Ich hebe meine Augen auf zu den Bergen, von welchen mir Hilffe kommt

Zomer 1958 reed ik met schoolvriendje J.P. naar Zwitserland, in een grote Amerikaanse slee-met-chauffeur. Onderweg deden we nog wat toeristische bestemmingen aan, zoals de historische stadjes DinkelsbĂŒhl en RĂŒdesheim in Beieren, die geheel ongeschonden uit de Tweede wereldoorlog waren gekomen – zoals ze begin 17e eeuw gespaard waren gebleven voor de verwoestingen van de 30-jarige oorlog. Ze vormden een wonder van bouwkunst en menselijke civilisatie, we keken onze ogen uit…
Daarna klommen we weer in de Dodge – een wonder op wielen – die door de chauffeur, de heer Janssen, behendig door Duitsland werd gelaveerd – al schold hij zo nu en dan op een verkeersdeelnemer: ‘Aan de kant, anders zwiep in je in de kartoffels!’ (de oorlog lag nog pas vlak achter ons…). Maar verder was hij een heer – mĂ©t uniform en pet, zoals dat in zijn functie van hem verwacht werd.

De gigantische Dodge-met-vinnen (zie foto) was de dienstauto van de vader van J.P., die president-directeur van een groot openbaar nutsbedrijf was. Hij had deze vakantie voor ons bedacht: wij reden op de heenweg mee naar het Zwitserse Beatenberg, waar hij en zijn vrouw in ‘Bibelheim’ verbleven, het theologische opleidingsinstituut, dat zij als baptisten steunden en dat nauw met de familie verbonden zou blijven. Daarvandaan zouden zij terugrijden naar Nederland, terwijl J.P. en ik nog twee weken in het jeugdkamp verbleven.
De ochtend na onze aankomst werden we naar hun hotelkamer geroepen, waar ze ons wezen op het uitzicht door de openslaande ramen – in trance zag ik daar drie alpenreuzen, die zich tegen de ochtendhemel verhieven: Eiger, Mönch en Jungfrau waren hun namen, op het rijtje af (zie de foto bovenaan).
Dat was het tweede wonder dat ik die vakantie mocht aanschouwen…

Maar in de loop van de dag werd ons op twee stipjes gewezen, die zich tegen de wand van de Eiger aftekenden: twee bergbeklimmers, die daar doodgevroren aan touwen hingen, omgekomen in een poging die vrijwel onneembare noordwand te bedwingen…
En dan kijk je het met ongeloof nog eens aan – om dan de blik af te wenden. De dood die je ziet, maar niet onder ogen durft te zien, wilde je het liefst zo snel mogelijk vergeten: dat botsende detail wat de idylle verstoorde – maar wat natuurlijk een onuitwisbare indruk op je maakte.

Het derde wonder wat ik tijdens die vakantie mee mocht maken, was een stuk alledaagser: een grote kom Zwitserse mĂŒsli aan de ontbijttafel – waar veel Zwitserse room in moest zitten – waaruit ik maar bleef eten, telkens schepte ik mijn bord weer op, terwijl onze gastheren ons maar bleven toelachen, bleven aanmoedigen… Ik had nog nooit zoiets lekkers gegeten!

Over wonderen gesproken…
Ze hadden daar in ‘Bibelheim’ een uitgesproken ‘gevoel waar het eigelijk om gaat’: alles draaide om JEZUS: “Ich bin der Weg und die Wahrheit und das Leben” – je hoefde alleen maar in Jezus te geloven, en je zou ‘gered’ worden.
We zongen de liederen die ons in het jongenskamp geleerd werden, uit volle borst mee:

Ich bin glĂŒcklich
und weisst du auch warum
Jezus wohnt in meinem Herzen,
darum...

Waarbij dat ‘darum’ als een tollende donder klonk:

... da-rrrrrr-um

Dat gebeurde tijdens de ‘opwekkingsbijeenkomsten’, die – heel ‘Zen’ – ‘Andacht’ werden genoemd. Ze wensten ons bij die gelegenheden ‘eine gute Andacht’.

Maar J.P. en ik vonden bij elkaar desondanks steun in onze afwijzing van het hele gebeuren, met onze gedeelde intellectuele achtergrond Ă©n ontwakende seksualiteit – maar dat hadden die smiechten daar natuurlijk wel degelijk in de gaten…
Toen we op een avond balorig het naburige dorp Beatenberg in waren gegaan, in plaats van de verplichte scholing te volgen, kregen we de volgende dag ongenadig op ons donder … alsof we met de vijand hadden geheuld, met de duivel – alsof we een zware zonde hadden begaan..
Maar … we hadden gespijbeld, ja. Verder waren wij ons van geen kwaad bewust… Dus we hoorden het aan met stijgend ongeloof, met verbijstering…

J.P. was intussen met een geheel ander vorm van ‘redding’ bezig: hij wilde dokter worden. Waarbij hem het voorbeeld voor ogen stond van een oom, die in Kenia zendingsarts was – hij zou daar later nog een vakantie doorbrengen. Maar uiteindelijk liep die voorkeur van hem uit op een academische carriùre in de medische wetenschap.[1]

‘Bibelheim’, met op de achtergrond de Thunersee en de Zwitserse Alpen.

[1] Dat was een trendbreuk in de familie: Een oudere broer van J.P. zocht zijn toevlucht in Amerika, en schreef daar het boek ‘New International Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movements. The Definitive History of the Spirit-Filled Church. Encyclopedic coverage of: Activities of the Spirit over 2,000 years of church history in 60 countries and regions’, uit het jaar2002. Jaja, een sterke familie…
En een jongere broer van J.P. zou later gedurende tien jaar de leiding hebben van de Bibelschule ‘Beatenberg’ (zie foto boven) – die in de traditie stond van de Zwitserse kerkhervormer Zwingli (16e eeuw).

The President Sang Amazing Grace

Kronos Quartet and Meklit

Met dank aan Smithsonian Folkways

A young man came to a house of prayer
They did not ask what brought him there
He was not friend, he was not kin
But they opened the door and let him in
And for an hour the stranger stayed
He sat with them and seemed to pray
But then the young man drew a gun
And killed nine people, old and young
In Charleston in the month of June
The mourners gathered in a room
The President came to speak some words
And the cameras rolled and the nation heard
But no words could say what must be said
For all the living and the dead
So on that day and in that place
The President sang Amazing Grace
The President sang Amazing Grace
We argued where to lay the blame
On one man’s hate or our nation’s shame
Some sickness of the mind or soul
And how the wounds might be made whole
But no words could say what must be said
For all the living and the dead
So on that day and in that place
The President sang Amazing Grace
My President sang Amazing Grace


Keen readers of the New York Times op-ed column this week may have noticed a shout-out to Ethiopian-born, San Francisco-based vocalist Meklit and the genre-defying Kronos Quartet for their powerful rendition of Zoe Mulford’s modern classic, “The President Sang Amazing Grace.”  Columnist Thomas L. Friedman writes: 
 “As I was reflecting last weekend, my friend Elena Park, an executive producer for Stanford Live, sent me a YouTube video â€” an incredible performance the other day by the singer Meklit and the Kronos Quartet of ‘The President Sang Amazing Grace.’ The song was written by Zoe Mulford about the 2015 murder of nine people at the Emanuel A.M.E. Church in Charleston, S.C., by a white supremacist. It was debuted by Mulford in 2017, telling in song how a different president, Barack Obama, came down to that church for a memorial service and during his eulogy for the Rev. Clementa Pinckney sang ‘Amazing Grace,’ one of the most moving and healing moments of his presidency.”

 




Een Chinees-Amerikaans muzikaal sprookje

 

çŸŽć›œćŽèŁ”éŸłäčç«„èŻ 

We maakten al eerder kennis met The Roving Cowboy van Wu Fei en Abigail Washburn â€“ in een duet ‘dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang’.

Nu ik via Muziekweb over hun nieuwste album beschik, is het tijd om iets meer over hen te vertellen. Bijvoorbeeld dat ze er zĂł uitzien (zie de video hieronder). 

PING TAN DANGE  èŻ„ćŒč舞 

Wu Fei schreef het liedje Ping Tan Dance toen ze in Beijing quyi  (verhalende volksliedjes) studeerde, waartoe ook het locale genre pingtan behoort â€“ wat ze hier omsmeedt tot een satire op een vrouwelijke collega die voor haar carriĂšre feestjes afloopt.
Abigail Washburn zegt er dit over:“We feel like angry old grandmas when we think about the injustice for women musicians. And so that’s what we did in this song; we both inhabit our internal ‘angry old gramma’.”

FOUR SEASONS MEDLEY / DARK OCEAN WALZ  ć››ć­Łæ­Œ/ é’æ”·ćŽć°”ć…č

Het repertoire van Wu Fei & Abigail Washburn is een wonderlijke mix van Chinese en Amerikaanse volksliedjes. Zo gaat het verhaal van het nu volgende Four Seasons Medley / Dark Ocean Waltz als volgt:

“In China, a dozen folksongs are titled ‘Four Seasons’, and each of them cites the four seasons as metaphors for love and friendship. In this version, daffodil, pomegranate, orange, osmanthus and snow represent a girl’s longing for love. The melody is common among the Hua’er folksongs in Qinghai and Gansu provinces.”

Hieronder de tekst van het Chinese liedje – dat beide dames van een aangepaste lyriek voorzagen die beter past bij hun eigen wereldbeeld (zo gaat ‘For Seasons Medley’ bij hen ‘Dark Ocean Waltz’ heten):

Spring comes with daffodils blooming;
Young girls come to pick the wildflowers, my love.

Summer arrives, girls’ hearts full of longing.
Pomegranate flowers turn to seeds, prettier than agate, my love.

My love, my love,
My love, I will take your hand.

Autumn arrives and tan-kwai fragrance is everywhere;
Girl ’s hearts rippling and waving, my love.

Winter arrives, snow flying, filling the sky.
Girl’s hearts whiter than the driven snow, my love.

WATER IS WIDE / WUSULI BOAT SONG  äčŒè‹é‡Œèˆč歇 

Hierna een live optreden van Wu Fei & Abigail Washburn (die al sinds 2005 samenspelen) uit 2015 in Vermont, met ‘Water is Wide’ â€“ een traditional van immigranten uit Schotland en Ierland, die geĂ«nt wordt op ‘Wusuli Boat Song’, een volksliedje van het Nanai volk uit de provincie Heilongjiang.
In het zwarte kader eronder wordt de oorspronkelijk tekst van het Chinese liedje geplaatst naast hun eigen moderne variant.

 

 

                                   

DANWEI MUSIC 湁音äč

We sluiten af, vanuit een binnenplaats in Beijing, met het ontroerende verhaal van Wu Fei over haar leven met haar guzheng â€“ terwijl intussen de wind in de klankkast speelt…

 


PS De nacht vóór ik dit blog schreef, werd ik wakker met ‘mellow-green’ op m’n lippen. En ik wist: dat moet straks de achtergrondkleur worden…

De vreugdevolle terugkeer van Alie

Zoals ik al eerder beschreven heb, belandde ik met mijn familie na de oorlog op een betonfabriek aan de oever van de Hollandse IJssel.

Het ‘witte huis’ in Krimpen, met Hein en Meino op de voorgrond (± 1946)

Met de onderstaande foto op zak, ging ik vandaag op pad naar Capelle a/d IJsel, aan de andere kant van de rivier, om een bezoekje te brengen aan Alie – die mijn moeders hulp in de huishouding werd toen we daar in dat witte huis kwamen te wonen.
Mijn moeder was dol op Alie, alsof ze een dochter was – Alie ging zelfs een keer mee op vakantie naar Burgh-Haamstede om op de kinderen te passen.
Maar ook nadat we in 1954 uit Krimpen naar Nijmegen vertrokken, bleef mijn moeder contact met haar houden. Alie heeft haar nog een weekje geholpen toen ze, na mijn vaders overlijden, in 1976 een huis in Bussum betrok.

Joyce, een kleindochter van Alie – die nu 91 is – kwam mij via het web op het spoor, het was achtenzestig jaar geleden dat ik haar gezien had.
We kregen elkaar eerst aan de telefoon, â€˜Heintje, Heintje,’ klonk het. Ze vroeg of ik een keer langs wilde komen. Die moeite had ik er graag voor over, haar gulle lach was me altijd bijgebleven – ook ik had van Alie gehouden.

Toen ik zondagochtend m’n auto had weggezet en probeerde de ontvangen instructies te volgen, begon ik al gauw om me heen te vragen. Maar gelukkig bracht de telefoon raad: “Heeft u een zwart petje op,” vroeg een mannenstem, in de telefoon van de kleindochter – het was de man van Joyce, zij zelf stond me beneden al op te wachten.
Vol verwachting beklom ik met haar de trappen, wat zou me straks staan te wachten…
Eenmaal binnen smolt ik. Er werd een arm om m’n nek geslagen en ik bood m’n bloemetje aan:
Het was een spontane begroeting – met wel enige door corona ingebakken aarzeling. Hoewel Joyce’s vriend en ik elkaar spontaan een hand gaven…
Om me heen zag ik een ruime standaard-bejaarden kamer: zitje, bed, keukentje en foto’s. Ik op de bank, Ali op een rechte stoel daar in de buurt – tenslotte, ik was hardhorend. Maar daar had Alie geen moeite mee, zij leek goed te horen. En de foto’s die ik meegenomen had bekeek ze met het blote oog – ze had net als ik een staaroperatie gehad.
Ik merkte al snel dat ze een geheugen had als een ijzeren pot – wat mij hielp het verleden wat dichterbij te halen. En ze liet me zien dat je uit haar raam de molen kon zien die naast de fabriek stond. Zo dichtbij…
Ook viel me op hoe levenswijs Alie was – niet ‘geleerd’, dat had ze nooit gedaan – zoals ze me beurtelings met sympathie en met een korreltje zout opnam, zonder ook maar een moment haar warmte te verliezen. Maar ze had dan ook heel veel te verstouwen gekregen, zoals de vroegtijdige dood van haar enige dochter. Dat had een diepe bres geslagen…
En ondanks dat alles vertoonde Alie een grote onbekommerdheid, die gewoon op je oversloeg.
Alie vertelde nog eens dat ze veel om m’n moeder gegeven had en dat mijn vader – ‘ik poetste zijn schoenen elke keer glimmend’ – daar een goede naam gehad had. En dat ze zo blij was ons gekend te hebben. Nou, dat was dan wederzijds…
Het was een vreugdevolle ontmoeting daar langs die Hollandse IJssel, waar ik de hele familie dankbaar voor ben. 

Rond de Hollandse IJssel, met boven Capelle, onder Krimpen. 

Alie woont op de Koperwiek, links boven. Onder de rivier, rechts van de molen – nu restaurant ‘Ross Lovell’ – lag de fabriek. Daar staan nu huizen.
Een klein eindje stroomafwaarts ligt sinds 1958 de Hollandse IJsselkering, met brug en tracĂ© – precies op de plek waar wij, na vaders vertrek bij de fabriek, nog een blauwe maandag woonden.
Dat was in 1953, het jaar van de Watersnoodramp, die ook daar aan de dijken vrat. Niet lang daarna vertrokken we naar Nijmegen.
Daar past een echt Hollands liedje bij, vol nostalgie…
Stap nou maar in
En start hem nou maar
Op weg naar de vrouw
met de zon in het haar
Draai hem het pad af
je bent niet alleen
Christoffel is bij je
ik breng je er heen
We gaan eerst langs het huis
met het houtsnijwerk
Dan over de brug
naar het plein bij de kerk
Gaan we naar links
En dan weer rechtdoor
Langs de boekbinderij en de het postkantoor
Door tot het stoplicht en
daar slaan we af
En bij de gevangenis gaan we rechtsaf
Langs de vaart en het tolhuis
En over het spoor
Links bij de sluizen
en dan weer rechtdoor
Door, door rij nou maar door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt wacht zij
Geef nou maar gas
En vetrouw me nou maar
We gaan naar de vrouw
Met de zon in het haar
Eerst nog de molen
Die leeg staat en stil
Op de wieken
Een zwaluw die zomeren wil
Dan gaan we naar rechts
aan het eind van de weg
Langs de rubberfabriek
Met het gat in de heg
Nog even het hek
met het bankje ervoor
De bocht mee naar links en dan alsmaar rechtdoor
Door, door rij nou maar
door
Ga nou maar verder rij door
Iedere meter brengt jou dichterbij
Aan het eind van het asfalt
Staat ergens een huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Waar bleef je nou
Nu we zijn er bijna
Geloof me nou maar
Straks zie jij de vrouw
met de zon in het haar
Daar in de verte
Daar achter die schuur
Met dat ingestort dak
En die tekst op de muur
Daar gaan we heen
En dan over de dijk
Waar de grijsaard zijn rust zoekt
onder de eik
Waar bomen vol fruit
En de struiken vol blad
Waar alles gewoon
zijn beloop heeft gehad
Daar staat het huis
En in de deuropening
Staat de enige vrouw
Die zeggen mag
Ik hou van jou

Californian Dream

Toen ik in juni 2004 door CaliforniĂ« trok, de grote steden San Diego en San Francisco achter me gelaten had en in m’n wijnrode Ford Focus het binnenland introk – op weg naar de reusachtige ‘Redwoods’ – was het eerste wat me opviel de ongelofelijke droogte die ik tegenkwam. Ik zag een totaal verdord land…
Ik schrok, ik had dit absoluut niet verwacht, CaliforniĂ« had voor mij voor citrusvruchten en wijn gestaan. Wat ik hier zag was een totaal andere wereld, het voelde niet goed…
Beeld van de droogte in Central Valley. Bakersfield, Californië, 2004
Ik was dan ook heel blij dat ik een wegrestaurant tegenkwam waarlangs een beekje stroomde, dat uitmondde in een meertje met watervogels. Een groter contrast was nauwelijks denkbaar… 
CaliforniĂ« … qua oppervlakte groter dan Duitsland, met veertig miljoen inwoners de volkrijkste staat van de Verenigde Staten, de tiende economie ter wereld – met haar hightech industrie en Hollywood bijna een mythe…
Nu zestien jaar later de onheilstijdingen over de Californische bosbranden de wereld rondgaan – de rookontwikkeling is zo sterk dat ze, via de stratosfeer, bij ons de zon verduistert – moet ik onwillekeurig terugdenken aan die vreemde confrontatie van toen.
Dezer dagen viel me ook op dat Krishnamurti, in zijn dagboekaantekeningen uit Ojai van rond 1983, het regelmatig heeft over de droogte in die kuststreek en over de verdorde velden – terwijl hij er toch tussen de sinaasappelboompjes doorwandelt en van de natuur geniet…
Op 30 mei van dat jaar beschrijft hij in poëtische termen het contrast met Brockwood:

Wanneer je uit dat soort klimaat komt is het nogal onverwacht en verbazingwekkend hier het groene gras te zien, de prachtige groene bomen en de wijdvertakte bruine beuken, die nu lichtbruin zijn maar die langzaam al donkerder en donkerder worden.
J. Krishnamurti, Laatste dagboek, p. 122

Toen ik via De California State Route 1 (‘Highway 1’) langs de kust terugreed naar San Diego – waar ik mijn reisgenote Loida bij haar familie achtergelaten had – zag ik de afslag ‘Ojai’. Even aarzelde ik of ik het daar zou gaan verkennen, maar ik moest mijn vlucht halen.
Klaaske verkende het het daar onlangs met Google Earth, en zag een ‘Annie Besant Road’ met twee theosofische centra, de Krishnamurti Grove en de Oak Grove School.
Ik heb het toen moeten doen met mijn onvergetelijke uitzicht over de Pacific bij San Luis Obispo – waarvan ik eerder schreef: ‘Toen ik daar vanuit het raam van mijn rode Ford Focus een blik sloeg over die eindeloze oceaan, had dat moment de glans van de eeuwigheid…’
Paradijs CaliforniĂ« – waar ooit de mythe zich vestigde van de hippies, de flower power, de psychodelische muziek, Timothy Leary…
Een beetje de sfeer die de muziek van ‘Buddha’s Lounge‘ (een YouTube account met achthonderdduizend abonnees) ademt:

Made in Tuitjenhorn

Hanna Mobach heeft me er eindeloos over doorgezaagd:
“Ga toch eens wat met je handen doen, ga eens met klei werken, je zit altijd maar achter je computer.”
Maar, eerlijk gezegd, daar zat zij wel regelmatig bij… Zeker in de tijd dat we samen aan haar website hannamobach.nl werkten.
Later maakte ze daar dit sche(r)tsje van:

Hanna Mobach, Op computerles bij Hein

Inmiddels was ik dat hele idee van een ‘kleiende Hein’ al bijna vergeten…
… Totdat ik afgelopen juli een mailtje van Emilie ontving dat ze zich opgegeven had voor een workshop ‘Werken met klei’ in de buurt van haar vakantieverblijf. En ze vroeg of het misschien ook iets voor mij was: “Je hebt veel op je hart en het komt er voornamelijk online uit. Dat heeft voor- en nadelen. Zo’n dag met je handen in de klei schept misschien wat evenwicht”

Dat kwam me dus bekend voor…
Anderzijds, misschien was dit dan wel hĂ©t moment … ik doe het!

Op 18 juli was het zover, wij meldden ons om Âœ10 bij Erica Kraan Art in Tuitjenhorn. Na wat uitleg, stond ik al spoedig tevreden met m’n handen in de witte chamotteklei te wroeten.
Het moest een egeltje worden…

Hein in het atelier met zijn egeltje. Foto Emilie [klik om te vergroten]

Dat idee van een egeltje kwam bij mij langzaam aangeschuifeld – eerst zag ik er eentje ’s ochtends vroeg in de buurt rondscharrelen in het gras. En toen parkeerde ik op de bewuste cursusdag ook nog eens naast een autootje van … ‘Stichting Egelopvang Dikke Prik’ uit Warmenhuizen…
Dat was voor mij voldoende inspiratie…
Dat ‘Dikke prik’ gaf me het idee dat mijn beestje echte stekelig zou moeten zijn. Maar cursusleider Erica Kraan was wat praktischer: ‘Gebruik contrasterende donkere klei voor de vacht en ruw die dan wat op.’

Onze beeldjes moesten na afloop eerst een maand drogen en werden daarna in de oven gebakken. Afgelopen zaterdag hield ‘Erica Kraan Art’ Open Dagen, voor ons een goede gelegenheid om onze kunstwerken daar op te halen.
Je ziet ze hieronder.

 Emilie met een van haar twee kunstwerken [klik om te vergroten]
Mijn egeltjes – helemaal rechts een stukje van mijn ‘Egelbol’ – staan inmiddels knus aan de voet van ‘Bomen’ van Hanna [foto Klaaske]

Ik heb dezer dagen grote behoefte aan opgewekte muziek – en gelukkig is het Silk Road Ensemble daar mijn hofleverancier van…
Eerst een reisimpressie van Silkroad on the Road, met Love on 139th Street in D.
Uitgelaten muziek, die tevens mijn Shake v/d week  is.

Tenslotte nog dit prachtige ‘Wandering Winds‘:

Bedevaart naar Baoguang Si

Afb. boven:Luchtfoto van Baoguang Si (l.), met omcirkeld de ‘Leaning Pagoda’. De plattegrond van Chengdhu (r.) - met Baoguang Si bij de gele paperclip rechtsboven - laat zien dat mijn bestemming inderdaad nogal excentrisch was...

Het begon met deze foto, gewoon omdat ik het meisje zo ontroerend vond.

NB Klik op de afbeelding voor vergroting in nieuw scherm.

Maar toen ik de hele serie bekeek, zag ik haar meerdere keren in beeld. Dus die andere twee zijn ‘bijvangst’. Voordat je het weet heb je zo een stripverhaal – dat de lezer zelf maar verder moet invullen.

Tijdens mijn tweede China reis in 2011 – de eerste had Beijing als einddoel, maar liep voornamelijk door SiberiĂ« en MongoliĂ« – was Chengdhu onze verste bestemming landinwaarts. Je zit daar al bijna op de grens van Tibet.
Ons gezelschap had daar in de buurt eerst het Panda natuurreservaat bezocht en gehoord hoeveel bamboe zo’n beest per dag eet – nou een heel bamboebos.
De stad zelf was voor ons een ‘vrije’ dag, die je zelf in kon vullen. Ik oefende vanuit m’n hotel vast met een blokje om – dat bleken eindeloos veel ‘hoekjes om’ te zijn, een halve wereldreis…

Ik ging eerst mee met een tweetal dat in een park een terrasje opzocht. Maar die wilden daarna met z’n tweeĂ«n verder. Toen ik eenmaal in m’n eentje op weg was in die megastad, met z’n 15 miljoen inwoners, voelde ik me behoorlijk verloren.
Daar ga je dan, kaartje in de hand, lopen, lopen, lopen…
Gelukkig wist ik precies waar ik heen wou: de Boeddhistische Baoguang Tempel, met z’n beroemde scheve pagode. Bepaald niet daar om de hoek… Maar ik had gehoord dat het een Zen-boeddhistisch klooster was, dus ik voelde me verwant…
Ik had al eerder gemerkt dat er in China een onverwachte vrijheid van godsdienst bestond en dat een aanzienlijk percentage van de bevolking er de erehuizen bezocht, [1] voor mij was het aanlokkelijk me door die stroom positieve energie mee te laten voeren, dat voelde een beetje als thuis. Maar ik had ook ontdekt dat de uiteindelijke bewegingsvrijheid – in- en uitreis, emigratie – uiterst beperkt was…

Ik dwaalde steeds verder Chengdhu in, ik kreeg het er benauwd van, het was een reis naar het einde van eindeloos. Met weeĂ« benen dwaalde ik verder…
En toen kwam de redding. Bij de oversteek van de zoveelste allee, stond ik bij de zebra te wachten naast een jonge rugzaktoeriste. We raakte aan de praat en bleken dezelfde bestemming te hebben.
Dat was in die omstandigheden goud waard. Ik voelde haar durf en onbekommerdheid – wat ik te bieden had, geen idee.
Ze bleek een Engelse scholiere te zijn, die net examen had gedaan en besloten had een wereldreis te maken. Ze had al heel wat landen aangedaan, en dat op die leeftijd…
Zo trokken we samen verder.

Toen we eindelijk bij de Baoguang Tempel geraakten, bleek dat een uitgebreid complex te zijn. We keken wat rond, maar zochten eerst verpozing in het grote vegetarische restaurant wat daar was.
En terwijl we daar iets nuttigden, kwamen er twee mannen op ons af – duidelijk ingewijden, ook al herinner ik me geen speciale kledij. Ze spraken ons niet zomaar aan … we kregen een bad van aandacht… En ze vroegen ons toen of we in de beroemde, eeuwenoude bibliotheek geĂŻntroduceerd wilden worden, met, geloof ik, de grootste verzameling antieke boeddhistische geschriften ter wereld.[2]
Vol verbazing zeiden we ‘ja’ – ik dacht eerst dat de jonge vrouw hun belangstelling had, maar bij nader inzien kon ik het wel eens zijn. Waarom? Geen idee. Maar natuurlijk liet ik me het welgevallen…

Collage met de Pagode (l), en rechts 2x ingezoomd op de toegangspoort

Een van de twee mannen voerde ons mee en leidde ons door een uitgebreid zalen complex, haalde folianten uit de kast en liet ze ons zien. Verbluft keken we ernaar – als in een droom bewoog ik daar voort… Op een gegeven moment vroeg onze begeleider of hij onze naam en email-adres mocht noteren. We gaven ze – alleen jammer dat ik zelf die van mijn reisgenote niet noteerde.
Toen we terug waren in het restaurant namen we afscheid van onze gids, met z’n tweeĂ«n keken we nog wat verder rond op het terrein. Maar al die aandacht die we gekregen hadden bleef een raadsel…

Mijn gezelschap besloot daar in de buurt nog verder te gaan kijken, onverschrokken, in haar eentje.
We namen afscheid – ik dacht er weer niet aan haar adres te noteren…
Zelf wist ik, gesterkt door al die warmte, uiteindelijk mijn hotel te bereiken.
’s Avonds at ik daar in de buurt in het gezelschap van een aantal reisgenoten, dat zich onverwacht had aangediend. Dat was heel genoegelijk – met een van hen heb ik contact gehouden, we hebben elkaar in Amsterdam nog eens ontmoet.

Ik had het er met Klaaske over dat het zo opmerkelijk is dat in China alle straatnaambordjes van de naam in het Engels voorzien zijn. Terwijl dat in Japan naar ik hoorde niet de gewoonte is. Klaaske dacht dat het was omdat China de wereld wil domineren. Ik dacht meer aan de Chinese openheid – waar Japan zich altijd afgesloten heeft voor de wereld.


Epiloog
Toen ik weer een paar maanden thuis was, kreeg ik een mailtje vanuit Chengdhu met de vraag of ik het adres van een Boeddhistisch centrum in Nederland had, waar iemand die in ons land op bezoek was terecht kon. Ik wist niet wat de eigenlijke bedoeling was, misschien een poging tot asiel? Hoe dan ook was mijn antwoord heel inadequaat (iets over mijn eigen ‘Tao-zen’ of zo). Terwijl ik ze gewoon naar een bestaand centrum had moeten verwijzen, bijvoorbeeld naar het Shambhala Meditatie Centrum van mijn schoonfamilie. Maar ja, ik was nu eenmaal een vreemdeling in Jeruzalem…


Op 10 maart plaatste ik onderstaande video, die – zo schreef ik – “met heel veel aandacht gemaakt is en culmineert in het duet van Wu Fei en Abigail Washburn, dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang.”
Een keertje herhalen kon zeker geen kwaad, leek me.


[1] Zie de indrukwekkende lijst van ‘National Key Buddhist Temples in Han Chinese Area’.
[2] Met een exemplaar van de ‘Bloemenkrans Soetra’ (Avatamsaka Sutra), daterend uit de Yuan-dynastie (1271-1368), met gouden en zilveren pigmenten.

Het lied van de Eerde

Toen ik onlangs met vriendin Emilie – die ik al vanaf de zen-schoolbankjes ken – deelnam aan de â€˜Krishnamurti- en Sterkamp Wandeltocht’ in Ommen (zie mijn verslag daarvan op het â€˜Zen als Leefwijze’ Blog), bleek dat toch meer van onze krachten gevergd te hebben dan we dachten. Onze gids had, ondanks zijn beginnend Parkinson, er flink de sokken ingezet, alsof hij een padvinder van achttien was – laat nou dat landgoed Eerde, waar Krishnamurti ooit verkeerde, op dit moment een kampeerterrein van ‘Scouting Nederland’ zijn…
We besloten daarom onze terugreis naar Amsterdam nog maar een dagje uit te stellen – Emi, die daar in de buurt gekampeerd had, zou met haar e-Bike op de trein, ik in de auto met haar bagage. Gelukkig vonden we in hartje Ommen een B&B van â€˜Vrienden op de Fiets’ – waar ik als ‘tegenligger’ gedoogd werd.

Het was wel even zoeken geweest naar een onderkomen, pas bij het tiende telefoontje lukte het – bij een mevrouw, die net een opzegging ontvangen had en blij was met onze komst. Maar toen we daar aangekomen het telefoonnummer belden – we konden de ingang niet vinden – verscheen er boven de winkel, waar het was, een grijs herenhoofd voor het raam. Maar onze vergissing werd royaal door de vingers gezien, we werden als de Drie Koningen ontvangen.
Aan de Maria beeldjes te zien, was onze gastheer inderdaad katholiek – maar Zij stond daar bepaald niet alleen, verspreid over de kamer stonden tal van uit hout gesneden Afrikaanse mensenfiguren … waren we op een missiepost beland? Onze gastheer bleek inderdaad zijn halve leven als verpleegbroeder in landen als Lesotho en Mozambique te hebben doorgebracht – hij vertelde zelfs dat het geld dat hij voor onze logies ontving, ten goede zou komen aan een pleeggezin in Lesotho. Een zeer bewogen mens…

Maar toen hij maar niet ophield met praten, verdwenen we rap te trap af naar een terras aan de overkant, alwaar – het was inmiddels al 9 uur – nog een salade voor ons werd bereid. Terwijl we daar onder een parasol zaten, kwamen even later alsnog de regen- en windvlagen langs die zich de hele dag boven het Vechtdal afgetekend hadden…
We vluchtte ijlings naar het pension, een steegje in, door een prieeltje naar de ingang en toen de trappen op naar onze zolderkamers – waar nog steeds de broeierige hitte hing van afgelopen tropische dagen. Ik verdween schielijk onder de douche om het stof van de Eerde af te wissen…

De volgende ochtend stond ons een vorstelijk ontbijt te wachten â€“ waarvoor onze wensen de avond ervoor al waren genoteerd: eitje, theetje, koffie met melk uit de melkschuimer, kaas, eigen jam, boterhammen bij de vleet…

Emi schenkt zich kamillethee bij uit de aangeklede theepot.
Hein zit wat afwachtend achter de feestelijk dis – zie de Afrikaanse trommels.

Hoe wij daar toen ontkomen zijn, weet ik nog steeds niet – o ja, mijn auto moest om 11 uur verdwenen zijn van een pleintje daar in de buurt.
Na een ritje langs de zelfpluk bosbessenboerderij verderop, zijn we toen ieder ons weegs gegaan – de tropische stortbui, die mij vlak voor Amsterdam ieder zicht op de weg ontnam, zag Emi vanuit de sprinter in de buurt van Almere. We reden ongeveer gelijk op.

Muziek! Driemaal raak, met opnamen uit het Nabije Oosten, opklimmend van ‘klassiek’ tot straatmuzikanten. Veel plezier!
Er circuleert op het ogenblik veel klassiek-Iraanse muziek op het het web, deels van BBC Persian. Deze mooi gefilmde video, met vrouwelijke musici en dans van een man, mag er wezen:

Evenals deze geraffineerde, aanstekelijke muziek van een Israëlisch ensemble:

Last but not least deze rasmuzikanten, met als podium de straten van Istanbul:

Helemaal boven: Emi vlak vóór het opbreken van haar tentje langs de Vecht, met e-Bike en buurhond.

Synthesetijd

Het is al weer bijna tegen sluitingstijd
nog zoveel is ongezegd, onverzwegen
de nachthemel in de verte weet het vergetene
wij dansen nog eenmaal de corona dans

hoe kun je haast hebben als je weet dat
het leven eindig is, in de knop gebroken,
al het verleden samenkomt in het moment
dat me vertelt dat de avond nu gevallen is

Zeg me niet dat er geen nieuw leven is
dat er geen hoop is als de dageraad gloort
brengt de nacht geen raad aan ongelovigen
het echte leven komt van binnenuit


We kwamen Rhiannon Giddens eerder tegen in samenspel met Yo-Yo Ma.

Een beetje surrealistisch was het wel…

Frida Kahlo – Diego on my mind. Self portrait as Tehuana. 1943

Een paar weken geleden nodigde Emilie me uit voor een bezoekje aan het Cobra Museum. We reden erheen met het museumkrantje in de hand, dat de tentoonstelling Frida Kahlo & Diego Rivera en de Moderne Meesters van Mexico aankondigde.
Pas toen we binnen verbaasde blikken kregen, lazen we de kleine lettertjes onderaan: 21 May 2021 – 19 Sep 2021. Shit! Wel een beetje voorbarig van die organisatoren dus…

In NRC Handelsblad van 16 mei 2020 stond een interview met directeur Harry Tupan van het Drents Museum in Assen – dat zeer vooruitstrevend is in zijn programmering – die tien jaar bezig geweest is om daar een tentoonstelling van Frida Kahlo te krijgen. Maar door de corona is de tentoonstelling nu een jaar uitgesteld en is het het Cobra museum – dat uit een andere collectie put – hem voor…

Nadat we de kater weggeslikt hadden, moesten wij het doen met wat de pot schaf: de reizende tentoonstelling This is Surrealism! The Boijmans Masterpieces, veertig topstukken uit Boijmans’ surrealismecollectie, die in Rotterdam voorlopig niet te zien zullen zijn – vanwege die surrealistische verbouwing daar…

En ja, boven gekomen hingen ze daar, ‘in het echt’, al die bekende werken van Salvator Dali, Max Ernst en Paul Delvaux… En deze beroemde RenĂ© Magritte:

René Magritte – La reproduction interdite. 1937

In een toelichting op de tentoonstelling wordt het surrealisme verklaard als een reactie op de gruwelen van de 1e Wereldoorlog – die de surrealisten zagen als het fiasco van de menselijke rede Ă©n een totale veronachtzaming van onze onbewuste drijfveren. Geheel in de lijn van Freud dus.
Op de expositie kom je te weten wat voor trucjes de surrealisten gebruikten om het onbewuste te laten ‘spreken’: automatisch schrijven, in Ă©Ă©n beweging tekenen en zelfs tekenen met z’n drieĂ«n – door het vlak in drieĂ«n te verdelen. Wel een beetje naĂŻef allemaal, zou je zeggen…

Vervolgens lees je dat de kunstenaars van Cobra zich op vergelijkbare wijze probeerden te heroriĂ«nteren na de schok van de 2e Wereldoorlog – voor hen bestaat er geen ‘waardevrije kunst’, zo die al ooit bestaan heeft.
Ook al is dat allemaal heel begrijpelijk, toch vraag je je af of er met al die progamma’s nog wel ruimte voor ontroering en schoonheid is…

Hoewel ik altijd behoorlijk gecharmeerd was van al die ‘droombeelden’ die de surrealisten ons voorschotelen – bleek de magie intussen wat sleets geworden te zijn … hoe ik ook keek, ik zag niet meer dan een tijdsbeeld, nogal opzettelijk in z’n boodschap, een beetje hol eigenlijk, soms zelfs een beetje ‘lelijk’…
Ook al verwijzen de surrealisten naar een sub-reeĂ«le werkelijkheid, de elementen waaruit de voorstellingen zijn opgebouwd, zijn heel ‘realistisch’ weergegeven. Mij leveren ze nu eenzelfde gevoel op als het werk van de ‘Realisten’ hier – je zou haast zeggen: een beetje ‘plat’…

Wat een contrast met dit werk van Lisa Kahlo – waar de ontroering en de schoonheid en de magie vanaf spat… Misschien ook wel omdat het zo persoonlijk is.
Het maakt je des te nieuwsgieriger naar de komende tentoonstellingen over haar werk … 21 mei 2021 dus…

Gelijk door naar deze prachtige concertopname van Anoushka Shankar:

Als toegift een kersverse opname van Yo-Yo-Ma, Stuart Duncan, Edgar Meyer en Chris Thile – zie en hoor hoe de meester het samenspel draagt…