Minkia houtsnijwerk in het City Park in Lijiang [klik om te vergroten]
Ik fotografeerde deze houten schijf in 2011 in het stadspark van Lijiang (Yunnan, ZW China), aan de voet van het ‘Moon Embracing Pavilion’ (zie ook het fotopaar in de aflevering van 14 april).
Moon Embracing Pavilion, Lijiang Park [klik om te vergroten]
Op zoek naar een uitleg bij deze intrigerende figuren, bladerde ik in The Forgotten Kingdom (1957), van de Rus Peter Goullart, die rond WOII tien jaar in Lijiang doorbracht (zie de twee vorige afleveringen), een stad die bewoond wordt door het volk van de Naxi’s. In hoofdstuk IX besteedt Goullart ook aandacht aan andere ‘minorities’ die in die streek wonen, en vertelt dan het volgende verhaal over de Minkia’s:
“De Minkia waren het meest bekend door hun griezelige vaardigheid in metselwerk en timmerwerk, waardoor de stam beroemd werd in de hele provincie Yunnan en tot ver over haar grenzen. Alles wat ze bouwden ging snel en goed, van een eenvoudig dorpshuis tot een paleis of een grote tempel. De precisie en voortreffelijkheid van hun werk zou elke westerse architect sieren. De Minkia was een geboren artiest, doordrenkt van de traditie van eeuwen, van mond tot mond doorgegeven. Elk huis, elke schrijn langs de weg en elke brug was, hoewel in overeenstemming met een vaste stijl, toch een individueel kunstwerk. Maar het was in het bewerken van steen en hout dat het artistieke genie van het Minkia-ras het mooist tot uitdrukking kwam. Zelfs het eenvoudigste huis moest prachtig gesneden deuren en ramen hebben, zijn patio versierd met exquise stenen figuren en met vazen, volgens een bijzonder patroon gerangschikt. De onderwerpen van het houtsnijwerk waren altijd mythologisch. En misschien was hun symboliek al vergeten, maar ze leken een voor de hand liggende betekenis te hebben. Het proces van steen- en houtsnijwerk was bewerkelijk, maar de uitvoering was perfect, geen detail werd onafgemaakt. De stelling dat de Minkia vanuit Angkor Thorn naar Yunnan zijn gemigreerd, wordt door deze ogenschijnlijk aangeboren neiging tot artistiek werk in steen en hout sterk ondersteund. Hun gelaatstrekken vertonen ook een grote gelijkenis met het beeldhouwwerk van Angkor Wat. Hun taal is Maung Khmer en is, hoewel sterk vermengd met Chinese woorden en uitdrukkingen, toch duidelijke een taal op zich.”
Angkor Wat – gelaatsbeelden van de Bayontempel. [klik om te vergroten]
Wikipedia geeft de volgende uitleg bij Angkor Wat (‘Hoofdtempel’): Tempelcomplex in Cambodja en grootste religieuze monument ter wereld, met een oppervlakte van 162,6 hectares. Het werd oorspronkelijk gebouwd als een hindoetempel voor het Khmer-rijk en transformeerde geleidelijk in een boeddhistische tempel tegen het einde van de twaalfde eeuw. Het werd gebouwd door de Khmer koning Suryavarman II
Intussen gaat het shaken gewoon door. Hierbij de muziek van deze week:
Ik vond op YouTube deze video van een concert van het Naxi Orchestra in de Naxi Music Academy in Lijiang met prachtige portretstudies. Het zijn beelden die getuigen van een ontroerende toewijding, bijna letterlijk ‘tot de dood erop volgt’. We krijgen de volgende informatie over de achtergrond van de muziek:
Dongjing music was introduced to the Nakhi from the central plains during the Ming and Qing dynasties, and today it is the most well-preserved musical form in China. At least four unabridged orchestras exist in and around Lijiang, and these characteristic bands are famous for their ’three-olds’: first, old men (most of the players are over 70 years old); second, old musical instruments (many are antiques dating back more than 100 years, some of which can not be seen in other places); third, old songs (all are antiquated classical music).
🀄️
We zagen in de vorige aflevering dat Peter Goullart, schrijver van Forgotten Kingdom, rond WOII tien jaar in Lijiang doorbracht. Je vraagt af: hoe raakte hij daar verzeild? Peter Goulart was — net als Igor Warsdad, de ‘heilige’ die Maarten Houtman in het jappenkamp tegenkwam — een Russische refugié, die naar het Verre Oosten was getrokken om aan de Bolsjewistische revolutie te ontkomen. Hij belandde uiteindelijk in China en bouwde daar een nieuw leven op, samen met zijn moeder, die met hem mee gevlucht was. Toen zij in 1924 overleed, was hij ontroostbaar…
“I thought I could not survive her passing. In my grief I went to the famed West Lake near Hangchow and there, quite by chance, I met a Taoist monk. Our friendship was spontaneous, for I was already familiar with the Chinese language, and he took me to his monastery situated on a peak a few miles from town. There my friend ministered to me as if I were his dearest brother, and the Grand Abbot received me with wonderful understanding. With their guidance I found peace, as though by magic, and my heart seemed to heal.”
Het klooster en zijn abt bleven ook in de woelige jaren daarna zijn toevluchtsoord. Na tal van bizarre avonturen lukte het hem uiteindelijk in Lijiang gestationeerd te worden — niemand wilde daarheen, de Naxi regio was voor Chinezen de buitenste duisternis, “een niemandsland verloren in een zee van barbaarse stammen, die zelfs geen Chinees spraken…”
Lijiang Park, in 1945 (foto uit ‘Forgotten Kingdom’), en zoals ik het zag in 2011 [klik om te vergroten]
In Forgotten Kingdom komt de volgende passage voor, waarin Goullart de levenshouding van de plaatselijke bevolking afzet tegen de Westerse levensstijl, met name wat betreft de beleving van tijd:
“Het begrip ‘tijd’ had in Lijiang een totaal ander betekenis dan in het Westen. In Europa, en vooral in Amerika, wordt het grootste deel van de tijd gebruikt voor het verdienen van geld, niet zozeer om te kunnen leven in fatsoenlijke omstandigheden, als wel om meer en meer comfort en luxe te verzamelen. De rest van de tijd, die onbezet blijft, wordt ‘gedood’ op een manier die nu routinematig en rigide is geworden. Vanwege de preoccupatie met werk en het rituele doden van de tijd, is er een relatief nieuw concept ontstaan van de mens die zó druk is dat hij helemaal geen tijd hééft. Dit idee van de mens die het zo druk heeft dat hij geen minuut te missen heeft, is uitgeroepen tot de standaard waarmee de hele mensheid wordt beoordeeld.
De auteur vertrekt voor een inspectietocht langs verafgelegen coöperaties [klik om te vergroten]
“In de prachtige vallei van Lijiang, die toen nog onaangetast was door de complexiteit en haast van het moderne leven, had ‘tijd’ een andere waarde. Het was een zachtaardige vriend en een vertrouwde leraar, die daar een magische eigenschap bezat die niet alleen ik, maar ook anderen hadden opgemerkt: in plaats van dat hij te lang was, was hij te kort; de dagen gingen voorbij zoals uren en de weken zoals dagen; een jaar was als een maand, en de tien jaar die ik daar doorbracht, gingen voorbij als was het slechts één jaar.
Zicht op Mount Satseto (alias Snow Mountain) vanaf Lijiang heuvel, nabij het huis van de auteur [klik om te vergroten]
“Het was niet zo dat we zó druk waren dat we geen tijd hadden om alle schoonheid en goedheid te zien die in die gezegende vallei aanwezig was. Er was tijd voor beide. De mensen op straat onderbraken hun marchanderen om een bos rozen te bewonderen of een minuutje naar de heldere diepten van een beek te kijken. Boeren stonden even stil op hun velden om naar het steeds veranderende gezicht van de Snow Mountain te kijken. Een vlucht kranen werd ademloos gevolgd door de menigte op de markt, en het gezang van vogels werd uitvoerig becommentarieerd door bezige Minkia-timmerlieden, die hun zagen en bijlen lieten rusten. Groepen oude mannen met de appelwangetjes en golvende baarden, lachten en maakten grapjes als kinderen terwijl ze de heuvel afdaalden met hengels in de hand voor een vistochtje. Een fabriek sloot voor een dag of twee, omdat de arbeiders opeens wilden picknicken bij een meer of op de Snow Mountain. En toch deden ze hun werk, en ze deden het goed.”
Opgedragen aan mijn vriend en leermeester Maarten Houtman, wiens 100e geboortedag we deze maand vieren – die me op het laatst van zijn leven stimuleerde vooral nog een grote reis te ondernemen, “voordat het niet meer zou kunnen.”
Ik had me geen zorgen hoeven maken of ze er ooit zouden komen … maar ik ben toch heel blij dat het Silk Road Ensemble nu toch de weg naar het Hemelse Rijk gevonden heeft… Ze bleven lang hangen in de bergen van Centraal Azië, waar ze in samenspel met kamancheh speler Kayhan Kalhor (zie o.a.: ‘Improvisation is flying’) lange tijd vertoefden. Ik maakte daar indertijd het volgende statement over:
De muzikale verkenningen van The Silk Road Ensemble – ‘A Playlist Without Borders’ – zijn zo breed en gaan zo diep, dat het je de angst ontneemt voor het onbekende. Je kunt dan onbevreesd een volgende hoek omslaan, een nieuw avontuur aangaan. Zo ben ik nu bij de ‘Persian and Indian improvisations’ van Ghazal aangekomen (een project van kamancheh speler Kayhan Kalhor) die je opzwepen tot ware duivelsdansen – nog steeds met beide voeten op de grond. Het helpt je je levensangst te overwinnen, de basis van discriminatie, fundamentalisme en racisme. Zie: Levenangst, Shaking Zen Blog oktober 2014
Er was daarna nog een lange reis te gaan. Ik vroeg me af: hoe zal het straks met de traditionele muziek en de traditionele instrumenten van China gaan? Zal het Ensemble daar wel aansluiting bij vinden? Toen ik in 2012 China bereisde, bezocht ik daar de stad Lijang, een prachtig geconserveerde stad in de provincie Yunnan, bewoond door de Naxi (of ‘Nakhi’) minderheid (afstammelingen van Tibetaanse nomaden). Ik maakte daar een concert mee van het Naxi Orchestra, dat speelt op antieke instrumenten die voor de Culturele Revolutie gespaard zijn gebleven. Het concert werd gegeven in de Naxi Music Academy (zie foto onder).
Uitvoering van het Naxi Orchestra in de Naxi Guyue Hui op 2 augustus 2012 [klik om te vergroten]
Nadat we plaats genomen hadden, betrad een groep hoogbejaarde mannen het podium, je was allang blij als ze het straks levend zouden verlaten… Tussen de instrumenten ontwaarde ik ook een pipa – het instrument dat in deze blog aflevering zo prominent aanwezig is. De Chinese connection binnen het Silk Road Ensemble is al jaren pipa-speelster Wu Man — die we in een ander verband al eerder tegenkwamen: haar voordracht van het prachtige ‘Night Thoughts’. Op onderstaande gloednieuwe video van Silk Road komen we Wu Man opnieuw tegen, nu in gezelschap van een ander Chinees fenomeen, de betoverende sheng van Tong Wu. Let ook op het fenomenale spel van tabla-speler Sandeep Das, en niet te vergeten op grand old master Yo-Yo Ma himself, hier, aan de rand van Azië, helemaal in zijn element. Hemelse muziek op duizelingwekkend niveau, waar je haren van te berge rijzen, deze Chinees-Indiaas-Japanse uitvoering van ‘Moon Over Guan Mountain’, een compositie van Zhao Jiping.
De Russische reiziger en etnoloog Peter Goullart schreef Forgotten Kingdom over zijn negenjarig verblijf in Lijang rond WOII — zie de prachtige platen daar (na hoofdstuk X, ‘The Lamaserais’). Hieruit de volgende observatie:
“No Nakhi ever wanted to leave the valley if he could help it. Even those who had seen the neon-lit glories of Shanghai, Hongkong and Calcutta always wanted to return to Likiang to live. The same was true of the Tibetans, Lolos and even Minkia. Those who had travelled described vividly their revulsion and horror of the great cities they visited, with their hot, treeless streets, box-like buildings, sordid and foetid slums, and soulless, rapacious people who milled through the streets in vast, drab, grey crowds. In Likiang, where every man and woman was an individual and a person, the very idea of the shuffling, anonymous multitudes of China and India made these independent people shudder. The idea of free people being shut up to work in airless rooms for hours was abhorrent to the Nakhi. Neither for love nor money, they declared, would they ever work in such factories as they had seen in Kunming and Shanghai.”
Dit citaat stond ook in het miniboekje ‘Dayan Naxi Ancient Music Association’, dat ik als een kostbaar kleinood van mijn reis heb bewaard. Onderstaand een tweede video, met een eigen compositie van Wu Man: ‘Immeasurable Light’, “which envisions a metaphorical river—the fluid acoustic environment of a meditation temple” — muziek van een ongelofelijke intensiteit:
Ter herinnering aan onze oude vriend en schoolkameraad Paul, die maart 2022 is overleden. Hij koos voor een carrière in de medische wetenschap, maar had ook trompettist kunnen worden – ‘Louis Armstrong’ noemde hij zich.
Het is 1975. Een zaal vol Noorse hippies (zie de prachtige close-ups!) laten zich vermaken door de hippie band Oregon… Maar wat een fantastische musici zijn het, deze multi-instrumentalisten, die met een wonderlijk samenraapsel van bas, piano, hobo, sitar, tabla, bas en triangel een vuur ontsteken dat nog lang na blijft branden…
In diezelfde jaren werden Klaaske en ik – ook een beetje hippies – door een oude schoolvriend met Deux Chevaux (toen voor ons een geweldige luxe) uitgenodigd mee naar Noorwegen te gaan. Ik was eerder met hem op vakantie geweest, samen met zijn familie naar Zwitserland, hij later met de mijne naar Bretagne. Het werd een geweldig avontuur, eerst dwars door Denemarken naar Hirtshals voor de ferry en vervolgens naar de Noorse fjordenkust – waar de Eend, met drie personen en bepakking, soms nauwelijks de helling haalde. We gingen ook nog langs Lillehammar, waar een Nederlandse vriendin van hem woonde. Een tweede vakantie – deze keer samen met zijn toekomstige vrouw – was minder fortuinlijk, de wereld leek zich tegen ons te keren: aan de kust een knutjesplaag, broedende meeuwen die ons aanvielen, de oude kameraden die verdwaalden en de anderen radeloos achterlieten…
Gelukkig gingen Klaaske en ik daarna nog diverse keren met z’n tweeën naar Noorwegen, met de trein en liftend, brooddronken als we waren van de fjordenkust. We trokken rond met rugzak en eenvoudig tentje, maar deden nu en dan ook een hytter aan. We waren zo enthousiast geworden over de schoonheid en de ruimte die het land bood, dat we, terug in Amsterdam, plannen maakten erheen te verhuizen – niet erg realistisch, maar dromen hoorden erbij…
Terug naar band Oregon (vernoemd naar de Amerikaanse staat aan de Westkust). We kwamen Collin Walcott en zijn ensemble al eerder tegen, met hun overrompelende album Dawn Dance. Bovenstaand optreden, gefilmd door de Noorse televisie, bewijst dat ze geen eendagsvlieg waren… Hoewel ik – over de kortheid van het leven gesproken – wel met enige weemoed kijk naar de figuur van Walcott, van wie wij inmiddels weten dat het leven hem niet veel tijd gunde (hij kwam in 1984 om bij een auto-ongeluk na een optreden in de DDR). Zie hem daar zitten in al zijn kwetsbaarheid, de kale hippie achter zijn tabla’s, die zo nu en dan wat op z’n sitar tokkelt, zoekend, verkennend… Maar in het laatste nummer, achter de djembe, stuwen z’n bandgenoten hem op tot grote hoogte, er breekt een voorzichtig lachje door…
Het zijn misschien typische observaties van iemand wie zojuist driekwart eeuw leven gegund werd, maar het herinnert je er ook aan hoe broos het leven is – én hoe bruisend, zoals Oregon hier samen optreedt… De afgelopen keer draaiden we op ons woensdagavondje ‘Gold Sun’ van hun album Grazing Dreams, de volgende keer zal het zeker een fragment van het optreden in Molde zijn…
Yes,we were in a Rush … voor we het wisten waren we woensdagavond al halverwege het volgende nummer, Driving To Heaven geheten – voordat je het weet ben je een afslag te ver op je levensweg.
Weer een ander nummer van dit album In Search Of Sunrise 7, Asia heet Wounded Soul… Dat was een beetje hoe ik me voelde toen ik gisteravond Eye uitkwam, waar ik op uitnodiging van Emilie de film Doof Kind zag. We liepen in het schemerdonker terug langs het IJ, diep onder de indruk van de wereld waarmee we geconfronteerd waren. Een wereld waarin, vreemd genoeg, uiteindelijk alles om communicatie draait, vol van gebaren(taal), gezichtsexpressie en dovenklanken – terwijl de horenden van deze wereld zich, wars van alle rumoer, steeds verder op zichzelf terugtrekken, hooguit nog in contact met hun smartphone. Ook bedacht ik hoe vreemd het in dit licht is dat in de zen-wereld gesproken wordt over ‘in de stilte zijn’ en over ‘het grote zwijgen’. Dat doet hier bijna ironisch aan…
Hoofdpersoon in Deaf Child is Tobias (29), gefilmd door zijn vader Alex de Ronde. Door de film heen zijn filmfragmenten gemixt van Tobias als kind, wat het verhaal nog persoonlijker maakt. Er is ook filmmuziek, maar over muziek wordt verder niet gepraat, alleen over taal. Wel vertelt Tobias dat hij een keer naar een popconcert is geweest, waar hij de muziek alleen met zijn middenrif kon horen… De film bleef ons boeien, ook al werden de jeugdherinneringen van Tobias en zijn (horende) broer soms wat lang uitgesponnen. Misschien lag dat ook wel aan mij, ik kon de gesproken gedeelten niet goed volgen en beperkte me tot de – Engelse – ondertiteling… Aan het eind is er een prachtig sequentie van een vreugdedans van Tobias, gefilmdop de meest fantastische locaties, overal ter wereld. Ook de slotscène is indrukwekkend, waarin Tobias en zijn Deense vriendin op bed liggen en druk met elkaar in gesprek zijn middels gebarentaal en mimiek.
Na afloop van de film dachten we rust te vinden in een pas geopend veganistisch restaurant aan de Linnaeuskade … maar het was daar afgeladen vol. We moesten ons bijna schreeuwend verstaanbaar maken om boven het rumoer uit te komen. Dan denk je toch even aan de indrukwekkend stilte die er in de wereld van de dove moet heersen… Maar de film doet je ook beseffen hoe gezegend je bent, in het bezit van al je faculteiten. Zodat het leven bij je naar binnen kan stromen. Daar heb je geen lichtshow en 103 decibel voor nodig.
Later, op mijn nachtelijke balkon, was zelfs Tiësto een streling voor het oor…
Ga naar Bushman in the Desertvoor de muziek waar we deze week op shaketen, gespeeld door het ensemble van de Libanese oud speler Rabih Abou-Khalil. We kwamen hem op dit blog eerder tegen in mei 2016, zie: De oud van Abou-Khalil
Net als zijn Tunesische collega’s Anouar Brahem en Dhafer Youssef, zocht Khalil aansluiting bij de Westerse jazz. Ik vond het leuk om die benadering tegenover die van de Japanse cellist Yo-Yo Ma te plaatsen, die met zijn Silk Road Ensemble hier op aanstekelijke wijze Arabian Waltz vertolkt. Het is een nummer van dezelfde Abou-Khalil, maar nu uitgevoerd in de klassieke traditie, met als spil de strijkers, Yo-Yo Ma voorop. Intussen speelt in beide muziekstukken de nei een centrale rol – het Soefi-instrument bij uitstek dat ooit door Attatürk in de ban werd gedaan.
Ik zag dat ik mezelf begin te herhalen, Arabian Waltz stond in september 2014 ook op dit blog – wat inmiddels al weer bijna vijf jaar meegaat…
Ik sprak onlangs een oude vriend die me vertelde dat Klaaske en ik voor hem indertijd de mensen waren bij wie je voor de muziek moest zijn. Ik keek daar toch wel een beetje van op en vroeg me af hoe dat eigenlijk zat, met mij en muziek. Vroeger thuis luisterden we veel naar klassieke platen, Beethoven voorop. Maar concertbezoek was er niet bij. In die tijd ben ik klarinet gaan spelen en heb jarenlang les gehad. Maar ik wilde eigenlijk aleen maar ‘vrij’ spelen, improviseren, en heb nooit aan een uitvoeringsniveau gedacht. Maar … dat geldt eigenlijk voor alles in m’n leven … veel moeite doen om te excelleren, nee. Maar intussen miste ik wel het samenspel…
Toen ik in Amsterdam 5-hoog in de Van Baerlestraat kwam wonen, heb ik daar gelijk draadomroep laten aanleggen (door het trappenhuis van m’n hospita…) en ik raakte helemaal in de ban van barokmuziek, die ik op de band opnam. Zoals ik nu nog voortdurend plaatjes kopieer van het Muziekweb. Klaaske en ik hebben intensief deelgenomen aan het Amsterdamse muziekleven, met als eerste hoogtepunt de Indiase concerten in de Mozes en Aäron kerk. Naderhand hadden we jaren een abonnement ‘Nieuwe muziek’ in het Concertgebouw en in het Muziekgebouw.
En nu, sinds tien jaar, draait alles om shake muziek – muziek om op te bewegen, waar je hele lichaam mee mee doet. Ik kwam bij de Soefi’s terecht, voor wie de muziek tot religie werd. Wat me doet denken aan die uitspraak van Inayat Khan, die Klaaske onlangs op Facebook aanhaalde: One day, music will take its rightful place as the true religion of mankind. Ik moet ook denken aan die keer dat ik tijdens de middagpauze van een meditatie-weekend Maarten Houtman tegenkwam, die vertelde dat hij op zijn kamer van muziek genoten had. Met een glimlach zei hij toen: “Het is zo eenvoudig…” Pas veel later drong tot me door wat hij bedoelde: dat we ons een weekend lang inspanden om ‘aandachtig te zijn’, maar dat aandacht geboren wordt in jouw aanwezig zijn, terwijl je doet, terwijl je luistert, terwijl je geniet.
We shaketen woensdagavond op Tere (‘Liedje’), een vrolijk muziekje van Habib Koité.
Op de woensdagavond van onze ‘meditatiebijeenkomst’😇 – dat is voor de meeste mensen al nauwelijks te verteren, maar het wordt nog erger… – viel me een passage uit een tekst van Maarten Houtman in, waarin hij ons een toestand beschrijft waarin ‘alle tegenstellingen ophouden’. Terwijl ik daar op mijn meditatiebankje zat, stormde het vanbinnen, die eeuwige worsteling met de wereld en met de mensen om me heen… Toen viel me dat citaat in. Dat gaf me een geweldige troost. Plotseling leek het vanzelfsprekend dat die toestand waarin ‘alle tegenstellingen ophouden’ mogelijk is – ik wist gewoon dat het zo was… Maar ik voelde ook dat er nog iets aan ontbrak, er hoorde nog iets bij… Maar wacht eens … ja, dat was het, Maarten had die toestand omschreven als ‘dat alle tegenstellingen ophouden in jou’. De cirkel was rond: je kunt aan al die conflicten, met de wereld, met de mensen, niets veranderen, het kan alleen maar tot een einde komen in jou. Dat gaf een plotselinge kalmte … dat de wereld en de mensen mochten zijn wat ze zijn, maar dat er in mijvrede moest komen. Natuurlijk zocht ik het citaat op. Het bleek uit een welbekende toespraak van Maarten te zijn, die ik ooit in versvorm had omgezet had, en waar ik toen een miniboekje van maakte. Hieronder volgt die toespraak, ‘Zoals je een kopje oppakt, zo is je leven’ geheten: I
Zoals je leeft reageer je voortdurend op wat om je heen gebeurt. Zonder dat je het weet heb je normen in jezelf over wat er gebeurt: je bent het er mee eens of je bent het er niet mee eens. En dat gaat eindeloos door, zo is je leven. We vinden het allemaal heel normaal dat we zo doen. Je vergeet alleen één mens daarbij en dat ben je zélf.
In dat leven wat je leeft waar je voortdurend reageert op alles wat er gebeurt – en dat doe je volgens bepaalde normen die je niet beseft – vergeet je wie je bent, vergeet je je afkomst. Want je komt uit het onbekende je komt uit datgene wat je nooit kunt vatten, je komt uit datgene wat er altijd is maar wat je niet beseft. Want je bent bezig aan de toekomst – ook als je niks doet ben je daarop gericht. Die toekomst is eigenlijk onbekend. Maar aan de hand van de normen en de gedachten die je opgepikt hebt, de boeken die je gelezen hebt, de uitspraken die je gehoord hebt, de oefeningen die je gedaan hebt, de verontwaardiging die in je geweest is, boosheid, verdriet, de vreugde te ontdekken… en het weer vergeten – in die voortdurende bezigheid die geen einde neemt, behalve in het moment dat je sterft, in die altijd doorgaande beweging vergeet je jezelf… Je verdedigt het één, je keurt het andere af, je streeft ergens naar, je bent teleurgesteld, je bereikt iets, je voelt je macht – en op een bepaald moment wordt je dat weer uit handen geslagen en je bent teleurgesteld. Dat is de eindeloze beweging van het worden.
Het is goed dat die beweging er is, dat het worden er is, dat de schepping er is, dat er kinderen geboren worden en dat er mensen sterven. Dat is heel goed, het kan niet anders. Maar jij bent daar in wezen niet van, je bent een uiting, een uitingvan iets anders. Waar je in leeft is in die uiting en je bent vergeten dat het een uiting van iets is: het is een uiting van iets wat niet wordt wat niet groeit wat niet geboren wordt wat niet sterft. Daarvanben jij een uiting en daarvan is de hele wereld een uiting, de hele schepping, met alles wat daarin is.
Wat je leest en waarover gesproken wordt is over die uiting: je vindt iets mooi, we genieten daarvan en dat is heerlijk; we vinden iemand van wie we héél veel houden en dat is prachtig; we verliezen mensen die sterven of die weggaan en dat doet ons verdriet. Maar daaronder is het eigenlijke, het eigenlijke wat nergens toe behoort, wat een onvoorstelbare macht is een onpersoonlijke macht. Die is van niemand, ook niet van jou – en toch ben jij ervan. Het is een heel groot raadsel.
II
Het is goed dat je oefent en dat je probeert. Het is ook goed dat je lijdt en dat je heel veel vreugde hebt, dat je ontdekt … en ontdekt dat wat je ontdekt hebt maar voorlopig is. Het is allemaal nodig. Je kunt er niet omheen, je kunt niet zomaar dat andere, wat nooit sterft en nooit geboren wordt, beseffen. Het is blijkbaar nodig dat je daar allemaal doorheen gaat.
Problemen kunnen ook nooit opgelost worden, je kunt je probleem alleen helemaal leven. Maar om dát te kunnen moet je het ook beschermen, moet je je niet laten afleiden. Je moet kunnen houden van de schade die in jezelf is, anders kan die nooit genezen. Je kunt ook niets bereiken, bereiken is altijd in het vlak van het voorlopige, in het vlak van dat wat wordt.
We maken ons bezorgd – ik denk terecht – over hoe het in de wereld gaat, vlak om ons heen en verder weg in de wereld. Ik denk dat het nodig is dat steeds meer mensen daar bezorgd over zijn, echt bezorgd, zó bezorgd dat ze naar binnen gaan, dat ze de bron zoeken, de onuitputtelijke bron waar alles uit voortkomt.
Die bron is niet goed en niet slecht, is niet verheven en niet aards – het is alles, alles wat gebeurt. In wezen zijn we altijd, op elk moment van ons leven, even dicht daarbij. Dat onmetelijke, dat onpersoonlijke, die macht kan ons op elk moment bereiken. Het enige wat nodig is is dat we daar aandacht aan geven. Het betekent niet dat je uit je leven moet stappen, dat je het leven hebt wat je hebt is niet zomaar, dat is ook goed.
Maar je kunt aandacht krijgen voor wat achter alles doorgaat van wat je beleeft van wat je denkt van wat je voelt. Niets kan gemist worden, noch jouw vreugde noch jouw wanhoop noch jouw boosheid – niets. Het enige is: probeer eens stil te staan bij al die dingen die zich in je voltrekken, soms gewild, soms ongewild, soms automatisch, soms beleefd – het zijn allemaal gradaties van bewustzijn. Maar probeer je daarvan bewust te worden.
Dat is iets heel moois, die aandacht is heel vriendelijk, die is niet scherp, ze tracht niet te onderscheiden. Wat wij normaal doen is trachten te onderscheiden – de taal zegt het ons al: proberen helder te zijn. Maar wat ik bedoel is een aandacht die omvat, die omarmt, die tot zich laat komen, die geen haast heeft; die alles zoals het is aanvaardt, al neem je daarin natuurlijk een positie in. Maar het is voldoende dat je die positie inneemt, je hebt er een verhouding toe. Het gaat om die verhouding. Waar wij ons altijd druk om maken, als je ergens een verhouding toe hebt, is om dat weer te uiten. Dat zorgt voor zichzelf.
Het gaat erom dat je heel bewust heel vriendelijk heel geduldig je eigen plaats vindt. Dat is voldoende – ik zou een grammofoonplaat willen maken: het is voldoende, hoeft niet meer! Alles wat er meer is schaadt, bedrukt een ander, is een poging een ander te modelleren. In de grond van de zaak gaat dat niet, ieder moet zijn eigen weg vinden, ieder heeft zijn eigen bestemming.
III
Hoe meer we kunnen luisteren naar onze eigen bestemming die voortdurend verandert naarmate we leven, ontwikkelen we vanzelf het vermogen om naar anderen te luisteren. Dat is zó belangrijk want de wereld gaat ten onder aan alles wat we bedoelen. Er zijn maar heel weinig mensen bereid zomaar te luisteren, te luisteren naar wat de ander beweegt, wat hij wil waar hij bang voor is waar hij blij om is.
Ieder van ons kan juist die mens zijn die luistert. Een heleboel mensen denken dat je dan niet toe zult komen aan je eigen leven, aan je eigen bestemming. Maar dan kom je juist toe aan je eigen bestemming. Want je kunt alleen maar naar een ander luisteren als je geleerd hebt naar jezelf te luisteren, als je geleerd hebt om, zoals je bent, helemaal gehoord te hebben, je ongeduld je geweld je agressie – die in hele mooie woorden verpakt kan zijn, maar die er is. En dat je ook tegen jezelf kunt zeggen: ‘ja, ik heb je gehoord ja, je bent er en je mag er zijn…’ Zodat in jezelf die geweldige spanning een uitlaat vindt, in jezelf; zodat je hart niet meer opgejaagd wordt door alles wat je wilt; en je adem ook vriendelijk is en zacht en meegaand; en je spieren ontspannen kunnen, zodat ze de energie kunnen ontvangen die ze opbouwt zonder dat je beweegt. Dat is heel nodig.
IV
Ik zei vrijdagavond aan het begin: ‘wat je doorgeeft is wat je bent.’ Niet wat je geleerd hebt, niet wat je in huis hebt, niet de vaardigheid – die geef je natuurlijk ook door. Maar dat is van het oude, dat is alles wat we al weten en waar we aan kapotgaan. Maar diegene die je bent, die geef je door. Heel kleine kinderen die nog niet opgevoed zijn voelen dat en dieren voelen dat ook… wie je bent, of je iets van ze wilt – of dat je er bent omdat je van ze houdt, omdat je ze niet op wilt voeden niet iets leren ze niet dresseren, maar ze volgen. En alleen maar daar waar het nodig is even een klein duwtje van: ‘zie je dat wel!’
Dat lijkt, als ik dat allemaal zo zeg, in deze wereld bijna een blasfemie, want we zitten in een heel verwarde heksenketel. Toch is het zo dat we dit eerst in onszelf moeten zien en doen, elke dag weer doen – vanaf het moment dat je wakker wordt totdat je slapen gaat kun je dit doen, heel rustig, ongehaast. Zodat alles wat je doet betekenis krijgt: het kopje wat je afwast, de kamer die je schoonmaakt, de mens die je aankijkt – het is allemaal van hetzelfde.
Dan is het ook geen oefening meer dan is het alleen maar leven, leven wat ongevraagd tot je komt – zoals je ongevraagd op de wereld gekomen bent. Welke gedachten we daar ook aan vastknopen, dat is een feit. De vraag is dus: kun je ongevraagd leven? Dat betekent niet dat die gedachten onbelangrijk zijn, ze hebben op hun niveau en hun werkterrein hun recht. Maar ze reiken niet naar datgene waar het omgaat. Welke gedachte en welk gevoel ook, het zijn altijd vertalingen; je hebt hele mooie vertalingen je hebt hele grove vertalingen, maar het zijn vertalingen; het is niet wat op het moment leeft, wat door je heengaat wat komt en gaat, zoals je adem. Zo is het hele leven en zo is de hele schepping. Dat je je bewust wordt van wat achter al dat komen en gaan werkt terwijl het steeds er is, onveranderlijk er is – en zich bewust wordt van alles wat gebeurt.
Jij bent een van die ogen en oren van dat onvoorstelbaar grote gebeuren. En het gaat erom dat je je ogen open hebt en je oren open en je ziel geopend voor wat er gebeurt. Dan hoef je je geen zorgen te maken, dan zul je vanzelf doen wat nodig is. Daar heb je niet het oordeel van een ander, de goedkeuring of de afkeuring voor nodig, dan doe je. Net zo als je je hand naar het kopje beweegt wat je wil oppakken om uit te drinken – zó vanzelf zonder enige bedenking. Zoals je een kopje oppakt zo is het leven wat je leeft.
Dat kun je ook niet oefenen, daar kun je alleen bewust van worden, dan gebeurt het. Je hoeft niet die hele langeweg te gaan van dit eerst, en dan dat en dan dat… Het gaat vanzelf, je bent opgenomen in dat wat wordt. En je doet naar jouw vermogen, jouw beperkingen… en dat is het. Dan kun je ook geen vergelijkingen maken, niet zeggen: ‘die mens is beter dan die mens.’ Want je kent van geen mens in de wereld én z’n vermogens én z’n beperkingen. Dus vergelijk niet… laat alles zich voltrekken.
V
Als je ziet dat er akelige dingen gebeuren – dat zie je in deze wereld waar wij in leven onophoudelijk – kun je daar iets aan doen, voor zover jij daartoe in staat bent. Maar je bent niet almachtig, je kunt het niet tegelijk goedmaken, je kunt er alleen bijblijven, je niet afwenden – ook van waar je het oneens mee bent, waar je boos over bent en misschien wel terecht boos, maar blijf erbij. Want anders wend je je af, en het is akelig als je je afwendt als je het niet meer wilt als je zegt: ‘… nou wil ik er niks meer over zeggen.’ Dat kán niet, je moet altijd door, steeds dieper – tot je daar bent waar het ophoudt, waar alle tegenstellingen ophouden, ook in jezelf.
Dan ga je merken dat er geweldige macht is in de wereld, een geweldige kracht die zo ontzettend groot is, daar kun je geen voorstelling van maken. Die is er altijd en jij hoort daarbij. En jij kunt jezelf latenveranderen. Je hoeft er niets aan te doen dan er open voor te zijn, dan ervan te weten – en te kunnen zeggen: ‘niet mijn wil geschiede, maar uw wil.’ Maarten Houtman Vogelenzang, 11–13 oktober 1996, zondagmorgen
Maarten Houtman, theedrinkend in zijn huiskamer op de Bovenkruier in A’dam
Cover van de presentatie van mijn rondreis door China in 2011 [klik om te vergroten]
China heeft al heel lang mijn hart gestolen… even terug in de tijd: Toen ik in 1962 voor het eindexamen Gymnasium zakte, was dat in meerdere opzichten een dreun: ik zou samen met Klaaske naar Amsterdam om te studeren, ik moest nog een jaar op school zitten, daarna moest ik vanwege mijn leeftijd in militaire dienst … Whamm!! Toen heb ik voor het eerst van m’n leven gemerkt dat je geholpen wordt – hoewel dat nog niet bewust tot me doordrong. Zo was er de geschiedenisleraar, die me de ruimte bood in dat ‘verloren jaar’ mijn eigen interesse te volgen (dat kende je gewoon niet…). Ik besloot een werkstuk over de geschiedenis van China te maken, met nadruk op poëzie en filosofie. Ik leefde me helemaal uit en maakte op groot papier zorgvuldig opgebouwde schema’s van de tijdlijn en de personages. Waar die interesse in China vandaan kwam, weet ik niet meer. Wel hadden we – ik was toen een jaar of 10 – een korte tijd een stuurman op kamers, die me probeerde te vermaken met zeemansverhalen over zijn reizen naar China. Maar of dát nu mijn interesse voedde…
Vijftig jaar later, in augustus 2010, zette ik voor het eerst voet op Chinese bodem. Samen met zen-vriendin Diana Roffel reisde ik met ons Djoser gezelschap eerst met de Transsiberië Express naar Mongolië, voor een tiendaagse trektocht door de steppen. Na afloop ging het richting Beijing. Toen zag ik vanuit de trein een serie van die onwaarschijnlijk hoge woontorens staan, die je in het nieuwe China overal tegenkomt, ergens midden op een uitgestrekte vlakte – mijn eerste impressie.
Beijing smaakte naar méér… Een jaar later maakte ik, met ander Djoser gezelschap, een rondreis door China van 4 weken, vanaf Beijing met een grote boog naar Hong Kong (zie kaart).
[klik om te vergroten]
Wat me tijdens m’n reis al opviel, was wat een ongelofelijke magie er voor mij van het land uitging. Die betrof zowel de mensen, de cultuur als de natuur – en lag eigenlijk in elk detail verscholen … óók in de energie die ik er voelde.
Nu ik de VPRO-serie Door het hart van China van Ruben Terlou volg, komt dat gevoel weer bij me boven, ook omdat ik bij hem eenzelfde engagement proef (zoals hij de taal beheerst…).
Misschien is het wel daarom – in combinatie met het onderwerp en de schokkende beelden die vertoond werden – dat de aflevering van 11 februari: De K-straat (waarin Terlou ernstig zieke kankerpatiënten volgt die in een straat vol goedkope hotels naast het ziekenhuis van Changsha wachten op hun behandeling) zo’n diepe indruk op me gemaakt heeft. Ik was er echt kapot van. Ik probeerde het gisteren tijdens ons huiskamer-zen ter sprake te brengen. Dat is niet makkelijk. Ik heb me daar achteraf op bezonnen en schreef de volgende reflectie:
Gesprek over het lijden dat we zien
Je weet dat de wereld een beroep op je doet, maar je kunt je er niet voor openen. Wat kun je doen, vroeg iemand. Je kunt je door jezelf laten verrassen, wachten tot dat moment opbloeit dat er ruimte komt voor iets of iemand anders – zoals een ander zei: totdat er een plek in je hart vrijkomt, en die mens, of dat gebeuren, tot je eigen verrassing er mag zijn, gekoesterd wordt als een oude bekende, een geliefde, als een stuk van jezelf. We weten allemaal dat je dat niet kunt forceren, door ‘liefdevol’ te zijn of zo, het wordt uit de nood geboren – die noodzaak, daar gaat het om, dat die tot je doordringt. En dat is niet achteraf, als een pluim op je hoed, maar die noodzaak is vooraf, die was er altijd al en wachtte op je om gezien te worden.
Ook bij het shaken draait het om ons vermogen tot resonantie: meegaan met wat er gebeurt. We hoorden weer een pianostuk van Gurdjieff | De Hartmann, vertolkt door de onovertroffen Alain Kremski – deze keer Musique Pour Les Mouvements no.14
In de de vroege morgen van de nacht van donderdag op vrijdag 9 februari j.l., rond vijf uur, verliet ik ons zomerhuisje op Landal Sluftervallei (het klinkt als het begin van een opsporingsbericht… ), om na een week verblijf op Texel ‘fysiek’ contact te maken met de zee – daar was het nog niet van gekomen. Ik voelde een grote gedrevenheid in me, ik ‘wist’ dat ik het doen moest. Ik trok m’n dubbellaags Berghaus regenjasje aan, met daaronder een dikke katoenen trui en twee T-shirts. Verder een corduroy broek met maillot en over m’n ijsmuts een warme pet. Plus zaklantaarn en iPhone. Dat moest voldoende zijn.
Niet ver van ons huisje is een goed begaanbare pad door de duinen. Het bleek in het donker enigszins op te lichten, dus ik hoefde m’n kleine led zaklantaarn niet te gebruiken. Maar voor de zekerheid zette ik m’n voeten zo zorgvuldig mogelijk neer. Intussen hielden de twee lichtbundels van de Vuurtoren Texel me elke tien seconden gezelschap, waardoor de omgeving telkens in een flits even belicht werd. Zo bereikte ik na een halfuur de duinovergang. Mijn idee was om via het strand naar de volgende (‘officiële’) duinovergang Krimweg te lopen, waar een goede weg met fietspad naartoe leidt. Op het strand aangekomen zag ik in de verte het donkere vlak van de zee door de lichtbundels van de vuurtoren telkens even zichtbaar worden, het was eb. Ik liep blindelings af op waar ik de vloedlijn vermoedde en had het geluk geen zwin tegen te komen. Toen stond ik op het strand der zee… Maar er was geen engel die mij ‘verborgenheden meedeelde’, zoals aan Johannes op Patmos … ijlings moest ik me terugtrekken voor het opkomende tij.
Het was koud. Ik besloot direct m’n bestemming, de volgende duinovergang, op te zoeken. Maar nauwelijks op weg, wist ik me plotseling afgesneden van m’n aanlooproute en drong tegelijk tot me door dat ik de volgende overgang, één kilometer verderop, wel eens moeilijk zou kunnen vinden. De schrik sloeg toe… Ik troostte me met de gedachte dat het een route was die ik al vele malen had gelopen en dat ik de afstand om en nabij zou kunnen inschatten. Automatisch liep ik schuin richting duinenrij, daartoe mede gedwongen door zwins die nu en dan opdoken, maar zorgde ervoor op harde ondergrond te blijven. Gelukkig was er nog wat licht aan de hemel van het maansikkeltje, waardoor, als je goed keek, de duinenrij enigszins tegen de lucht afstak. Toch werden de kou en de beklemming steeds groter, als ik hier maar weg kon komen… Schuilen tegen de duinenrij was er niet bij, de wind joeg recht langs het strand. Toen ik een knik in de duinenrij zag – ik wist het niet meer, het leek me wel wat vroeg … of was ik er al voorbij? – liep ik erheen … en stond even later naast een strandpaal met nummer 28. Met m’n rug tegen de paal zette ik m’n iPhone aan en zag dat duinovergang Krimweg, met Strandpaviljoen Paal 28, vlakbij moest zijn. Even later zag ik het gedimde licht van het paviljoen op het duin. Gered!
Toen was het nog een heel stuk terug over de Krimweg en dan nog door het park. Weliswaar voelde ik me opgelucht, maar allesbehalve kiplekker, er was alleen maar die weg die afgelegd moest worden… Thuisgekomen trok ik m’n doorweekte kleren uit en dook in het bad dat het huisje godzijdank rijk is. Maar de volgende ochtend kwam de ontregeling: uitputting, spierpijn en maagpijn. De kou en de spanning waren teveel geweest.
Nu is er de rust van het bijkomen … en het uitvinden wat je lijf, je maag aangenaam vindt. Heerlijk, je mag gewoon weer opnieuw beginnen…
Als toegift Dhafer Youssef – die ik afgelopen jaar in het Concertgebouw zag – met ‘Delightfully Odd’.
In onze huiskamergroep hoorden we afgelopen woensdag de zeer welluidende klanken van de ‘The River’ van Ketil Bjornstad en David Darling – deel IV uit deze suite voor cello en piano, ‘het meest turbulente’, zoals ons gezegd wordt.
Zoals gebruikelijk bij muzikale uploads naar YouTube, krijg je daarbij een afbeelding te zien die volgens de maker van de video de stemming van de muziek weergeeft – in dit geval het schilderij ‘Notre-Dame De Paris, L’Inondation’ van de Franse impressionist Maximilien Luce (1858-1941), dat een beeld geeft van de overstroming van de Seine in januari 1910.
Maar er zijn ook heel wat videomakers voor wie de muziek juist dient als achtergrond voor de (film)beelden die ze prominent willen laten zien. Toen ik YouTube doorzocht op de naam van onze cellist David Darling, kwam ik daar twee prachtige voorbeelden van tegen. En de muziek is ook nog de moeite waard!
Bekijk eerst de betoverende tijdsopnamen van wentelende sterrenhemels rond de rondtollende, speurende torens van een sterrenwacht. Intussen zingt Darling’s cello in ‘Prayer And Word’, van het album Cello Blue, en horen we de kosmische geluiden van ‘Planet Earth’. Bekijk deze video rechtstreeks in YouTube en vergeet vooral niet op het symbool ‘Volledig scherm’ te klikken!
Dan deze video van Celloblue Morning, eveneens van David Darling. We zien een beeld van een bos dat staat te dromen in de ochtendnevel. Maar is het een statisch beeld? Of toch een tijdsopname, waarin we de nevel zachtjes rond de boomstammen zien dansen? Wie weet geeft het 28″ scherm van een iMac hier uitsluitsel 😁 Intussen mengen de klanken van Darling’s cello zich langzaam met de geluiden van het bos…