Voor Meino en Josje, bij hun 50-jarig huwelijk
Meino als getuige bij ons huwelijk. Op de achtergrond mijn schoonouders. |
Ergens onderweg in de ‘moderne tijd’ werd het tot dan toe vanzelfsprekende verband tussen seksualiteit en voortplanting losgezongen. Daarvóór was in een huwelijk hooguit sprake van ‘regulering’, maar de gedachte aan een conceptie was nooit ver.
Natuurlijkerwijs werd het huwelijk (het ‘samenleven’) voluit gezien als de ‘kraamkamer van onze samenleving’, met zwangerschap en geboorte als bekroning. In oudtestamentische bewoordingen: ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’.
Zo rijgen de generaties zich aaneen en ontstaat het grote Verhaal van de mensheid.
En aan dat ‘doel van het leven’ was het hele scala van waarden aangepast. Als een man een nakomeling verwekte, had hij bewezen een ‘man’ te zijn – een verband dat voor de vrouw des te sterker gold: het moederschap was de vervulling van haar natuur.
Ik herinner me dat in m’n jeugdjaren kinderloosheid nog een doem was. Een echtpaar zonder kinderen was ‘onaf’ en er werd een beetje meewarig naar gekeken â net als in de dierenwereld, is een ‘paartje’ een reproductieve eenheid waar je nakomelingen van verwacht.
Maarten Houtman heeft een prachtige toespraak gehouden over de gestage kentering die in onze tijd plaatsheeft in het oeroude zorgprincipe bij de vrouw: De werkelijkheid begint bij voor jezelf zorgen.
Van oudsher was de zorg voor het gezin de rol van de vrouw, terwijl de man, ooit, op jacht ging. Die rolverdeling staat inmiddels duidelijk op de helling. Terwijl dat oeroude, ingeslepen principe bij de vrouw nog steeds volop doorwerkt, worden er nu heel andere eisen aan haar gesteld – wat een zware tol kan eisen…
Mijn moeder heeft aan die inperking van haar menszijn uitgesproken geleden. Hoewel zij bij haar thuis ‘Vrouwe Zorg’ werd genoemd en ze er veel voor over had om kinderen te krijgen, bleef ze haar hele leven opstandig: ze voelde zich mĂ©Ă©r dan dat… Maar ze heeft het nooit vorm weten te geven – behalve dan misschien in haar uitgesproken verbaal vermogen en haar ‘kritische geest’. Maar ze bleef een tobber…
Intussen hebben de ‘kinderloze huwelijken’ binnen haar familie (bij haar ene broer en bij haar beide zussen) bij mij juist als ‘rolmodel’ gewerkt: voor mij waren het tot op zekere hoogte ‘vrije geesten’, die zelfstandig in het leven stonden. Het contrast met mijn moeder was groot. Maar zĂj had kinderen, dat was haar troost. Maar de grote vraag was: was dat wel zo…
Nadat Klaaske en ik twee jaar min of meer apart op kamers gewoond hadden, gebeurde het dat een Amsterdamse kennis mijn vader influisterde: ‘waarom koop je geen boot voor die mensen…’ Ondernemend als hij was, ging hij aan de slag en wist de hand te leggen op een relatief kleine, voordelige boot – onze toekomstige ‘Hobbitstee’…
Maar samenwonen betekende voor hen wel … trouwen!
Dat gingen we dus maar doen. Maar het werd een moeilijk familiegesprek, waar verdriet uit voort zou komen. Zo wilden wij niet in de kerk trouwen, dat stond voor ons als een paal boven water – zie ook wat in Toekomstmuziek #3 over het kerkelijk klimaat gezegd is.
In het park van Kasteel Rosendael |
Na veel geduw en getrek, is het er uiteindelijk dan toch van gekomen… Op 1 juli 1966 trouwden we op het stadhuis van Rozendaal (Gld.), de woonplaats van mijn schoonouders. Met na afloop een fotosessie in het park. Mijn broer Meino was getuige.
Maar voorafgaand, tijdens de moeizame onderhandelingen over de trouwkledij, had mijn moeder eruit geflapt: “Ik hoop dat jullie nooit kinderen krijgen!”
Voorwaar, profetische woorden…
Twintig jaar later, tijdens een ‘routine’-bezoekje aan haar in haar appartement in het verzorgingshuis in Bussum, zei ze zomaar uit de blauwe hemel tegen me: “Ik had dat helemaal niet zo bedoeld…”
Ik wist precies waar ze het over had. Over die uitspraak van haar, waar toen een knallende ruzie op volgde.
Ik had het zelf inmiddels ook bedacht… Wat ze bedoeld had was de last die wij als kinderen voor haar waren.
Arme moeder … ze heeft dat misverstand al die tijd met zich mee moeten dragen…
Toen we na afloop van de trouwpartij bij het huis van m’n schoonouders weg wilden rijden, schoot het Klaaske door het hoofd: ik heb ‘de pil’ daar laten liggen… We moesten weer terug en hebben er met de familie hartelijk om moeten lachen…
Dat waren nog eens andere tijden: wij konden voortaan ‘veilig vrijen’…
Meino en Josje op het Amsterdamse stadhuis |
Vier jaar later waren de rollen omgedraaid en was ik getuige bij het huwelijk van Meino en Josje. Ook de moraal was finaal gekanteld, van de schone schijn was geen spat meer over. Het was wat het was.
Veertien dagen later werd Ayn geboren – die voor Klaaske en mij het enige familielid van het volgende generatie zou blijven.
Intussen leefden wij, temidden van het omringend rumoer, in de ban van de popmuziek – met als uitschieter Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band van de Beatles, het album dat in 1967 door Meino in een juichende stemming bij ons de boot werd binnengebracht: