<< Intro | Einde
<< Intro | Einde
Intro
![]() |
Het kloosterbankje in huize Houtman-Mobach Foto Hapé Smeele |
Toen ik begin jaren tachtig mijn toevlucht zocht bij Maarten Houtman, kwam ik uit een onherbergzame wereld, waarin zich de nodige ongelukken hadden voorgedaan. Wel had ik het geluk een partner te hebben, met wie ik in het meditatie-avontuur samen optrok.
Eerdere pogingen het meditatielandschap te verkennen, hadden bij mij een zeker gevoel van thuiskomen gewekt, al snel gevolgd door de nodige verwachtingen.
Maarten legde in de persoonlijke gesprekken die ik met hem had, telkens weer de nadruk op het genieten van het leven, in plaats van het aangaan van nieuwe verplichtingen en het najagen van ambities â hij had zijn benadering van meditatie niet âde weg van niet-dwangâ genoemd?
Maar de oude structuur bleek taai... Toen ik, ondanks mijn intensieve deelname, maar geen âvorderingenâ leek de maken, werd ik steeds ongeduldiger. Ik kreeg behoefte daar eens met hem over te praten, ik vroeg me af: wat zie ik over het hoofd?
Ik had Maarten toen zo'n tien jaar meegemaakt, maar nog steeds leek bij hem alles zo anders, alsof hij âvan een andere ordeâ was. Dat bleef voor mij een raadsel. Maar het maakte me des te nieuwsgieriger om te horen van zijn achtergrond, zijn beleving van de wereld en zijn rol als leraar.
En toen nodigde hij me uit er eens samen over te praten.
Zo kwam het dat ik zomer 1991 daar op dat kloosterbankje zat voor ons eerste vraaggesprek. Het zouden er uiteindelijk zeven worden, verspreid over drie jaar.
Voor ons stond de recorder, om het gesprek later terug te kunnen luisteren, en misschien ooit uit te werken. Drie ervan zijn hier opgenomen.
Met dank aan Klaaske Fokkens, die de bandopnames uitwerkte.
Het sterft al op het moment dat je ât uitspreekt
Eerste gesprek, zomer 1991
De overige zes gesprekken zijn terug te vinden op www.taozen.nl
Â
![]() |
Hub Bleezer (links) en Harry Gubbels, oud-medewerkers van Brand. Foto Chris Keulen | NRC, 30 september 2022 |
Loeënde klokke van Limburg mie landjLoeënde klokke versjterke de bandjlaot ös éns heureWaat sjteit te gebeure.Loeënde klokke van Limburg mie landjBim Bam, Bim Bam,
![]() |
De bewuste foto van Klaaske, najaar 1963 |
Vier maanden duurde mijn Duitse avontuur. Daarna werd onze afdeling Limburgse Jagers dus âgerepatrieerdâ en kwamen we in Oirschot te liggen, zoals dat heet.
We waren daar nog nauwelijks aangekomen, of er diende zich een klein, dik mannetje aan, met biezen en koorden aan zijn eerstelijns uniform, die zich als sergeant Van der Biezen voorstelde. Hij kwam muzikanten ronselen voor het klaroenkorps van de kazerne â een klaroen is een trompet zonder pistons. Nu speelden diversen van mijn maten in een fanfare, dus hij had gelijk beet. En omdat ik opgaf klarinet te spelen, werd ik ook toegelaten … als tamboer…
Aldus begon daar in Oirschot mijn tweede militaire carriĂšre â tot ik uiteindelijk vervroegd mocht afzwaaien met studieverlof, zes maanden vóór de anderen…
Nu denk ik: wat moesten ze ook met zo’n weigerachtige soldaat…
Zo droeg ik precies één jaar ’s konings rok.
Terug in Amsterdam, probeerde ik er uit alle macht onderuit te komen dat ik weer op herhaling moest: wij weer uit elkaar, dat zag ik absoluut niet zitten…
En zo deed ik waar mijn hart al lange tijd naar uitging: ik deed een beroep op de dienstweigeringswet âik had nu wel genoeg gekkigheid meegemaakt…
Zo werd ik van militair dienstweigeraar.
Nou, dat heb ik geweten … dat gaat niet zomaar, daar ben ik 1œ jaar mee bezig geweest â maar dat is een ander verhaal.
![]() |
Hanna Mobach, Bladversiering uit âTao-zen, de weg van niet-dwangâ |
Vanochtend vroeg, toen ik voor de open deur van het balkon op m’n bankje zat, hoorde ik daar nu eens niet het eeuwige ruisen van de snelwegen, maar het zachte, monotone geluid van regen â en al spoedig zat ik midden in de koele lucht en de geuren.
Twee uur later daalde de regen in constante stromen neer, als in een gordijn. Er was ook het geluid van werkzaamheden in de buurt, van uitgelaten honden en bovenburen. De gewijde stilte was voorbij…
Toen ik diezelfde avond, op de gaanderij aan de andere kant van het huis, naar het ondergaan van de zon zat te kijken, was de hemel zwanger van vliegtuigen… Sommigen kwamen laag over, met veel geraas. Hogerop zag ik er een paar, die zich als donkere schimmen tegen de heldere hemel aftekenden. En nog verder weg kon ik ze alleen nog aan hun condensstreep herkennen, of aan een verre flikkering in de stralen van de ondergaande zon.
Ik maakte een praatje met een buurvrouw die daar langskwam, en sprak er mijn verbazing over uit. Zij vertelde dat ze op school gezeten had in Zwanenburg â waar haar ouders een boerderij hadden â en dat daar de ramen van het klaslokaal altijd gesloten bleven, om zo nog enige âgeluidsdichtheidâ te creĂ«ren.
En je vraagt je af: hoe is het in godsnaam mogelijk, dat we als mensheid de aarde zĂł verpest hebben…
Het begint er natuurlijk al mee, dat we haar als soort overspoeld hebben, met die onstuitbare voortplantings- en zelfhandhavingsdrift van ons…
Toch is het moeilijk werkelijk te zien dat dat de naakte waarheid is, om dat helemaal tot je door te laten dringen â we zijn nu eenmaal onderdeel van dat hele systeem…
Daarvoor blijken we de blik van âbuitenaardse wezensâ nodig te hebben: de ogen van de astronauten, die vanaf de maan een blik op de aarde konden slaan … wat ze zagen was een nietige blauwe bol, die daar kwetsbaar hing, verloren in een oneindige ruimte…
![]() |
Het waakzame oog van de aarde, gezien vanaf de maan. |
Wij probeerden ons in de zeventiger jaren, op ons bootje aan de voet van machtige grachtenpanden, zoveel mogelijk afzijdig te houden van die wereld, die naar de verdommenis leek te gaan. We leidden een rustig leven, met part-time banen, zonder auto. En niet te vergeten: we hadden geen kinderen, maar een zwarte poes â wel eentje die onze hele aandacht opeiste…
Was het allemaal toeval, een kwestie van persoonlijke factoren en familiegeschiedenis. Of werd het mede gevoed door een vleugje âWeltgeistâ die ons die keuzes liet maken?
Mijn nichtje Ayn appte me bovenstaande illustratie door van een evenement, dat morgenavond bij volle maan gepland is op de Mookerheide. En toen de organisator net langs ons oude familiehuis liep, stuurde hij haar er deze foto achteraan:
âTon Boon vroeg mij gister toen ik aankwam en toen hij matjes aan het neerleggen was, of ik een plannetje had voor zoân vijfdaagse, wat ik zou willen aansnijden. En ik zei: âNee, dat heb ik niet.â Wat ik ga zeggen is voor mij een even groot avontuur als voor jullie. Ik was wel van plan â dat hebben jullie gisteravond gemerkt â om het meer in de richting van het oefenen te doen.âHoe kun je ontdekken, Eefde, Vijfdaagse december 1985, woensdag.
Maarten Houtman had âde gave van het woordâ, zoals dat in het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide heette. Door omstandigheden kwamen bij ons thuis regelmatig dominee’s over vloer â wier kwaliteiten breed werden uitgemeten, al of niet in hun aanwezigheid.
Het werd me duidelijk dat ze allen hun preek goed voorbereidden, de meeste maakten aantekeningen, een enkeling leerde hem uit z’n hoofd â âdie heeft een geheugen als een ijzeren pot,â zeiden mijn ouders dan.
Ook leerlingen van Maarten met een eigen groep, probeerden soms hun inleidende praatje voor de vuist weg te houden, net als hij. Dat vond hij niet zo verstandig, zei hij een keer: âDat kun je niet zomaar, het is beter om je voor te bereiden.â
Bij zijn eigen toespraken voelde dat heel anders. Aan de ene kant was er de verbazing dat hij al die diepgaande toespraken âuit zijn mouw schuddeâ, zoals dat heet. Anderzijds vond je het vanzelfsprekend zoals hij het deed â diep vanbinnen wist je gewoon: hij is een groot verteller, hij laat zijn verhalen uit de stilte ontstaan â dezelfde stilte en leegte die de hele schepping voortbracht. En hij gaf ons daarmee de inspiratie die leegte en stilte in onszelf terug te vinden.
Die vanzelfsprekendheid â het woord zegt het al â zien we ook bij de oude vertelster Imah. Zij vertelde hem als kind aan zijn bedje vier jaar lang uit het grote heldenepos van de Mahabharata â die ze helemaal uit het hoofd kende. Zoals dit verhaal over de schepping:
âVóór de grote Verteller aan het Verhaal begon, was er een nacht die maar niet eindigde en waarin niets gebeurde. Toen was iemand, al wist niemand wie dat was en wanneer het gebeurde, een lied gaan zingen, waarin alles dat er nu is werd opgeroepen om tevoorschijn te komen en zich niet meer in de nacht te verbergen.â (De breuk,âWerelden 1 â Kartiâ)
Toen Maarten van de plantage vertrok, zocht hij Imah op in haar kleine huisje, waar hij nog nooit geweest was, om afscheid van te nemen â ze voelde hem al van verre aankomen. En toen gaf ze hem dit advies mee:
âLuister goed. Alle verhalen bestaan zolang je ze vertelt. Als je klaar bent zijn ze er niet meer, behalve in het hart van degene die ze echt gehoord heeft en die ze ook weer vertelt. Je moet zĂł leren luisteren dat je de verhalen weet vóór een ander ze vertelt, want ze zijn er altijd en ze willen altijd weer verteld worden. Ze gaan uit je weg als je ophoudt te luisteren, maar ze blijven op je wachten. Als je niet naar binnen kunt luisteren is er alleen maar wat je om je heen ziet, zoals het is bij je geleerde moeder. Maar voor jou, die al zoveel verhalen van mij gehoord hebt, is het anders. Daarom moet je zorgen dat alle verhalen in je blijven leven, wat er ook gebeurt. Anders raak je klem en dan heb je verdriet. Zoals je weet hebben de meeste mensen verdriet. Dat komt daardoor. En nu moet je terug naar huis, want anders vraag je me iets dat vanzelf bij je komt wanneer je een verteller bent geworden.â (De breuk, âDe twee manierenâ)
En dat is hij ook geworden … een Verteller, staande in een lange traditie.
En elk van die keren overkwam het me weer, dat er tegen het einde van een toespraak een unheimisch gevoel bij me bovenkwam, van … heb ik het gezegde wel begrepen, er zijn nog zoveel vragen…
Precies aan dat gevoel appelleerde Maarten, als hij zei:Â â… je zult het nog heel vaak moeten horen…â
Toch zei hij ook vaak tegen het einde van zijn toespraak, in allerlei varianten:Â âDan heb je niemand meer nodig, je hebt ook mij niet niet meer nodig, dan ga je je eigen weg…â
Terwijl het mij overkwam dat ik dacht: laat dit alsjeblieft doorgaan, vertel verder, Maarten … straks sta ik er alleen voor…
De oude vertelster Imah vond voor Maarten altijd een verhaal dat bij zijn stemming paste, bij de zorgen van de dag. Dat is ook precies zoals hij het Ăłns vertelde, een verhaal waarvan je dacht: hoe verzint hij het … dat is precies waar ik mee zit … hij heeft het tegen mij!
En natuurlijk wilde je liefst weten hoe het verder zou gaan, hoe het verhaal af zou lopen. Maar dan zei hij: … dat weet je niet, dat is nog in het verhaal verborgen…
En ja, daar had ik telkens grote moeite mee, ik wilde zo graag weten…
Maar, zoals de oude vertelster tegen Maarten zei, dan begeef je je op dwaalwegen van de demonen…
Ik denk dat Maarten dat bedoelde, toen hij die keer tegen ons zei dat we het grote Verhaal zelf moesten vertellen en de regie over ons leven moesten nemen â dat we ons leven moesten toevoegen aan het grote Verhaal van de mensheid, âdat Verhaal dat door ieder die het vertelt, vergroot en vernieuwd wordt, omdat je je eigen verhaal aan dat hele grote Verhaal toevoegt.â
In die toespraak:âZoals jij het verteld gaat het de eeuwigheid inâ, zei Maarten tegen de aanwezigen:
âIk heb ook deze sessie van velen van jullie een verhaal gehoord. En dat is in de veertig jaren dat ik nu bezig ben natuurlijk altijd zo geweest. Soms komt de vraag in me op wat het signaal is dat uit al die verhalen opklinkt. Variaties zijn er net zoveel als er mensen zijn die verhalen vertellen. En je bĂ©nt natuurlijk zelf ook een verhaal. Ik geloof dat het typisch menselijke er niet in ligt dat je het verhaal vertelt, maar dat je je bewust bent dĂĄt je het verhaal vertelt, dat je je bewust bent dat je een verhaal bĂ©nt. De meeste mensen vertellen alleen maar een verhaal, en laten het dan aan mij over om te beseffen wat dat verhaal betekent. En misschien is die tussenfase nodig, dat je alleen maar een verhaal vertelt en je niet bewust bent dĂĄt je een verhaal vertelt, en nog minder dat het er eigenlijk om gaat hoe je dat verhaal vertelt. Want in dat âhoeâ zit het signaal.â
[1]Â Illustratie uit: Maarten Houtman:Â âDe kom van herinnering en andere verhalenâ – zie www.maartenhoutman.nl/etalage
Vannacht op mijn meditatiebankje, zat ik
zure appels van mijn gedachten te plukken,
dat onze wereld wel ten onder zou gaan,
met âoorlogen en geruchten van oorlogenâ,
zoals de goddelijke Openbaringen zeggen â
toen ik buiten plots een luide knal hoorde.[1]
Ik stond op en trok mijn pantoffels aan,
ging het balkon op en keek om me heen,
maar ik zag nergens verzengende vuren â
tot ik boven, vlakbij de rand van de flat
de maan daar als een vuurbal zag staan…
Zal de maan van deze planeet eraan gaan,
was de angstige gedachte die bovenkwam
de profetie zegt: âde maan werd als bloedâ â
in termen van ons platvloerse denken:
gaan wij nu met z’n allen naar de maan…
En vroeg me af: is onze wereld inmiddels
zĂł’n onvolmaakt maaksel, dat de mensheid
de ballen niet meer in de lucht kan houden
en ons hele aardse huis op instorten staat â
zelfs ârekenkrachtâ schiet tekort als panacee.
Toen ik tenslotte weer op m’n bankje zat,
kwam dat bijbelse adagium in me boven:
âStof zijt gij, en tot stof zult ge terugkerenâ â
maar eigenlijk dacht ik meer in Zen-termen:
âZoals de maan niet beĂŻnvloed wordt
door de wolken die er voorlangs gaan …
zo wordt de stilte en de leegte niet aangetast
door alle dwaasheid die we uithalen.
En ook als deze planeet misschien,
omdat we onwijs zijn, beschadigd wordt â
daarmee beschadigen we onszelf evenzeer â
is daar de leegte, waarin het ontstaan is,
en waarin het weer terug zal keren.â[2]
————-
[1] Het Parool van woensdag 10 augustus is mijn getuige: “Explosief ontploft voor deur van The Harbour Club in Oost. De explosie gebeurde rond 02.45 uur.”
[2] Maarten Houtman, âOns kosmisch erfdeelâ, Sterrelaan 24 juni ’89. Toespraak voor augustus 2022
To dissolve the past is the far away beginning of meditation.
If you begin to dissolve the past there is no ending to the past.
The fire that burns away the past, the structure of time, is the act of seeing.
Seeing is complete attention.
Delhi January 27th, 1962
Uit: Krisnamurtiâs notebook, 2003
âDe wereld waarin een baby nu opgroeit â ik denk aan de kinderen die bij mij in het flatcomplex aan de rand van Amsterdam opgroeien â wat zien zij om zich heen? Ten eerste worden ze geboren in een kamer, en dat blijft de hele tijd een kamer. En als ze opgroeien, zien ze om zich heen dat bijna alles beheersbaar is, dat het in de fabriek gemaakt is of in de werkplaats, dat je het kopen kunt.â
En dan gaat hij verder:
âIk probeer jullie duidelijk te maken dat dat een wezenlijk verschil is, of je dĂĄĂĄr opgroeit, of ergens opgegroeid bent waar alles er gewoon Ăs, je mag ervan nemen. Dat geeft een heel ander gevoel. Het maakt de stap naar iets wat onzichtbaar is, maar wat alles eigenlijk laat voortkomen, héél klein, dat kost je geen moeite.
Voor ons is dat een enorme afstand. Eigenlijk moeten we dan â door de opvoeding die we gehad hebben en de maatschappij en het tijdsgewricht waarin we leven â een enorme stap maken, van alles wat normaal voor ons is, naar iets wat eigenlijk niet bestĂĄĂĄtâŠ
We moeten ons dus helemaal terugtrekken achter gesloten oogleden, weg van die hele gedeelde, verdeelde, fragmentarische wereld waarin we leven, waarin elk onderdeel gemaakt is. Daarin is de natuur eigenlijk een vreemd verschijnselâŠâHet tijdloos beginsel Zevendaagse juli 1994, woensdagmorgen
Maarten vond zelf die liefde voor de natuur hier terug bij Krishnamurti, die het met zijn âgo and make friends with the treesâ en zijn lofzang op de Hollandse luchten, enigszins vertaalde naar onze wereld. Ik kon, vanachter het raam van onze woonboot, urenlang kijken naar het spel van het licht op het water.
Maar de vraag blijft: is dat genoeg om te âontsnappenâ…
Dat âterugtrekken achter gesloten oogledenâ sprak me wel aan, dat is wat ik eigenlijk al jaren probeer met mijn âmeditatieâ: weg van die opdringerige, alomtegenwoordige, je geheel in beslag nemende ârealiteitâ â die je inmiddels zelf geworden bent. En terug naar je lichaam.
Het riep bij mij de vraag op, of ik al eerder in mijn leven pogingen had gedaan om me een beetje los te weken van die maakbare wereld â waar je met handen en voeten aan vastzit, en al helemaal met je denken en voelen.
En toen kreeg ik prompt een droom over mijn verhaal met muziek…
In mijn ouderlijk huis in Nijmegen had ik, hangend over de radio-met-platenspeler. genoten van de symfonieĂ«n van Beethoven â waar ik helemaal in op kon gaan, me door kon laten meevoeren…
Dat kreeg een vervolg toen ik me op de middelbare school opgaf voor het schoolkoor, waar ik met m’n elf jaar de jongenssopraan vertolkte. We studeerden daar, onder leiding van de dirigent van het Gelders Orkest, aan het ‘Ave Maria’ van Mozart. Ik zong daar vol overgave…
Toen ik dat verlangen in perspectief probeerde te plaatsen, kwam de term âdas ozeanische GefĂŒhlâ bij me boven â waarover ik in het online magazine Das Orchester het volgende tegenkwam:
âWe komen in muziek een dimensie tegen die onze gehechtheid aan de realiteit van tijd en ruimte overstijgt en die emotioneel wordt ervaren als een oneindige uitgestrektheid, als een oceanisch gevoel. Sigmund Freud onderkende dit gevoel, zoals we weten uit een briefwisseling met Romain Rolland (NB Frans Nobelprijswinnaar en Beethoven-biograaf), maar begreep het als een regressie naar een vroege ontwikkelingsfase, waarin zelf en omgeving nog niet gescheiden zijn. Rolland daarentegen beschouwde het als een fundamenteel religieus gevoel, als een mystieke ervaring van universele eenheid.â
Intussen ging daar op het gymnasium de ontwikkeling van het gewei van het intellect gewoon door…
Ik probeerde me er op allerlei manieren tussenuit te wringen en bleef verschillende malen zitten â maar daardoor ontstond er juist een tomeloze ambitie in de randgebieden: ik werd voorzitter van de oratorische vereniging, hoofdredacteur van de schoolkrant, ik wist niet van ophouden…
Maar mijn weerstand tegen de intellectuele indoctrinatie, die hersenspoeling met wekelijks drie uur Grieks en drie uur Latijn, bleef groot…
En weer gaf ik me toen over aan het dionysische â het âduistereâ, mythische, orgastische… Ik dacht dat te vinden in de âparallelwereldâ van de muziek. Ik kreeg een dringende behoefte een muziekinstrument te gaan bespelen: de klarinet. Niet in het minst omdat dat instrument een opening bood naar de wereld van de jazz, waar ik evenzeer van genoot â zoals van Sidney Bechet, die mijn hart stal met ‘Petite fleur’ en ‘Summertime’. Maar onbewust speelde misschien ook de lichamelijkheid van het instrument een rol, het voortdurende spel met de adem â je was daarin adem. En dat verbond je terug met je lichaam en bood zo enigszins tegenspel aan het allesoverheersende intellect.
Toen ik les nam, kwam ik terecht op de Nijmeegse muziekschool, waar ik bij Hans Kropp terecht kwam, eerste klarinettist van het Gelders Orkest. Maar ik ontdekte al gauw dat ik al die lesboeken met loopjes en arabesken, ĂŒberhaupt dat hele oefenen, eigenlijk maar niks vond… Ik wilde vrij zijn in mijn spel. Ik sloot me thuis op in de kelder, waar ik uren improviseerde…
Toch had ik ook het verlangen ooit het beroemde Klarinetconcert van Mozart te kunnen spelen, waar ik wĂ©g van was, vooral van het Adagio â notabene dezelfde Mozart bij het zingen van wiens Ave Maria in het schoolkoor, ik de baard in m’n keel gekregen had. Daar was ik woedend over geweest…
Zou dat Klarinetconcert voor mij een soort herkansing zijn geweest, met de stem van mijn klarinet, in plaats van mijn jongenssopraan…
Helaas bleek mijn muziekleraar niet de inspiratiebron te zijn waarnaar ik zocht, hij was me veel te gewoontjes, een echte beroeps â niet de âpoort naar een andere wereldâ waar ik naar zocht.
Toen ik daarna in Amsterdam ging studeren, nam ik weer les. Deze keer trof ik een leraar waar ik wĂ©l voeling mee had, hij heette … Jan de Pijper. Ook hij participeerde in de traditionele muziekwereld en was klarinettist in het Orkest van het Oosten (maar woonde op de Zaanse Schans).
Bij Jan speelde ik zelfs in een kwartet â een samenspel waarin menselijke relaties in een net iets ander daglicht komen te staan: je was met elkaar onderweg, had plezier en er kwam iets moois uit, hoe aarzelend het soms ook ging. Terwijl het in het gewone leven, op school en op de universiteit, allemaal draaide om wie de beste was. En het was nog oersaai ook…
Na enige tijd drong het tot me door dat Jan de Pijper astmatisch was … heel bijzonder dat hij in zijn spel zich daaruit leek te kunnen bevrijden. Hij speelde prachtig…
Hem was geen lang leven beschoren, hoorde ik later â hij was nog zo jong, zo begaafd…
Als ik er nu op terugkijk, waren die beide gidsen in de âalternatieve wereldâ van de muziek, twee uitersten geweest. Was de één een echte overlever, die daardoor de opening naar de innerlijke dimensie miste. De ander leek in zijn kwetsbaarheid die opening wel te hebben, maar overleefde het niet…
Daarmee bleef voor mij, bij mijn verkenning van muziek als opening naar een leven buiten de verstikkende orde van de normaliteit, de fundamentele vraag onbeantwoord: hoe kun je overleven, zonder jezelf te verraden â hoe kun je de wereld op je nemen, zonder er aan ten gronde te gaan…
PS In Das Narrenschiff heb ik beschreven hoe het met mijn klarinet afgelopen is.
Aan de kwaliteit van het onderwijs dat ik kreeg, kan het niet gelegen hebben…
In dat kleine leventje van je gebeurt soms iets â je krijgt een signaal, je hebt een ontmoeting of ontvangt een tijding â dat van de andere kant van de kosmos lijkt te komen. Heden en verleden schuiven in elkaar. Je leven daartussen een zandkorreltje, temidden van gasvormige holten en opkomende stellaire kraamkamers. Je tijd van leven een flinterdun streepje op een schaal van miljarden lichtjaren. Je geboorte één enkele ster, temidden van die miljarden andere aan het firmament…
![]() |
Mijn vriend de boom en ik |
Gisteren stond ik weer in omarming met mijn boom, je weet wel, die tegenover de Broekhuijsen-Leewis Schooltuin aan het van Heekpad staat, om de hoek van de Jisperveldstraat (zie paarse markering op het kaartje beneden).
![]() |
âHow to befriend a treeâ |
Toen drong ook tot me door in wat voor isolement ik leef, dat ik een vreemdeling op aarde ben. En wat een afstand er is tot de mensen om me heen…
![]() |
Bakkerij Le Perron aan de Termini in Amsterdam-Noord â mĂ©tro Ă deux pas |
Klaaske bij Roezemoes, onze stamkroeg aan het Buikslotermeerplein |
Een andere geliefde pleisterplaats is Patisserie Kwekkeboom, daar niet ver vandaan |
Ik werd met pleinvrees bevangen op het Buikslotermeerplein,
de zogenaamde vertrouwde wereld leek me zo onverschillig â
de koude wind die er in de maand mei nog van de daken viel,
de corona crisis in de horeca ingewisseld voor echte oorlog.
Ja, op dat Buikslotermeerplein had je ooit een fraaie fontein,
totdat wat kunstmijdende Noorderlingen het nodig vonden
om elke dag opnieuw het watertje met zeepsop op te leuken
en de gemeente er toen zat van had en alles af liet breken…
Wij trekken daar dagelijks onze baantjes naar Albert Heyn
en biowinkel Michel Does, als de portemonnee het toestaat,
met in de zon lonkende terrasjes, waar we dan op stranden,
met meeuwen die de zee verraden, ver weg en toch dichtbij. Â
‘