Bakkerij Le Perron aan de Termini in Amsterdam-Noord – métro à deux pas
Begin deze week maakte ik hardhandig kennis met de infrastructuur van de met Hemelvaart geopende bakkerij/coffeeshop ‘Le Perron’, om de hoek van deelraad en metrostation Amsterdam-Noord, een heerlijke plek om ’s ochtends je krantje te lezen.
Als was het om de naam eer aan te doen, is de benedenverdieping daar ongelijkvloers gemaakt, met een soort plateau in het midden – waar je zomaar pardoes af kunt donderen, als je even niet oplet.
Dat was ook precies wat mij overkwam, toen ik daar de trap afkwam van het toilet boven – en zó druk bezig was met de vraag of er beneden dan geen invalidentoilet zou zijn, dat ik het bewuste afstapje vanaf le perron miste en zelf bijna invalide werd… Ik zweefde even in een luchtledig, kwakte toen met m’n hoofd tegen een lager staand tafeltje en viel languit tegen de grond. Het glazen peper- en zoutstelletje klapte tegen het raam en spatte vervolgens op de grond uit elkaar.
Ik lag daar wat onwezenlijk uitgestrekt, maar was goed terecht gekomen en had verder niets gebroken. Toen de gérant me overeind hielp, leek ik onbeschadigd te zijn, ‘niks aan de hand.’ Maar m’n slaap deed wel pijn…
Omdat ik van het strijdtoneel van Homerus’ Ilyas heb geleerd dat een klap tegen de slaap fataal kan zijn, zat ik ’s middags bij de dokter om me te laten controleren. Net een week daarvoor had ze nog mijn bloeddruk gemeten – die veel te hoog was, maar na een weekje thuismeting normaal bleek te zijn– en had ze geconstateerd ‘dat ze me maar weinig zag’. Dus dat was een verrassing.
‘Nou, tot de volgende keer maar weer,’ zei ze toen ik wegging. ‘Liever niet,’ dacht ik onaardig…
Toch had ze me goed geholpen, het leek erop dat ik met de schrik vrijgekomen was. Ik kreeg wel advies me ’s nachts een paar keer door Klaaske wakker te laten maken.
Klaaske bij Roezemoes, onze stamkroeg aan het Buikslotermeerplein
Een andere geliefde pleisterplaats is Patisserie Kwekkeboom, daar niet ver vandaan
Ik werd met pleinvrees bevangen op het Buikslotermeerplein,
de zogenaamde vertrouwde wereld leek me zo onverschillig –
de koude wind die er in de maand mei nog van de daken viel,
de corona crisis in de horeca ingewisseld voor echte oorlog.
Ja, op dat Buikslotermeerplein had je ooit een fraaie fontein,
totdat wat kunstmijdende Noorderlingen het nodig vonden
om elke dag opnieuw het watertje met zeepsop op te leuken
en de gemeente er toen zat van had en alles af liet breken…
Wij trekken daar dagelijks onze baantjes naar Albert Heyn
en biowinkel Michel Does, als de portemonnee het toestaat,
met in de zon lonkende terrasjes, waar we dan op stranden,
met meeuwen die de zee verraden, ver weg en toch dichtbij.
‘
Vandaag ben ik bij mijn vriend de boom te rade gegaan,
die me aanraadde stevig met m’n voeten op de grond te gaan staan,
‘net als ik,’ zei hij, terwijl hij dromend uitkeek over het schooltuinen complex.
Beeld uit de tentoonstelling ‘Vorm aan de Vecht: architectuur, nonnen, design’: Opname van een gotische kathedraal, waarvan van het dak pixeltje voor pixeltje afgelicht is en vervangen door de lucht erboven – die nu vanuit het interieur ‘zichtbaar’ is.
De voor leerlingen van Maarten Houtman zo bekende Kapittelzaal van het klooster, nu weer met de oude stenen vloer (die speciaal voor hem destijds van een tapijt was voorzien). Te midden van de leegte die wij, zittend in een wijde cirkel, daar creëerden, staat nu een vitrinekast vol blinkende sacrale voorwerpen. Ingrid Bakker, deelneemster van weleer, bekijkt ze gebiologeerd …
… en maakte deze foto van de weerspiegeling van de zaal in zo’n voorwerp – in alle gangen en zalen van het voormalige klooster staan ze uitgestald, tot één groot Gesamtkunstwerk.
Anders dan vroeger kun je daar nu ook van de bloeiende en bloesemende weelde van de binnentuin genieten, die voor ons toen verboden gebied was – een privéruimte van de zusters, waar je en passant zelfsmet je blik af moest blijven, dat voelde al zondig aan …
Na afloop dronken we thee op de tuin van Ingrid langs de Vecht, waar je het carillon van Nijenrode kon horen. Toen werd ik teruggereden naar Amsterdam, onder het genot van de Oud klanken van Mehmet Polat (hieronder Dhafer Youssef:)
Klaaske bij ‘Roezemoes’, Buikslotermeerplein
5 maart 12:53 [klik om te vergroten]
Je had het als kind – dat de wanden rond je bed leken te wijken, rondtolden, dat de hele wereld op losse schroeven stond. “Je bent aan ’t ijlen, je hebt koorts,” werd er dan geruststellend gezegd, “dan gebeurt dat…”
Later hoor je dat er in je oor dat geheimzinnige evenwichtsorgaan zit, dat zwaartekracht omzet in ons gevoel van grond onder de voeten en een vaste gang over de aarde.
En dan was er ook nog dat al even geheimzinnige verschijnsel dat onze ogen de wereld ondersteboven zien, wat alweer met behulp dat evenwichtsorgaan – dat weet wat onder is – wordt hersteld.
Een andere delicate kwestie is het ongedefinieerde overgangsgebied tussen droom en werkelijkheid – óók omdat het ons, door onze grote behoefte aan ‘vastigheid’, ontgaat dat de wereld voortdurend verandert. Maar een aanname is geen waarneming…
En dan is er nog het gegeven dat we in onze nachtmerries een wereld voorgeschoteld krijgen, die we op dat moment bloedserieus nemen…
Zo’n week geleden, zeg maar rond Pasen, toverden mijn eigen ogen me plotseling een wereld voor waarin de fantasie vrij spel had. Adembenemend… Zo zag ik voortdurend ‘animaties’ van een slank figuurtje, dat allemaal pirouettes, draaiingen en buitelingen in de lucht maakte. Dat ging maar door, ook als ik m’n ogen sloot. En er waren bekkentrekkende gezichten, met vertrokken monden – zoals de satyrs op de gotische kathedralen: wellustige monden, huilende, lachende – als een spiegel van mijn ziel.
En toen ik later met Klaaske over straat liep, zag ik de mensen die we tegenkwamen – lopend, fietsend of in hun scootmobiel – plotseling tweedimensionaal, als houten klazen…
Die nacht kregen alle oppervlakken in ons huis de aanblik van gouaches – de volgende ochtend bood de kamer een Indische aanblik van batik patronen, met sfeerverlichting en al.
Wat ook gebeurde, was dat ik op een ochtend de wereld plotseling glashelder zag. Dat was me na m’n ‘hemianopsie’ van een jaar geleden – die bij mij resulteerde in een wazige blik – nog niet eerder overkomen…
Natuurlijk probeerde ik een naam te geven aan wat me allemaal overkwam – ik zag ‘onwerkelijke dingen’, die ik zelf een beetje leek te kunnen aansturen door ze te animeren (letterlijk: te ‘bezielen’).
Ik moest daarbij denken aan wat ik over het effect van LSD gelezen had – het woord ‘hallucinatie’, kwam in me boven, ‘zinsbegoocheling’, zoals het Nederlands woordenboek zegt: ‘zintuigelijke waarnemingen doen die niet met de werkelijkheid overeenkomen’.
Even schoot door me heen dat je daar ook gek van kon worden… Maar mijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand – wie zou zo’n trip willen missen…
Toen ik vervolgens de combinatie ‘hemianopsie’ en ‘hallucinatie’ googelde, kreeg ik de naam van een Duitse wetenschappelijke publicatie met een gewichtige naam (ik zal ze u besparen), die bij bol.com uitverkocht was. Maar het ‘bestond’ dus wel… Er was typisch een verband.
Gelukkig heb ik een contactpersoon bij het Beroerte Adviescentrum van het OLVG, die periodiek bij ons op bezoek komt. Ik stuurde haar een berichtje, met de vraag of zo’n aanval van hallucinatie bij hen bekend was. Zij nam contact op met hun neuroloog, die het in de literatuur tegengekomen was bij diverse oogziekten.
Maar nog los van alle synapsjes, haarvaatjes en grijze cellen – zijn wij niet ook een geweldige droomgenerator…
Shakespeare (die ik op dit blog, wat om ‘shaken’ draait, graag citeer) zei al:
We are such stuff as dreams are made on and our little life is rounded with a sleep.
Uit louter dromenstof
Zijn wij gemaakt – wat ons is toegemeten Ligt in een zee van slaap.
(vertaling: Gerrit Komrij)
Het menselijk bewustzijn wordt wel als ‘epifenomeen’ (werking) van de hersenen beschouwd. Maar draait dat duizelingwekkende universum, dat opgebouwd is uit herinneringen, beelden, vertalingen, gevoelens, niet slechts om één ding – om de spil van de aandacht.
In een gesprek naar aanleiding van zijn prachtige vertelling over de Aapgod Hanuman in april 1998, werd onze Zen-leraar Maarten Houtman een vraag gesteld over de reikwijdte van de fantasie:
– Vraag.: Maar in je fantasie heb je geen beperkingen of grenzen …
– Maarten: Toch wel, dat denken wij altijd, dat is niet zo.
– Vraag: Zeg je dan dat je fantasieën echt zijn?
– Maarten: [zucht] Ja, wij hebben daar een woord voor: ‘fantasie’ …
Laat ik het zo zeggen: alle mensen verlangen naar het uiteindelijke, maar we weten dat niet … we nemen genoegen met dat wat we beleven. In alles wat we beleven is het verlangen naar het uiteindelijke aanwezig, alleen op sommige momenten veel sterker dan op andere momenten. Hoe dat in elkaar zit, weet ik niet, ik kan het alleen maar constateren.
Soms is dat verlangen zo groot, zonder dat je dat echt beseft, dat je die beleving die je gehad hebt, als springplank neemt om verder te reiken. En omdat je een gewoon aards mens bent, die eigenlijk alleen dat wat zintuiglijk waarneembaar is als werkelijk ervaart en ook vindt dat het zo is, kom je de moeilijkheid tegen dat je dat verlangen wat gemaakt heeft dat je verder probeerde te reiken, dan afkapt en zegt: ja, maar dit is maar fantasie…
Wat je langzaamaan echt gaat ervaren, is dat de vertaling waarin je leeft – en waar wij allemaal zoals we hier zijn in geloven – maar één van de miljoenen vertalingen is van wat er gebeurt. Als dat een keer tot je doorgedrongen is, heb je niemand meer nodig. Want dan begrijp je dat het alleen maar gaat om de aandacht die je hebt om verder te reizen door de tijd die je hier op aarde bent, in de tijd geplaatst met je bewustzijn. Maar dat je bewustzijn veel verder reikt dan die tijdgebonden ervaring.
PS
Na een kleine week van hallucinaties, had ik een droom dat ik bij een wijze vrouw mijn eigen wijsheid debiteerde. Maar toen die een beetje in het water viel, kreeg ik vervolgens een kris ten geschenke, met de boodschap ‘dat ik die naar eigen inzicht moest gebruiken…’
Zo kreeg deze voor mij mythische periode een afsluiting die me weer vooruit deed kijken…
De legendarische Kris van Knaud, Tropenmuseum
Bijna een eeuw verloren gewaand, maar recent hervonden en nu op een ereplaats in het Tropenmuseum: de oudst bekende gedateerde kris ter wereld (met ingegraveerde datering 1264 = 1342 na Chr.). De kostbaarste en oudste pusaka van het Javaanse hof werd geschonken aan Charles Knaud (geb. 1840) die als traditioneel Javaans genezer (dukun) de Javaanse kroonprins het leven redde. Op het lemmet, bekleed met bladkoper, een tafereel uit het Ramayama-epos: de apengeneraal Hanuman oog in oog met een vijandelijk leger.
‘Een nieuwe lente, een nieuwe begin’, 4 maart 15:00
[klik voor vergroting]
Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland
Ich traf Sie in das Dorf Talheim im Westerwald.
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt –
laut Protokoll durfte man Sie tief in die Augen sehen –
für eine Begegnung, eine Heilung, fürs Licht der
Pranja Paramita – Ihre Augen die mich anlächelten…
Ik heb haar daarna nog vele malen opgezocht
maar ervoer haar toen als een gewone Indiase ascete,
die lach van de eerste keer heb ik niet meer gezien…
En toen ik een keer aan haar woning aanklopte
om een vraag te stellen, werd niet opengedaan.
Veel later riep ik haar thuis in wanhoop aan –
en hoorde een stem die zei: “Neem een hond…”
Mijn eigen stem? Ongelovig hoorde ik het aan –
en ik wist, ze had gezegd: als je mij aanroept,
moet je het advies dat geef wel opvolgen…
Maar een hond, in mijn flatje van vier bij vijf…
of bij Klaaske – die had op een keer gezegd:
een hond is voor mij een gepasseerd station,
en bovendien, met dat parket wat hier ligt…
Ik bleef in ongelovigheid achter, me bewust
dat dat advies ‘van boven’ me toch heilig was…
In de jaren daarna sloeg soms de twijfel toe:
had ik haar advies nu toch maar opgevolgd…
Als me iets overkomt – zoals met m’n ogen –
probeer ik mezelf aan de onverbiddelijkheid
van het noodlot te ontwurmen: hád ik maar…
…als ik haar advies nou maar opgevolgd had,
dan was die hond nu ‘geleidehond’ geweest…
En natuurlijk waren er gedachten over plezier
dat ik met mijn hond vast gehad zou hebben,
zoals achter een bal aanrennen op het strand,
of genoeglijk samen bij de kachel zitten –
zo’n hond zoals Snoopy uit de Peanuts,
een beetje maf, maar ontzettend trouw…
Ik zag er ook iets van karma in, een terugkeer –
een hond uit m’n jeugd had een spuitje gehad,
nadat hij een hap uit m’n arm had genomen
toen ik op m’n tenen naar het wiegje sloop
om het kindje te bekijken waarover hij waakte –
“alweer een kindje,” had mijn moeder gezegd.
De baas van de hond – een meester – was er
met vrouw en kinderen kapot van geweest.
Maar hij had ook medelijden gehad met mij,
ik kreeg een boek over honden die bijten…
Mutter Meera ist eine Heilige aus Deutschland
Ich traf Sie dort in Talheim, im Westerwaldkreis
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt:
Ihre dunklen Augen lächelten mich an, sie waren
ein Bad im milchweiße Licht von Pranja Paramita.
Ik weet nu: het is oppassen met Oosterse meesters –
zoals me eerder met Thich Nhat Han overkwam[1]
Dat wederzijdse misverstand blijkt diep te liggen, zij denken dat wij blindelings op ze af zullen gaan, jij probeert het, maar kúnt ze niet zomaar geloven –
maar je kunt je óók niet onttrekken aan hun ban…
In die ban van Mother Meera heb ik jaren geleefd,
van: had ik maar…, en: hoe zou het geweest zijn…
Tot ik onlangs bij de kapper zat en daar plezier had,
m’n gehoorapparaat uit en nog met mondkapje op,
spraken we gebarentaal, schoten telkens in de lach…
En precies het moment dat mijn kapmantel af ging
had ik de koan van M. Meera’s hond opgelost…
Alweer: je kúnt een Oosterse Wijze niet ‘volgen’,
om dat te kunnen, heb je begrip nodig, inzicht…
Toen bij die kapper was ik domweg even gelukkig.
Nadat ik begin jaren tachtig bij Maarten Houtman was gaan ‘zitten’, samen met Klaaske, wilde ik eerst de kat uit de boom kijken. Ik vond dat zitten op een bankje een kwelling. En de kring ‘mediterenden’ daar op de Zen-zolder van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’, vond ik net een circusnummer met gedresseerde aapjes. ‘…is dit wel iets voor mij,’ vroeg me af. Ook aan Maarten moest ik wennen. Klaaske had, toen ze zijn flyer ‘Integrale meditatie op basis van Za-zen’ in het Mozeshuis had zien hangen, gelijk geweten: die man moet ik hebben!
Dus toen ik hoorde dat de bekende Vietnamese vredesactivist en Zen-monnik Thich Nhat Hanh een weekend naar ‘De Kosmos’ zou komen, was ik niet meer te houden… Hij was een redder van bootvluchtelingen geweest en een prominente speler bij de Vietnamese Vredesonderhandelingen in Parijs. Hij was mijn idool… Wat meespeelde is dat ik als dienstweigeraar door de oorlog in Vietnam geëngageerd was geraakt. Ik had in Amsterdam het initiatief genomen voor een ‘polemologische’ studiegroep, waarin studenten zich in interdisciplinair verband – voor mij was dat sociale psychologie – bezighielden met het vraagstuk van ‘oorlog en vrede’. Maar dat was al weel wat jaartjes geleden… Ook al had ik dan recent met meditatie kennisgemaakt, van Zen had ik sowieso nog weinig idee. Maar het was vooral zijn achtergrond als vredesapostel, die Thich Nhat Hanh interessant voor me maakte.
Wat ik intussen niet wist, was dat op dat weekend de fleur van de Nederlandse Zen-wereld aanwezig zou zijn…
De eerste avond vond plaats in de grote zaal van De Kosmos. Ik zag dat Maarten er ook was, tenslotte, hij was de nestor van de Nederlandse Zen. Maar al gauw zou blijken dat ook ik zijn aandacht had. Gelukkig maar, ik voelde me een beetje verloren, temidden van het voor mij onbekende gebeuren – misschien voorzag hij wel dat ik daar met een kater uit mijn vredesdroom zou ontwaken…
Van Thich’s eerste optreden herinner ik me voornamelijk zijn verhaal over zijn treinreis naar Amsterdam. Hoe hij onderweg door de douane gevisiteerd was, op verdenking dat hij drugs onder zijn pij smokkelde. Dat moest voor hem een enerverende reis geweest zijn… Na de rondvraag ging hij dan ook languit in zijn pij op het podium liggen om de vermoeienissen van zich af te laten glijden. Ik hoorde later dat hij met deze reis naar Amsterdam, tevens een tweejarige retraite in Zuid-Frankrijk had beëindigd.
Ik vond die scène op het podium wel iets ontroerends hebben. Maar het had ook iets radicaals, om onder de ogen van een zaal vol mensen, zo compromisloos voor jezelf te kiezen… Wel heel erg ‘zen’, kun je zeggen.
De volgende dag zat ik in een groepje bij Thich Nhat Hanh aan tafel, waar hij een verhaal hield over ‘mindfulness’. Nu een hot item, maar het moet me toen grotendeels ontgaan zijn… Om mezelf een houding te geven – en misschien ook om mijn idool te behagen – ging ik maar aantekeningen maken, zoals ik een van de andere aanwezigen ook zag doen – hoewel ik voelde dat dat niet de bedoeling was… En toen ging het inderdaad mis… Ik kreeg te horen ‘dat je niet tegelijkertijd kon luisteren en schrijven…’ Zen is zen, één ding tegelijk. Ik schrok me een hoedje en moffelde m’n papiertje onder de tafel… Nu schoot mijn vermogen om een situatie in te schatten wel vaker tekort, maar zijn schrobbering had mijn vertrouwen flink op de proef gesteld…
Toen ik na afloop naar de uitgang liep, kwam Maarten naast mij lopen en zei: “Ik vind dat ‘zitten’ lekker…” Ik vond dat ‘lekker’ een rare woordkeuze, óók omdat ik er zelf juist grote moeite mee had. Bovendien, dat zeg je toch niet over zoiets plechtigs als mediteren…
Tegelijk was er het gevoel dat hij de innerlijke storm, die Thich Nhat Han bij mij veroorzaakt had, doorgrondde… Ik vroeg me zelfs af of zijn opmerking ook geen commentaar was op de strenge meester, die van jongs af aan gewoon zijn plicht had gedaan.
Hoe dan ook, ik bleek Maartens aandacht te hebben, het was een eerste persoonlijke aanwijzing dat je meditatie niet kon afdwingen – dat je daar misschien wel schade van opliep…
Die scène met Thich Nhat Hanh is nu veertig jaar geleden, maar is al die tijd met mij meegereisd… Samen met de teleurstelling en woede die het in mij losgemaakt moest hebben… Zo bleef Thich Nhat Hanh mij al die tijd vergezellen, zijns ondanks…
Maar het weekend was nog niet afgelopen. De volgende dag kreeg ik de opdracht om ‘met aandacht’ de potjes met jam en notenmoes op de schappen van de biowinkel van de Kosmos af te stoffen. Het zei me weinig, ik kreeg er gewoon geen contact mee, ik voerde zijn opdracht uit. Klaar. Dat ‘mindfulness’ was aan mij voorlopig niet besteed…
Zen Poems of Nhat Hanh
Klaaske en ik hebben van Maarten Houtman een dun, ingenaaid boekje geërfd (zie boven), prachtig vormgegeven en geïllustreerd. Het heeft een wat raadselachtige titel, die op Amazon aldus is weergegeven: ‘Vo Dinh sents Zen Poems of Nhat Hanh || Paperback, January 1, 1976; by Nhat Hanh (Author), Teo Savory (Translator).’
Klaaske had het boekje prominent op de kast naast ons zitje gezet. Ik had uit m’n ooghoeken gezien dat het mooi was, maar me er verder niet in verdiept. Pas onlangs drong het tot me door dat een boekje van Thich Nhat Han moest zijn, hoewel dat ‘Thich’ aan de naam ontbrak – misschien is dat z’n voornaam.
Het boekje trok dagenlang telkens even mijn aandacht – totdat Klaaske op een dag van haar iPad opkeek en zei: ‘Ik lees hier dat Thich Nhat Han is overleden…’ Ik werd er een beetje stil van, verwonderd … hij was al een paar dagen in mijn aandacht geweest…
Het is me in m’n leven een paar keer overkomen dat mensen uit een ver verleden – van wie ik dat nooit had kunnen vermoeden – op zekere dag ‘bij me langskwamen’, alsof ik op dat moment in hun aandacht was. En dan las ik een paar dagen later in de krant dat ze overleden waren. Alsof ze afscheid waren komen nemen… Het overkwam me met twee leraren van m’n middelbare school. Ik was er totaal door overdonderd…
Maar nu met Thich Nhat Han was het anders, alsof hij diep van binnen al dagen in mijn aandacht was. Daarbij was het boekje dat we van Maarten hadden kregen, een soort schakel. Net als Klaaske, die het daar neergezet had… Pas toen drong tot me door, dat iemand waar je veertig jaar mee geworsteld hebt, zonder ‘eruit te komen’, daar misschien wel iets van gemerkt moest hebben…
Dat zijn allemaal werkingen van het onzienlijke, waar ik geen idee van had. Maar ik was ze wel bij Maarten Houtman tegengekomen. Zoals in ‘De droom van een dwaze monnik’, waarin deze aan zijn stervende meester vraagt: ‘Meester, zal ik straks in uw aandacht blijven, als u er niet meer bent…’
Achteraf kan ik alleen maar zeggen dat er met Thich Nhat Hanh van verbondenheid sprake geweest moet zijn, ook al was ik vol onbegrip gebleven. Maar die band had dat allemaal overleefd – bij mijn kennismaking met hem was ik kennelijk te beschadigd door het leven, om dat überhaupt te kunnen opmerken. Nu ben ik er heel dankbaar voor dat ik deze ‘dwaze monnik’ heb leren kennen…
Als die dimensie van het onzienlijke, die verbondenheid met alles en iedereen, tot je door begint te dringen, ga je je leven met andere ogen bezien. Je ziet ook de last die je met je meedraagt, van al je botsingen, stemmingen, humeuren – waarvan je dacht van ‘ach, dat zal mijn tijd wel uitdienen, komt wel een keer … in de toekomst misschien, bij de juiste sterrenstand … of anders ga ik wel in therapie…’ Of je probeert het gewoon te vergeten, je laat het achter in de beerput van je bestaan…
Ik begin te begrijpen dat ik het nu moet oplossen, dat er geen toekomst is om het naartoe te verschuiven. Je ziet alle dingen die aan je knagen, alle mensen met wie je nog iets uit te vechten hebt, en denkt: kom op Hein, er is maar één tijd om te handelen, dat is nú. Zonder daarbij weer in een opzet te vervallen, het gevoel te hebben je te moeten haasten… Het leven reikt het je aan.
For Warmth
I hold my face between my hands
no I am not crying
I hold my face between my hands
to keep my loneliness warm
two hands protecting
two hands nourishing
two hands to prevent
my soul from leaving me
in anger
Gedicht van Nhat Hanh uit bovenstaande bundel.
Epiloog
Ruim tien jaar later, tijdens de Tao-zen sessie van april 1986 in Eefde, reed ik met Maarten Houtman naar de biowinkel in Zutphen, om inkopen te doen aan de hand van het verlanglijstje van de deelnemers. Ik vertelde hem onderweg over Thich Nhat Hanh’s praktijkopdracht in ‘mindfulness’, die ik toen in de biowinkel van De Kosmos uitvoerde.
In het plenaire gesprek van die dag, kwam Maarten erop terug, hij stelde de deelnemers de vraag, waarom die opdracht bij mij zoveel weerstand had opgeroepen…
Het was heel boeiend ieders invalshoek daarop te horen. Maarten ging er zelf ook uitvoerig op in, waarbij hij ondermeer zei:
“… dat is ook mijn argwaan tegen al die mensen, al die leraren, al die systemen, die je ergens iets opleggen. Daar ga je onmiddellijk op jouw manier mee aan de gang. We zijn geen oosterlingen meer van driehonderd jaar geleden – driehonderd jaar geleden was het in het Oosten mogelijk om zó’n volmaakt vertrouwen te hebben in de meester, dat, ook al was het het meest absurde idee, je er gewoon vanuit ging: dat is zo!
Dat is eigenlijk precies dezelfde positie. Maar wij kunnen dat niet meer, wij moeten het zelf inzien, wij moeten inzien in welke positie we zijn, hoe we leven, hoe we het doen.”
Naschrift
Een jaar geleden kreeg ik een herseninfarct, waardoor mijn zicht nu beperkt is. Ik word hiervoor begeleid door een teamlid van het Beroerte Adviescentrum van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Het eerste wat ik van haar leerde waren de vier ‘gouden regels’ voor hemianopsie (zoals mijn gezichtsbeperking heet), waarvan de eerste luidt: ÉÉN DING TEGELIJK.
De laatste keer dat ik Maarten Houtman meemaakte, was drie dagen voor zijn overlijden – op 5 januari 2011. Ik had gevraagd of ik – op haar verzoek – een vriendin mocht meenemen, die hem welbekend was: Erna Heijligers.[1] Ze leed al jaren aan kanker, haar ziekte bereikte langzaam maar zeker een kritiek stadium.
Na aankomst in het paviljoen in Berg en Bosch waar hij lag, hebben we met z’n tweeën even aan zijn bed gezeten. Daarna trok ik me terug achterin de kamer, wetende dat Erna graag met hem over haar naderende einde wilde spreken.
Aanvankelijk leek Erna alleen maar afscheid van Maarten te willen nemen en ze bedankte hem voor de steun die ze van hem ondervonden had – totdat Maarten haar op de vrouw af vroeg: “Je had een vraag aan me…?”
Toen vertelde ze hem dat ook zij voor de dood stond…
Hoewel ik het gesprek van een afstand volgde, probeerde ik me toch zoveel mogelijk onzichtbaar te maken.
Ik wilde Erna inderdaad de kans geven met Maarten te praten, ook al bleef ik daar zitten. Helemaal weg gaan kwam niet in me op, het kon wel eens de laatste keer zijn dat ik hem zag…
Op een gegeven moment kwam Hanna, Maartens vrouw, binnen, niet lang daarna vertrokken we. Nog eenmaal hadden Maarten en ik oogcontact. Ik zag zijn rustige, ernstige ogen, die me zeiden dat het altijd zo geweest was en nooit anders zou zijn…
Zo had ik afscheid genomen van een vriend die dertig jaar lang mijn metgezel was op mijn levenspad, we hadden intensief met elkaar opgetrokken. Ik volgde al die tijd zijn wekelijkse – later maandelijkse – meditatiegroepen, en maakte veel van de lange sessies en weekenden onder zijn leiding mee.
Maar we zagen elkaar ook in allerlei omstandigheden van ons privé bestaan. Zo bracht hij me de beginselen van de lay-out bij, zorgde ervoor dat ik een computer ging gebruiken en betrok me van meet af aan bij de stichting ‘Zen als Leefwijze’. Hij bracht ook nieuw leven in mijn huwelijksrelatie, en we sloten vriendschap met de wederzijdse partners.
Maar Maarten was bovenal de mens die er altijd voor me was, die me met eindeloos geduld liet zien dat de grote aanwezigheid zich altijd om je bekommert. En die in de buurt was als ik vast dreigde te lopen of me afwendde in m’n koppigheid.
Zoals veel van zijn leerlingen, was ook ik door het leven getekend; ik was door een diep dal gegaan, waarin de vele aspiraties en idealen van de vroege jaren waren vervlogen. Wat restte was een soort minimaal bestaan, met een gevoel van mislukking en beginnende gebreken aan lichaam en geest.
Wat mij tot deze wonderbaarlijke ontmoeting, deze ‘kans van mijn leven’, heeft uitverkoren, zal me wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat de vlam van de aandacht in me nooit helemaal was gedoofd. En ik had een ongelofelijke honger te begrijpen – waarbij ik me weliswaar wel héél ver op de uitzichtloze weg van het waarderende denken had begeven…
Erna Heijligers
Na afloop van ons gemeenschappelijke en tevens laatste bezoek aan Maarten, liepen Erna en ik daar in de buurt nog een eindje door de bossen. De intensiteit die we binnen hadden beleefd, straalde uit op de wereld om ons heen. Terwijl we over de paden liepen, genoten we van het licht, van de natuur, van het leven…
Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje van haar partner dat Erna stervende was. Vrienden en bekenden mochten nog een laatste keer langs komen om afscheid van haar te nemen.
Het is een wonder hoe mensen op je pad komen – en je uiteindelijk toch weer alleen verder gaat. Maar de grote aanwezigheid heeft me nooit meer verlaten. Als het een persoon was, zou ik zeggen dat Maarten er nog steeds is. Maar het is er nooit voor je naar believen, steeds als een geschenk – en als een voortdurende herinnering aan het mysterie van het bestaan.
[1] Erna was degene die me leerde shaken – zie Barzakh, 9 juni 2018. Ze heeft, vakkundig journaliste als ze was, verder meegewerkt aan diverse uitgaven van ‘Zen als leefwijze’, waaronder ‘De Tao van Zen’ (2008) en ‘Blijf luisteren, het verhaal gaat verder’ (210) – zie Etalage. Bij maartenhoutman.nl/…/interviews/ staan gesprekken die ze had met Maarten en met Nico Tydeman.
Er kwam bij mij zojuist een bericht van YouTube binnen over hun nieuwe Servicevoorwaarden, ‘Beperkingen op gezichtsherkenning’ was de titel.
Laat dat nou precies de beperking zijn waar ik sinds enige tijd aan lijd… Dus ik voelde me weer helemaal bij de tijd…
‘Plaatjes’ bekijken is voor mij überhaupt wat lastig – wat ook een handicap is bij lay-out werk.
Een van m’n laatste foto’s voor het fatale incident, was deze blik op ‘landelijk Noord’. Gelukkig kan ik de gaafheid van de blauwe spiegeling nog steeds goed zien…
Je moet trouwens niet gek opkijken als op deze plek binnenkort een gevecht tegen windmolens plaats vindt – hier zouden volgens de gemeentelijke plannen namelijk giga-windmolens moeten verschijnen, hoger dan de Dom van Utrecht. Allemaal voor het milieu…
Buiksloterdijk, Amsterdam-Noord | 2 januari 2021 9:38 Onze schoonheidsbeleving van de wereld hangt samen met de gaafheid van onze waarneming…
Mijn wereld zag er vanaf die bewuste dag inderdaad totaal anders uit, alsof de ban was verbroken van de betovering die de zintuiglijke waarneming op ons uitoefent – een innige, vanzelfsprekende band, door ons gekoesterd als ‘de werkelijkheid’.
Maar wat als die werkelijkheid niet langer werkelijk is en die basis van je bestaan wegvalt…
En dan zijn we weer terug bij die fundamentele vraag: wat is voor ons ‘werkelijk’? Want dan heb je het niet meer over de kunst van het overleven, zoals het ‘centreren in je aardse midden’, dan heb je het erover, zoals Maarten Houtman zegt in Nietsdoen als je wakker wordt[1]:
“dat je een bewustzijn bent, wat in onafgebroken relatie, contact, verbondenheid, staat tot het totaal van het leven. Dat je je schijnidentiteit, waar we ons zo druk over maken, totaal verliest. Want dat is voorbijgaand. Daar doen we ons hele leven zó ontzettend ons best voor… en waaróm?”roept hij wanhopig,“als je geluk hebt, duurt het honderd jaar en dan is het voorbij…”
Maar het gaat nog dieper… Naast onze gehechtheid aan onze zintuigen, ons absolute geloof dat wat we zien, horen, proeven ‘de werkelijkheid’ is, gaan vanaf het moment dat we uit de diepe slaap komen – waarin we dicht bij de Oorsprong zijn – en opstaan, onze gedachten, idealen en ambities met ons aan de haal… En die leven we, die zíjn we, daarin zijn we een heel leven lang aan het streven…
Is ons bestaan daarmee niet één grote illusie, Maya, zoals het in het Boeddhisme heet…
Na mijn CVI (= ‘Cerebraal Visueel Incident’, zoals het zo fraai het) van begin dit jaar, heb ik een maand voor me uit zitten staren. Eigenlijk voelde ik me bevrijd,‘onthecht’… Daarna ga je proberen te leven met je ‘nieuwe werkelijkheid’ – en toen was dat voorbij…
Wat blijvend lijkt, is een vreemd soort desoriëntatie, die ik nog steeds aan het onderzoeken ben: In een vreemde omgeving – ik reisde zelfstandig met de trein naar Tiel – kan ik redelijk m’n weg vinden, ik volg gewoon de regels en de borden. Maar in een zogenaamde ‘vertrouwde’ omgeving, als ik denk dat ik het weet, kan het zomaar mis gaan. Dan begin ik wanhopig naar ‘houvast’ te zoeken: ik vraag de weg aan een voorbijganger, of kijk op m’n iPhone …. maar die lijkt de kluts ook regelmatig kwijt te zijn, ‘Route opnieuw aan het berekenen …’, verschijnt dan bovenin het scherm. Het lijkt wel magie…
Maar er blijkt toch ook een zekere systematiek in te zitten. Zo ontdekte ik onlangs dat ik bij het uitstippelen van een route, het hardnekkig idee heb dat ik eerst de pont naar Noord moet nemen … alsof mijn bestaan in Amsterdam Noord uitgewist is en ik weer terug ben op de Binnenkant… Op het terras van Eye gezeten, wees Klaaske me op de zijtak van het IJ aan de overkant waar we met onze woonboot afsloegen als we via het IJ op weg waren naar de scheepswerf op de Westelijke Eilanden, voor het driejaarlijks onderhoud. En precies daar wrong iets bij mij vanbinnen … kwamen we dan van deze kant van het IJ of kwamen we van de overkant…
Met illusies leren leven, heet dat…
Epiloog
Vanochtend vroeg had ik last van m’n keel en vond dat ik zo’n keiharde Enchinaforce kauwtablet moest nemen. Maar op het moment dat ik hem tussen m’n kaken klemde en kraakte, wist ik: dat gaat fout… En ja hoor, ik voelde de schilfertjes glazuur in m’n mond…
wat voorafging…
Nadat ik onlangs, op bezoek bij een oude vriendin, me een beroerte geschrokken was van haar aftakeling, heb ik minder zicht in m’n ogen. Via de oogarts belandde ik bij de neuroloog, die me op z’n computerscherm liet zien dat er een verkleuring zat aan de rand van het visuele centrum: een lokaal infarct. Verder mankeerde ik niks.
Deze week had ik een droom over m’n neuroloog, ik droomde dat ik weer een gesprek met hem had, waarbij ik mijn visie op mijn verstoorde gezichtsveld nog eens te berde wilde brengen. Maar eigenlijk wist ik dat onze werelden elkaar toch niet zouden raken.. Technisch gesproken had hij gelijk had, maar die feiten dekten mijn beleving van het gebeuren niet – ik heb er eerder op mijn blog over geschreven, zie: Liefde voor het leven.
Toen we daar in mijn droom weer tegenover elkaar zaten, mijn neuroloog en ik, zei ik hem nog eens dat zijn diagnose heus wel zou kloppen en dat hij een goed vakman was, maar dat ik er vanuit mijn standpunt nu eenmaal anders tegenaan keek.
Maar … wat wás mijn standpunt eigenlijk..
Ik zat met mijn mond vol tanden. Want wat moest ik zeggen … dat ik m’n halve leven ‘gemediteerd’ had en aan Zen deed, dat ik een meer holistische visie had..
Nou, die visie zal een doorgewinterde materialist worst wezen…
De droom eindigde ermee dat hij zei dat we maar een nieuwe afspraak moesten maken, om zo en zo laat. Terwijl ik opstond was ik de tijd al weer vergeten … hoe laat ook weer, was het nou tien uur?
Maar toen ik de volgende ochtend wakker werd, wist ik het opeens… Spontaan wist ik wat mijn vakgebied was: de studie van het bewustzijn – zoals Maarten Houtman het tijdens die sessie van december 1990 zei: “Echte meditatie is onderzoek van je bewustzijn…”
Maar … hoe kon ik dat eigenlijk vergeten zijn… Door alsmaar te morrelen aan mijn problemen – terwijl die van die studie van het bewustzijn juist losgezongen zijn… En ook deze vraag zelf maakt eigenlijk weer deel uit van … de studie van het bewustzijn. Evenals dat ik nu een verkrampte linkerhand heb van het met één vinger typen…
Deze week heb ik een afsluitend telefonisch consult met de neuroloog. Wat ga ik hem nu zeggen…
Wat ik hem ga zeggen is dit:
“Dokter, u had helemaal gelijk. Ik probeerde iets te weten te komen vanuit de spleet van het voorlopige.[1] En dat terwijl ik na m’n infarct juist ontdekt had dat er uiteindelijk niets te weten valt – ik heb dagen voor me uit zitten kijken, erbij stilstaand zonder erover te denken – dat de tijd van oplossingen bedenken voorbij is, dat er alleen nog tijd van leven is…
Vanochtend –
de hemel was blauw,
er dreven wattenwolkjes –
ontdekte ik dat mijn duisternis,
mijn gebrek aan licht,
vanbinnen zit
alles was grauw…
Maar terug wandelend naar huis
was de afstand verdwenen
leek het heelal dichtbij –
was het bijna tastbaar aanwezig.
Terwijl om me heen
het leven gewoon doorgaat
loop ik zij aan zij.