Hoe Thich Nhat Hanh op mijn pad kwam en Maarten me bij de hand nam

Nadat ik begin jaren tachtig bij Maarten Houtman was gaan ‘zitten’, samen met Klaaske, wilde ik eerst de kat uit de boom kijken. Ik vond dat zitten op een bankje een kwelling. En de kring ‘mediterenden’ daar op de Zen-zolder van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’, vond ik net een circusnummer met gedresseerde aapjes.
‘…is dit wel iets voor mij,’ vroeg me af.
Ook aan Maarten moest ik wennen.
Klaaske had, toen ze zijn flyer ‘Integrale meditatie op basis van Za-zen’ in het Mozeshuis had zien hangen, gelijk geweten: die man moet ik hebben!

Dus toen ik hoorde dat de bekende Vietnamese vredesactivist en Zen-monnik Thich Nhat Hanh een weekend naar ‘De Kosmos’ zou komen, was ik niet meer te houden… Hij was een redder van bootvluchtelingen geweest en een prominente speler bij de Vietnamese Vredesonderhandelingen in Parijs.
Hij was mijn idool…
Wat meespeelde is dat ik als dienstweigeraar door de oorlog in Vietnam geëngageerd was geraakt. Ik had in Amsterdam het initiatief genomen voor een ‘polemologische’ studiegroep, waarin studenten zich in interdisciplinair verband – voor mij was dat sociale psychologie – bezighielden met het vraagstuk van ‘oorlog en vrede’. Maar dat was al weel wat jaartjes geleden…
Ook al had ik dan recent met meditatie kennisgemaakt, van Zen had ik sowieso nog weinig idee. Maar het was vooral zijn achtergrond als vredesapostel, die Thich Nhat Hanh interessant voor me maakte.

Wat ik intussen niet wist, was dat op dat weekend de fleur van de Nederlandse Zen-wereld aanwezig zou zijn…

De eerste avond vond plaats in de grote zaal van De Kosmos. Ik zag dat Maarten er ook was, tenslotte, hij was de nestor van de Nederlandse Zen. Maar al gauw zou blijken dat ook ik zijn aandacht had. Gelukkig maar, ik voelde me een beetje verloren, temidden van het voor mij onbekende gebeuren – misschien voorzag hij wel dat ik daar met een kater uit mijn vredesdroom zou ontwaken…

Van Thich’s eerste optreden herinner ik me voornamelijk zijn verhaal over zijn treinreis naar Amsterdam. Hoe hij onderweg door de douane gevisiteerd was, op verdenking dat hij drugs onder zijn pij smokkelde.
Dat moest voor hem een enerverende reis geweest zijn…
Na de rondvraag ging hij dan ook languit in zijn pij op het podium liggen om de vermoeienissen van zich af te laten glijden. Ik hoorde later dat hij met deze reis naar Amsterdam, tevens een tweejarige retraite in Zuid-Frankrijk had beëindigd.

Ik vond die scène op het podium wel iets ontroerends hebben. Maar het had ook iets radicaals, om onder de ogen van een zaal vol mensen, zo compromisloos voor jezelf te kiezen… Wel heel erg ‘zen’, kun je zeggen.

De volgende dag zat ik in een groepje bij Thich Nhat Hanh aan tafel, waar hij een verhaal hield over ‘mindfulness’. Nu een hot item, maar het moet me toen grotendeels ontgaan zijn… Om mezelf een houding te geven – en misschien ook om mijn idool te behagen – ging ik maar aantekeningen maken, zoals ik een van de andere aanwezigen ook zag doen – hoewel ik voelde dat dat niet de bedoeling was…
En toen ging het inderdaad mis… Ik kreeg te horen ‘dat je niet tegelijkertijd kon luisteren en schrijven…’ Zen is zen, één ding tegelijk.
Ik schrok me een hoedje en moffelde m’n papiertje onder de tafel…
Nu schoot mijn vermogen om een situatie in te schatten wel vaker tekort, maar zijn schrobbering had mijn vertrouwen flink op de proef gesteld…

Toen ik na afloop naar de uitgang liep, kwam Maarten naast mij lopen en zei: “Ik vind dat ‘zitten’ lekker…”
Ik vond dat ‘lekker’ een rare woordkeuze, óók omdat ik er zelf juist grote moeite mee had. Bovendien, dat zeg je toch niet over zoiets plechtigs als mediteren…

Tegelijk was er het gevoel dat hij de innerlijke storm, die Thich Nhat Han bij mij veroorzaakt had, doorgrondde… Ik vroeg me zelfs af of zijn opmerking ook geen commentaar was op de strenge meester, die van jongs af aan gewoon zijn plicht had gedaan.

Hoe dan ook, ik bleek Maartens aandacht te hebben, het was een eerste persoonlijke aanwijzing dat je meditatie niet kon afdwingen – dat je daar misschien wel schade van opliep…

Die scène met Thich Nhat Hanh is nu veertig jaar geleden, maar is al die tijd met mij meegereisd… Samen met de teleurstelling en woede die het in mij losgemaakt moest hebben…
Zo bleef Thich Nhat Hanh mij al die tijd vergezellen, zijns ondanks…

Maar het weekend was nog niet afgelopen.
De volgende dag kreeg ik de opdracht om ‘met aandacht’ de potjes met jam en notenmoes op de schappen van de biowinkel van de Kosmos af te stoffen.
Het zei me weinig, ik kreeg er gewoon geen contact mee, ik voerde zijn opdracht uit. Klaar.
Dat ‘mindfulness’ was aan mij voorlopig niet besteed…

Zen Poems of Nhat Hanh

Klaaske en ik hebben van Maarten Houtman een dun, ingenaaid boekje geërfd (zie boven), prachtig vormgegeven en geïllustreerd. Het heeft een wat raadselachtige titel, die op Amazon aldus is weergegeven:
‘Vo Dinh sents Zen Poems of Nhat Hanh || Paperback, January 1, 1976; by Nhat Hanh (Author), Teo Savory (Translator).

Klaaske had het boekje prominent op de kast naast ons zitje gezet. Ik had uit m’n ooghoeken gezien dat het mooi was, maar me er verder niet in verdiept.
Pas onlangs drong het tot me door dat een boekje van Thich Nhat Han moest zijn, hoewel dat ‘Thich’ aan de naam ontbrak – misschien is dat z’n voornaam.

Het boekje trok dagenlang telkens even mijn aandacht – totdat Klaaske op een dag van haar iPad opkeek en zei: ‘Ik lees hier dat Thich Nhat Han is overleden…’
Ik werd er een beetje stil van, verwonderd … hij was al een paar dagen in mijn aandacht geweest…

Het is me in m’n leven een paar keer overkomen dat mensen uit een ver verleden – van wie ik dat nooit had kunnen vermoeden – op zekere dag ‘bij me langskwamen’, alsof ik op dat moment in hun aandacht was. En dan las ik een paar dagen later in de krant dat ze overleden waren.
Alsof ze afscheid waren komen nemen…
Het overkwam me met twee leraren van m’n middelbare school. Ik was er totaal door overdonderd…

Maar nu met Thich Nhat Han was het anders, alsof hij diep van binnen al dagen in mijn aandacht was. Daarbij was het boekje dat we van Maarten hadden kregen, een soort schakel. Net als Klaaske, die het daar neergezet had…
Pas toen drong tot me door, dat iemand waar je veertig jaar mee geworsteld hebt, zonder ‘eruit te komen’, daar misschien wel iets van gemerkt moest hebben…

Dat zijn allemaal werkingen van het onzienlijke, waar ik geen idee van had. Maar ik was ze wel bij Maarten Houtman tegengekomen. Zoals in ‘De droom van een dwaze monnik’, waarin deze aan zijn stervende meester vraagt: ‘Meester, zal ik straks in uw aandacht blijven, als u er niet meer bent…’

Achteraf kan ik alleen maar zeggen dat er met Thich Nhat Hanh van verbondenheid sprake geweest moet zijn, ook al was ik vol onbegrip gebleven. Maar die band had dat allemaal overleefd – bij mijn kennismaking met hem was ik kennelijk te beschadigd door het leven, om dat überhaupt te kunnen opmerken.
Nu ben ik er heel dankbaar voor dat ik deze ‘dwaze monnik’ heb leren kennen…

Als die dimensie van het onzienlijke, die verbondenheid met alles en iedereen, tot je door begint te dringen, ga je je leven met andere ogen bezien. Je ziet ook de last die je met je meedraagt, van al je botsingen, stemmingen, humeuren – waarvan je dacht van ‘ach, dat zal mijn tijd wel uitdienen, komt wel een keer … in de toekomst misschien, bij de juiste sterrenstand … of anders ga ik wel in therapie…’
Of je probeert het gewoon te vergeten, je laat het achter in de beerput van je bestaan…

Ik begin te begrijpen dat ik het nu moet oplossen, dat er geen toekomst is om het naartoe te verschuiven. Je ziet alle dingen die aan je knagen, alle mensen met wie je nog iets uit te vechten hebt, en denkt: kom op Hein, er is maar één tijd om te handelen, dat is nú. Zonder daarbij weer in een opzet te vervallen, het gevoel te hebben je te moeten haasten
Het leven reikt het je aan.

For Warmth

I hold my face between my hands
no I am not crying
I hold my face between my hands
to keep my loneliness warm
two hands protecting
two hands nourishing
two hands to prevent
my soul from leaving me
in anger
 

Gedicht van Nhat Hanh uit bovenstaande bundel.

Epiloog

Ruim tien jaar later, tijdens de Tao-zen sessie van april 1986 in Eefde, reed ik met Maarten Houtman naar de biowinkel in Zutphen, om inkopen te doen aan de hand van het verlanglijstje van de deelnemers.
Ik vertelde hem onderweg over Thich Nhat Hanh’s praktijkopdracht in ‘mindfulness’, die ik toen in de biowinkel van De Kosmos uitvoerde.
In het plenaire gesprek van die dag, kwam Maarten erop terug, hij stelde de deelnemers de vraag, waarom die opdracht bij mij zoveel weerstand had opgeroepen…
Het was heel boeiend ieders invalshoek daarop te horen. Maarten ging er zelf ook uitvoerig op in, waarbij hij ondermeer zei:
“… dat is ook mijn argwaan tegen al die mensen, al die leraren, al die systemen, die je ergens iets opleggen. Daar ga je onmiddellijk op jouw manier mee aan de gang. We zijn geen oosterlingen meer van driehonderd jaar geleden – driehonderd jaar geleden was het in het Oosten mogelijk om zó’n volmaakt vertrouwen te hebben in de meester, dat, ook al was het het meest absurde idee, je er gewoon vanuit ging: dat is zo!
Dat is eigenlijk precies dezelfde positie. Maar wij kunnen dat niet meer, wij moeten het zelf inzien, wij moeten inzien in welke positie we zijn, hoe we leven, hoe we het doen.”

 

Naschrift

Een jaar geleden kreeg ik een herseninfarct, waardoor mijn zicht nu beperkt is. Ik word hiervoor begeleid door een teamlid van het Beroerte Adviescentrum van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Het eerste wat ik van haar leerde waren de vier ‘gouden regels’ voor hemianopsie (zoals mijn gezichtsbeperking heet), waarvan de eerste luidt: ÉÉN DING TEGELIJK.

Waar had ik dat eerder gehoord…

Zen is zen.
 

Langs de lijnen van de tijd

Elpermeer bij volle maan, 20-10-2021 21:05

Het aanschijn van de maan is het enige gezicht wat ik nog steeds moeiteloos herken…
Sinds mijn gezichtsveld stoornis, is gezichtsherkenning een kwetsbaar punt voor mij. Hoewel ik prima lettertjes kan lezen, herken ik op straat regelmatig de buren niet. Gelukkig nog wel in grote lijnen, ik herken ze aan hun gestalte, aan hun kleren en soms aan hun hondje…

Klaaske in Den Burg, Texel. 31-03-2019

Ik vroeg Klaaske pas of ze zich ervan bewust is dat ik haar niet ‘normaal’ zie.
Nou, daar was ze zich eigenlijk niet van bewust, mijn ogen kijken haar aan en verraden daarbij dat ik aanwezig ben, ze kan mijn aandacht voelen.

Wat mijzelf inviel, nu ik het hele ‘plaatje’ niet meer goed zie en hooguit op een van beide ogen kan focussen, is dat voor mij het energetisch aspect – zeg maar de uitstraling van een gezicht en die van de ogen – nu een grotere rol lijkt te spelen in de ‘face to face’ communicatie. 

Energie=aandacht=energie…
Dat lijkt in het veld van het bewustzijn net zo cruciaal te zijn als E=mc2 dat is voor de materie.
Maar wat is die ‘energie’ hier eigenlijk Aandacht, nou, dat weten we wel. Hoewel…

Ik doe ’s ochtends vroeg de energie-oefening uit ‘Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie’ van Maarten Houtman. Die blijkt ook goed te helpen bij onrust en slapeloosheid. Geloof het of niet, als ik m’n iPhone weer wegleg, slaap ik daarna als een roos…
Dat zie ik voor mezelf zo: terwijl ik daar lag te spoken, raak ik steeds verder verstrikt in m’n denken, steeds verder los van m’n lichaam.
 Terwijl als ik  meegenomen door Maarten’s ingesproken instructie  de blik naar binnen richt en vervolgens met m’n aandacht langs mijn inwendige organen reis, ben ik weer helemaal terug in mijn fysieke bestaan…

In de Taoïstische energie-oefening spelen de ogen een centrale rol. Het is daarbij alsof je met een glimlach bij jezelf naar binnen kijkt’ – de Taoïsten noemen het dan ook the inner smile.
Met die inwendige blik richt je je aandacht op een orgaan. En dat lukt…
Het lijkt net zo te werken als wanneer mensen voelen dat je naar ze kijkt, of dat je aan ze denkt. Dan is het nog maar een klein stapje naar de idee dat aandacht een energetische werking heeft 
 dat het energie is…

Wat is de kwaliteit van die aandacht?
In twee toespraken uit de Tao-zen sessie van april 1988 geeft Maarten Houtman daar een prachtige kenschets van:

Voor die ervaring is een luisteren nodig, dat ik jullie niet kan leren.
Waar het eigenlijk aldoor om draait is: kun je – dat is een heel vaag begrip – de stilte bewaren, in je gesprekken, in je vriendschappen. En bezit je liefde stilte. Of is je liefde ook vergankelijk. Als die niet stilte bevat, is hij vergankelijk, gaat hij voorbij – zoals jij voorbijgaat en alle dingen in de schepping voorbijgaan.
‘Doorlaatbaar zijn, Eefde, 20 april 1988.

De tweede toespraak vond ik zo mooi, dat ik hem in strofen heb omgezet.
Het gaat met name om deze passage:

“Ik wou dat jullie eens begrepen
hoe ongelooflijk belangrijk het is
om toe te geven.
Jullie zijn allemaal, zonder uitzondering,
nog de overtuiging toegedaan
dat jij ’t op kunt nemen tegen het onbewuste.
Dat kun je niet, je bent een pluisje
in de orkaan van het onbewuste –
je bent niet eens een pluisje…

Het onbewuste is je vriend,
het is je oudste metgezel,
het is nog ouder dan je lichaam.
Je lichaam vernieuwt zich elke keer,
maar het onbewuste –
wat wij dan ‘het onbewuste’ noemen,
het is een heel ongelukkige term –
is veel en veel ouder,
het is zo oud als jij bent.

Er zijn allerlei namen voor gegeven:
Atman, Brahman, God…
Dat is het eigenlijke –
en dat ben jij,
van de aanvang af ben jij dat.
Het enige wat gebeuren moet is dat jij,
in het besef dat je dat bent,
in de schepping mééwerkt.”
‘Jij bent het spel, Eefde, 19 april 1988
De bewerking tot prozagedicht vind je hier: ‘Jij bent het spel


 
[met dank aan Klaaske]

 

Odyssee langs de Zuidas…

Klaaske met iPad op haar lievelingsplekje

 

Vertel me, o Muzen, het verhaal van de man des vredes,

die vredesapostel – ooit dienstweigeraar en‘polemoloog’ 

die ging ontdekken dat hij vanbinnen een vulkaan was.

Hij kwam bij de minste geringste aanleiding tot uitbarsting,

vooral aangedaan onrecht zette hem in vuur en vlam…

Hier is hij net terug van de tandarts bij Minerva’s Plein,

onder de hoede van Klaaske, zijn liefhebbende vrouw 

blijf luisteren naar het verhaal dat het Lot voor hem spon:

Onlangs liep ik samen met Klaaske langs de Minervalaan,

van het Plein naar station Zuid. Er was een kies getrokken. 

Ogenschijnlijk was het een makkelijke trekking geweest,

die zich in alle voorkomendheid leek te hebben voltrokken 

’t was de stilte voor de storm, elke stap nam mijn woede toe…

Aanvankelijk keerde die zich onnavolgbaar tegen mezelf,

mijn eerste gedachten was dat Ik niet aardig was geweest

tegen de tandarts en haar assistente. Was het berouw? –

een gevoel dat Job in de verse Bijbelvertaling is ontzegd.

Mijn fantasie sloeg op hol, daar langs de laan van Minerva,

ik begon net een zekere volksmenner de kop af te hakken 

toen plots twee bevallige jonge dames voor ons stonden,

en ons van achteruit hun busje een blikje fris aanboden…

Een ingreep van de hemel, die me terugbracht bij mezelf…

Het was de Godin van het Lot die hen deez Gratieën zond,

zeggende: “Ga die reizigers een beker nectar aanbieden

en redt dat leven  laat die ander nog maar even zweten.”

Aldus verschenen die twee dochters van Zeus op hun pad.

Al gauw bleek dat mijn woede allesbehalve bekoeld was.

Ze vlamde weer op toen we op Station Zuid aankwamen

en op de borden‘Metroverkeer gestremd’ zagen staan

Eerst namen we nog plaats in een klaarstaande rijtuig –

ik met een mondkapje over mijn gehavende mond –

maar het voelde uitzichtloos. En mijn geduld was op.

Net voor de poortjes dichtgingen, glipten we naar buiten.

Daar op het Zuidplein gingen we op zoek naar een taxi,

maar alle taxi’s die we aanhielden bleken al besproken…

Toen hoorde Klaaske, temidden van chaos en kabaal,

via het appje van ‘S-taxi’: ‘Over 10 minuutjes, mevrouw’

Intussen waren mijn trillende benen zomaar gaan shaken,

de opgekropte energie werd kortgesloten met de aarde.

Net toen ik me daar een gedachte over ging maken,

hoorde ik een bekende stem zeggen: “Wij zijn geneigd

intensiteit van ervaring af te meten aan heftigheid. Mensen, 

dat heeft niets met elkaar te maken, niets, absoluut niets!”

Nu begon ik me af te vragen waar mijn drift vandaan kwam…

Hoe kon die me zo overrompelen, ondanks alle ‘mediteren’?

Wel had Klaaske in ‘Vermoeidheid na hersenletsel’ gelezen –

een folder die de coach bij het CAV-Adviescentrum ons gaf –

dat mijn hersens overuren maakten om alles te interpreteren,

en je daarop kon reageren met ‘flight’ of ‘fight’, Bij mij fight!

Maar het gevoel ‘Ben ík dat?’ bleef, ik herkende mezelf niet…

Hoor, O Minerva, hoe inzicht rijpt. Maar eerst terug in de tijd,

naar Krimpen aan de IJssel, waar Hein door schaad en schand

het principe van de hefboom had ontdekt… Zo gaat het nu altijd,

het pad van de mens gaat door pieken en dalen. Luister verder…

Vader lag, overspannen van het werk, overdag boven op bed,

wij liepen op onze tenen: ‘Sst, zachtjes, niet wakker maken…’  

Moeder en ik stonden beneden geanimeerd met elkaar te praten,

waarbij ik lekker lui op het deurtje van de dressoir ging zitten…

 

Toen kantelde de kast, met donderend geraas kwam het servies

in stukken en scherven naar buiten zetten. En toen was het stil…

Wij beiden zagen vader de trap af stormen, als een dolle stier…

Toen hij zag wat er gebeurd was, kwam hij mijn richting uit…

Nu was ik van hem gewend aan een harde ‘draai om m’n oren’,

dus ik dook in elkaar… Maar moeder kwam tussenbeide….

Zo bleef hem – in zijn onnozelheid – een wreed lot bespaard… 

en onthulden de Goden dat hij haar liever was dan het servies.

 

Zo kwam het dat ik, voortstuiterend langs de Minervalaan,

bedacht hoe explosief mijn vader toen was. Mijn voorland?

Terugkijkend voel ik achter zijn woede nóg zijn getergdheid,

dat hij het allemaal niet meer aan kon… Soms heb ik dat ook.

Maar hij heeft het allemaal op eigen kracht moeten verwerken.

Wat bevoorrecht ben ik, dat het leven me zoveel ruimte geeft…

Toch heb ik onlangs ontdekt dat hij een zorgzame man was – 

en je vraagt je af: hoe kan dat, zulke uitersten in één mens…

Terugkijkend was mijn vader, ondanks de druk van zijn werk,

altijd degene die er voor me was als de nood het hoogst was.

Wat een wonderbaarlijk mens was hij toch…

Mijn ouders in Haamstede. Foto Jan Zijlstra, ± 1960

Zoals die keer aan het strand van Haamstede – ik was tien –

toen de bodem onder m’n voeten verdween. Ik spartelde,

want de woeste golven rondom dreigden me te verzwelgen.

En toen waren daar onder me zijn handen die me droegen 

diezelfde handen die me zo hardhandig hadden geraakt…

Hij was er ook toen ik als puber met m’n lichaam worstelde

en hij tot tweemaal toe met me mee ging naar een specialist –

waarna ik gerustgesteld weer samen met hem naar huis kon.

En zo werd ik, aan zijn hand, ingewijd in de mannenwereld,

tegen de stroom in – over intieme dingen werd niet gepraat.

Eigenlijk ontdekte ik pas heel recent dat ik van vader hield.

Wat een fantastische ontdekking is dat…

Johannes Zeillemaker

[Met dank aan Lene]

De laatste keer

De laatste keer dat ik Maarten Houtman meemaakte, was drie dagen voor zijn overlijden – op 5 januari 2011. Ik had gevraagd of ik – op haar verzoek – een vriendin mocht meenemen, die hem welbekend was: Erna Heijligers.[1] Ze leed al jaren aan kanker, haar ziekte bereikte langzaam maar zeker een kritiek stadium.

Na aankomst in het paviljoen in Berg en Bosch waar hij lag, hebben we met z’n tweeën even aan zijn bed gezeten. Daarna trok ik me terug achterin de kamer, wetende dat Erna graag met hem over haar naderende einde wilde spreken.

Aanvankelijk leek Erna alleen maar afscheid van Maarten te willen nemen en ze bedankte hem voor de steun die ze van hem ondervonden had – totdat Maarten haar op de vrouw af vroeg: “Je had een vraag aan me…?”

Toen vertelde ze hem dat ook zij voor de dood stond…

Hoewel ik het gesprek van een afstand volgde, probeerde ik me toch zoveel mogelijk onzichtbaar te maken.

Ik wilde Erna inderdaad de kans geven met Maarten te praten, ook al bleef ik daar zitten. Helemaal weg gaan kwam niet in me op, het kon wel eens de laatste keer zijn dat ik hem zag…

Op een gegeven moment kwam Hanna, Maartens vrouw, binnen, niet lang daarna vertrokken we. Nog eenmaal hadden Maarten en ik oogcontact. Ik zag zijn rustige, ernstige ogen, die me zeiden dat het altijd zo geweest was en nooit anders zou zijn…

Zo had ik afscheid genomen van een vriend die dertig jaar lang mijn metgezel was op mijn levenspad, we hadden intensief met elkaar opgetrokken. Ik volgde al die tijd zijn wekelijkse – later maandelijkse – meditatiegroepen, en maakte veel van de lange sessies en weekenden onder zijn leiding mee.

Maar we zagen elkaar ook in allerlei omstandigheden van ons privé bestaan. Zo bracht hij me de beginselen van de lay-out bij, zorgde ervoor dat ik een computer ging gebruiken en betrok me van meet af aan bij de stichting ‘Zen als Leefwijze’. Hij bracht ook nieuw leven in mijn huwelijksrelatie, en we sloten vriendschap met de wederzijdse partners.

Maar Maarten was bovenal de mens die er altijd voor me was, die me met eindeloos geduld liet zien dat de grote aanwezigheid zich altijd om je bekommert. En die in de buurt was als ik vast dreigde te lopen of me afwendde in m’n koppigheid.

Zoals veel van zijn leerlingen, was ook ik door het leven getekend; ik was door een diep dal gegaan, waarin de vele aspiraties en idealen van de vroege jaren waren vervlogen. Wat restte was een soort minimaal bestaan, met een gevoel van mislukking en beginnende gebreken aan lichaam en geest.

Wat mij tot deze wonderbaarlijke ontmoeting, deze ‘kans van mijn leven’, heeft uitverkoren, zal me wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat de vlam van de aandacht in me nooit helemaal was gedoofd. En ik had een ongelofelijke honger te begrijpen – waarbij ik me weliswaar wel héél ver op de uitzichtloze weg van het waarderende denken had begeven…

Erna Heijligers

Na afloop van ons gemeenschappelijke en tevens laatste bezoek aan Maarten, liepen Erna en ik daar in de buurt nog een eindje door de bossen. De intensiteit die we binnen hadden beleefd, straalde uit op de wereld om ons heen. Terwijl we over de paden liepen, genoten we van het licht, van de natuur, van het leven…

Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje van haar partner dat Erna stervende was. Vrienden en bekenden mochten nog een laatste keer langs komen om afscheid van haar te nemen.

Het is een wonder hoe mensen op je pad komen – en je uiteindelijk toch weer alleen verder gaat. Maar de grote aanwezigheid heeft me nooit meer verlaten. Als het een persoon was, zou ik zeggen dat Maarten er nog steeds is. Maar het is er nooit voor je naar believen, steeds als een geschenk – en als een voortdurende herinnering aan het mysterie van het bestaan.


[1] Erna was degene die me leerde shaken – zie Barzakh, 9 juni 2018. Ze heeft, vakkundig journaliste als ze was, verder meegewerkt aan diverse uitgaven van ‘Zen als leefwijze’, waaronder ‘De Tao van Zen’ (2008) en ‘Blijf luisteren, het verhaal gaat verder’ (210) – zie Etalage. Bij maartenhoutman.nl/…/interviews/ staan gesprekken die ze had met Maarten en met Nico Tydeman.

God laat zich niet hacken

 

God laat zich niet hacken –

eindeloos zijn mijn pogingen

toegang te krijgen

tot Uw zwaar beveiligde domein,

alle sleutels, alle wachtwoorden

in de wereld heb ik uitgeprobeerd. 

 

Heer, ik smeek U, geef mij

toegang tot Uw geheime domein –

… of zou ik het zelf zijn

die in het bezit is van de codes,

Uw beheerder die sluimert noch slaapt,

die op U wacht in het holst van de nacht.

 

Ik moet het zelf ontdekken

dat ik alleen U toegang kan geven,

de deuren openen voor Uw aanschijn

U ontvangen als een verloren zoon,

die bleef wachten op een feestelijk onthaal –

ik blijf op U wachten tot in eeuwigheid.

 

Mijn Geliefde, blijf op mij wachten

voor altijd.

 

 

 

 

 

La grande illusion

Er kwam bij mij zojuist een bericht van YouTube binnen over hun nieuwe Servicevoorwaarden, ‘Beperkingen op gezichtsherkenning’ was de titel.

Laat dat nou precies de beperking zijn waar ik sinds enige tijd aan lijd… Dus ik voelde me weer helemaal bij de tijd…
‘Plaatjes’ bekijken is voor mij überhaupt wat lastig – wat ook een handicap is bij lay-out werk.
Een van m’n laatste foto’s voor het fatale incident, was deze blik op ‘landelijk Noord’. Gelukkig kan ik de gaafheid van de blauwe spiegeling nog steeds goed zien…
Je moet trouwens niet gek opkijken als op deze plek binnenkort een gevecht tegen windmolens plaats vindt – hier zouden volgens de gemeentelijke plannen namelijk giga-windmolens moeten verschijnen, hoger dan de Dom van Utrecht. Allemaal voor het milieu…

Buiksloterdijk, Amsterdam-Noord | 2 januari 2021 9:38
Onze schoonheidsbeleving van de wereld hangt samen met de gaafheid van onze waarneming…

Mijn wereld zag er vanaf die bewuste dag inderdaad totaal anders uit, alsof de ban was verbroken van de betovering die de zintuiglijke waarneming op ons uitoefent – een innige, vanzelfsprekende band, door ons gekoesterd als ‘de werkelijkheid’.
Maar wat als die werkelijkheid niet langer werkelijk is en die basis van je bestaan wegvalt…
En dan zijn we weer terug bij die fundamentele vraag: wat is voor ons ‘werkelijk’? Want dan heb je het niet meer over de kunst van het overleven, zoals het ‘centreren in je aardse midden’, dan heb je het erover, zoals Maarten Houtman zegt in Nietsdoen als je wakker wordt[1]:
“dat je een bewustzijn bent, wat in onafgebroken relatie, contact, verbondenheid, staat tot het totaal van het leven. Dat je je schijnidentiteit, waar we ons zo druk over maken, totaal verliest. Want dat is voorbijgaand. Daar doen we ons hele leven zó ontzettend ons best voor… en waaróm? roept hij wanhopig,als je geluk hebt, duurt het honderd jaar en dan is het voorbij…”

Maar het gaat nog dieper…
Naast onze gehechtheid aan onze zintuigen, ons absolute geloof dat wat we zien, horen, proeven ‘de werkelijkheid’ is, gaan vanaf het moment dat we uit de diepe slaap komen – waarin we dicht bij de Oorsprong zijn – en opstaan, onze gedachten, idealen en ambities met ons aan de haal… En die leven we, die zíjn we, daarin zijn we een heel leven lang aan het streven…

Is ons bestaan daarmee niet één grote illusie, Maya, zoals het in het Boeddhisme heet…

Na mijn CVI (= ‘Cerebraal Visueel Incident’, zoals het zo fraai het) van begin dit jaar, heb ik een maand voor me uit zitten staren. Eigenlijk voelde ik me bevrijd,‘onthecht’…
Daarna ga je proberen te leven met je ‘nieuwe werkelijkheid’ – en toen was dat voorbij…

Wat blijvend lijkt, is een vreemd soort desoriëntatie, die ik nog steeds aan het onderzoeken ben:
In een vreemde omgeving – ik reisde zelfstandig met de trein naar Tiel – kan ik redelijk m’n weg vinden, ik volg gewoon de regels en de borden. Maar in een zogenaamde ‘vertrouwde’ omgeving, als ik denk dat ik het weet, kan het zomaar mis gaan. Dan begin ik wanhopig naar ‘houvast’ te zoeken: ik vraag de weg aan een voorbijganger, of kijk op m’n iPhone …. maar die lijkt de kluts ook regelmatig kwijt te zijn, ‘Route opnieuw aan het berekenen …’, verschijnt dan bovenin het scherm.
Het lijkt wel magie…

Maar er blijkt toch ook een zekere systematiek in te zitten. Zo ontdekte ik onlangs dat ik bij het uitstippelen van een route, het hardnekkig idee heb dat ik eerst de pont naar Noord moet nemen … alsof mijn bestaan in Amsterdam Noord uitgewist is en ik weer terug ben op de Binnenkant…
Op het terras van Eye gezeten, wees Klaaske me op de zijtak van het IJ aan de overkant waar we met onze woonboot afsloegen als we via het IJ op weg waren naar de scheepswerf op de Westelijke Eilanden, voor het driejaarlijks onderhoud.
En precies daar wrong iets bij mij vanbinnen … kwamen we dan van deze kant van het IJ of kwamen we van de overkant…

Met illusies leren leven, heet dat…

Epiloog

Vanochtend vroeg had ik last van m’n keel en vond dat ik zo’n keiharde Enchinaforce kauwtablet moest nemen. Maar op het moment dat ik hem tussen m’n kaken klemde en kraakte, wist ik: dat gaat fout… En ja hoor, ik voelde de schilfertjes glazuur in m’n mond…

Dat was in elk geval geen illusie…


[1] De ‘toespraak v/d maand’ van juli 2021

Een nieuwe lente


wat voorafging…

Nadat ik onlangs, op bezoek bij een oude vriendin, me een beroerte geschrokken was van haar aftakeling, heb ik minder zicht in m’n ogen. Via de oogarts belandde ik bij de neuroloog, die me op z’n computerscherm liet zien dat er een verkleuring zat aan de rand van het visuele centrum: een lokaal infarct. Verder mankeerde ik niks.

Deze week had ik een droom over m’n neuroloog, ik droomde dat ik weer een gesprek met hem had, waarbij ik mijn visie op mijn verstoorde gezichtsveld nog eens te berde wilde brengen. Maar eigenlijk wist ik dat onze werelden elkaar toch niet zouden raken.. Technisch gesproken had hij gelijk had, maar die feiten dekten mijn beleving van het gebeuren niet – ik heb er eerder op mijn blog over geschreven, zie: Liefde voor het leven.

Toen we daar in mijn droom weer tegenover elkaar zaten, mijn neuroloog en ik, zei ik hem nog eens dat zijn diagnose heus wel zou kloppen en dat hij een goed vakman was, maar dat ik er vanuit mijn standpunt nu eenmaal anders tegenaan keek.
Maar … wat wás mijn standpunt eigenlijk..
Ik zat met mijn mond vol tanden. Want wat moest ik zeggen … dat ik m’n halve leven ‘gemediteerd’ had en aan Zen deed, dat ik een meer holistische visie had..
Nou, die visie zal een  doorgewinterde materialist worst wezen…
De droom eindigde ermee dat hij zei dat we maar een nieuwe afspraak moesten maken, om zo en zo laat. Terwijl ik opstond was ik de tijd al weer vergeten … hoe laat ook weer, was het nou tien uur?

Maar toen ik de volgende ochtend wakker werd, wist ik het opeens… Spontaan wist ik wat mijn vakgebied was: de studie van het bewustzijn – zoals Maarten Houtman het tijdens die sessie van december 1990 zei: “Echte meditatie is onderzoek van je bewustzijn…”

Maar … hoe kon ik dat eigenlijk vergeten zijn… Door alsmaar te morrelen aan mijn problemen – terwijl die van die studie van het bewustzijn juist losgezongen zijn… En ook deze vraag zelf maakt eigenlijk weer deel uit van … de studie van het bewustzijn. Evenals dat ik nu een verkrampte linkerhand heb van het met één vinger typen…

Deze week heb ik een afsluitend telefonisch consult met de neuroloog. Wat ga ik hem nu zeggen…

Wat ik hem ga zeggen is dit:
“Dokter, u had helemaal gelijk. Ik probeerde iets te weten te komen vanuit de spleet van het voorlopige.[1] En dat terwijl ik na m’n infarct juist ontdekt had dat er uiteindelijk niets te weten valt – ik heb dagen voor me uit zitten kijken, erbij stilstaand zonder erover te denken – dat de tijd van oplossingen bedenken voorbij is, dat er alleen nog tijd van leven is…

Vanochtend –
de hemel was blauw,
er dreven wattenwolkjes –
ontdekte ik dat mijn duisternis,
mijn gebrek aan licht,
vanbinnen zit
alles was grauw…

Maar terug wandelend naar huis
was de afstand verdwenen
leek het heelal dichtbij –
was het bijna tastbaar aanwezig.
Terwijl om me heen
het leven gewoon doorgaat
loop ik zij aan zij.


[1] Maarten Houtman, Je adem gaat.

Bolle’s Hemelvaart

Bolle de Wijze Kater, de Tao-zenkat

van onze voormalige Huiskamergroep

is  verleden week thuis overleden,

zo berichtte zijn baasje Diana ons –

die hem, na het verscheiden van zijn zusje,

met pillen en veel liefde in leven hield…

En met geloken ogen om zich heen kijkend, ziet hij niets dan leegte:

Want wijs was hij zeker, onze kattige meester,

altijd als wij weer af dreigden te dwalen,

stak hij zijn snorharen door de kier van de deur en trok hem met z’n pootje open.

Liet daarna, staande temidden van onze roerloze gestalten, een klagelijk ‘miauw’ horen –

en bracht ons zo voortijdig aan het shaken.

Want wat een schrik … dát was niet de bedoeling…

stilte in de zaal graag! eerbied! alles volgens de regels!

… maar zachtjes smolten zij, wij, die eerzame poppen.

Hier en daar ging – niet ongezien – een oogje open,

er was geschuifel van benen, een voorzichtig lachje..

er werd zelfs een hand uitgestoken om Bolle te aaien…

Want zo doctrinair waren wij nu ook weer niet,

we voelden ons eerder betrapt op schijn-heiligheid,

op een net-doen-alsof we Tao-zen bedreven…

Maar miauw, zei de Meester: ‘Zacht zijn zonder opzet,

dat is waar het om draait, als je alle wikkels eraf windt.’

Het was alsof je Maarten hoorde praten…

En zeg nou zelf , mensen, wow, wat een demasqué…

kattenogen die dwars door ons mensen heen keken!

En er was die keer dat de muziek spontaan bij ons inbrak

en onder het zitten  ‘Trinity’ van George Gurdjieff inzette,

uitgevoerd door het Gurdjieff Ensemble –

mijn iPhone bleek op ‘spraakbesturing’ overgeschakeld te zijn –

was het misschien het  ‘miauw’ van de meditatiekat dat

de zaak in beweging zette en ons liet shaken…

Dat je het weet, grijze muis,

de kat is nu ver van huis,

maar hij blijft over ons waken

vanuit zijn meditatiekluis

op de eeuwige jachtvelden

zullen wij voor altijd in zijn aandacht zijn…

Dat ‘Trinity van Gurdjeff leek mij  een gepast afscheid van jou –

de drieëenheid van Aandacht, aandacht, aandacht..

Rust zacht, Bolle.

Uit liefde voor het leven

“Besef dat toch, je bent iets ongelooflijks, je bent zó’n geweldige mogelijkheid. En je zit je aldoor maar af te vragen, zal ik nou een boontje meer nemen of een boontje minder nemen… [gelach] Dat is jouw formaat niet.

De sterren en de hemel en het heelal, dat is jouw formaat. En jij hebt het alleen in de hand, om in dat formaat je leven te leven. En dan zul je ongetwijfeld brokken maken. Dat moet wel, je moet brokken maken in het leven, dat kán niet anders. Het kan echt niet anders. Die illusie dat je zo regelrecht naar de hemel wandelt, die is er niet. Maar zorg tenminste dat, als je valt, val dan uit de dertiende verdieping en niet over de drempel. [gelach]
Ja echt, dat meen ik, want dan gebeurt er tenminste iets. [gelach]

Maarten Houtman, Het principe van de eenwording, Eefde, december 1987


Aan deze uitspraak van Maarten Houtman moest ik dezer dagen denken, nadat me – inderdaad – een ongeluk overkomen was. Ik ben nog springlevend, hoor, daar niet van, maar wel is m’n gezichtsvermogen  aangetast.

Dat kwam zo:
Een paar maanden geleden bracht ik in de provincie een bezoekje aan een oude dame, die ik hoogacht. Ik had op haar verzoek een taartpunt meegenomen, Toen ik binnenkwam zat er een medewerkster van het tehuis waar ze woont – die bij m’n verschijning haar stoel afstond en het bloemetje dat ik meegenomen had in een vaas ging zetten. Ik was zeer gebrand op koffie bij het gebak, dat haalde ze ook nog voor ons.

Intussen had ik gemerkt dat de oude dame wartaal uitsloeg, waar ik vreselijk van schrok. De bezoekster was inmiddels verdwenen, en ik vroeg me af in wat voor situatie ik was beland – en stilletjes overgenomen had.  De jarige knoeide intussen gebak op de grond, dat ik gauw wegwerkte.  Zo had ik haar nog nooit meegemaakt… ik was geschokt en probeerde de situatie te redden.
Na een halfuurtje – waarin we ons zo goed en zo kwaad onderhielden, werd de middagmaaltijd binnengebracht, vis met patat. Wat ik toen zag bracht me nog meer in de war. De dikke kokkin – die even breed was als ze lang was – spoot uit een tube een hele sliert mayonaise over de patat. Wat ik zag voelde als een scène uit een Jeroen Bosch, mijn ogen puilden uit…
Toen het gesprek weer op haar familie van vroeger kwam, wist ik: nu moet ik weg…
Ik reed terug naar Amsterdam, voerde thuisgekomen een Skype-gesprek waarbij ik vreemde trillingen zag en zat daarna nog even achter de computer te werken.
Toen ik met Klaaske ’s avonds een video wilde kijken, merkte ik pas echt dat er iets mis was, ik zag strepen en kon de ondertiteling niet goed lezen.
De volgende dag had ik hoofdpijn en was mijn zicht slecht. Een ernstige vorm van migraine, dachten we, maar Klaaske belde  na drie dagen toch de dokter en we konden vrijwel gelijk langskomen – zij moest me toen al begeleiden.
De dokter nam eerst onze gedachte over dat het migraine zou zijn, maar later belde hij dat hij voor ons toch een afspraak met de oogarts had gemaakt in de polikliniek van het Boven-IJ ziekenhuis. Nadat ik die de volgende dag nogmaals het verhaal vertelde wat ik meegemaakt had,  bestudeerde hij mijn ogen. Zijn conclusie was dat het iets met het oogvocht was – een ouderdomsverschijnsel. Maar voor de zekerheid moest ik vier weken later terugkomen voor een ‘blikveldonderzoek’.
Ik heb die weken heel veel geslapen en m’n ogen zoveel mogelijk rust gegeven en hoopte dat het zicht zou verbeteren…
Maar nee hoor. Het blikveldonderzoek wees iets heel anders uit: het moest iets in de hersenen zijn, een infarct dus.
De oogarts was heel meelevend. Toch was er bij ons ook een zekere opluchting: eindelijk op het goede spoor…
Ik werd stante pede doorverwezen naar de neuroloog, die eerst een CT-scan liet maken van m’n hersenen. Toen hij later de foto op zijn scherm had staan, wees hij op verkleurde zenuwcellen bij het visueel centrum in de cortex: Er was inderdaad zuurstoftekort geweest, een herseninfarct door een stolseltje in de aderen. Op mijn vraag naar wat het verband kon zijn met wat ik meegemaakt had, was zijn antwoord ‘dat een infarct ook door een shock kon optreden. Maar dan wel precies in mijn visuele centrum, nergens anders… daar geloofde hij niet in.
Dat bleef mij intrigeren… Alsof ik in de zon gekeken had, of in het hellevuur…
Neurologisch was het in elk geval verklaard.
Ik kreeg de bijbehorende serie vervolgonderzoeken: bloedonderzoek, een hartfilmpje – een onregelmatig hart kan ook een stolling veroorzaken…
Een week later belde de neuroloog me op: “Nou, het hartfilmpje was goed, hoor … MAAR, er zijn sporen te zien van een hartinfarct…
Dus dat werd een doorverwijzing naar de cardioloog, plus weer een rondje ziekenhuis-onderzoek.
Intussen vroeg ik me af: een hartinfarct, maar wanneer dan, ik heb nooit iets gemerkt…
Toen kwam de bijna-dood ervaring bij me boven, die ik in de jaren zeventig had gehad, rond de dood van mijn vader die me erg aangegrepen had – misschien ook omdat mijn moeder in hun hutje-op-de-Mokerhei achtergebleven was, verlaten en stuurloos (ze kon inderdaad geen autorijden).
Het was rond 1976, ik was er slecht aan toe – niet alleen lichamelijk (ik had regelmatig spit aanvallen), maar ik was ook depressief: Klaaske en ik hadden beiden onze bijna voltooide studie psychologie afgebroken, omdat we bij onze – gemeenschappelijke – ’theoretische’ scriptie over gezinstherapie (Klaaske met het accent Kinderpsychologie, ik vanuit de Sociale psychologie) verzandden in ideeën en speculaties… waarbij ik bovendien gek werd van alle psychische afwijkingen, die ik in mezelf meende te herkennen… Maar ik kwam aanvankelijk  niet op het idee de studie afbreken, ons gezamenlijke project…  En ik voelde de druk van m’n ouders, die al zoveel jaren voor m’n studie hadden betaald…
Tijdens die lange, warme zomer werd het in onze niet-geïsoleerde woonboot ondraaglijk heet. Terwijl ik daar met klamme handen achter m’n studieboek zat, totaal vastgelopen, overkwam het me op een nacht dat ik uit het leven leek te vertrekken. Ik had een visioen waarin ik een lichtwezen zag, dat me naar boven wenkte. Die beleving duurde een eeuwigheid Totdat het idee bij me op kwam dat ik Klaaske niet in de steek wilde laten – het visioen was voorbij.
Hieronymus Bosch, Opstijging naar de hemel (detail)
Ik had de herinnering eraan diep in mezelf weggeborgen, maar er was wel een vaag besef dat ik ‘besloten had’ terug te komen en mezelf daarbij een opdracht had gegeven…
Intussen vond in mijn leven – ons beider leven – daarna een diepe verandering plaats. Nu ik terugkijk, leken we in alles geholpen te worden, we kregen contacten waarvan we nooit van hadden kunnen dromen,
Toen Klaaske bedacht dat we filosofie zouden kunnen gaan studeren – haar oude liefde, op dit moment is ze weer Jenseits von Gut und Böse van Friedrich Nietsche aan het lezen – was er voor onze bezige geest weer linnen voor de schaar. Bij ‘Oosterse Filosofie’ raakten we bevriend met een studiegenote, die 10 jaar in een ashram in India gezeten had. Via haar maakten we kennis met meditatie. En toen we op een vakantie in Oostenrijk waren, ontmoetten we daar een Theosoof die ons later uitnodigde bij hem in de leer te gaan…
Maar toen hadden we al kennisgemaakt met Maarten Houtman, die ons liefdevol onder zijn vleugels nam – en niet alleen om te leren mediteren, maar om een heel nieuw leven te beginnen… Hij praatte me de computer aan (“Krishnamurti heeft gezegd dat de computer de wereld gaat veranderen”) en zo kreeg ik later een bijpassende baan.
Een van de eerste dingen die Maarten tegen me zei toen we in Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ bij hem gingen zitten, was dat ‘zitten’ ook goed voor de stoelgang was. Maar … hoe wist hij dat ik daar last mee had… Ik kreeg het gevoel dat ik een open boek voor hem was, dat hij me zomaar kon ‘lezen’. En dat terwijl ik juist zoveel geheimen had… Het voelde als een thuiskomst, na de lange jaren van ballingschap van mijn lichaam – die uiteindelijk tot mijn bijna-dood geleid had.

Pas onlangs heb ik over die bijna-dood ervaring kunnen praten en ik probeer ik hem nu door te geven in dit bericht.
En dat allemaal dankzij een verkeerde diagnose… Want uiteindelijk heeft de cardioloog – deze keer verscheen mijn kloppende hart op het scherm – geen gebrek aan mijn hart kunnen constateren, wat hem betreft kon ik nog wel een tijdje mee…
Als klap op de vuurpijl kreeg ik gisteren een alarmerend telefoontje van onze huisarts dat de in het ziekenhuis gemeten bloeddruk ‘veel te hoog was’. Daar schrokken we ons weer een hoedje van. Maar uiteindelijk leerde een rondje meten met vijf minuten tussenpauze in een stil kamertje bij hem op de praktijk dat het vals alarm was… Het was voor mij weer een heel nuttige ervaring te ontdekken dat de druk omlaag geschoten was op het moment dat ik  – daar op m’n eentje zittend op een stoel – gevoeld had dat mijn innerlijk alarm verdween. Zo heb je er nog eens wat aan dat je hebt leren zitten ‘zonder opzet’…

De overtocht naar Fudaraku

Voor Casta

Amida Welcomes Chûjôhime to the Western Paradise
 

Ben je langs de laatste wachtpost gekomen
dan is daar, haast ongemerkt, een niemandsland –
niemand bezit het, niemand claimt het,
het is er vreedzaam, een ruimte zonder eind.

Dat is het land waar de Amitabha monniken,
te water gelaten in hun gammele bootjes,
naar op weg waren, in het volle vertrouwen
de eilanden van het Westelijk Paradijs te bereiken –
ze gingen voorbij de einder een gewisse dood tegemoet.

Ze dachten, zo uitvarend naar het eiland Fudaraku,
het Zuivere Land van Boeddha Avalokitesvara te kunnen bereiken, om vóór hun dood de levende Boeddha nog eenmaal te spreken -een heel leven samengebald in één moment, in één recitatie:
‘Boeddha Amitabha, Boeddha Amitabha, Boeddha Amida,’
aan een ketting van woorden stegen ze op naar het Paradijs.

De hamerslagen waarmee de kist op het dek was gespijkerd
klonken nog na, terwijl de monnik, daar veilig in opgesloten,
moederziel alleen zijn zilte onzekere toekomst tegemoet voer.

Wil je eigenlijk weg uit het gewone leven? Het gewone leven, met zijn zorgen, zijn moeite, zijn ergernissen, met zijn korte momenten van voldoening. Wil je daaruit weg? En mediteer je om daar uit te komen?
Of ervaar je dat meditatie een uiterste concentratie is op wat je bent – niet gisteren, niet morgen, nú. En kun je daar bij blijven, of ga je toch weer weg?
Als je voortdurend aarzelt: wil ik dit, wil ik dat, neem ik een boontje meer of minder… Weet dan, liefde is de maat van alle dingen.

______________________________________
Zie ook: Yasushi Inoue, Kroniek van een overtocht naar Fudaraku , in ‘Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen’, red. Luuk van Haute.

 Shake v/d week