Het is nu inmiddels vroeg in de morgen, in de verte zijn nog steeds flarden van de kikkergesprekken te horen. Een overweldigende natuur als deze lijkt het eeuwige leven te hebben … tenzij wij de valsheid hebben de aarde naar de knoppen te helpen â knoppen waar geen nieuw leven meer uit voort komt…
Die destructiedrang zag ik indertijd al bij de jongetjes van mijn dorp Krimpen. Ze namen me mee de polder in, om te laten zien hoe je met een rietje een kikker kunt opblazen. Ik was ontzet toen ik het zag… âDat mag je niet doen,â riep ik, âdat is gemeen…â Ze stopten er inderdaad mee… Maar sindsdien heette ik daar âHein de kikkerâ.
Spinozisme, het woord is me het hele afgelopen weekeinde door het hoofd blijven gaan. Het komt door het boek Lotus in de Lage Landen. Daarin wordt beschreven dat boeddhisme werd aangezien voor spinozisme toen het rond het begin van de negentiende eeuw in kleine kring tot Nederland begon door te dringen.
Spinozisme verwees naar het denken van Spinoza, de zeventiende eeuwse Nederlandse filosoof van joodse origine. Spinoza haalde God binnen de dimensie van de wereld. Alles wat we waarnemen is een manifestatie van God, zei Spinoza; niet van een Vader-Schepper die buiten onze dimensie staat, maar alle fenomenen zijn God. God is de substantie van de wereld en materie en geest zijn âattributenâ (eigenschappen) van deze substantie. PanentheĂŻsme is de filosofische naam voor zulk denken.
Ik besef nu pas dat bij die gelegenheid ook een pijnlijk voorval uit mijn eigen verleden meegespeeld kan hebben. Misschien voelde ik me daar wel mede-slachtoffer… Toen ik later, met enige schroom, de ogen opzocht van de maat die zo gepest was, zag ik daarin alleen maar een intense woede â ook mijn kant uit. Zo van: denk maar niet dat ik jou iets schuldig ben…
âZuiver ervarenâ is in menselijke relaties, waar we de hele last van ons verleden met ons meetorsen, wel heel erg moeilijk…
____________________ [1] 10 november 2022 door Taigu
Klokslag twaalf uur rijdt de rode Volkswagen Up! van Green Wheels voor op de Elpermeer, met mijn broer Meino en schoonzus Josje Pollmann achter het stuur. Ze kwamen Klaaske en mij ophalen voor een etentje ter gelegenheid van mijn tachtigste verjaardag â een verlaat verjaardagscadeau zeg maar. We rijden even later de polder van Waterland in, op weg naar âHet Schoolhuisâ in Holysloot. Ik start âKaartenâ op mijn iPhone, en dien zo ongezien als gids â instructies als ârechtsaf bij het stoplichtâ en â400 meter rechtdoorâ komen altijd precies op tijd door, geen twijfel mogelijk. De weg is smal en kronkelig, Josje moet regelmatig de berm opzoeken. Als bij aankomst de Up! geparkeerd is, vinden we achteraan het ruime terras nog een tafel met uitzicht op de polder, met eenden in de sloot en kwakende kikkers die zich luide laten horen. Zoveel landelijkheid, in een voorzichtige zonnetje, hadden we lang niet gehad…
Vertel me, o goden, die hele schare mensen, die hun smartphone achternaloopt alsof het de motor is die ze voorttrekt â lopen ze in feite hun gedachten niet achterna… De raison d’ĂȘtre van ons bestaan. Daarmee wordt een houding zichtbaar, die vanaf Adam de normaalste zaak van de wereld is: dat we onze gedachten, plannen, idealen, najagen, ze snellen ons vooruit… Daar hebben we dagelijks mee te maken: we zijn al daar, terwijl we nog hier zijn, zowel van plaats als van tijd.
In haar ontroerende boek The song of Achilles, bezingt de Amerikaanse schrijfster en classica Madeline Miller het lied aller liederen: de Ilyas van Homerus â waarbij de Odyssee een goede tweede is. Gunay Uslu, onze Staatssecretaris Cultuur en Media[1], beval het boek bij Eus’ Boekenclub aan, het zou hetvrouwelijke aspect van de Trojaanse oorlog weergeven â wellicht belichaamd in de persoon van BriseĂŻs, een slavin die door de Grieken bij plunderingen rond Troje werd buitgemaakt. Ook de liefde tussen Achilles en Patroclus wordt door Miller heel teder beschreven. Kortom, een boek om verliefd op te worden … dat was me sinds januari 2016 niet meer overkomen, sinds…
Alweer: Troje op mijn pad, onverhoeds… Dat brandpunt van de Westerse beschaving, waarvan de verhalen de wereld over gingen: het heldenepos van de Ilias en de Odyssee, dichtwerken van de grootste dichter/verteller van het Avondland: Homerus.â De strijd rond Troje, met de onsterfelijke helden, wier roem tot op de dag van vandaag â drieduizend jaar later â nog springlevend is… Een roem die ze met de dood moesten bekopen, maar dat hadden ze er graag voor over: Achilles, Patrocles, Ajax, Odysseus, Hector, op weg naar het Olympische strijdtoneel â ook de goden vochten mee, zij waren partijdig âwaar alles al bepaald is, waar de ijzeren noodzaak heerst: anankĂš. Achilles had van de goden al vernomen dat hij sterven zou…
Een van Millers karakters is de Centaur Chiron, half mens, half paard â een nobel wezen, ook weer ontroerend beschreven. Patroclus had onderdak bij hem gevonden, nadat hij wegens doodslag uit het paleis van zijn vader verbannen was, om zo aan weerwraak te ontkomen. Chiron woont in een rotswoning van roze kwarts, waar hij de geneeskunst beoefent.
De antieke wereld is vol van wezens, die halfmens, half dier zijn, als een god omgang had met een sterfelijk wezen â of het nu een dier of een mens was…
Ook in een later boek van Madeline Miller: Circe â de van de Olympus verstoten dochter van Helios, de zon, de god die de hemelen vult met zijn gouden licht, rijdend op zijn zonnewagen â draait het om de pharmaca, de geneeskunst. Circe had ooit ontdekt dat de goden daar bang voor waren: sterfelijke mensen, die de onsterfelijkheid nastreven… Circe wordt naar het mythische eiland Aeaea verbannen, waar zij pharmakeia, hekserij, gaat bedrijven.
In een, door z’n weerzinwekkendheid indrukwekkende scĂšne, maken we mee dat Circe helpt bij de geboorte van een hybride monster: halfmens, half-stier, een Minotaurus, die haar zuster ter wereld brengt. Een bloederige geboorte, schokkend beschreven, met hoefjes, hoorntjes en al… Maar … bij de onsterfelijken groeit alles weer aan, wonden genezen snel. Wel kunnen ze de vreselijkste pijnen lijden. Zoals in het geval van de geketende Prometheus, wiens lever dagelijks door de vogels wordt uitgepikt âhet was de goden onwelgevallig, dat hij de sterfelijke mens het vuur had gebracht… Ook hier weer die bedreiging van hun unieke positie… Circe zag in Prometheus een lotgenoot, ze zocht hem op in zijn Olympische zaal en liet hem wijn drinken uit een bokaal, om zijn lijden te verzachten.
Zo worden we rondgeleid in een schemergebied, waar onderwereld en bovenwereld elkaar raken…
Misschien vormen die smartphones van ons ook wel een muur â ons schild tegen de buitenwereld. Kom daar maar eens achter…
PS Zoals ik in âDe huilende paarden van Achillesâ ook al vermeld heb, komt de scĂšne met het Trojaans paard niet in de Ilyas voor, maar in de Odyssee â de âlistige Odysseusâ is vast ook de man die het bedacht heeft…
____________________ [1] Zij promoveerde op âHomer, Troy and the Turks: Heritage & identity in the Late Ottoman Empire 1870-1915.â
Gisteren reisden Klaaske en ik met de bus naar Edam â die je ook naar Monnickendam en Volendam brengt. Onze chauffeur bleek een gelukkig mens te zijn, die al zijn passagiers joviaal begroette â en zij op hun beurt gaven hem, als ze de bus weer verlieten, een brede armzwaai. Dat voelde heel even naar de eenvoudige wereld van weleer, een wereld waar je nog bij kon â toen zich op de Dam van Edam (zie de blauwe stip op het kaartje boven) nog geen drommen toeristen stonden te verdringen, zoals nu helaas wel het geval was.
Als ik thuis in ons keukentje sta, verbind ik de wereld door mijn handelingen â door dingen te pakken en weer terug te zetten, ze af te wassen en op te bergen. Hoe ik de wereld daar buiten vroeger verbond, ben ik vergeten, zo oplettend was ik niet. Ja, je reed met de eigen auto door het landschap, je lette op de weg, op de strepen, je zag de tegenliggers, en vanuit je ooghoeken gleed het landschap voorbij â toen de zogenaamde bekende wereld. Maar hoe broos blijkt die te zijn â uit het oog, uit het hart. Toch zijn het dezelfde ogen die tĂłen keken. Ook al hebben ze enige mutatie ondergaan, misschien hebben ze de focus op de buitenkant van de wereld, op de sensatie, op de opwinding, enigszins verloren. Wat ik niet heb verloren is mijn oog voor het schone â een dimensie die meer vanbinnen uit lijkt te komen.
We stapten op busstation Edam uit en liepen vandaar naar het Damhotel, net als vroeger. Klaaske was de gids.
Maar ook als ik liep was het voor mij een vreemde wereld â maar dat had ik kunnen weten… We hadden dit een jaar eerder ook al geprobeerd, toen schrok ik dat dit vertrouwde pad zo vreemd geleken had…
Toen we in het Damhotel aankwamen en ik naar de WC ging, moest ik goed kijken hoe dat trappetje naar beneden ook weer was â ik liep het alsof het de eerste keer was: zorgvuldig, goed kijkend, voetje voor voetje. Als je haast hebt â vanwege mijn doelgerichtheid mijn tweede natuur â denk je eigenlijk dat je het al weet: even dat bekende trappetje af… Maar ik âwistâ nog niks, elke misstap zou een nodeloos lijden betekenen…
Ik moest denken aan Maarten Houtman, die in 2005 zijn knie brak. Hij was toen 87. Nadat hij genezen was verklaard, hield hij augustus 2005 een weekend in Mennorode, waarvoor hij een convocatie schreef, âEen vergissingâ geheten:
Er was eens een man die veel gruwelijke dingen had meegemaakt. Op een dag dacht hij: âZo zit het in elkaar, ik zal er de mensen van vertellen.â Dat was natuurlijk heel aardig van die man. Misschien kon hij ze zo voor veel onheil behoeden. Maar hij vergat, door het zo-zit-het-in-elkaar, aandacht te geven aan wat dagelijks om hem heen gebeurde. Ook vergat hij te kijken naar hoe het om hem heen was. Het liep uit op een ongeluk. Toen hij bijkwam uit de verdoving in het ziekenhuis, langzaam, stukje bij beetje, leek alles nieuw. Ieder moment was kostbaar. Iedere ademhaling veranderde iets in zijn lichaam. Er kwam geen einde aan zijn verwondering. Als hij de mensen hier eens van vertelde, zĂł dat ieder op zijn wijze er mee verder konâŠ
Afgelopen nacht, vier hoog in onze flat in Amsterdam-Noord, meende ik door het raam het geluid van kabbelend water te horen. En ik was weer terug op onze woonboot in Amsterdam Centrum, deinend op het altijd bewegende water, terug âin mijn elementâ â terug naar vijftig jaar geleden.
Het begon voor Klaaske en mij allemaal met die woonboot, âHobbitsteeâ geheten, waarop we van 1966 tot 1996 woonden. Op zeker moment bleek dat die boot â gelegen t/o Binnenkant 39 â op een strategische plek lag. Zeg maar dat die plek âzenâ was…
We lagen daar namelijk niet alleen om de hoek van het toenmalige Meditatiecentrum âDe Kosmosâ â waar Klaaske en ik in 1981 in de leer gingen bij Zenleraar Maarten Houtman. Maar later werd Binnenkant 39 ook het pand, waar Maarten’s collega Nico Tydeman z’n intrek in nam met zijn âZen Centrum Amsterdamâ â waar nu nog steeds een Tao-zen groep van Maarten onderdak vindt.
En ja, het regende daar toeval … was dat misschien omdat het bij Zen juist om âde binnenkantâ gaat? Wie zal het zeggen.
Toen ik in 1982 in âDe Kosmosâ een weekend met de bekende Vietnamese zenleraar Thich Nhat Han volgde, was Maarten er ook. Op een gegeven moment zag ik hem daar in een scĂšne met een vrouw, waarmee hij een wel heel bijzondere relatie moest hebben… Toen ik aan het eind van de dag met hem naar de uitgang liep, zei hij: âDat was m’n ex.â Als gereformeerde jongen was ik daar best een beetje door geschokt: hij was dus gescheiden…
Een paar dagen later, op onze eerstvolgende zen-les in âDe Kosmosâ, vroeg Maarten of hij met zijn vrouw langs kon komen, Hanna Mobach heette ze. Ik was blij verrast… Maar ik vroeg me ook af: die naamâMobachâ, die ken ik van die pottenbakkersfamilie uit mijn geboortestad Utrecht, waar mijn ouders mee bevriend waren. Die van die prachtige vazen, waar hun hele huis mee vol stond â waarvan een aantal bij ons op de boot staan.
Het vervolg van het verhaal is, dat Klaaske in 1984 in Hanna’s atelier een tekening mocht uitzoeken. Ze had, samen met enkele andere leerlingen van Maarten, de voorverkoop georganiseerd van zijn eerste boek: âZen notities onderwegâ â dat door Hanna geĂŻllustreerd was.
De tekeningen waar Klaaske uit mochten kiezen, waren de originelen van de illustraties uit het boek. Maar er hingen er nog meer, haar oog viel op de onderstaande â die sindsdien in haar werkkamer hangt:
Als een moeder die bezorgd is of haar kinderen wel een plekje in de wereld zullen vinden â zo voelde Hanna aan als je een werk van haar cadeau kreeg. Maar je wist: wat ze voor je meebrengt, daar heeft ze haar ziel in gelegd…
Een paar dagen later kwam ze nog eens bij ons langs op de boot, met een map met tekeningen uit diezelfde periode. Met daarbij een wissellijst, âzodat we ze om beurten konden ophangenâ.
Dat was in 1984. In het jaar daarop richtte Maarten de stichting âZen als leefwijzeâ op, om zijn Tao-zen meditatie âvoor een ieder toegankelijk te makenâ. Klaaske en ik kwamen in het bestuur, onze woonboot âHobbitsteeâ werd het adres van het secretariaat â zie onder:
Hanna was intussen heel erg blij met de steun die Maarten ondervond â eenmaal gepensioneerd, was hij soms wel veertig weekenden per jaar op stap voor zijn zen-werk… En dat deed hij allemaal vanuit eigen inspiratie, er was geen organisatie, geen beweging of âschoolâ, die daarachter stond. Maar nu dus onze stichting…
Toen we in 1996 op de Elpermeer gingen wonen, kregen we onderstaande âBootjesâ cadeau, als welkomstgeschenk aan vaste wal. En ja, het zijn er twee, en beide liggen nu op het droge… Maarten en Hanna hadden hun best gedaan ons ervan te overtuigen, om dat bestaan als âbootjesmensâ achter ons te laten. En gewoon in Amsterdam-Noord in een flat te gaan wonen, net als zij.
Later, niet ver van de plek waar de twee bootjes hangen, kwamen daar nog drie bomen bij. âBomenâ staat nu fier op een wat gammele antieke kast, door Hanna zorgvuldig vastgeplakt op het bovenblad â ze zei dat ze ze eigenlijk afgekeurd had, maar het zonde vond om ze weg te gooien. En zie hoe fier ze daar staan âze hebben al menig huislijke storm doorstaan…
Bij haar vertrek naar Tiel, gaf Hanna ons onderstaande magische tegel-op-koperplaat, met de nadrukkelijke mededeling âdat hij bij de stichting Zen als leefwijze thuishoorde en daar moest komen te hangen.â Hij hangt nu in de centrale hal van ons secretariaat, naast de de opbergkast met artikelen voor verzending. Maarten Houtman heeft altijd gezegd, dat hij rond zijn persoon geen organisatie wilde â dĂĄĂĄr waar het, bij alle mensen met een bijzondere inspiratie, al eeuwenlang is foutgegaan. Maar voor alledaagse dingen is er altijd een plaats en een tijd. Zo ook hier.
Epiloog
25 mei j.l. togen Klaaske en ik met een taxi naar Tiel, met een liber amicorum voor haar onder de arm, waar we twee weken met veel liefde online bij Albelli aan gewerkt hadden. Het beslissende moment om het cadeau naar haar toe te brengen, bleven we nog even voor ons uitschuiven vanwege de afstand tot Tiel â tot we resoluut in een taxi stapten. We kwamen ruim op tijd aan bij âDe Herbergierâ, waar Hanna woont â een eerbiedwaardige locatie tegenover de historische `Ambtmanstuin, waar we nog even konden verpozen na de rit.
Hanna bleek oud en broos â ze is inmiddels negenentachtig â maar nog wel aanspreekbaar. Op haar kamer werd een lunch geserveerd . We kregen het ook over meditatie â waar Maarten soms van zei ‘dat zij er met haar kunst óók mee bezig was.’ Het Liber Amicorum, ‘Hommage aan Hanna’ geheten, lag nu geopend op tafel. “Verveelt het jullie nooit om er dagelijks naar te kijken”, vroeg Hanna. We konden haar gerust stellen, we genieten er elke dag van.
Foto bovenaan: Hanna Mobach en Maarten Houtman, 2005. Foto Ingrid Bakker
Met dank aan mijn vriend Gerard SwĂŒste voor zijn toestemming Psalm 84 uit zijn boek over te nemen.
Op ons geliefde Waddeneiland Texel, waar Klaaske en ik vele zomerse vakanties doorbrachten, vonden we in de jaren negentig een veilige en warme haven bij Jeltje.
Jeltje was in mei 1998 op retraite in het klooster van Steyl (L), toen ze daar aan een tafel kwam te zitten met Maarten Houtman en zijn vrouw Hanna. Die logeerden er op uitnodiging van Jacques Peeters, voor wiens Zen-groep Maarten die dag een toespraak gehouden had. Ze raakten in gesprek, er sloeg een vonk over en van het een kwam het ander. Zo verscheen Jeltje als âzijinstromerâ op het Tao-zen toneel, als een voor ons verfrissend gezelschap.
Toen we hoorden dat ze op Texel woonde, zochten we haar tijdens een vakantie op in Oost, waar ze met haar man Dick woont. Dat werd voor ons een geliefde pleisterplaats, ze leerden ons tijdens uitstapjes onverwachte aspecten en plaatsen van het eiland kennen: natuurgebieden, winkels, restaurants langs het strand en nachtelijke sterrenhemels…
In mei 2011 brachten we een onvergetelijke middag door in hun bloeiende tuin â die achterin een ‘boet’ had, waarin Jeltje zich wijdde aan meditatie en schilderkunst.
Er zijn bij deze gelegenheid prachtige foto’s gemaakt, die hier in al hun voorjaarspracht gepresenteerd worden als aandenken aan dat Texelse sprookje â en als teken van onze dankbaarheid jegens hen.
Ik heb met Jeltje regelmatig Sufi muziek uitgewisseld, recent gaf ze me deze video door van het Al Mar’Ashi Ensemble:
NB Ik ben per 15 november 2024 verhuisd naar Elpermeer 200, Aâdam-Noord.
Elke lente als ik vanuit mijn studio op 4-hoog flatgebouw âDreefzicht Iâ verlaat, zie ik daar vlak om de hoek deze Japanse Kersenbloesem in bloei staan â van een schoonheid en volheid, die mij als grotestadskind telkens sprakeloos maakt...
En dan wil ik haar fotograferen, en opnieuw, om dit allermooiste moment vast te leggen, vóórdat ze, haar hoogtepunt voorbij, haar bloemblaadjes afstaat aan de wind.
En ik vroeg me af, is dat in mijn leven eigenlijk ook het geval, dat ik mĂjn hoogtepunten wil fixeren, aleer de bloei en de kracht uit mij verdwenen zijn... En wat doe ik dan met de rest van mijn leven, met de nabloei? Of misschien â dat is natuurlijk wat ik in stilte hoop â ben ik wel een laatbloeier... En wat doe ik vervolgens met wat daarna komt, als de glans eraf is... Laat ik het verder ongezien â of misschien houd ik het wel voor gezien. Of zal ik wellicht â een mens wil tenslotte getroost worden â van binnen gaan bloeien? Je binnenwereld verkennen, dat is waar het in Tao-zen over gaat. Voordat het te laat is â maar is het eigenlijk ooit te laat? P Het gaat daar meer om de kleine, dan om de grote beweging â en daar waar de beweging in stilte overgaat.. Toch is Tao-zen geen oudedagstherapie, het gaat meer om de nuance, om de volheid van het leven. Net als bij de bloeiende boom aan het J.H. van Heekpad hierboven â die om niets haar schoonheid afstaat... Maar voor romantiek hoef je bij Tao-zen niet te zijn, het kent geen zendo's, geen dojo's, geen buigen en knielen, geen wierook, geen bewierookte Meesters... Eerbied, ja, dat kent ze wel.
Shaken op muziek, zitten in stilte â het lijken twee uitersten die elkaar bijten...
Maar je kunt die stilte ook in je bewegen brengen, in het zitten meedansen met het universum â je zou het âshakingzenâ kunnen noemen.
De eerste China reiziger die ik tegenkwam was een stuurman op de grote vaart. Hij was tijdelijk bij ons ingekwartierd in het witte huis op de betonfabriek in Krimpen a/d IJssel. Ik was toen een jaar of tien. Hij vertelde mij sterke verhalen over de Chinezen. Zoals dat wanneer ze vechten, ze elkaar met twee vingers de ogen uitsteken. En zichzelf daarbij beschermen door een hand tussen de ogen te plaatsen. Het leek me een rauwe wereld… Behalve dat je er per boot heen kunt gaan, kun je ook vliegen â zoals de grote vogel Peng dat deed, uit het grote klassieke boek van het taoĂŻsme van Zhuang Zi, âmet een rug zo groot als de berg Tâai, met vleugels als wolken aan de hemel; met zijn vleugels slaat hij op het water en rijst op als een wervelwind tot een hoogte van negentigduizend li.â Wij gingen toen per KLM â die je met wijde boog over SiberiĂ« en MongoliĂ« het Hemelse Rijk binnen voert, linea recta hartje Beijing. Dat was in augustus 2011.
Wat je ook kunt doen â en dat deed ik het jaar daarvóór, in augustus 2010 â is vanaf Moskou per trein naar Beijing reizen. Dat is een tocht dwars door AziĂ«, door de eindeloze taiga’s van SiberiĂ«, vier dagen en vier nachten in de Trans-SiberiĂ« Express.
Op het laatste traject van die reis, vanaf Ulaanbatar, rijd je door de Gobi woestijn en de verlaten steppen van MongoliĂ« â waarna je, aan het eind van de rit, aan de einder Beijing ziet oprijzen, als een Chinese muur van woontorens… Toen we op 6 augustus 2010, rond zeven uur ’s ochtends, de buitenwijken van Beijing binnenreden, was ik in shock… Na een wereld van totale verlatenheid, waar we al die dagen met de trein doorheen waren gereden â met ook nog een uitstapje van negen dagen per 4WD door de toendra’s van MongoliĂ« â reden we daar als het ware met een enorme klap tegen een samenklontering van miljoenen Chinezen aan, opeengepakt in tientallen Bijlmermeers. Een demografisch monstrum, dat de planologische kilte uitstraalde van âhoe raken we ze in godsnaam kwijt…â
Garrie van Pinxteren, China-correspondent van de NRC, schrijft in een bericht van 11 april j.l. dat naar schatting 20 procent van de Chinezen nog op het platteland woont en werkt, de rest is naar de steden getrokken: âRuim vijfhonderd miljoen van de 1,4 miljard inwoners van China tellen officieel nog wel mee als boer, want dat staat nog op hun identiteitsbewijs, maar een groot deel van hen woont in feite al in de stad.â
Toen wij ooit, vanuit de comfortabele eengezinswoningen in de provincie, door onze ouders Amsterdam werden binnengereden, ter hoogte van de Rijnstraat, gaf ons dat ook een schok: al die mensen in vier lagen boven elkaar… Maar de grote stad had ook iets spannends, als je daar eenmaal je plekje had gevonden, beloofde dat vrijheid… Ik denk dat het grote verschil met de âChina shockâ is, dat daar onvermijdelijk het beeld van de massamens opdoemt, speelbal van een samenleving zonder ook maar een spoortje van individuele vrijheid â laat staan van de alleenheid, die de kern van ons menszijn is. Het toenmalige Chinese beleid van gezinsplanning, met het eenkindgezin, straalde een zelfde kilte uit als al die andere van staatswege opgelegde âoplossingenâ â die altijd van de grootse gemene deler zijn.
Ik werd dezer dagen ’s nachts met een schok wakker van een stem die dringend m’n naam riep: âHein, wakker worden…â â misschien had ik deze nachtmerrie, deze beelden van totale onverschilligheid voor het wezen van de mens, nog op m’n netvlies staan…
Maarten Houtman stelt in Het principe van de eenwording dat onze voortplantingsdrift de motor achter die demografische tijdbom is. En dat de enige werkelijke oplossing is om het lustprincipe te verruilen voor het verenigingsprincipe â âen dan weer niet de vereniging met toevallig die ander, maar met het totaal. Dat je in het liefdesspel door de ander heen kunt gaan, en die ander door jou heen. Het is dus niet iets wat je weg moet doen, maar wat je moet doorleven met bewustzijn.â
Afbeelding boven:
Het J.H. van Heekpad, dat Elpermeer en Jisperveld verbindt.Ben je langs de laatste wachtpost gekomen
dan is daar, haast ongemerkt, een niemandsland â
niemand bezit het, niemand claimt het,
het is er vreedzaam, een ruimte zonder eind.De overtocht naar Fudaraku
Maandag 3 april was voor mij een heel bijzondere dag. Ik was voor dag en dauw naar mijn studio aan de Jisperveldstraat gegaan, omdat het boeket dat ik Klaaske voor haar verjaardag had gegeven â zie de ruiker in geel â mijn meditatieplekje wat krap had gemaakt.
Later die dag gingen we samen boodschappen doen op het Buikslotermeerplein. Eerst een appeltaartje en slagroom bij Albert Heyn. En toen ook maar even langs de pinautomaat van de ING â ik heb graag wat cash in m’n portemonnee voor een eventuele taxi. Net toen we daar klaar waren, riep een tengere oudere vrouw Klaaske te hulp. Ze vertelde dat ze uit Eritrea kwam en op bezoek ging bij haar familie, voor wie ze ⏠1.000 wilde meenemen, liefst in briefjes van honderd. Maar het lukte haar maar niet… Ze sprak gebroken Nederlands, ze moest hier al wat jaartjes gewoond hebben. Het personeel van de bank had haar niet kunnen helpen, nu ging ze het dus met hulp van Klaaske proberen. Ze voerde haar pinpas in … maar helaas, de pinautomaat werkte niet mee… Op het scherm verscheen een mededeling dat ze niet meer dan ⏠Ž900 kon opnemen. Wij met z’n drieĂ«n het kantoor van de ING in. Klaaske werd te woord gestaan door twee vriendelijke medewerksters, de dame en ik keken toe. Ze vertelden dat de geldautomaten inmiddels van een derde partij zijn, zij mogen om veiligheidsredenen zelfs niet mee naar buiten. Bij klachten moet je naar een Primera drie kilometer verderop… Maar buiten bij de pinautomaat ging het weer mis… Toch maar weer naar binnen voor overleg, waaruit bleek dat er een opnamelimiet van ⏠500 is. Wij weer naar buiten, nu dat maar proberen. Klaaske hielp de vrouw intussen bij alle handelingen en bleef met haar in gesprek â maar per abuis drukte zij op de knop âdirect ⏠20 opnemenâ… En zo volgde er een tweede ronde voor het opnemen van de resterende ⏠480 â die er vervolgens in briefjes van twintig uit kwam… Consternatie… Maar Klaaske raapte resoluut de biljetten bij elkaar en begon ze te tellen. Zij telde mee. Dat alles gebeurde in het volste vertrouwen, ook als ze haar pincode moest intikken â waarbij wij dan wel even wegkeken. Toen de biljetten waren geteld, leek het te kloppen: vijfhonderd euro in vijfentwintig briefjes van twintig. Die straks allemaal mee naar Eritrea moesten … nu maar hopen dat ze haar verder met rust zouden laten.
Als dank kregen we beiden een hand, Klaaske zelfs tweemaal. Dat deed ze met heel veel aandacht â ik zou ik haast zeggen dat er liefde uit sprak. Toen ze mij haar hand toestak en daarbij voorover boog, zag ik hoog op haar voorhoofd een kleine tatoeage, in de vorm van een âhekjeâ. Ik vermoedde dat het iets uit India was, wat ook paste bij haar voorkomen.
Toen we ten lange leste afscheid namen, zei ze nog tegen Klaaske: âHet is daarbinnen net een kerk…â Weer zo’n verrassing â die ons nog nieuwsgieriger maakte naar haar achtergrond… Ook al waren het voornamelijk financiĂ«le transacties geweest, het hele gebeuren had iets speels gehad.
Thuis zocht ik Eritrea op in Wikipedia â ik had al een stil vermoeden dat het daar een drama moest zijn. Ik las dat in 2015 al 47.015 vluchtelingen uit Eritrea asiel aangevraagd hadden in Europa. Volgens de VN is er sinds 1991 sprake van een “wijdverbreide en stelselmatige campagne tegen de burgerbevolking.”
Die avond drong tot me door, dat de ontmoeting met onze nieuwe Eritrese vriendin een helende werking op me had gehad. Dat het dus eigenlijk omgekeerd was, dat zij er voor ons geweest was â een gevoel dat ver weg een herkenning bij me opriep. Op dat wat provinciale Buikslotermeerplein, kun je de wereld tegenkomen â voor verbonden zijn hoef je niet naar de pampa’s van ArgentiniĂ« of naar de Negev Woestijn.
Eenzaam ben ik nooit geweest ik vrees eerder de tweedracht als mijn beide wederhelften zĂł in onmin zouden verkeren, dat het geweten gaat knagen aan de dieperliggende lagen, en de eenheid – mijn heelheid – in vergetelheid zou geraken. Als ik in gespletenheid verval, wie zal mij dan kunnen helen?
Jij bracht mij de drie-eenheid, zodat mijn ziel ernaar smacht om naar die hermetische veste terug te keren, haar te beheren zonder alle muren en kantelen, maar op verse grond gebouwd. In jou leerde ik over de vrouw en te luisteren naar de wereld om zo in vrede te kunnen leven … en te weten dat ik van je hou.