Klaaske en ik hebben in ons Amsterdamse leven een lange, moeizame reis gemaakt langs allerhande tandartsenpraktijken. Zodat we inmiddels zoiets als een praktijkdiploma ‘Tandartsenijkunde’ op zak hebben…
Het begon allemaal bij mevrouw Wil Stärcke aan de Prinsengracht. Daar kwamen we terecht op voorspraak van Wouter van Raamsdonk, Klaaskes toenmalige chef aan de VU. Er was in die tijd, zo rond 1975, geen tandarts te krijgen, dus we waren er heel blij mee. We hadden beiden van huis uit niet echt een dwingend idee van een tandarts meegekregen, het was een zorgaspect dat toen nauwelijks telde, althans voor ons. Maar op een gegeven moment moet je wel…
Mevrouw Stärcke – nomen est omen – had een sterke persoonlijkheid. Ze bleek ook een amateur-psycholoog te zijn, die je de meest indringende vragen stelde als ze daar met haar handen in je mond zat. Dat voelde als een overval, verbaal verweer was er niet bij – hooguit een ‘zeg maar A’…
De enige behandeling die me van haar bijgebleven is, is het trekken van een kies. Dat vraagt van een tandarts flink wat kracht en een enigszins hoogstaande positie. Omdat ze tenger en klein van stuk was – voor een mentale behandeling minder bezwaarlijk dan voor een dentale – nodigde ze me uit in een fauteuil in haar salon plaats te nemen, met uitzicht op de Prinsengracht. Daar ging ze me toen te lijf met de trektang, in een machtig gebaar – en kreeg de kies er na enig wringen uit…
Omdat mw Stärcke al op leeftijd was, hield er al snel mee op en werden we als patiënt overgedaan aan een met haar bevriende, jonge collega, Mies geheten, die resideerde aan de Keizersgracht – zo bleven we dus binnen de grachtengordel.

]vergroten door te klikken]
Mies had daar een reuze chic onderkomen, een woonhuis annex praktijk. Ze had de gewoonte tijdens behandelingen telefoongesprekken te voeren met vriendinnen, om afspraken te maken voor de lunch, herinnert Klaaske zich. Het was daar heel huiselijk dus. En haar assistente Sophie wekte mijn sympathie. [1]
Maar op een gegeven moment kwam daar een tweede tandarts, die eerder in Griekenland had gewerkt. En die jaagde ons de stuipen op het lijf, door hardop te denken terwijl ze met je bezig was, in de stijl van: ‘O jee, als dit maar goed gaat…’
Nou, we leefden met haar mee…
Uit deze benarde situatie werden we gered door Hanna Mobach, die ons vertelde van hun bekwame tandarts aan de Michelangelostraat in Oud-Zuid: tandarts Mekenkamp (Wilco voor intimi) – die wel een endontoloog bleek te hebben waar ik op kon schieten: “Een lastig geval…” zei hij dan, en dan bleek bij de afrekening het geoffreerde bedrag met tweehonderd vijftig euro verhoogd te zijn. Maar gelukkig troffen we daar ook Marieke Oostwegel, met wie we beiden goed konden opschieten – totdat ze daar vertrok om in Amersfoort als kindertandarts te gaan werken,
Zo stonden we weer met ons mond vol tanden – waar Wilco bij mij net een rijtje implantaten aan toe had gevoegd. En bij implantaten hoort trekken:

]vergroten door te klikken]
Onlangs liep ik samen met Klaaske langs de Minervalaan, van het Plein naar station Zuid. Er was een kies getrokken. Ogenschijnlijk was het een makkelijke trekking geweest, die zich in alle voorkomendheid leek te hebben voltrokken – ’t was de stilte voor de storm, elke stap nam mijn woede toe…
Aanvankelijk keerde die zich onnavolgbaar tegen mezelf, mijn eerste gedachte was dat Ik niet aardig was geweest tegen de tandarts en haar assistente. Was het berouw? – een gevoel dat Job in de verse Bijbelvertaling is ontzegd.
Odyssee langs de Zuidas…, 6 oktober 2021.
En weer gingen we op zoek, deze keer dichter bij huis: een nieuwe praktijk in Amsterdam-Noord – waar ik niet teveel woorden aan vuil wil maken, alles leek daar mis te gaan: zij begrepen mij niet, ik verstond hen niet, het was kortom een lijdensweg.

Als door een wonder – via een tandtechnieker die mijn vijf jaar oude ‘noodgebitje’ verving – kwamen we toen bij Negrea tandartsen terecht. Overigens ook een praktijk in Oud-Zuid, ook daar hing weer een prijskaartje aan. Maar ik moet hier ook als heldenfeit vermelden, dat Sanda Negrea me een een klikgebit-op-implantaten wist aan te praten – een ‘verbindend gebitje’ dus. En dat werd toen perfect uitgevoerd door dezelfde tandtechnieker die ons naar haar verwezen had. Dus de cirkel was rond.
Nu we ‘op leeftijd gekomen zijn’, zoals dat heet, hebben we eieren voor ons geld gekozen: we zijn weer terug bij de praktijk in Amsterdam-Noord – die inmiddels wel getransformeerd is en opgedeeld in twee aangrenzende praktijken, met nieuwe gezichten en oude bekenden. We bleken in beider computersysteem nog aanwezig te zijn.
Morgen heb ik mijn eerste afspraak met een specialist – in de andere praktijk, ik hoef alleen maar de Termini over te steken…

]vergroten door te klikken]
____________________
[1] Toen ik Maarten Houtman een keer daarover vertelde, orakelde die: “Die Sophie heeft een hekel aan je…”
Nou, daar kon ik met m’n verstand niet bij … hoe kon ik me zo vergissen? Het kan ook zijn dat ik het diepweg toch wel begreep – alleen al Maartens tegenwoordigheid nam je mee de diepte in.
Nu denk ik: Sophie was ook iemand van kleur, had ik daardoor die blinde vlek? Misschien was mijn sympathie voor haar wel ‘overcompensatie’. Met andere woorden: deed ik zo m’n best, om daarmee iets te verbergen? Heet dat geen ‘positieve discriminatie’?
Maarten had me al eens gewezen op mijn ‘racisme’, zie: Een molensteen in de vijver…
