool van woensdag 10 augustus is mijn getuige: “Explosief ontploft voor deur van The Harbour Club in Oost. De explosie gebeurde rond 02.45 uur.” [2] Maarten Houtman, âOns kosmisch erfdeelâ, Sterrelaan 24 juni ’89. Toespraak voor augustus 2022
To dissolve the past is the far away beginning of meditation. If you begin to dissolve the past there is no ending to the past. The fire that burns away the past, the structure of time, is the act of seeing. Seeing is complete attention.
Delhi January 27th, 1962 Uit: Krisnamurtiâs notebook, 2003
Samen met Aloys en Klaaske, heb ik een paar maanden gewerkt aan een (online-)heruitgave van de autobiografische roman van Maarten Houtman, eerder verschenen onder de naam ‘De andere oever’ â nu ‘De breuk‘ geheten. Al lezend word je daar een magische wereld binnengetrokken, in een tijd dat ‘spiritualiteit’ haast nog een natuurgegeven was.
Net toen we ermee klaar waren, kwam ik een sessie-toespraak van Maarten tegen, waarin hij, tegen de achtergrond van dat vooroorlogse Nederlands-IndiĂ«, een kortsluiting maakt met onze wereld van nu, die mij de schellen van de ogen deed vallen … in wat voor een ongelofelijk geprefabriceerde, bedachte, onnatuurlijke wereld wij hier leven…
Maarten beschrijft heel raak hoe kinderen opgroeien in de Amsterdamse Molenwijk, waar hij woonde:
âDe wereld waarin een baby nu opgroeit â ik denk aan de kinderen die bij mij in het flatcomplex aan de rand van Amsterdam opgroeien â wat zien zij om zich heen? Ten eerste worden ze geboren in een kamer, en dat blijft de hele tijd een kamer.En als ze opgroeien, zien ze om zich heen dat bijna alles beheersbaar is, dat het in de fabriek gemaakt is of in de werkplaats, dat je het kopen kunt.â
Maarten vond zelf die liefde voor de natuur hier terug bij Krishnamurti, die het met zijn âgo and make friends with the treesâ en zijn lofzang op de Hollandse luchten, enigszins vertaalde naar onze wereld. Ik kon, vanachter het raam van onze woonboot, urenlang kijken naar het spel van het licht op het water. Maar de vraag blijft: is dat genoeg om te âontsnappenâ…
Dat âterugtrekken achter gesloten oogledenâ sprak me wel aan, dat is wat ik eigenlijk al jaren probeer met mijn âmeditatieâ: weg van die opdringerige, alomtegenwoordige, je geheel in beslag nemende ârealiteitâ â die je inmiddels zelf geworden bent. En terug naar je lichaam.
Het riep bij mij de vraag op, of ik al eerder in mijn leven pogingen had gedaan om me een beetje los te weken van die maakbare wereld â waar je met handen en voeten aan vastzit, en al helemaal met je denken en voelen. En toen kreeg ik prompt een droom over mijn verhaal met muziek…
In mijn ouderlijk huis in Nijmegen had ik, hangend over de radio-met-platenspeler. genoten van de symfonieĂ«n van Beethoven â waar ik helemaal in op kon gaan, me door kon laten meevoeren… Dat kreeg een vervolg toen ik me op de middelbare school opgaf voor het schoolkoor, waar ik met m’n elf jaar de jongenssopraan vertolkte. We studeerden daar, onder leiding van de dirigent van het Gelders Orkest, aan het ‘Ave Maria’ van Mozart. Ik zong daar vol overgave…
Toen ik dat verlangen in perspectief probeerde te plaatsen, kwam de term âdas ozeanische GefĂŒhlâ bij me boven â waarover ik in het online magazine Das Orchester het volgende tegenkwam:
âWe komen in muziek een dimensie tegen die onze gehechtheid aan de realiteit van tijd en ruimte overstijgt en die emotioneel wordt ervaren als een oneindige uitgestrektheid, als een oceanisch gevoel. Sigmund Freud onderkende dit gevoel, zoals we weten uit een briefwisseling met Romain Rolland (NB Frans Nobelprijswinnaar en Beethoven-biograaf), maar begreep het als een regressie naar een vroege ontwikkelingsfase, waarin zelf en omgeving nog niet gescheiden zijn. Rolland daarentegen beschouwde het als een fundamenteel religieus gevoel, als een mystieke ervaring van universele eenheid.â
Intussen ging daar op het gymnasium de ontwikkeling van het gewei van het intellect gewoon door… Ik probeerde me er op allerlei manieren tussenuit te wringen en bleef verschillende malen zitten â maar daardoor ontstond er juist een tomeloze ambitie in de randgebieden: ik werd voorzitter van de oratorische vereniging, hoofdredacteur van de schoolkrant, ik wist niet van ophouden… Maar mijn weerstand tegen de intellectuele indoctrinatie, die hersenspoelingmet wekelijks drie uur Grieks en drie uur Latijn, bleef groot…
En weer gaf ik me toen over aan het dionysische â het âduistereâ, mythische, orgastische… Ik dacht dat te vinden in de âparallelwereldâ van de muziek. Ik kreeg een dringende behoefte een muziekinstrument te gaan bespelen: de klarinet. Niet in het minst omdat dat instrument een opening bood naar de wereld van de jazz, waar ik evenzeer van genoot â zoals van Sidney Bechet, die mijn hart stal met ‘Petite fleur’ en ‘Summertime’. Maar onbewust speelde misschien ook de lichamelijkheid van het instrument een rol, het voortdurende spel met de adem â je was daarin adem. En dat verbond je terug met je lichaam en bood zo enigszins tegenspel aan het allesoverheersende intellect.
Toen ik les nam, kwam ik terecht op de Nijmeegse muziekschool, waar ik bij Hans Kropp terecht kwam, eerste klarinettist van het Gelders Orkest. Maar ik ontdekte al gauw dat ik al die lesboeken met loopjes en arabesken, ĂŒberhaupt dat hele oefenen, eigenlijk maar niks vond… Ik wilde vrij zijn in mijn spel. Ik sloot me thuis op in de kelder, waar ik uren improviseerde…
Helaas bleek mijn muziekleraar niet de inspiratiebron te zijn waarnaar ik zocht, hij was me veel te gewoontjes, een echte beroeps â niet de âpoort naar een andere wereldâ waar ik naar zocht.
Na enige tijd drong het tot me door dat Jan de Pijper astmatisch was … heel bijzonder dat hij in zijn spel zich daaruit leek te kunnen bevrijden. Hij speelde prachtig… Hem was geen lang leven beschoren, hoorde ik later â hij was nog zo jong, zo begaafd…
PS In Das Narrenschiff heb ik beschreven hoe het met mijn klarinet afgelopen is. Aan de kwaliteit van het onderwijs dat ik kreeg, kan het niet gelegen hebben…
Toch voel je dat op zo’n moment het universum heel even in jou samenkomt en bevestigt dat je leeft, dat je niet alleen leeft.
âEen golvend, doorschijnend stervormingsgebied in de Carina-nevel wordt getoond in deze Webb-afbeelding, getint in amber en blauw; voorgrondsterren met diffractiepieken zijn te zien, evenals een spikkeltje lichtpuntjes op de achtergrond door de bewolkte nevel.â [klik voor vergroting]
âNASA’s James Webb Space Telescope onthult opkomende stellaire kraamkamers en individuele sterren in de Carina-nevel die voorheen verduisterd waren.
Afbeeldingen van “Cosmic Cliffs” tonen de mogelijkheden van Webb’s camera’s om door kosmisch stof te turen en werpen nieuw licht op hoe sterren ontstaan. Objecten in de vroegste, snelle fasen van stervorming zijn moeilijk vast te leggen, maar de extreme gevoeligheid, ruimtelijke resolutie en beeldvormingscapaciteit van Webb kunnen deze ongrijpbare gebeurtenissen beschrijven
Dit landschap van “bergen” en “dalen”, bezaaid met glinsterende sterren, is eigenlijk de rand van een nabijgelegen, jong, stervormingsgebied genaamd NGC 3324 in de Carina-nevel. Deze afbeelding, vastgelegd in infrarood licht door NASA’s nieuwe James Webb Space Telescope, onthult voor het eerst voorheen onzichtbare gebieden van stergeboorte.
Het schijnbaar driedimensionale beeld van Webb, dat de Cosmic Cliffs wordt genoemd, ziet eruit als steile bergen op een maanverlichte avond. In werkelijkheid is het de rand van de gigantische, gasvormige holte binnen NGC 3324, en de hoogste “pieken” in deze afbeelding zijn ongeveer 7 lichtjaar hoog. Het spelonkachtige gebied is uit de nevel gesneden door de intense ultraviolette straling en sterwinden van extreem massieve, hete, jonge sterren die zich in het midden van de bel, boven het gebied dat in deze afbeelding wordt getoond, bevinden.
De zinderende, ultraviolette straling van de jonge sterren beeldhouwt de wand van de nevel door deze langzaam weg te eroderen. Dramatische pilaren torenen uit boven de gloeiende muur van gas en weerstaan ââdeze straling. De “stoom” die uit de hemelse “bergen” lijkt op te stijgen, is in feite heet, geĂŻoniseerd gas en heet stof dat door de meedogenloze straling van de nevel wegstroomt.â
âWebb onthult opkomende stellaire kraamkamers en individuele sterren die volledig verborgen zijn in foto’s van zichtbaar licht. Vanwege de gevoeligheid van Webb voor infrarood licht, kan het door kosmisch stof turen om deze objecten te zien. Protostellaire jets, die duidelijk naar voren komen in deze afbeelding, schieten uit enkele van deze jonge sterren. De jongste bronnen verschijnen als rode stippen in het donkere, stoffige gebied van de wolk. Objecten in de vroegste, snelle fasen van stervorming zijn moeilijk vast te leggen, maar de extreme gevoeligheid, ruimtelijke resolutie en beeldvormingscapaciteit van Webb kunnen deze ongrijpbare gebeurtenissen beschrijven.
Deze waarnemingen van NGC 3324 zullen licht werpen op het proces van stervorming. Stergeboorte plant zich in de loop van de tijd voort, veroorzaakt door de uitzetting van de eroderende holte. Terwijl de heldere, geĂŻoniseerde rand in de nevel beweegt, duwt hij langzaam het gas en stof in. Als de rand instabiel materiaal tegenkomt, zal de verhoogde druk ervoor zorgen dat het materiaal instort en nieuwe sterren vormt.
Omgekeerd kan dit soort verstoring ook stervorming voorkomen als het stervormende materiaal wordt weggeĂ«rodeerd. Dit is een zeer delicaat evenwicht tussen het aanwakkeren van stervorming en het stoppen ervan. Webb zal enkele van de grote, open vragen van de moderne astrofysica behandelen: wat bepaalt het aantal sterren dat zich in een bepaalde regio vormt? Waarom ontstaan ââsterren met een bepaalde massa?
Webb zal ook de impact onthullen van stervorming op de evolutie van gigantische wolken van gas en stof. Hoewel het effect van massieve sterren â met hun gewelddadige wind en hoge energie â vaak duidelijk is, is er minder bekend over de invloed van de talrijkere sterren met een lage massa. Terwijl ze zich vormen, creĂ«ren deze kleinere sterren smalle, tegengestelde jets die hier te zien zijn, die veel momentum en energie in de wolken kunnen injecteren. Dit vermindert de fractie nevelmateriaal dat nieuwe sterren zaait.
Tot nu toe hadden wetenschappers zeer weinig gegevens over de invloed van de veelheid aan jonge en meer energetische lichte sterren. Met Webb kunnen ze een volledige telling van hun aantal en impact in de nevel verkrijgen.
Op een afstand van ongeveer 7.600 lichtjaar werd NGC 3324 vastgelegd door Webb’s Near-Infrared Camera (NIRCam) en Mid-Infrared Instrument (MIRI).
NIRCam â met zijn scherpe resolutie en ongeĂ«venaarde gevoeligheid â onthult honderden voorheen verborgen sterren en zelfs talloze achtergrondsterrenstelsels.
Volgens MIRI schijnen jonge sterren en hun stoffige, planeetvormende schijven fel in het midden-infrarood en lijken ze roze en rood. MIRI onthult structuren die zijn ingebed in het stof en onthult de stellaire bronnen van enorme jets en uitstromen. Met MIRI gloeien het hete stof, koolwaterstoffen en andere chemische verbindingen op het oppervlak van de ruggen, waardoor het eruitziet als grillige rotsen.â
Gisteren stond ik weer in omarming met mijn boom, je weet wel, die tegenover de Broekhuijsen-Leewis Schooltuin aan het van Heekpad staat, om de hoek van de Jisperveldstraat (zie paarse markering op het kaartje beneden).
We zeiden tegen elkaar:Â âZullen we samen de wereld redden…â
Dat was natuurlijk een vreemde uitspraak, je zult zeggen: dan heb je het wel hoog in je kruin, wat een verbeelding…
Maar laat ik nu vandaag in kop in de krant lezen: Bomen vormen de laatste strohalm in de klimaatcrisis. Dus aan mijn gekroonde vriend zal het niet liggen. Nu ik nog… â hoewel ik me gesteund weet door zijn onomstotelijke stam, die kaarsrecht in de grond steekt, en met zijn wortels de aarde in een stevige greep houdt…
En ik vraag me af: wat is mĂjn greep op de wereld eigenlijk… Ben Ăk geworteld, sta Ăk voor wie ik ben?
Toch is âstoerheidâ niet de essentie, het zijn eerder haar longen die het doen (âbomen zijn de long van onze wereldâ, las ik). Uitwisseling, doorlaatbaarheid, dat is waar het om gaat.
Toen ik tegen de avond nog even bij haar langs ging, zaten er een aantal jongetjes op de bank die aan haar voet staat. Ik dacht: laat ik me niet generen en leunde met mijn hand tegen haar stam: âWat een grote boom, hĂš,â verklaarde ik, âwij hebben vriendschap gesloten. Want bomen moeten de wereld redden, onze lucht schoonmaken.â
Nou, dat begrepen ze onmiddellijk, een half woord was genoeg, ze kregen het over âlongenâ en âademenâ…
âHow to befriend a treeâ
Toen drong ook tot me door in wat voor isolement ik leef, dat ik een vreemdeling op aarde ben. En wat een afstand er is tot de mensen om me heen…
Praten over wat jou en iedereen aangaat, over de alledaagse wereld die je met iedereen deelt…Â â en dan niet over het weer of de politiek of zo iets lulligs. Wanneer doe je dat nou…
Toch merk ik daar op de Jisp dat mensen me aardig vinden en me groeten, dat ik een factor in hun wereld ben. Maar welke? Geen idee. âBuurtgenotenâ… Is dat alles? Moeten we het daar de tijd die ons rest mee doen?
Begin deze week maakte ik hardhandig kennis met de infrastructuur van de met Hemelvaart geopende bakkerij/coffeeshop âLe Perronâ, om de hoek van deelraad en metrostation Amsterdam-Noord, een heerlijke plek om ’s ochtends je krantje te lezen.
Als was het om de naam eer aan te doen, is de benedenverdieping daar ongelijkvloers gemaakt, met een soort plateau in het midden â waar je zomaar pardoes af kunt donderen, als je even niet oplet.
Dat was ook precies wat mij overkwam, toen ik daar de trap afkwam van het toilet boven â en zĂł druk bezig was met de vraag of er beneden dan geen invalidentoilet zou zijn, dat ik het bewuste afstapje vanaf le perron miste en zelf bijna invalide werd… Ik zweefde even in een luchtledig, kwakte toen met m’n hoofd tegen een lager staand tafeltje en viel languit tegen de grond. Het glazen peper- en zoutstelletje klapte tegen het raam en spatte vervolgens op de grond uit elkaar.
Omdat ik van het strijdtoneel van Homerus’ Ilyas heb geleerd dat een klap tegen de slaap fataal kan zijn, zat ik ’s middags bij de dokter om me te laten controleren. Net een week daarvoor had ze nog mijn bloeddruk gemeten â die veel te hoog was, maar na een weekje thuismeting normaal bleek te zijn â en had ze geconstateerd âdat ze me maar weinig zagâ. Dus dat was een verrassing.
âNou, tot de volgende keer maar weer,â zei ze toen ik wegging. âLiever niet,â dacht ik onaardig…
Toch had ze me goed geholpen, het leek erop dat ik met de schrik vrijgekomen was. Ik kreeg wel advies me ’s nachts een paar keer door Klaaske wakker te laten maken.
Klaaske bij Roezemoes, onze stamkroeg aan het Buikslotermeerplein
Een andere geliefde pleisterplaats is Patisserie Kwekkeboom, daar niet ver vandaan
Ik werd met pleinvrees bevangen op het Buikslotermeerplein,
de zogenaamde vertrouwde wereld leek me zo onverschillig â
de koude wind die er in de maand mei nog van de daken viel,
de corona crisis in de horeca ingewisseld voor echte oorlog.
Ja, op dat Buikslotermeerplein had je ooit een fraaie fontein,
totdat wat kunstmijdende Noorderlingen het nodig vonden
om elke dag opnieuw het watertje met zeepsop op te leuken
en de gemeente er toen zat van had en alles af liet breken…
Wij trekken daar dagelijks onze baantjes naar Albert Heyn
en biowinkel Michel Does, als de portemonnee het toestaat,
met in de zon lonkende terrasjes, waar we dan op stranden,
met meeuwen die de zee verraden, ver weg en toch dichtbij. Â
‘
Vandaag ben ik bij mijn vriend de boom te rade gegaan,
die me aanraadde stevig met m’n voeten op de grond te gaan staan,
ânet als ik,â zei hij, terwijl hij dromend uitkeek over het schooltuinen complex.
Beeld uit de tentoonstelling âVorm aan de Vecht: architectuur, nonnen, designâ: Opname van een gotische kathedraal, waarvan van het dak pixeltje voor pixeltje afgelicht is en vervangen door de lucht erboven – die nu vanuit het interieur ‘zichtbaar’ is.
De voor leerlingen van Maarten Houtman zo bekende Kapittelzaal van het klooster, nu weer met de oude stenen vloer (die speciaal voor hem destijds van een tapijt was voorzien). Te midden van de leegte die wij, zittend in een wijde cirkel, daar creĂ«erden, staat nu een vitrinekast vol blinkende sacrale voorwerpen. Ingrid Bakker, deelneemster van weleer, bekijkt ze gebiologeerd …
Na afloop dronken we thee op de tuin van Ingrid langs de Vecht, waar je het carillon van Nijenrode kon horen. Toen werd ik teruggereden naar Amsterdam, onder het genot van de Oud klanken van Mehmet Polat (hieronder Dhafer Youssef:)
Klaaske bij ‘Roezemoes’, Buikslotermeerplein
5 maart 12:53 [klik om te vergroten]
Je had het als kind â dat de wanden rond je bed leken te wijken, rondtolden, dat de hele wereld op losse schroeven stond. “Je bent aan ’t ijlen, je hebt koorts,” werd er dan geruststellend gezegd, “dan gebeurt dat…”
Later hoor je dat er in je oor dat geheimzinnige evenwichtsorgaan zit, dat zwaartekracht omzet in ons gevoel van grond onder de voeten en een vaste gang over de aarde.
En dan was er ook nog dat al even geheimzinnige verschijnsel dat onze ogen de wereld ondersteboven zien, wat alweer met behulp dat evenwichtsorgaan â dat weet wat onder is â wordt hersteld.
Een andere delicate kwestie is het ongedefinieerde overgangsgebied tussen droom en werkelijkheid – óók omdat het ons, door onze grote behoefte aan ‘vastigheid’, ontgaat dat de wereld voortdurend verandert. Maar een aanname is geen waarneming…
En dan is er nog het gegeven dat we in onze nachtmerries een wereld voorgeschoteld krijgen, die we op dat moment bloedserieus nemen…
Zo’n week geleden, zeg maar rond Pasen, toverden mijn eigen ogen me plotseling een wereld voor waarin de fantasie vrij spel had. Adembenemend… Zo zag ik voortdurend ‘animaties’ van een slank figuurtje, dat allemaal pirouettes, draaiingen en buitelingen in de lucht maakte. Dat ging maar door, ook als ik m’n ogen sloot. En er waren bekkentrekkende gezichten, met vertrokken monden – zoals de satyrs op de gotische kathedralen: wellustige monden, huilende, lachende – als een spiegel van mijn ziel.
En toen ik later met Klaaske over straat liep, zag ik de mensen die we tegenkwamen â lopend, fietsend of in hun scootmobiel â plotseling tweedimensionaal, als houten klazen…
Die nacht kregen alle oppervlakken in ons huis de aanblik van gouaches â de volgende ochtend bood de kamer een Indische aanblik van batik patronen, met sfeerverlichting en al.
Wat ook gebeurde, was dat ik op een ochtend de wereld plotseling glashelder zag. Dat was me na m’n ‘hemianopsie’ van een jaar geleden â die bij mij resulteerde in een wazige blik â nog niet eerder overkomen…
Natuurlijk probeerde ik een naam te geven aan wat me allemaal overkwam – ik zag âonwerkelijke dingenâ, die ik zelf een beetje leek te kunnen aansturen door ze te animeren (letterlijk: te âbezielenâ).
Ik moest daarbij denken aan wat ik over het effect van LSD gelezen had â het woord âhallucinatieâ, kwam in me boven, âzinsbegoochelingâ, zoals het Nederlands woordenboek zegt: âzintuigelijke waarnemingen doen die niet met de werkelijkheid overeenkomenâ.
Even schoot door me heen dat je daar ook gek van kon worden… Maar mijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand – wie zou zo’n trip willen missen…
Toen ik vervolgens de combinatie âhemianopsieâ en âhallucinatieâ googelde, kreeg ik de naam van een Duitse wetenschappelijke publicatie met een gewichtige naam (ik zal ze u besparen), die bij bol.com uitverkocht was. Maar het âbestondâ dus wel… Er was typisch een verband.
Gelukkig heb ik een contactpersoon bij het Beroerte Adviescentrum van het OLVG, die periodiek bij ons op bezoek komt. Ik stuurde haar een berichtje, met de vraag of zo’n aanval van hallucinatie bij hen bekend was. Zij nam contact op met hun neuroloog, die het in de literatuur tegengekomen was bij diverse oogziekten.
Maar nog los van alle synapsjes, haarvaatjes en grijze cellen â zijn wij niet ook een geweldige droomgenerator…
Shakespeare (die ik op dit blog, wat om âshakenâ draait, graag citeer) zei al:
We are such stuff as dreams are made on and our little life is rounded with a sleep.
Uit louter dromenstof
Zijn wij gemaakt â wat ons is toegemeten Ligt in een zee van slaap.
In een gesprek naar aanleiding van zijn prachtige vertelling over de Aapgod Hanuman in april 1998, werd onze Zen-leraar Maarten Houtman een vraag gesteld over de reikwijdte van de fantasie:
â Vraag.: Maar in je fantasie heb je geen beperkingen of grenzen âŠ
â Maarten: Toch wel, dat denken wij altijd, dat is niet zo.
â Vraag: Zeg je dan dat je fantasieĂ«n echt zijn?
Na een kleine week van hallucinaties, had ik een droom dat ik bij een wijze vrouw mijn eigen wijsheid debiteerde. Maar toen die een beetje in het water viel, kreeg ik vervolgens een kris ten geschenke, met de boodschap âdat ik die naar eigen inzicht moest gebruiken…â
Zo kreeg deze voor mij mythische periode een afsluiting die me weer vooruit deed kijken…
De legendarische Kris van Knaud, Tropenmuseum
Bijna een eeuw verloren gewaand, maar recent hervonden en nu op een ereplaats in het Tropenmuseum: de oudst bekende gedateerde kris ter wereld (met ingegraveerde datering 1264 = 1342 na Chr.). De kostbaarste en oudste pusaka van het Javaanse hof werd geschonken aan Charles Knaud (geb. 1840) die als traditioneel Javaans genezer (dukun) de Javaanse kroonprins het leven redde. Op het lemmet, bekleed met bladkoper, een tafereel uit het Ramayama-epos: de apengeneraal Hanuman oog in oog met een vijandelijk leger.
âEen nieuwe lente, een nieuwe beginâ, 4 maart 15:00
[klik voor vergroting]
Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland
Ich traf Sie in das Dorf Talheim im Westerwald.
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt –
laut Protokoll durfte man Sie tief in die Augen sehen –
fĂŒr eine Begegnung, eine Heilung, fĂŒrs Licht der
Pranja Paramita – Ihre Augen die mich anlĂ€chelten…
Ik heb haar daarna nog vele malen opgezocht
maar ervoer haar toen als een gewone Indiase ascete,
die lach van de eerste keer heb ik niet meer gezien…
En toen ik een keer aan haar woning aanklopte
om een vraag te stellen, werd niet opengedaan.
Veel later riep ik haar thuis in wanhoop aan –
en hoorde een stem die zei: “Neem een hond…”
Mijn eigen stem? Ongelovig hoorde ik het aan –
en ik wist, ze had gezegd: als je mij aanroept,
moet je het advies dat geef wel opvolgen…
Maar een hond, in mijn flatje van vier bij vijf…
of bij Klaaske – die had op een keer gezegd:
een hond is voor mij een gepasseerd station,
en bovendien, met dat parket wat hier ligt…
Ik bleef in ongelovigheid achter, me bewust
dat dat advies ‘van boven’ me toch heilig was…
In de jaren daarna sloeg soms de twijfel toe:
had ik haar advies nu toch maar opgevolgd…
Als me iets overkomt – zoals met m’n ogen –
probeer ik mezelf aan de onverbiddelijkheid
van het noodlot te ontwurmen: hĂĄd ik maar…
…als ik haar advies nou maar opgevolgd had,
dan was die hond nu ‘geleidehond’ geweest…
En natuurlijk waren er gedachten over plezier
dat ik met mijn hond vast gehad zou hebben,
zoals achter een bal aanrennen op het strand,
of genoeglijk samen bij de kachel zitten –
zo’n hond zoals Snoopy uit de Peanuts,
een beetje maf, maar ontzettend trouw…
Ik zag er ook iets van karma in, een terugkeer –
een hond uit m’n jeugd had een spuitje gehad,
nadat hij een hap uit m’n arm had genomen
toen ik op m’n tenen naar het wiegje sloop
om het kindje te bekijken waarover hij waakte –
“alweer een kindje,” had mijn moeder gezegd.
De baas van de hond – een meester – was er
met vrouw en kinderen kapot van geweest.
Maar hij had ook medelijden gehad met mij,
ik kreeg een boek over honden die bijten…
Mutter Meera ist eine Heilige aus Deutschland
Ich traf Sie dort in Talheim, im Westerwaldkreis
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt:
Ihre dunklen Augen lĂ€chelten mich an, sie warenÂ
ein Bad im milchweiĂe Licht von Pranja Paramita.
Ik weet nu: het is oppassen met Oosterse meesters –
zoals me eerder met Thich Nhat Han overkwam[1]
Dat wederzijdse misverstand blijkt diep te liggen, zij denken dat wij blindelings op ze af zullen gaan, jij probeert het, maar kĂșnt ze niet zomaar geloven –
maar je kunt je óók niet onttrekken aan hun ban…
In die ban van Mother Meera heb ik jaren geleefd,
van: had ik maar…, en: hoe zou het geweest zijn…
Tot ik onlangs bij de kapper zat en daar plezier had,
m’n gehoorapparaat uit en nog met mondkapje op,
spraken we gebarentaal, schoten telkens in de lach…
En precies het moment dat mijn kapmantel af ging
had ik de koan van M. Meera’s hond opgelost…
Alweer: je kĂșnt een Oosterse Wijze niet ‘volgen’,
om dat te kunnen, heb je begrip nodig, inzicht…
Toen bij die kapper was ik domweg even gelukkig.