Boeklancering ‘Kunst in de Molenwijk’ in de Kleine Oase

We mogen uit de toon vallen. Dat is niet erg. Het is een speelveld waar we wel eens rare dingen doen. Maar we worden niet met plechtige gezichten herinnerd aan al die dingen waar we dan naar ons gevoel gefaald hebben. Want dan gaan we natuurlijk wel de mist in. Zoals mijn vrouw overkwam toen ze voor het eerst naar school moest en in tranen was en zei: “Ja maar, ik kan nog niet lezen…”
“Ja,” zeiden die ouders tegen haar, “lieve kind, je gaat juist naar school om te leren lezen.”
“Ja maar, ik kan nog niet lezen!”
Maar zo doen wij eigenlijk allemaal. Dat is echt waar. Daar kunnen we gewoon op een dag mee ophouden en zeggen: ‘Goed, ik moet nog leren lezen, ik moet er nog doorheen, ik ben nog niet volmaakt, dus ik zal fouten maken
’
Maarten Houtman, Een gevoel waar het eigenlijk om gaat, Huissen, december 1993.

Zoals de God van Abraham, Isaak en Jakob de wereld uit het niets tot aanzien riep, zo draaide het in de scheppende arbeid van Hanna Mobach allemaal om haar handen.
Ze was van huis uit een ambachtsvrouw, een handwerkster, met hoge achting voor het vak. En keek met enig dedain neer op mensen die intellectuele arbeid verrichten â€“ alsof ze hun ware aard, hun scheppende natuur, verloochenden: het beoefenen van de levenskunst. 
Hanna was een kunstenaar in bijna archetypische zin â€“ Ă©Ă©n met een grote K. Kunstenaars waren voor haar de ware elite â€“ de niet-creatieven kwamen daar mijlen ver achteraan. Ze ging kunstgeschiedenis studeren en maakte een kunstreis naar ItaliĂ« â€“ het walhalla met de halfgoden van de renaissancekunst.
Een beetje elitair? Misschien wel â€“ hoofdwerkers, de mensen van de grote woorden, kon ze wel slaan.
En misschien wel omdat ze, ondanks zichzelf, ondanks al haar kneden en kleien … zelf toch ook een intellectueel was. Sowieso een liefhebster van literatuur, van schrijvers als György KonrĂĄd.

Ik kan het nauwelijks over m’n lippen krijgen: Hanna een intellectueel…
Misschien is het wel mijn stille wraak voor al die keren dat ze, terwijl we samen achter mijn computer zaten te werken aan haar website – kijkend, bouwend, wikkend en schikkend op het beeldscherm – mij keer op keer toeriep: â€œJij moet iets met je handen gaan doen!”

Nu was het daar even feest in Molenwijk…

Op deze laatste dag van september is er een feestje in en rond Hanna’s oude atelier – dat kunstcriticus  Sietske Roorda â€˜de kleine oase’ noemt, in de gelegenheidsuitgave â€˜Kunst in de Molenwijk’. Dat boekje werd daar die dag feestelijk gepresenteerd … en wel rond en in die ‘Kleine Oase’.
Maar die kleine oase van Hanna heeft wel een gedaantewisseling ondergaan, ze heet nu stoer Werkplaats Molenwijk …‘een plek voor kunst en cultuur, waar ruimte is voor samenwerking met buurtbewoners; zij kunnen programma’s initiĂ«ren en deelnemen aan de organisatie.’

En dan zie ik daar Hanna voor me op haar eentje aan het werk in dat reusachtige atelier … waar ze zich zevenenveertig jaar lang aan de klei overgaf – en daarmee haar wereld vormgaf:
“En de Here God had de mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.” (Genesis 2:7).
Hanna is, met haar voeten in de klei, haar hele leven Bijbelvast geweest…

Hanna, werkend in haar atelier, annex tentoonstellingsruimte. Op de voorgrond ‘Rood en zwart’, uit 2003 – in de wandeling ‘rode benen’ geheten (foto Ingrid Bakker, 2016).

Sietske Roorda begint haar verhaal ‘De kleine oase’ met een ontroerende passage over hoe Maarten daar ooit als een smekeling aan Hanna’s deur had gestaan:

“Op een dag in 1976 loopt een man met een klein koffertje door de Molenwijk. Waarschijnlijk merkt niemand in de buurt hem echt op, maar de adrenaline giert op dat moment door zijn lijf. Maarten Houtman heeft namelijk net het grootste besluit van zijn leven genomen. Hij heeft zijn vrouw en comfortabele huis in Bilthoven verlaten, en loopt nu naar de parkeergarage van de Handmolenflat. Hij klopt aan op de deur (van het huidige Werkplaats Molenwijk), en beeldhouwer Hanna Mobach doet open. Zij laat hem binnen en biedt hem een kopje thee aan. Ze kent hem via haar werk aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), waar zij keramiekdocent is. Hij is docent aan het Grafisch Lyceum in Utrecht, en de eerste boeddhistische zenmeester in Nederland. Nu zit hij tegenover haar in haar atelier. Hij is tot over zijn oren op haar verliefd, en verklaart haar de liefde. Zij accepteert.

Vanaf dat moment woont Maarten samen met Hanna in haar atelierruimte onder de parkeergarage. Hun bed staat op een verhoging in een hoek, de rest van het atelier wordt in beslag genomen door verschillende kleisoorten op pallets, grote sculpturen, en een keramiekoven die wel 120 cm hoog is. De vloer is van stelcon platen, de auto’s razen boven je hoofd, en ’s winters zit je met elkaar rond de gaskachel je handen te warmen.”

Gelukkig konden ze na een jaar een comfortabele flat betrekken in de Bovenkruier. Maar Maarten kwam daar natuurlijk regelmatig om het hoekje kijken, zeker als er reuring was:

Foto Hanna Mobach

Zo zat ik die dag, jaren na dato, samen fotografe Ingrid Bakker die me erheen reed, Marokkaanse soep te eten in het atelier – dat nu dus ‘Molenwijkkamer‘ heet. Een verhaal over een verhaal gelegd…
Ik voelde me er een beetje ongemakkelijk onder, zeker toen me gevraagd werd ‘of ik ook een bewoner van Molenwijk was’… Nee mevrouw, ik hoor hier niet thuis, ik ben een voyeur!

Dat gevoel van vervreemding heb ik bij Hanna’s werk nooit gehad â€“ je voelde je eerder een ingewijde…
Hoewel ik die â€˜rode benen’ indertijd wel een beetje ongemakkelijk vond. ‘Je bent een echte gereformeerde jongen,’ zei Hanna dan. En dan kon ik haar wel slaan.

Intussen ging het feestje buiten door:

Foto: Ingrid Bakker

Binnen in het atelier hangt nog steeds de sfeer van aandacht en intensiteit die een halve eeuw Hanna Mobach daar gebracht heeft – we wensen de organisatie en de mensen van Molenwijk alle goeds toe in deze gezegende ruimte.

____________________

[1] Voor de volledige tekst van het artikel van Sietske Roorda, zie: Een kleine oase: Atelier van Hanna Mobach.

Foto geheel boven: Hanna’s voormalige atelier â€“ nu: ‘Werkplaats Molenwijk van Framer Framed’ (foto Ingrid Bakker)

Fixatie

Als je je laat leiden door de aandachtsboog die je met de taoĂŻstische energie-oefening door je lichaam maakt, ga je merken dat je los komt van je fixaties, van de voortdurende opeenvolgende patronen van gedachten en waarderingen, waar je jezelf in eindeloze herhaling aan blootstelt – en waar je zo aan vast komt te zitten.

Als je die bevrijdende werking ontdekt, heb je de eerste stap gezet: je kunt jezelf, en de werkelijkheid om je heen, met nieuwe ogen bezien. Een nieuwe dag is aangebroken.

Hoe nu verder?

Zodra je weer vastloopt, ga je er weer over denken. We pijnigen onze hersens af … om oplossingen te vinden, om eruit te komen – om het weg te hebben, we willen het kwijt.
Dan kun je natuurlijk zeggen dat het bij jou hoort, dat het bij je leven hoort – maar is dat niet een bon mot?

Bij mij komt dan de betoverende formule boven, die Maarten Houtman er in een van zijn laatste toespraken aan gaf (in het weekend in Mennorode van mei 2007):
“Stilstaan bij iets zonder erover te denken, daar gaat het om. Niets weten, alleen de grote vraag staat voor je. En die vraag die voor je staat 
 dat is de hele mensheid die zichzelf ziet. Daarin, in dat erbij stilstaan zonder gedachten, kan er iets gebeuren – ik zeg kán, het is helemaal niet gezegd dát er iets gebeurt. Maar het is mogelijk, en dat is een genade, dat je een moment plotseling beseft wie je bent.”

Het leven gaat door…

Geheel boven: Uit Klaaske's serie ‘Avondluchten boven de Elpermeer’, 04-09-2023 | Boven: ‘Afwas 21-09-2023’ (eigen foto) 

‘Ik hoor de tijd stromen…’

Ik hoor de tijd stromen

En vraag me af: wat doe ik met die tijd die ons voor dit leven toegemeten is. Blijven we leven volgens plan – zijn we ons bewust dat we leven volgens plan?
Volgens plan leven 
 dan vergaat de tijd. Letterlijk.
De dieren hebben geen plan, die leven volgens een vast patroon. De mens heeft de vrijheid om zijn patroon te verlaten.
Maarten Houtman, Jij bent het spel.

Eind 2010 zocht ik Maarten Houtman nog een keer thuis op, niet lang voor zijn opname in het ziekenhuis in Bilthoven.
Er kwamen in die tijd regelmatig mensen bij hem op bezoek, familieleden en mensen die nog een laatste keer met hem wilde praten.
Ook ik was dat jaar regelmatig langsgegaan, spontaan of op uitnodiging van Hanna – het ritje ernaartoe in ons stadsdeel Amsterdam-Noord was voor mij een vertrouwde gang, hun huis in Molenwijk een vertrouwde plek.

Maarten ging nu zichtbaar achteruit – ik had nog nooit een stervensproces van zo dichtbij meegemaakt. 
Het was ook vast onderdeel van het gesprek: wat zijn klachten waren, hoe hij geslapen had, of hij z’n bed nog uit kon komen…
Jaap Koster,  timmerman en leerling van Maarten, had voor hem een leren lus gemaakt aan het plafond, waaraan hij zich kon optrekken. En Hanna kreeg in die tijd hulp van een voortvarende vrijwilligster.

Toen ik die dag binnenkwam, kwam Maarten net moeizaam de gang op met z’n rollator. En hij was zich daar ook bewĂșst van. Hij keek me aan en zei met onvaste stem: “Ik ontdek nog steeds…”

Het was even een schok … ik voelde me er ongemakkelijk onder, mijns ondanks vroeg ik me af: is dit geen farce … JIJ, zoals je nu bent…
Toch was ik diep vanbinnen ook blij met wat hij het zei.

Je kunt je afvragen waarom ‘welzijn’ voor ons zo’n absolute waarde is. Alsof zwakte, ziekte, gebrek, ongeluk, er niet mogen zijn – we willen het zo snel mogelijk vergeten…
Toch lijken zowel ons lichaam als onze geest pas tot bewustzijn te komen, als we ze ‘tegenkomen’, zoals dat heet – dus als we lijden.

Over dat bewustworden van je lichaam, schreef Cees Nooteboom in ‘Rode regen’ , onderstaande vermakelijke passage – net met de boot terug uit Amerika, kwam de auto waarmee hij werd opgehaald, op de kade onzacht in aanraking met een voorligger. Waarna hij had geprobeerd de bumpers uit elkaar te trekken:

“Het leek me een kwestie van tillen.
Vervolgens had ik een rug, en nu, zoveel jaren later, heb ik er nog een. Afgezien van dat tillen, moet het ook iets met schuld en onschuld te maken hebben. Kinderen hebben geen rug, ik kan me er tenminste niets van herinneren. Misschien had ik vroeger wel helemaal geen lichaam. Dat is de paradox: een lichaam krijg je pas als je het kwaad maakt.”

Er zou bij Nootenboom nog een lang traject van de meest wonderbaarlijke behandelaars volgen…[1]

Er is een opmerkelijke parallel in mijn eigen leven – was er bij Nootenboom misschien sprake van bravoure,  bij mij ging het meer om een gestrande poging tot behulpzaamheid:
Op de Nieuwmarkt in Amsterdam ging vlak voor m’n neus een junkie tegen de vlakte. Ik kon het niet aanzien en probeerde hem overeind te trekken – de loden last van een dood gewicht…
Nou, dat heb ik, net als N., geweten… Ik was geknakt, mijn rug ging voortaan m’n leven bepalen…

Eerst probeerde ik oefeningen te doen die ik bij yoga had geleerd, zoals ‘vooroverbuigen’. Maar het had een averechts effect. Toen kwamen we in ons Theosofische vakantieverblijf in Oostenrijk Herr Hans Nickel tegen, die daar Kriya Yoga onderwees. Hij was met me begaan en gaf me een kopie van een boekje met rugoefeningen, dat hij zelf bij zich had.
Terug in Nederland,  kreeg ik in Amsterdam vervolgens wekelijks een ‘sportmassage’ van een bekwame fysiotherapeute.
Maar inmiddels had Maarten het er bij ons al jarenlang  zachtjes ingemasseerd, dat we bij het begin moesten beginnen… Dat het om het hele lichaam ging, om acceptatie, beleving – in wezen om kennismaking met het lichaam.
Dat zette mijn hele wereld op z’n kop – de onderste steen boven…
En het leidde ertoe dat ik ging shaken.

In Vriendjes worden met je lichaam zegt Maarten het volgende over die onbewustheid:
“Als je probeert om vriendschap te sluiten met je lichaam, dan moet je over een geweldige kloof heen. En je moet beseffen dat je inderdaad een grote kloof voor je hebt. En dat die alleen maar geslecht kan worden, doordat je geduldig elke keer opnieuw die vraag aan jezelf stelt: waar is mijn lichaam?
Ik ben er diep van overtuigd, dat als je die vraag stelt en geduld hebt, dan komt het antwoord. Dat komt onmiddellijk. Je voelt onmiddellijk: ah, ja, oh ja, nu ben ik heel, nu kan ik als heel mens ingaan op wat niet duidelijk is. Het is niet dat je daardoor plotseling een oplossing ziet, dat bedoel ik niet. Maar je hebt zelfvertrouwen, omdat je heel bent.”

PS

Toen ik dit blog aan ’t schrijven was, drong plotseling tot me door dat me recent eenzelfde soort ongeluk, met een minstens zo grote impact, nogmaals overkomen is, maar nu vanuit een heel andere hoek – voor mij onzichtbaar. Het zorgde ervoor dat die ‘blinde hoek’ inmiddels visueel bij mij ingebakken is.
Waar een levenspatroon van ‘goed willen doen’ allemaal niet toe kan leiden…

____________________
[1] Cees Nooteboom, De rug van de reiziger, in Rode regen . De Bezige Bij, 2012.

Foto bovenaan: Maarten Houtman in ‘Le Couvent’, Azillanet, Herault (F). Foto Klaaske Fokkens.

Buitensport voor mannen

Bovenaan: ons startpunt aan het Waterlandplein (links staat Jago). Heen lopen we gezamenlijk naar het speelveld hierboven, terug loop ik langs ongebaande paden onderaan de snelweg terug naar huis.

Hoewel ik Zeillemaker heet, ben ik nooit op zee geweest, op een reisje met de stena Line van Amsterdam naar Noorwegen na. Ik heb dus nooit geleerd me op de sterren te oriĂ«nteren – al heb ik de stand van de zon wel als kompas gebruikt. Voor de rest heb ik m’n weg moeten vinden op herkenning, al of niet geholpen door een kaart. Waar dan op het laatst nog de TomTom bij kwam – die door sommigen als een ‘degeneratie’ van ons natuurlijke gevoel van richting beschouwd wordt. Maar toen ik tijdens een groepsreis naar China, moederziel alleen verloren in de miljoenenstad Chengdu stond, heb ik gezworen dat nooit meer zonder iPhone te doen – gelukkig kwam ik toen een Engelse scholiere tegen, die me de weg kon wijzen naar Baoguang Si.

Dat dat gevoel van richting van ons een bijna instinctief gegeven is, daar ben ik hard mee geconfronteerd toen ik een beschadiging aan mijn visuele cortex opliep – op bezoek bij een oude bekende, was ik me ‘een beroerte geschrokken’ toen zij plotseling alles uit haar handen liet vallen en wartaal sprak. Soms ben je gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek…
Omdat ook mijn blikveld beschadigd was, heb ik sindsdien twee jaar lang begeleiding gehad van een gespecialiseerde verpleegkundige van het O.L.V.G., die om de maand bij ons langs kwam. Geweldig!
`Daarna kreeg ik via mijn huisarts te horen, dat ik nu wel moet blijven bewegen om herhaling te voorkomen…
En zo kwam ik bij Jago Bunnik terecht, van oorsprong fysiotherapeut, die nu aan ‘buitensport voor mannen’ doet, met accent op ‘langzaan bewegen’.

Klaaske ging in eerste instantie mee – haar wekelijkse yoga-lessen staan sinds enige tijd stil, omdat de docente uitgevallen is. Maar ze vond het toch te ongestructureerd. Dat het in de app-groep een ‘Mannengroep’ heette, vond ze maar bijzaak – maar wel komisch, natuurlijk…
Voor mij voelt het juist heel comfortabel dat, in de drie kwartier die we daar hebben, elk van de deelnemers zijn eigen programma afwerkt – weliswaar aan de hand van vier basisoefeningen die we gekregen hebben, maar ieder binnen zijn eigen grenzen en op zijn eigen tijd.
Dat er toch ‘samenhang’ blijkt te zijn, is dan een bijna magisch gegeven, wat zich aandient als wisselwerking tussen je eigen inspanning en wat je om je heen ziet gebeuren. Prestatie is daarbij irrelevant.

Ik ga nu op eigen kracht door – ik vond onze locatie-met-rekstokken in het park langs de ringweg wel iets aantrekkelijks hebben. En je kunt daar nog pingpongen ook!

Maar er wordt natuurlijk ook getraind: opdrukken, strekken, lopen en liggend omwentelen, voor het geval je ooit nog eens een been breekt – het dringt steeds meer tot me door dat ‘Hals- und Beinbruch’ (zoals de Duitsers het noemen) in onze maatschappij als een doem boven het hoofd van de oudere hangt. Gelukkig maar dat Jago daar speciaal op gespitst is.

Als je dan weer thuis bent, voel je je wel even gebroken… Ook al heb je in je leven dan van alles uitgespookt – waarbij shaken mijn specialiteit is – een getraind lichaam heb je niet zomaar terug.

Tijd om even weg te dromen…

Help, de boom valt om…

Voor Meino’s vijfentachtigste verjaardag .

Vrijdag 7 juli 2023 – ‘De val van het kabinet Rutte.’
Lang leve de Christen Unie, die toch nog enige menselijke maat bracht in dit kille, technocratische debat over de inperking van de ‘gezinshereniging’ voor vluchtelingen – daar lag hun grens.

… hier is ie al gevallen.
Bomen die als gevolg van de bouw van een schakelhuisje omgingen.

De val van een boom is een mythisch gebeuren…
Terwijl we het leven vaak als een rekensom beschouwen: ‘…je kon het op je vingers natellen, Ă©Ă©n en Ă©Ă©n is twee,’ alles wordt al ingekleurd. Terwijl dit iedere voorstelling tart…
Net zoals je ooit de Twin Towers in zag storten … je geloofde je ogen niet…

Wij bouwen onze wereld op zekerheden, op wiskundige formules. Is een bouwwerk niet Ă©Ă©n en al berekening, Ă©Ă©n samengestelde formule, die staat als een huis?
Zo is ook de levende natuur voor ons een ingeboren zekerheid, een zichzelf herhalende toverformule, een recursief proces, waarmee we als het ware zijn vergroeid – het woord zegt het al, het is naturwĂŒchsig, zoals de Duitsers het zo onovertroffen verbaal weten te raken.
Net als een boom die staat, tot in de hemel reikt, zijn wortels diep geplant in de aarde. Zo zien we het graag: zekerheid, iets dat staat als een paal boven water.

Nou, nee dus … mensen sterven, bomen vallen om – het is voor ons nu zelfs denkbaar geworden dat de aarde zal vergaan… Maar je moet het zien om te geloven.
Nou, zo viel voor ons raam, vlak onder onze neus, die boom om, gestriemd door de wind – en daarna viel er nog Ă©Ă©n…

Mijn kleine wereldje…
De wereld die voorbijkomt op dat kleine schermpje, waar we de hele dag op zitten te turen – of op de buis, een ‘wereld’ die net iets groter is. En zo nemen we elkaar ook de maat: als ‘mieren’, ‘luizen’, ‘neten’ – anders passen ze er niet op…

“Besef dat toch, je bent iets ongelooflijks, je bent zó’n geweldige mogelijkheid. En je zit je aldoor maar af te vragen, zal ik nou een boontje meer nemen of een boontje minder nemen
 [gelach]
Dat is jouw formaat niet.
De sterren en de hemel en het heelal, dat is jouw formaat. En alleen jij hebt het in de hand om in dat formaat je leven te leven.”
Maarten Houtman, ‘Het principe van de eenwording’, Eefde december 1987, woensdagmorgen

PS
Vannacht drong plotseling tot me door, dat zo’n boom macht over jouw wereld heeft. Dat klinkt wat onheilspellend, maar het verklaart wel het gevoel van onwerkelijkheid van de wereld, dat Klaaske en ik de volgende dag beiden hadden.
Ik moest denken aan The Lord of the Rings, waar bomen wezens zijn die rechtstreeks contact met ons kunnen maken. Zoals de Ent (een lopende boom) Boombaard, die met zijn donkere, spelonkachtige stem tegen de Hobbits zegt dat zij haastige wezentjes zijn…

Helemaal raak natuurlijk, zie ons daar rondhuppelen en springen…

Moeders…


Bij de 119e geboortedag mijn moeder, Geertruida Cornelia MĂŒller, die nu dertig jaar geleden overleden is.

Als kind konden volwassenen zich onverdroten met je vriendschappen bemoeien, dat was om gek van te worden…
Mijn moeder was daar een ster in. Maar er waren ook anderen bij wie dat bizarre vormen aannam. Leraren bijvoorbeeld…

Dat overkwam Klaaske op het Christelijk Lyceum in Arnhem, waar onze gerespecteerd klassenleraar – hij zou het elders nog tot rector schoppen – op de ouderavond aan haar ouders vroeg ‘of ze wel wisten dat hun dochter met Hein Zeillemaker ging … dat hij er zich zorgen over maakte of zij mij niet aan het inpakken was…’
En dat, terwijl mijn schoonouders van elk detail op de hoogte waren…
Toen ze het nadien aan Klaaske vertelden, huilde die van woede … waar bemoeide die man zich mee…

Ook mijn eigen vriendschappen hebben vaak onder vuur gelegen, altijd was er wel een of andere volwassene die er zich mee bemoeide. Misschien wilden ze me wel beschermen, en vonden ze mijn eigen beoordelingsvermogen schromelijk tekort schieten…

Nadat we van Krimpen naar Nijmegen verhuisden – dus alweer naar een totaal nieuwe omgeving – was het al direct raak. De meester van de 6e klas waarin ik belandde, adviseerde mijn ouders – hij was een ‘mannenbroeder’ – dat ik maar beter niet met mijn klasgenoot Corry kon omgaan…
Maar … die Corry was mijn nieuwe vriendje daar… En ik kwam graag bij hem thuis. Al rookte zijn jonge, Indische moeder dan als een ketter, ik was gefascineerd…
Maar nu mocht het dus niet meer, door een ingreep van bovenaf. ik was ontzet…[1]

De familie Zeillemaker-MĂŒller op de ‘bonk’ in Krimpen a/d IJssel, 1949

Jaren daarvóór was het al begonnen. Na onze verhuizing van Utrecht naar Krimpen – zie mijn blogpost Ontwaakt in de Krimpenerwaard – mocht ik van mijn moeder op zeker moment met bepaalde kinderen uit het dorp niet meer spelen.
Rijkie was daar Ă©Ă©n van. Hij was een brutaaltje, dat wel. En als hij weer eens een keertje zoek was, riep zijn moeder uit volle borst, zodat het in de wijde omgeving rondzong: ‘Rijkie, Rijkie, Rijkie-ie-ie-ie…’
Mijn moeder vond dat ordinair… Maar laten we wel wezen, als grotestadsmensen pasten wij ook niet in hun profiel…
Ik was geschokt toen ik haar verbod aanhoorde – hoewel ik instinctief wel begreep wat ze bedoelde, zoveel ‘standgevoel’ had ik nog wel…

Maar als gevolg van dat verbod, gebeurde er toen precies het omgekeerde…
Nu ging mijn moeder zich met mijn vriendjes bemoeien, ze koos ze zelfs voor mij uit… En ging ze dan vervolgens mij ten voorbeeld stellen…
Nou, toen had je de poppen aan het dansen, dan was je bij mij aan het verkeerde adres… Het kwetste mijn ego, ik werd valsik liet me toch zeker niet vernederen, dit pikte ik niet…
De gevolgen waren verschrikkelijk…

Om te beginnen was er Pier, met wie ik altijd langs de IJsseldijk naar school liep. Ik kwam ook op bezoek in hun dijkhuis, en hij bij mij – waar mijn moeder graag met hem praatte…
Maar vervolgens kreeg ik toen wel doorlopend te horen ‘dat Pier zo netjes was op z’n kleren’ – dat was een bekend strijdpunt tussen mij en mijn moeder, ze vond me een sloddervos vond, die niet op z’n kleren lette, ik was niet netjes genoeg…
Nu denk ik dat zij mij daar op die fabriek gewoon een overall aan had moeten trekken, net als de arbeiders die daar werkten. De vrijheid die ik op dat enorme fabrieksterrein genoot, was juist mijn lust en mijn leven…
Maar ik kreeg een matrozenpakje aan. Net als Pier. Ik moet die jongen zijn gaan haten…
En toen gebeurde het…

Op een dag stond mijn moeder in de deuropening met Pier te praten, hij stond al buiten. En ik vond kennelijk dat die deur dicht moest, Pier eruit
Ik probeerde wanhopig die deur dicht te doen, maar hij wilde maar niet sluiten… En tegelijkertijd begon Pier vreselijk te schreeuwen…
Ik begreep er niets van en drukte nog harder tegen die deur…
Toen begon ook mijn moeder te roepen: ‘… z’n vingers!!’
Nog drong het niet tot me door… Door een waas hoorde ik Pier schreeuwen, maar die deur moest dicht!
En pas toen drong het tot me door … hij zat met z’n vingers tussen de deurpost…

Halsoverkop gingen we naar de dokter. Ik wachtte daar geschrokken op de uitslag … wat had ik gedaan?
Maar gelukkig bleek Pier niets gebroken te hebben…
Toen ik de volgende dag met hem terug van school naar huis liep langs de dijk, hadden we hevige ruzie – hij zal me verweten hebben dat ik het expres had gedaan…
Toen we bij zijn huis waren, sloeg hij af, ik liep door naar het mijne – tot ik plotseling uit m’n ooghoeken zag dat hij naar me uithaalde … een kei trof me keihard tegen het achterhoofd…
Huilend liep ik naar huis, de vriendschap was voorbij.

Ik heb later vaak aan dat onbewuste handelen van mij terug moeten denken. Was het per ongeluk geweest, of was het expres – of misschien ‘per ongeluk/expres’…
Dan moest ik die Pier wel vreselijk zijn gaan haten … die mij tot voorbeeld gesteld werd Ă©n mijn moeder inpikte…

Later overkwam het me nog een keer:
Er kwam vriendje bij ons logeren, Anne heette hij. Hij was de zoon van een dominee, een oude bekende van mijn moeder (surprise!), met wiens familie we op vakantie in Haamstede bevriend waren geraakt. Anne was mij door mijn moeder als logĂ© min of meer opgedrongen, zij vond hem zo ‘lief’… En ook hij werd mij ten voorbeeld gesteld … zĂł voorkomend hij was, zowel qua uiterlijk als qua gedrag…
En toen was ik daar in de logeerkamer plotseling met hem aan het vechten – iets wat ik nooit deed… Ik hield zijn hoofd in een klem en wilde maar niet loslaten, ook al schreeuwde hij dat hij stikte… Alsof ik hem wilde vermoorden…
Hij is nooit meer terug geweest.

De marges moeten bij ons thuis voor mij wel heel smal geweest zijn, dat ik me in die wereld zo gauw verloren voelde. En zĂł voor mijn eigenheid moest vechten…
Mijn moeder moet wel een sterke vrouw geweest zijn. Ze had het beste met me voor.

PS

Toen we allang in Nijmegen woonden, werd er een keer aan de deur gebeld. Toen ik opendeed, stond er een jonge man in militair uniform, die zich voorstelde als ‘Pier’. Hij was daar gelegerd, hij wist dat we naar Nijmegen verhuisd waren en had ons opgespoord. Ik liet hem binnen, maar het was niet duidelijk wat hij kwam doen. Hij informeerde naar mijn schoolprestaties en vertelde over de zijne. Alsof hij me de loef wilde afsteken. Kennelijk had het gebeuren bij hem toch een wond achtergelaten...
Ook Anne kwam naderhand nog een keer tegen – stom toevallig. Hij was student theologie aan de VU, ik liep bij een vestiging op de Keizersgracht, waar hij me herkend moet hebben. We maakten een praatje, ik vond hem aardig...
Heel apart dat het leven je een kans lijkt te geven toch nog iets van die oude schade te herstellen...
Dat is wat me nu invalt.
____________________
[1] De familie van Corry had toen al plannen naar Denver (USA) te verhuizen, ik hoop dat het hen daar, na het dorpse wantrouwen hier, goed is gegaan.

Afbeelding bovenaan: Hanna Mobach, Grafmonument voor G.C. Zeillemaker-MĂŒller (detail).
Gaande de weg, heeft Maarten Houtman heel wat relatieadviezen gegeven – om te zorgen dat ik erbij bleef. Nu ik zelf mijn boontjes moet doppen, is elke vriendschap een hulp…

Mocktails maken

Emilie heeft me donderdag aan het werk gezet.
We zijn dwars door Noord gelopen voor een lunch bij het pas geopende Lowlander Botanical Bar & Restaurant aan het IJ – waar vroeger CafĂ©-Restaurant Stork zat.

Nadat ze haar e-bike in mijn kelderbox had geparkeerd, vertrokken we met gezwinde spoed naar onze bestemming.
Omdat mijn oriĂ«ntatie onder niveau is, zelfs in de eigen buurt, startte ik ‘Kaarten’ op mijn iPhone en gaf het adres ‘Gedempt Hamerkanaal 201’ op.
De robotstem verwees ons naar het Baanakkerspad – dat, volgens Parken en plantsoenen in Amsterdam “al op 30 oktober 1963 haar naam kreeg met een vernoeming naar natuurgebied De Baanakkers in het Wormer- en Jisperveld. De naam van het pad geldt voor alle paden in het Baanakkerspark – een groenstrook die door het hele oostelijke deel van Noord loopt.”

En als Hans en Grietje verdwenen ze toen in de groenstrook..

Het eerste wat we zagen was de Broekhuijsen-Leewis Schooltuin aan het J.H. van Heekpad.
Er waren hele schoolklassen aan het werk, Je hoorde het vrolijke gekwetter van Noorderlingtjes afkomstig uit alle windstreken, verbonden in hun bezigheid en in het directe contact met de aarde – die ons allen draagt en voedt.
Het riep bij Emilie, zelf aan de Beethovenstraat geboren en getogen, vroege herinneringen op…

We liepen daarna braaf de stip op de iPhone achterna, zorgend dat de blauwe lijn van de nog te volgen route ons vóór bleef. We zwabberden daarbij van voetpad naar fietspad en terug.
Het was een stevige wandeling en het was heet…
Op de dijk langs de Waddenweg vonden we gelukkig een bankje in de schaduw en hadden tijd om bij te praten.

Toen we daarna in de buurt van de Nieuwendammerdijk kwamen, werden we doorlopend over smalle weggetjes achter de huizen geleid, waar de tuinen op uitkwamen. Spannende weggetjes – geweldig dat ‘iemand’ dat voor je uitgezocht had… We kwamen zo ook langs een basketball veld met hoge hekken, waarop gespeeld werd.

Maar we konden zo langzamerhand niet langer wachten … daar was het IJ!
We zagen het terras van Lowlander, waar de zitjes langs het water al bezet waren. Maar wat we ook zagen, was dit bord:

We zijn gesloten wegens bedrijfsreservering

Ja, dan is het even alsof je wereld vergaat…
Althans de mijne – Emilie stapte resoluut naar binnen en zag een wat aftandse leren tweezitsbank, waarop ze me liet plaatsnemen. Zelf verdween ze tussen de geanimeerd pratende mensen in het interieur – en kwam even later terug met een bord met sandwiches, en drankjes die ze in de gereedstaande glazen schonk.
Ik keek het allemaal met verbazing aan…
“Ik denk wel dat het hier om uit te houden is, ze hebben ons toch niet in de gaten,” zei ze.
Ik was flabbergasted … hier??
Ik moest er niet aan denken…

Zo zie je het verschil tussen een persoon met improvisatietalent en aanpassingsvermogen, en een ouwe sok die het liefst in z’n stoel zit.

M’n hersens zochten intussen naar alternatieven: Eye aan het IJ … hoe ver is dat? Of anders CafĂ©-Restaurant Stork .. dat moest vlakbij zijn. Maar alles behalve dĂ­t…

Even later sprak Emilie een ober aan, die vertelde dat hij vroeger bij Stork had gewerkt – dat nu voorgoed gesloten was, opgenomen in deze Lowlander tent…
Voor onze ogen lokte het terras aan het IJ, dat druk bezet was…
Het bedrijf dat hier z’n feestje hield, had er een cursus ‘Mocktails maken’ georganiseerd voor zijn werknemers…
Voor ons waren er de gebakken peren…

En het het zo mooi kunnen wezen, kijk maar:

We besloten de bus naar huis te nemen en aan Klaaske onderdak te vragen. Emilie kocht bij Jumbo een tas vol lekkere dingen voor de lunch en we namen vervolgens lijn 38.
We werden op de Elpermeer met open armen ontvangen…

De nieuwe lunchlocatie…

Uw naam worde geheiligd…

Juni is weer de tijd van de kikkerkoren in het ‘helofytenveld’ van het Amsterdamse Waterleidingbedrijf, dat grenst aan de Elpermeer.
MĂ©ÂŽĂ©r leven heb je nog nooit gehoord… Het onbesmuikte geluid van die vele kelen, samengebald in Ă©Ă©n intense expressie – vandaar dat ‘kikkerkoor’ dus.

Dat uitbundige leven, dat doet me onwillekeurig denken aan mijn oude shake-vriendin Erna Heijligers – die haar borstkanker bewust niet had laten behandelen. Het shaken dat ze al jaren beoefende, in de lijn van de Balinese energy master Ratu Bagus, heette een preventieve werking te hebben voor allerlei kwalen. Maar genezen, als je al ziek bĂ©nt, is dat een heel ander hoofdstuk..
Toen ze ten dode opgeschreven bleek te zijn, wilde ze nog zĂł graag leven. Oh, my God…
Erna Heijligers, je naam worde geheiligd…

Het is nu inmiddels vroeg in de morgen, in de verte zijn nog steeds flarden van de kikkergesprekken te horen.
Een overweldigende natuur als deze lijkt het eeuwige leven te hebben … tenzij wij de valsheid hebben de aarde naar de knoppen te helpen – knoppen waar geen nieuw leven meer uit voort komt…

Die destructiedrang zag ik indertijd al bij de jongetjes van mijn dorp Krimpen. Ze namen me mee de polder in, om te laten zien hoe je met een rietje een kikker kunt opblazen.
Ik was ontzet toen ik het zag… “Dat mag je niet doen,” riep ik, “dat is gemeen…”
Ze stopten er inderdaad mee… Maar sindsdien heette ik daar ‘Hein de kikker’.

Meegevoel met al het levende vond ik zo vanzelfsprekend… Zijn wij allen niet Ă©Ă©n geheel, Ă©Ă©n lichaam, Ă©Ă©n ziel?
Toen ik ‘Uw naam worde geheiligd’ googelde, kwam ik op het boeddhistischdagblad.nl[1] terecht, waar ik de onderstaande wonderlijke passage las – het had als kopje: ‘Onze Boeddha die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd’ (ik dacht even: wel een beetje platvloers, maar las toen verder):

Spinozisme, het woord is me het hele afgelopen weekeinde door het hoofd blijven gaan. Het komt door het boek Lotus in de Lage Landen. Daarin wordt beschreven dat boeddhisme werd aangezien voor spinozisme toen het rond het begin van de negentiende eeuw in kleine kring tot Nederland begon door te dringen.

Spinozisme verwees naar het denken van Spinoza, de zeventiende eeuwse Nederlandse filosoof van joodse origine. Spinoza haalde God binnen de dimensie van de wereld. Alles wat we waarnemen is een manifestatie van God, zei Spinoza; niet van een Vader-Schepper die buiten onze dimensie staat, maar alle fenomenen zijn God. God is de substantie van de wereld en materie en geest zijn ‘attributen’ (eigenschappen) van deze substantie.
PanentheĂŻsme is de filosofische naam voor zulk denken.

Eenzelfde soort interventie als toen met die kikkers in Krimpen a/d IJssel, overkwam me jaren later nog een keer. Toen was het slachtoffer een mens.
Het was in de laatste maanden van m’n militaire dienst. Ik was toen gelegerd in Oirschot, waar we met onze hele ‘militaire kapel’[2] in Ă©Ă©n barak, Ă©Ă©n ruimte sliepen, dat mijn maten een wat stugge, eenzelvige man – slager in het burgerleven – zijn broek uittrokken en aan zijn piemel begonnen te trekken. En dat noemden ze ‘burgermeester maken’…
Ik keek het vol ongeloof aan, en riep: “Laat dat!”
Prompt hielden ze op, net als toen bij de jongetjes die een kikker opbliezen.

Ik besef nu pas dat bij die gelegenheid ook een pijnlijk voorval uit mijn eigen verleden meegespeeld kan hebben. Misschien voelde ik me daar wel mede-slachtoffer…
Toen ik later, met enige schroom, de ogen opzocht van de maat die zo gepest was, zag ik daarin alleen maar een intense woede – ook mijn kant uit. Zo van: denk maar niet dat ik jou iets schuldig ben…

‘Zuiver ervaren’ is in menselijke relaties, waar we de hele last van ons verleden met ons meetorsen, wel heel erg moeilijk…

____________________
[1] 10 november 2022 door Taigu

[2] Het plaatselijke klaroenkorps van de Limburgse Jagers die daar in de kazerne gelegerd waren. Ik was erbij ingedeeld als tamboer, omdat ze gehoord hadden dat ik … klarinet speelde. We hebben als kapel daar precies Ă©Ă©n optreden gehad: een militaire begrafenis.

 

Vier kikkers in een Holy Sloot

Zij die de steppen van Eurazië bewonen: 
Oezbekistanen, Kazachstanen, Tajikistanen –
keine Ahnung ob es noch Ă€hnliche Ahnen gibt –
zij allen kunnen zich dat niet voorstellen...

... om met je familie aan een sloot te eten,
met kwakende kikkers onderin de soep  
en in het kroos de spetterende eenden.
Voor ons is dat geen leven, zeggen zij,
om te eten met slootwater aan je tenen...

... wij planten een tent  op het step,
wij rijgen  een schaap aan het spit
en we roosteren die boven het vuur,
dát is pas eten samen  met je familie



Ik koos bij het Schoolhuis voor een Caesar salade –
mĂ©t spek, want een echte vegetariĂ«r ben ik niet – 
al was het maar om me tegen de heren te verweren,
om ze te kunnen zeggen: kijk, ik eet als een konijn...

Was getekend, Hein.

Klokslag twaalf uur rijdt de rode Volkswagen Up! van Green Wheels voor op de Elpermeer, met mijn broer Meino en schoonzus Josje Pollmann achter het stuur. Ze kwamen Klaaske en mij ophalen voor een etentje ter gelegenheid van mijn tachtigste verjaardag – een verlaat verjaardagscadeau zeg maar.
We rijden even later de polder van Waterland in, op weg naar ‘Het Schoolhuis’ in Holysloot.
Ik start ‘Kaarten’ op mijn iPhone, en dien zo ongezien als gids – instructies als ‘rechtsaf bij het stoplicht’ en ‘400 meter rechtdoor’ komen altijd precies op tijd door, geen twijfel mogelijk.
De weg is smal en kronkelig, Josje moet regelmatig de berm opzoeken.
Als bij aankomst de Up! geparkeerd is, vinden we achteraan het ruime terras nog een tafel met uitzicht op de polder, met eenden in de sloot en kwakende kikkers die zich luide laten horen.
Zoveel landelijkheid, in een voorzichtige zonnetje, hadden we lang niet gehad…

Mijn rol in het familie etentje bleef nog even oningevuld, ik kon de kat uit de boom kijken – ik had ze een uur van te voren gebeld dat Ă©Ă©n gehoorapparaat het maar op halve kracht deed en dat mijn nieuwe gebitje met elke hap pijn deed…
‘Lang leve de familie,’ moeten ze gedacht hebben. Maar namen het voor lief – en zie daar, het werd toch nog gezellig…

Zomaar een filmpje tussendoor.
De broers.
De schoonzussen.
Het Schoolhuis is uit.

De smartphone als Trojaans paard

Vertel me, o goden, die hele schare mensen, die hun smartphone achternaloopt alsof het de motor is die ze voorttrekt – lopen ze in feite hun gedachten niet achterna… De raison d’ĂȘtre van ons bestaan.
Daarmee wordt een houding zichtbaar, die vanaf Adam de normaalste zaak van de wereld is: dat we onze gedachten, plannen, idealen, najagen, ze snellen ons vooruit…
Daar hebben we dagelijks mee te maken: we zijn al daar, terwijl we nog hier zijn, zowel van plaats als van tijd.

In haar ontroerende boek The song of Achilles, bezingt de Amerikaanse schrijfster en classica Madeline Miller het lied aller liederen: de Ilyas van Homerus – waarbij de Odyssee een goede tweede is.
Gunay Uslu, onze Staatssecretaris Cultuur en Media[1], beval het boek bij Eus’ Boekenclub aan, het zou het vrouwelijke aspect van de Trojaanse oorlog weergeven – wellicht belichaamd in de persoon van BriseĂŻs, een slavin die door de Grieken bij plunderingen rond Troje werd buitgemaakt. Ook de liefde tussen Achilles en Patroclus wordt door Miller heel teder beschreven.
Kortom, een boek om verliefd op te worden … dat was me sinds januari 2016 niet meer overkomen, sinds…

Sprekend over de smartphone: een bekende pionier van het met een bord voor je kop lopen, was Heinrich Schliemann. Wie was hij ook al weer? O ja, hij was de ontdekker van … Troje!
Het verhaal gaat dat hij al lezend over straat liep. Dat heeft indertijd diepe indruk op me gemaakt … die bezetenheid om te weten, een uiterste concentratie op Ă©Ă©n ding – maar ik vond het tegelijk bezopen, daar gaat het niet om…

Alweer: Troje op mijn pad, onverhoeds… Dat brandpunt van de Westerse beschaving, waarvan de verhalen de wereld over gingen: het heldenepos van de Ilias en de Odyssee, dichtwerken van de grootste dichter/verteller van het Avondland: Homerus.‎
De strijd rond Troje, met de onsterfelijke helden, wier roem tot op de dag van vandaag – drieduizend jaar later – nog springlevend is… Een roem die ze met de dood moesten bekopen, maar dat hadden ze er graag voor over: Achilles, Patrocles, Ajax, Odysseus, Hector, op weg naar het Olympische strijdtoneel – ook de goden vochten mee, zij waren partijdig – waar alles al bepaald is, waar de ijzeren noodzaak heerst: anankĂš. Achilles had van de goden al vernomen dat hij sterven zou…

Een van Millers karakters is de Centaur Chiron, half mens, half paard – een nobel wezen, ook weer ontroerend beschreven. Patroclus had onderdak bij hem gevonden, nadat hij wegens doodslag uit het paleis van zijn vader verbannen was, om zo aan weerwraak te ontkomen. Chiron woont in een rotswoning van roze kwarts, waar hij de geneeskunst beoefent.

De antieke wereld is vol van wezens, die halfmens, half dier zijn, als een god omgang had met een sterfelijk wezen – of het nu een dier of een mens was…

Ook in een later boek van Madeline Miller: Circe – de van de Olympus verstoten dochter van Helios, de zon, de god die de hemelen vult met zijn gouden licht, rijdend op zijn zonnewagen – draait het om de pharmaca, de geneeskunst. Circe had ooit ontdekt dat de goden daar bang voor waren: sterfelijke mensen, die de onsterfelijkheid nastreven…
Circe wordt naar het mythische eiland Aeaea verbannen, waar zij pharmakeia, hekserij, gaat bedrijven.

In een, door z’n weerzinwekkendheid indrukwekkende scĂšne, maken we mee dat Circe helpt bij de geboorte van een hybride monster: halfmens, half-stier, een Minotaurus, die haar zuster ter wereld brengt. Een bloederige geboorte, schokkend beschreven, met hoefjes, hoorntjes en al…
Maar … bij de onsterfelijken groeit alles weer aan, wonden genezen snel.
Wel kunnen ze de vreselijkste pijnen lijden. Zoals in het geval van de geketende Prometheus, wiens lever dagelijks door de vogels wordt uitgepikt – het was de goden onwelgevallig, dat hij de sterfelijke mens het vuur had gebracht…
Ook hier weer die bedreiging van hun unieke positie…
Circe zag in Prometheus een lotgenoot, ze zocht hem op in zijn Olympische zaal en liet hem wijn drinken uit een bokaal, om zijn lijden te verzachten.

Zo worden we rondgeleid in een schemergebied, waar onderwereld en bovenwereld elkaar raken…

Intussen gaat de strijd op de grond door, meer dat tien jaar, op het strand tussen de onneembare muren van Troje en de schepen van de Aegeërs, beschermd door een palissade.
Zoals ook in Verdun het geval was, en nu in Cherson…
En natuurlijk, de Grieken zijn onze helden.
Maar hoe dan ook, die helden hadden maar Ă©Ă©n gedachte, Ă©Ă©n strijdkreet, als Ă©Ă©n man lopen ze hun schild achterna – een muur tegen Troje, muur om muur…

Misschien vormen die smartphones van ons ook wel een muur – ons schild tegen de buitenwereld.
Kom daar maar eens achter…

PS
Zoals ik in ‘De huilende paarden van Achilles’ ook al vermeld heb, komt de scĂšne met het Trojaans paard niet in de Ilyas voor, maar in de Odyssee – de ‘listige Odysseus’ is vast ook de man die het bedacht heeft…

____________________
[1] Zij promoveerde op ‘Homer, Troy and the Turks: Heritage & identity in the Late Ottoman Empire 1870-1915.’