‘In de Kleine Die’

Het eerder genoemde verpleeghuis ‘De Die’ ontleent zijn naam aan twee riviertjes, die van oudsher in deze contreien stromen: Kleine Die en Grote Die – zo valt op de website van Cordaan te lezen:

“De Die is vernoemd naar twee waters die door Amsterdam Noord stromen: De Grote Die en De Kleine Die. In De Die kunt u wonen, meedoen aan de activiteiten en gebruik maken van onze voorzieningen. Wonen in De Die betekent wonen in een veilige omgeving met hulp waar u dat nodig heeft. Ons team van betrokken, goed opgeleide mensen helpt u om uw leven in te delen zoals u wenst. Rust en privacy staan hierbij voorop.”


Nou, als je er eenmaal bekend bent, weet je dat het daar eerder een Grote Die is…
Het gebouw slaat zijn machtige vleugels uit over drie verdiepingen, met op elke verdieping vier afdelingen.
Elk daarvan draagt de naam van een vogel, of het nu Merel, Zwaan of Fuut is – zoals bij Klaaske het geval was – om het minder anoniem te maken.

Nee, dan is het hier op de Elpermeer maar een saaie boel, ‘ik woon op de vierde verdieping’, zeggen we dan – wat met die acht woonlagen voor vreemden best nog een uitzoekerij is. Maar goed, laten we zeggen dat het toch een zekere identiteit biedt. Zoals we elke zaterdag weer een besteller van Albert Heijn (die beneden aanbelt) moeten vertellen dat hij met z’n blauwe AH-kratje op de ‘vierde verdieping’ moet zijn.
Ik kan me nog herinneren hoe absurd ik het vond, toen ik hoorde dat in New York veel straten nummers hebben.

En toen kreeg ik een idee…
Toen ik op de website van ‘Landschapsbeheer Drenthe’ keek – Drenthe is de provincie waar het Elpermeer in ligt – zag ik dat de schitterende natuur daar je geheel belangeloos haar namen aanreikt…

Volgens deze indeling, zouden de bewoners op de vijfde verdieping dus de naam ‘Wilde narcis’ daarvoor meekrijgen:

"Hagar ging op weg met Ismaël aan haar hand. En alsof ze even eerder blind was geweest, zag ze nu een waterput. ‘Ze vulde de zak met water en gaf de jongen te drinken.’ Zo werden ze gered. Ismaël ‘woonde in de woestijn en werd boogschutter. Hij woonde in de woestijn Paran en zijn moeder nam een vrouw voor hem uit het land Egypte.’"
Roberto Calasso, Het boek van alle boeken, 2019
“De grote jaarlijkse wajangvoorstelling enkele weken later, duurt de hele nacht, tot zes uur in de ochtend. Imah heeft mij het verhaal meer dan één keer verteld, maar ik ben bang voor de demonen met hun blikkerende slagtanden. Gelukkig zijn Karti en Karto bij de voorstelling. Met hen erbij zal het wel niet zo erg zijn. Het is al middernacht en de demonen worden onrustig. Dat kun je zien aan de wilde bewegingen op het witte doek, met de flakkerende vlam van de olielamp erachter. Ze hebben nu het rijk alleen, want de helden zijn vertrokken.”
Maarten Houtman, De Breuk