Voor Klaaske
Albrecht Dürer, Feldhase, 1502 |
Toen ik tijdens een diepe crisis in mijn leven de boeken van Carlos Castaneda las en daar de figuur van Don Juan Matus tegenkwam, drong het tot me door dat ik geen behoefte had aan meer van hetzelfde – ik had toen inmiddels al dertig jaar ‘op school gezeten’.
Ik had behoefte aan een ‘levensgids’, iemand die je kon invoeren in ‘a separate reality’ – ik werd me voor het eerst bewust dat ik grote behoefte had om ingewijd te worden…
Nu ik eraan terugdenk, hebben sindsdien een aantal mensen mijn pad gekruist die zich voor mij als gids hebben opgeworpen. Als zo’n diepe behoefte ontstaat, lijkt het alsof het leven je dat aanreikt…
Daarvan begin ik nu pas een vermoeden te krijgen…
Toen ik na m’n militaire dienst in Amsterdam kwam, was Klaaske m’n vooruitgeschoven post. Ik vond een kamer bij haar in de buurt, mijn bedje was gespreid. Intussen nam ik mijn psychologie studie op – waar zij toen al twee jaar mee bezig was. Ook al vond die studiekeuze wellicht uit verschillende motivaties plaats, wij beiden zochten daarbij stilzwijgend naar een match tussen het aangeboden materiaal en de mens die het presenteerde.
Zo kwam Klaaske bij een hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychologie terecht, van wie uitkwam dat hij regelmatig z’n kinderen in de badkamer opsloot als ze onhandelbaar waren. Dan denk je: moet je deze man aanhoren en geloven, als zijn ‘deskundigheid’ hierin uitmondt…
Misschien dat het voor ons toen al schemerde dat we primair een leraar zochten die ‘stond voor wat hij zei’. En dat zo iemand toch ook een ‘zedelijk hoogstaand mens’ zou moeten zijn – een focus die je eigenlijk al bij Plato vindt. Toch zou dat precies de kernvraag zijn waar we ons de jaren die volgden mee uiteen zouden zetten: te begrijpen wat een ‘heel mens’ is….
Uiteindelijk liepen we alle twee in onze psychologiestudie vast – die meer gericht bleek te zijn op het determineren van de mens dan om hem te begrijpen…
Inmiddels was ik Castaneda gaan lezen…
Om het gat op te vullen dat was ontstaan, besloten we na een tijdje over te schakelen op filosofie, waarvoor een verkort traject mogelijk was. Nadat we zo ons kandidaats behaald hadden, kregen we de handen vrij en kozen een richting waar we voeling mee leken te hebben: Oosterse filosofie. Die band was vooralsnog gevoelsmatig, van dezelfde orde als ons enthousiasme voor de Indiase concerten die we jarenlang in de Mozes en Aäronkerk bijgewoond hadden.
Maar het duurde niet lang eer er ook een inhoudelijke belangstelling kwam: we lazen de Yogasoetra’s van Patanjali, waarvan de diepe gedachten aan ons appelleerden, ook al begrepen we er vooralsnog weinig van.
Het was in dat verband dat we kennis maakten met een yogi van vlees en bloed: een studiegenote die tien jaar in een ashram in Kerala, India, verbleef en, thuisgekomen, zich op haar roeping prepareerde. We kregen contact en op een dag nam ze ons mee naar haar eigen onderkomen in Waterland. Ze nam ons eerst in haar praam mee de vaarten in, langs polders die dreven op water, op weg naar haar moestuin – die ze later nog een paar weken aan onze ‘zorg’ toevertrouwde… Teruggekomen was het maar een paar treden omhoog naar haar ‘ashram’ – waar haar verre goeroe in ere gehouden werd.
We maakten daar diverse vieringen mee, waaronder de ‘guru puja’, in de Vedische traditie de viering van de lijn van de spirituele meesters – zij noemde het ‘de verjaardag van mijn goeroe’. We maakten kennis met het ritueel – dat met veel ‘ohm’ en wierook gepaard ging – en leerden op een kussentje mediteren.
Maar het vuur van deze ‘gids’ maakte haar ook streng – wat bij ons onbegrip en afstand kweekte. Zoals die keer dat ons na een avondbijeenkomst ‘verboden’ werd daar bij elkaar te slapen … en Klaaske ingekwartierd werd bij de vrouwen. Ook al was er bij ons aanvankelijk een zekere fascinatie voor de exotische wereld waar we in terechtgekomen waren, toch bleek onze ‘middelaar’ zelf de gevangene te zijn van weer een andere orde – één die nog dwingender was dan de onze…
Na onze kennismaking met Maarten Houtman en zijn zen meditatie vervlakte de relatie – achteraf gezien werd die op dat moment door haar waarschijnlijk afgekapt…
De volgende yogi ontmoetten we ongeveer in diezelfde tijd, toen we, op zoek naar een vegetarische vakantie, boekten in ‘Haus Sanitas’ in Rohrbach, Oostenrijk. Maar het bleek ook een Theosofisch centrum, waar cursussen werden gegeven. Rondom het huis was een grote moestuin, waar we graag een handje hielpen. Op een ochtend werd ons gevraagd eens naar boven, naar de lucht te kijken – we zagen een hemel vol witte reuzen, de Oostenrijkse alpen…
In het centrum verbleef ook een zekere Herr Hans Nickel, een man van middelbare leeftijd, die tijdens de cursus – die we toch maar volgden – uitleg gaf over jñāna-yoga, de richting die hij was toegedaan. ‘Herr Nickel’ nam ons toen al snel onder zijn hoede en nam me ’s ochtend vroeg mee naar buiten voor ‘natuurmeditatie’.
We vonden het verdere programma taai… Toen hij een klacht van ons daarover steunde, kwam hij in conflict met de cursusleider, een enigszins starre man. Eén detail is me altijd bijgebleven, hoe Herr Nickel tijdens de ruzie die volgde met ferme hand een paar scheppen suiker in zijn thee deponeerde…
We leerden daar ook op een stoel mediteren, wat ik een bijzondere ervaring vond.
Terug in Nederland kregen we een lange brief uit Graz – waar Herr Nickel woonde – die eindigde met de vraag: “Wann kommt Ihr…?”
We hadden geen idee wat hij met ons van plan was… Ik schreef terug dat we net begonnen waren aan een cursus zen meditatie bij een leraar die ons beviel.
We hebben nooit meer iets van hem gehoord…
Terug van ons verblijf in Oostenrijk, waren we nu echt zelf op zoek gegaan… Dat bracht ons niet alleen bij Maarten Houtman, maar even daarvoor ook bij een yoga leraar.
Bij deze ‘yogi’ werd ik voluit met mijn ego geconfronteerd. En dat gebeurde nog wel van weerskanten…
Maar daarover een volgende keer meer … eerst een vrolijk muziekje uit die tijd…