Op de vlucht voor mijn schaduw
zoek ik het licht en trek mij terug
in mijn uitzichttoren van Ă©Ă©n bij Ă©Ă©n
waar ik verre kusten kan zien gloren.
Mijn blik dwaalt over ’t Zwarte Water
waar Hanzescheepjes de zee op zeilen –
ooit stond er de wieg van mijn familie –
en de IJsel slingert zover het oog reikt.
Eeuwen later wordt mijn blik getroffen
door ’t water van de Hollandse IJssel,
dat dreigend tegen de boorden klotst –
de dijk bij Nieuwerkerk is al gebroken.
In een woning in Krimpen is mijn familie
doende de huisraad naar zolder te sjouwen –
de jongens De Waal met de ijzeren kachel –
angst voor de stormvloed overspoelde ons.
Gelukkig zijn we daar een halfjaar later weg
en wonen dan hoog en droog in Nijmegen –
waar ik bang de meters boven NAP bereken.
Aan de voet van ’t Valkhof stroomt de Waal.
De Amsterdamse moraal van ’t verhaal luidt
dat ik jaren op woonboot ‘Hobbitstee’ woonde –
die in de storm van mijn dromen vaak losslaat
en water maakt, maar mij nooit laat verzuipen.
Hein Zeillemaker