De lange tocht naar het binnenste van Hein #1

To dissolve the past is the far away beginning of meditation.
If you begin to dissolve the past there is no ending to the past.
The fire that burns away the past, the structure of time, is the act of seeing.
Seeing is complete attention.

Delhi January 27th, 1962
Uit: Krisnamurti’s notebook, 2003

Samen met Aloys en Klaaske, heb ik een paar maanden gewerkt aan een (online-)heruitgave van de autobiografische roman van Maarten Houtman, eerder verschenen onder de naam ‘De andere oever’ – nu ‘De breuk‘ geheten. Al lezend word je daar een magische wereld binnengetrokken, in een tijd dat ‘spiritualiteit’ haast nog een natuurgegeven was.
Net toen we ermee klaar waren, kwam ik een sessie-toespraak van Maarten tegen, waarin hij, tegen de achtergrond van dat vooroorlogse Nederlands-Indië, een kortsluiting maakt met onze wereld van nu, die mij de schellen van de ogen deed vallen … in wat voor een ongelofelijk geprefabriceerde, bedachte, onnatuurlijke wereld wij hier leven…
Maarten beschrijft heel raak hoe kinderen opgroeien in de Amsterdamse Molenwijk, waar hij woonde:

“De wereld waarin een baby nu opgroeit – ik denk aan de kinderen die bij mij in het flatcomplex aan de rand van Amsterdam opgroeien – wat zien zij om zich heen? Ten eerste worden ze geboren in een kamer, en dat blijft de hele tijd een kamer. En als ze opgroeien, zien ze om zich heen dat bijna alles beheersbaar is, dat het in de fabriek gemaakt is of in de werkplaats, dat je het kopen kunt.”

En dan gaat hij verder:

“Ik probeer jullie duidelijk te maken dat dat een wezenlijk verschil is, of je dáár opgroeit, of ergens opgegroeid bent waar alles er gewoon ís, je mag ervan nemen. Dat geeft een heel ander gevoel. Het maakt de stap naar iets wat onzichtbaar is, maar wat alles eigenlijk laat voortkomen, héél klein, dat kost je geen moeite.
Voor ons is dat een enorme afstand. Eigenlijk moeten we dan – door de opvoeding die we gehad hebben en de maatschappij en het tijdsgewricht waarin we leven – een enorme stap maken, van alles wat normaal voor ons is, naar iets wat eigenlijk niet bestáát…
We moeten ons dus helemaal terugtrekken achter gesloten oogleden, weg van die hele gedeelde, verdeelde, fragmentarische wereld waarin we leven, waarin elk onderdeel gemaakt is. Daarin is de natuur eigenlijk een vreemd verschijnsel…”

Het tijdloos beginsel Zevendaagse juli 1994, woensdagmorgen

Maarten vond zelf die liefde voor de natuur hier terug bij Krishnamurti, die het met zijn ‘go and make friends with the trees’ en zijn lofzang op de Hollandse luchten, enigszins vertaalde naar onze wereld. Ik kon, vanachter het raam van onze woonboot, urenlang kijken naar het spel van het licht op het water.
Maar de vraag blijft: is dat genoeg om te ‘ontsnappen’…

Dat ‘terugtrekken achter gesloten oogleden’ sprak me wel aan, dat is wat ik eigenlijk al jaren probeer met mijn ‘meditatie’: weg van die opdringerige, alomtegenwoordige, je geheel in beslag nemende ‘realiteit’ – die je inmiddels zelf geworden bent. En terug naar je lichaam.

Het riep bij mij de vraag op, of ik al eerder in mijn leven pogingen had gedaan om me een beetje los te weken van die maakbare wereld – waar je met handen en voeten aan vastzit, en al helemaal met je denken en voelen.
En toen kreeg ik prompt een droom over mijn verhaal met muziek…

In mijn ouderlijk huis in Nijmegen had ik, hangend over de radio-met-platenspeler. genoten van de symfonieën van Beethoven – waar ik helemaal in op kon gaan, me door kon laten meevoeren…
Dat kreeg een vervolg toen ik me op de middelbare school opgaf voor het schoolkoor, waar ik met m’n elf jaar de jongenssopraan vertolkte. We studeerden daar, onder leiding van de dirigent van het Gelders Orkest, aan het ‘Ave Maria’ van Mozart. Ik zong daar vol overgave…

Toen ik dat verlangen in perspectief probeerde te plaatsen, kwam de term ‘das ozeanische Gefühl’ bij me boven – waarover ik in het online magazine Das Orchester het volgende tegenkwam:

“We komen in muziek een dimensie tegen die onze gehechtheid aan de realiteit van tijd en ruimte overstijgt en die emotioneel wordt ervaren als een oneindige uitgestrektheid, als een oceanisch gevoel. Sigmund Freud onderkende dit gevoel, zoals we weten uit een briefwisseling met Romain Rolland (NB Frans Nobelprijswinnaar en Beethoven-biograaf), maar begreep het als een regressie naar een vroege ontwikkelingsfase, waarin zelf en omgeving nog niet gescheiden zijn. Rolland daarentegen beschouwde het als een fundamenteel religieus gevoel, als een mystieke ervaring van universele eenheid.”

Intussen ging daar op het gymnasium de ontwikkeling van het gewei van het intellect gewoon door…
Ik probeerde me er op allerlei manieren tussenuit te wringen en bleef verschillende malen zitten – maar daardoor ontstond er juist een tomeloze ambitie in de randgebieden: ik werd voorzitter van de oratorische vereniging, hoofdredacteur van de schoolkrant, ik wist niet van ophouden…
Maar mijn weerstand tegen de intellectuele indoctrinatie, die hersenspoeling met wekelijks drie uur Grieks en drie uur Latijn, bleef groot…

En weer gaf ik me toen over aan het dionysische – het ‘duistere’, mythische, orgastische… Ik dacht dat te vinden in de ‘parallelwereld’ van de muziek. Ik kreeg een dringende behoefte een muziekinstrument te gaan bespelen: de klarinet. Niet in het minst omdat dat instrument een opening bood naar de wereld van de jazz, waar ik evenzeer van genoot – zoals van Sidney Bechet, die mijn hart stal met ‘Petite fleur’ en ‘Summertime’. Maar onbewust speelde misschien ook de lichamelijkheid van het instrument een rol, het voortdurende spel met de adem – je was daarin adem. En dat verbond je terug met je lichaam en bood zo enigszins tegenspel aan het allesoverheersende intellect.

Toen ik les nam, kwam ik terecht op de Nijmeegse muziekschool, waar ik bij Hans Kropp terecht kwam, eerste klarinettist van het Gelders Orkest. Maar ik ontdekte al gauw dat ik al die lesboeken met loopjes en arabesken, überhaupt dat hele oefenen, eigenlijk maar niks vond… Ik wilde vrij zijn in mijn spel. Ik sloot me thuis op in de kelder, waar ik uren improviseerde…

Toch had ik ook het verlangen ooit het beroemde Klarinetconcert van Mozart te kunnen spelen, waar ik wég van was, vooral van het Adagio – notabene dezelfde Mozart bij het zingen van wiens Ave Maria in het schoolkoor, ik de baard in m’n keel gekregen had. Daar was ik woedend over geweest…
Zou dat Klarinetconcert voor mij een soort herkansing zijn geweest, met de stem van mijn klarinet, in plaats van mijn jongenssopraan…

Helaas bleek mijn muziekleraar niet de inspiratiebron te zijn waarnaar ik zocht, hij was me veel te gewoontjes, een echte beroeps – niet de ‘poort naar een andere wereld’ waar ik naar zocht.

Toen ik daarna in Amsterdam ging studeren, nam ik weer les. Deze keer trof ik een leraar waar ik wél voeling mee had, hij heette … Jan de Pijper. Ook hij participeerde in de traditionele muziekwereld en was klarinettist in het Orkest van het Oosten (maar woonde op de Zaanse Schans).
Bij Jan speelde ik zelfs in een kwartet – een samenspel waarin menselijke relaties in een net iets ander daglicht komen te staan: je was met elkaar onderweg, had plezier en er kwam iets moois uit, hoe aarzelend het soms ook ging. Terwijl het in het gewone leven, op school en op de universiteit, allemaal draaide om wie de beste was. En het was nog oersaai ook…

Na enige tijd drong het tot me door dat Jan de Pijper astmatisch was … heel bijzonder dat hij in zijn spel zich daaruit leek te kunnen bevrijden. Hij speelde prachtig…
Hem was geen lang leven beschoren, hoorde ik later – hij was nog zo jong, zo begaafd…

Als ik er nu op terugkijk, waren die beide gidsen in de ‘alternatieve wereld’ van de muziek, twee uitersten geweest. Was de één een echte overlever, die daardoor de opening naar de innerlijke dimensie miste. De ander leek in zijn kwetsbaarheid die opening wel te hebben, maar overleefde het niet…
Daarmee bleef voor mij, bij mijn verkenning van muziek als opening naar een leven buiten de verstikkende orde van de normaliteit, de fundamentele vraag onbeantwoord: hoe kun je overleven, zonder jezelf te verraden – hoe kun je de wereld op je nemen, zonder er aan ten gronde te gaan…

PS In Das Narrenschiff heb ik beschreven hoe het met mijn klarinet afgelopen is.
Aan de kwaliteit van het onderwijs dat ik kreeg, kan het niet gelegen hebben…

En dan hier weer de shake v/d week…

Cosmic Cliffs, Glittering Landscape of Star Birth & Gaia Energy Trance

In dat kleine leventje van je gebeurt soms iets – je krijgt een signaal, je hebt een ontmoeting of ontvangt een tijding – dat van de andere kant van de kosmos lijkt te komen. Heden en verleden schuiven in elkaar. Je leven daartussen een zandkorreltje, temidden van gasvormige holten en opkomende stellaire kraamkamers. Je tijd van leven een flinterdun streepje op een schaal van miljarden lichtjaren. Je geboorte één enkele ster, temidden van die miljarden andere aan het firmament…

Toch voel je dat op zo’n moment het universum heel even in jou samenkomt en bevestigt dat je leeft, dat je niet alleen leeft.

“Een golvend, doorschijnend stervormingsgebied in de Carina-nevel wordt getoond in deze Webb-afbeelding, getint in amber en blauw; voorgrondsterren met diffractiepieken zijn te zien, evenals een spikkeltje lichtpuntjes op de achtergrond door de bewolkte nevel.” [klik voor vergroting]

Armin van Buuren: Gaia Energy Trance June 2022

 

Het beeld Cosmic Cliffs, Glittering Landscape of Star Birth + begeleidende tekst zijn ontleent aan: https://www.nasa.gov/webbfirstimages

“NASA’s James Webb Space Telescope onthult opkomende stellaire kraamkamers en individuele sterren in de Carina-nevel die voorheen verduisterd waren.
Afbeeldingen van “Cosmic Cliffs” tonen de mogelijkheden van Webb’s camera’s om door kosmisch stof te turen en werpen nieuw licht op hoe sterren ontstaan. Objecten in de vroegste, snelle fasen van stervorming zijn moeilijk vast te leggen, maar de extreme gevoeligheid, ruimtelijke resolutie en beeldvormingscapaciteit van Webb kunnen deze ongrijpbare gebeurtenissen beschrijven
Dit landschap van “bergen” en “dalen”, bezaaid met glinsterende sterren, is eigenlijk de rand van een nabijgelegen, jong, stervormingsgebied genaamd NGC 3324 in de Carina-nevel. Deze afbeelding, vastgelegd in infrarood licht door NASA’s nieuwe James Webb Space Telescope, onthult voor het eerst voorheen onzichtbare gebieden van stergeboorte.
Het schijnbaar driedimensionale beeld van Webb, dat de Cosmic Cliffs wordt genoemd, ziet eruit als steile bergen op een maanverlichte avond. In werkelijkheid is het de rand van de gigantische, gasvormige holte binnen NGC 3324, en de hoogste “pieken” in deze afbeelding zijn ongeveer 7 lichtjaar hoog. Het spelonkachtige gebied is uit de nevel gesneden door de intense ultraviolette straling en sterwinden van extreem massieve, hete, jonge sterren die zich in het midden van de bel, boven het gebied dat in deze afbeelding wordt getoond, bevinden.
De zinderende, ultraviolette straling van de jonge sterren beeldhouwt de wand van de nevel door deze langzaam weg te eroderen. Dramatische pilaren torenen uit boven de gloeiende muur van gas en weerstaan ​​deze straling. De “stoom” die uit de hemelse “bergen” lijkt op te stijgen, is in feite heet, geïoniseerd gas en heet stof dat door de meedogenloze straling van de nevel wegstroomt.”
“Webb onthult opkomende stellaire kraamkamers en individuele sterren die volledig verborgen zijn in foto’s van zichtbaar licht. Vanwege de gevoeligheid van Webb voor infrarood licht, kan het door kosmisch stof turen om deze objecten te zien. Protostellaire jets, die duidelijk naar voren komen in deze afbeelding, schieten uit enkele van deze jonge sterren. De jongste bronnen verschijnen als rode stippen in het donkere, stoffige gebied van de wolk. Objecten in de vroegste, snelle fasen van stervorming zijn moeilijk vast te leggen, maar de extreme gevoeligheid, ruimtelijke resolutie en beeldvormingscapaciteit van Webb kunnen deze ongrijpbare gebeurtenissen beschrijven.
Deze waarnemingen van NGC 3324 zullen licht werpen op het proces van stervorming. Stergeboorte plant zich in de loop van de tijd voort, veroorzaakt door de uitzetting van de eroderende holte. Terwijl de heldere, geïoniseerde rand in de nevel beweegt, duwt hij langzaam het gas en stof in. Als de rand instabiel materiaal tegenkomt, zal de verhoogde druk ervoor zorgen dat het materiaal instort en nieuwe sterren vormt.
Omgekeerd kan dit soort verstoring ook stervorming voorkomen als het stervormende materiaal wordt weggeërodeerd. Dit is een zeer delicaat evenwicht tussen het aanwakkeren van stervorming en het stoppen ervan. Webb zal enkele van de grote, open vragen van de moderne astrofysica behandelen: wat bepaalt het aantal sterren dat zich in een bepaalde regio vormt? Waarom ontstaan ​​sterren met een bepaalde massa?
Webb zal ook de impact onthullen van stervorming op de evolutie van gigantische wolken van gas en stof. Hoewel het effect van massieve sterren – met hun gewelddadige wind en hoge energie – vaak duidelijk is, is er minder bekend over de invloed van de talrijkere sterren met een lage massa. Terwijl ze zich vormen, creëren deze kleinere sterren smalle, tegengestelde jets die hier te zien zijn, die veel momentum en energie in de wolken kunnen injecteren. Dit vermindert de fractie nevelmateriaal dat nieuwe sterren zaait.
Tot nu toe hadden wetenschappers zeer weinig gegevens over de invloed van de veelheid aan jonge en meer energetische lichte sterren. Met Webb kunnen ze een volledige telling van hun aantal en impact in de nevel verkrijgen.
Op een afstand van ongeveer 7.600 lichtjaar werd NGC 3324 vastgelegd door Webb’s Near-Infrared Camera (NIRCam) en Mid-Infrared Instrument (MIRI).
NIRCam – met zijn scherpe resolutie en ongeëvenaarde gevoeligheid – onthult honderden voorheen verborgen sterren en zelfs talloze achtergrondsterrenstelsels.
Volgens MIRI schijnen jonge sterren en hun stoffige, planeetvormende schijven fel in het midden-infrarood en lijken ze roze en rood. MIRI onthult structuren die zijn ingebed in het stof en onthult de stellaire bronnen van enorme jets en uitstromen. Met MIRI gloeien het hete stof, koolwaterstoffen en andere chemische verbindingen op het oppervlak van de ruggen, waardoor het eruitziet als grillige rotsen.”

Arbor alter ego

Mijn vriend de boom en ik

Gisteren stond ik weer in omarming met mijn boom, je weet wel, die tegenover de Broekhuijsen-Leewis Schooltuin aan het van Heekpad staat, om de hoek van de Jisperveldstraat (zie paarse markering op het kaartje beneden).

We zeiden tegen elkaar: “Zullen we samen de wereld redden…”
Dat was natuurlijk een vreemde uitspraak, je zult zeggen: dan heb je het wel hoog in je kruin, wat een verbeelding…
Maar laat ik nu vandaag in kop in de krant lezen: Bomen vormen de laatste strohalm in de klimaatcrisis. Dus aan mijn gekroonde vriend zal het niet liggen. Nu ik nog… – hoewel ik me gesteund weet door zijn onomstotelijke stam, die kaarsrecht in de grond steekt, en met zijn wortels de aarde in een stevige greep houdt…
En ik vraag me af: wat is míjn greep op de wereld eigenlijk… Ben ík geworteld, sta ík voor wie ik ben?
Toch is ‘stoerheid’ niet de essentie, het zijn eerder haar longen die het doen (‘bomen zijn de long van onze wereld’, las ik). Uitwisseling, doorlaatbaarheid, dat is waar het om gaat.
Toen ik tegen de avond nog even bij haar langs ging, zaten er een aantal jongetjes op de bank die aan haar voet staat. Ik dacht: laat ik me niet generen en leunde met mijn hand tegen haar stam: ‘Wat een grote boom, hè,’ verklaarde ik, ‘wij hebben vriendschap gesloten. Want bomen moeten de wereld redden, onze lucht schoonmaken.’
Nou, dat begrepen ze onmiddellijk, een half woord was genoeg, ze kregen het over ‘longen’ en ‘ademen’…
‘How to befriend a tree’

Toen drong ook tot me door in wat voor isolement ik leef, dat ik een vreemdeling op aarde ben. En wat een afstand er is tot de mensen om me heen…

Praten over wat jou en iedereen aangaat, over de alledaagse wereld die je met iedereen deelt… – en dan niet over het weer of de politiek of zo iets lulligs. Wanneer doe je dat nou…
Toch merk ik daar op de Jisp dat mensen me aardig vinden en me groeten, dat ik een factor in hun wereld ben. Maar welke? Geen idee. ‘Buurtgenoten’… Is dat alles? Moeten we het daar de tijd die ons rest mee doen?
 

Vanaf Le Perron tussen de rails…

Bakkerij Le Perron aan de Termini in Amsterdam-Noord – métro à deux pas
Begin deze week maakte ik hardhandig kennis met de infrastructuur van de met Hemelvaart geopende bakkerij/coffeeshop ‘Le Perron’, om de hoek van deelraad en metrostation Amsterdam-Noord, een heerlijke plek om ’s ochtends je krantje te lezen.
Als was het om de naam eer aan te doen, is de benedenverdieping daar ongelijkvloers gemaakt, met een soort plateau in het midden – waar je zomaar pardoes af kunt donderen, als je even niet oplet.
Dat was ook precies wat mij overkwam, toen ik daar de trap afkwam van het toilet boven – en zó druk bezig was met de vraag of er beneden dan geen invalidentoilet zou zijn, dat ik het bewuste afstapje vanaf le perron miste en zelf bijna invalide werd… Ik zweefde even in een luchtledig, kwakte toen met m’n hoofd tegen een lager staand tafeltje en viel languit tegen de grond. Het glazen peper- en zoutstelletje klapte tegen het raam en spatte vervolgens op de grond uit elkaar.
Ik lag daar wat onwezenlijk uitgestrekt, maar was goed terecht gekomen en had verder niets gebroken. Toen de gérant me overeind hielp, leek ik onbeschadigd te zijn, ‘niks aan de hand.’ Maar m’n slaap deed wel pijn…
Omdat ik van het strijdtoneel van Homerus’ Ilyas heb geleerd dat een klap tegen de slaap fataal kan zijn, zat ik ’s middags bij de dokter om me te laten controleren. Net een week daarvoor had ze nog mijn bloeddruk gemeten – die veel te hoog was, maar na een weekje thuismeting normaal bleek te zijn  en had ze geconstateerd ‘dat ze me maar weinig zag’. Dus dat was een verrassing.
‘Nou, tot de volgende keer maar weer,’ zei ze toen ik wegging. ‘Liever niet,’ dacht ik onaardig…
Toch had ze me goed geholpen, het leek erop dat ik met de schrik vrijgekomen was. Ik kreeg wel advies me ’s nachts een paar keer door Klaaske wakker te laten maken.
Klaaske bij Roezemoes, onze stamkroeg aan het Buikslotermeerplein
Een andere geliefde pleisterplaats is Patisserie Kwekkeboom, daar niet ver vandaan

Ik werd met pleinvrees bevangen op het Buikslotermeerplein,

de zogenaamde vertrouwde wereld leek me zo onverschillig –

de koude wind die er in de maand mei nog van de daken viel,

de corona crisis in de horeca ingewisseld voor echte oorlog.

Ja, op dat Buikslotermeerplein had je ooit een fraaie fontein,
totdat wat kunstmijdende Noorderlingen het nodig vonden
om elke dag opnieuw het watertje met zeepsop op te leuken
en de gemeente er toen zat van had en alles af liet breken…

Wij trekken daar dagelijks onze baantjes naar Albert Heyn
en biowinkel Michel Does, als de portemonnee het toestaat,
met in de zon lonkende terrasjes, waar we dan op stranden,
met meeuwen die de zee verraden, ver weg en toch dichtbij.  

Vandaag ben ik bij mijn vriend de boom te rade gegaan,
die me aanraadde stevig met m’n voeten op de grond te gaan staan,
‘net als ik,’ zei hij, terwijl hij dromend uitkeek over het schooltuinen complex.

Spel van vorm en licht in buitenplaats Doornburgh


Beeld uit de tentoonstelling Vorm aan de Vecht: architectuur, nonnen, design:
Opname van een gotische kathedraal, waarvan van het dak pixeltje voor pixeltje afgelicht is en vervangen door de lucht erboven – die nu vanuit het interieur ‘zichtbaar’ is.
De voor leerlingen van Maarten Houtman zo bekende Kapittelzaal van het klooster, nu weer met de oude stenen vloer (die speciaal voor hem destijds van een tapijt was voorzien). Te midden van de leegte die wij, zittend in een wijde cirkel, daar creëerden, staat nu een vitrinekast vol blinkende sacrale voorwerpen. Ingrid Bakker, deelneemster van weleer, bekijkt ze gebiologeerd …
… en maakte deze foto van de weerspiegeling van de zaal in zo’n voorwerp – in alle gangen en zalen van het voormalige klooster staan ze uitgestald, tot één groot Gesamtkunstwerk.
Anders dan vroeger kun je daar nu ook van de bloeiende en bloesemende weelde van de binnentuin genieten, die voor ons toen verboden gebied was – een privéruimte van de zusters, waar je en passant zelfs met je blik af moest blijven, dat voelde al zondig aan …
Na afloop dronken we thee op de tuin van Ingrid langs de Vecht, waar je het carillon van Nijenrode kon horen. Toen werd ik teruggereden naar Amsterdam, onder het genot van de Oud klanken van Mehmet Polat (hieronder  Dhafer Youssef:)
 

De spil van de aandacht

Klaaske bij ‘Roezemoes’, Buikslotermeerplein
5 maart 12:53 [klik om te vergroten]

Je had het als kind – dat de wanden rond je bed leken te wijken, rondtolden, dat de hele wereld op losse schroeven stond. “Je bent aan ’t ijlen, je hebt koorts,” werd er dan geruststellend gezegd, “dan gebeurt dat…”

Later hoor je dat er in je oor dat geheimzinnige evenwichtsorgaan zit, dat zwaartekracht omzet in ons gevoel van grond onder de voeten en een vaste gang over de aarde.
En dan was er ook nog dat al even geheimzinnige verschijnsel dat onze ogen de wereld ondersteboven zien, wat alweer met behulp dat evenwichtsorgaan – dat weet wat onder is – wordt hersteld.

Een andere delicate kwestie is het ongedefinieerde overgangsgebied tussen droom en werkelijkheid – óók omdat het ons, door onze grote behoefte aan ‘vastigheid’, ontgaat dat de wereld voortdurend verandert. Maar een aanname is geen waarneming…
En dan is er nog het gegeven dat we in onze nachtmerries een wereld voorgeschoteld krijgen, die we op dat moment bloedserieus nemen…

Zo’n week geleden, zeg maar rond Pasen, toverden mijn eigen ogen me plotseling een wereld voor waarin de fantasie vrij spel had. Adembenemend… Zo zag ik voortdurend ‘animaties’ van een slank figuurtje, dat allemaal pirouettes, draaiingen en buitelingen in de lucht maakte. Dat ging maar door, ook als ik m’n ogen sloot. En er waren bekkentrekkende gezichten, met vertrokken monden – zoals de satyrs op de gotische kathedralen: wellustige monden, huilende, lachende – als een spiegel van mijn ziel.
En toen ik later met Klaaske over straat liep, zag ik de mensen die we tegenkwamen – lopend, fietsend of in hun scootmobiel – plotseling tweedimensionaal, als houten klazen…
Die nacht kregen alle oppervlakken in ons huis de aanblik van gouaches – de volgende ochtend bood de kamer een Indische aanblik van batik patronen, met sfeerverlichting en al.

Wat ook gebeurde, was dat ik op een ochtend de wereld plotseling glashelder zag. Dat was me na m’n  ‘hemianopsie’ van een jaar geleden – die bij mij resulteerde in een wazige blik – nog niet eerder overkomen…

Natuurlijk probeerde ik een naam te geven aan wat me allemaal overkwam – ik zag  ‘onwerkelijke dingen’, die ik zelf een beetje leek te kunnen aansturen door ze te animeren (letterlijk: te ‘bezielen’).
Ik moest daarbij denken aan wat ik over het effect van LSD gelezen had – het woord ‘hallucinatie’, kwam in me boven, ‘zinsbegoocheling’, zoals het Nederlands woordenboek zegt: ‘zintuigelijke waarnemingen doen die niet met de werkelijkheid overeenkomen’.

Even schoot door me heen dat je daar ook gek van kon worden… Maar mijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand – wie zou zo’n trip willen missen…
Toen ik vervolgens de combinatie ‘hemianopsie’ en ‘hallucinatie’ googelde, kreeg ik de naam van een Duitse wetenschappelijke publicatie met een gewichtige naam (ik zal ze u besparen), die bij bol.com uitverkocht was. Maar het ‘bestond’ dus wel… Er was typisch een verband.

Gelukkig heb ik een contactpersoon bij het Beroerte Adviescentrum van het OLVG, die periodiek bij ons op bezoek komt. Ik stuurde haar een berichtje, met de vraag of zo’n aanval van hallucinatie bij hen bekend was. Zij nam contact op met hun neuroloog, die het in de literatuur tegengekomen was bij diverse oogziekten.

Maar nog los van alle synapsjes, haarvaatjes en grijze cellen – zijn wij niet ook een geweldige droomgenerator…

Shakespeare (die ik op dit blog, wat om ‘shaken’ draait, graag citeer) zei al:

We are such stuff as dreams are made on and our little life is rounded with a sleep.

Uit louter dromenstof
Zijn wij gemaakt – wat ons is toegemeten
Ligt in een zee van slaap.

(vertaling: Gerrit Komrij)

Het menselijk bewustzijn wordt wel als ‘epifenomeen’ (werking) van de hersenen beschouwd. Maar draait dat duizelingwekkende universum, dat opgebouwd is uit herinneringen, beelden, vertalingen, gevoelens, niet slechts om één ding – om de spil van de aandacht.

In een gesprek naar aanleiding van zijn prachtige vertelling over de Aapgod Hanuman in april 1998, werd onze Zen-leraar Maarten Houtman een vraag gesteld over de reikwijdte van de fantasie:

– Vraag.: Maar in je fantasie heb je geen beperkingen of grenzen …

– Maarten: Toch wel, dat denken wij altijd, dat is niet zo.

– Vraag: Zeg je dan dat je fantasieën echt zijn?

– Maarten: [zucht] Ja, wij hebben daar een woord voor: ‘fantasie’ …
Laat ik het zo zeggen: alle mensen verlangen naar het uiteindelijke, maar we weten dat niet … we nemen genoegen met dat wat we beleven. In alles wat we beleven is het verlangen naar het uiteindelijke aanwezig, alleen op sommige momenten veel sterker dan op andere momenten. Hoe dat in elkaar zit, weet ik niet, ik kan het alleen maar constateren.
Soms is dat verlangen zo groot, zonder dat je dat echt beseft, dat je die beleving die je gehad hebt, als springplank neemt om verder te reiken. En omdat je een gewoon aards mens bent, die eigenlijk alleen dat wat zintuiglijk waarneembaar is als werkelijk ervaart en ook vindt dat het zo is, kom je de moeilijkheid tegen dat je dat verlangen wat gemaakt heeft dat je verder probeerde te reiken, dan afkapt en zegt: ja, maar dit is maar fantasie…
Wat je langzaamaan echt gaat ervaren, is dat de vertaling waarin je leeft – en waar wij allemaal zoals we hier zijn in geloven – maar één van de miljoenen vertalingen is van wat er gebeurt. Als dat een keer tot je doorgedrongen is, heb je niemand meer nodig. Want dan begrijp je dat het alleen maar gaat om de aandacht die je hebt om verder te reizen door de tijd die je hier op aarde bent, in de tijd geplaatst met je bewustzijn. Maar dat je bewustzijn veel verder reikt dan die tijdgebonden ervaring.

PS

Na een kleine week van hallucinaties, had ik een droom dat ik bij een wijze vrouw mijn eigen wijsheid debiteerde. Maar toen die een beetje in het water viel, kreeg ik vervolgens een kris ten geschenke, met de boodschap ‘dat ik die naar eigen inzicht moest gebruiken…’
Zo kreeg deze voor mij mythische periode een afsluiting die me weer vooruit deed kijken…

De legendarische Kris van Knaud, Tropenmuseum

Bijna een eeuw verloren gewaand, maar recent hervonden en nu op een ereplaats in het Tropenmuseum: de oudst bekende gedateerde kris ter wereld (met ingegraveerde datering 1264 = 1342 na Chr.). De kostbaarste en oudste pusaka van het Javaanse hof werd geschonken aan Charles Knaud (geb. 1840) die als traditioneel Javaans genezer (dukun) de Javaanse kroonprins het leven redde. Op het lemmet, bekleed met bladkoper, een tafereel uit het Ramayama-epos: de apengeneraal Hanuman oog in oog met een vijandelijk leger.

Muziek van The Touré-Raichel Collective:

Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland

‘Een nieuwe lente, een nieuwe begin’, 4 maart 15:00
[klik voor vergroting]
Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland
Ich traf Sie in das Dorf Talheim im Westerwald.
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt –
laut Protokoll durfte man Sie tief in die Augen sehen –
für eine Begegnung, eine Heilung, fürs Licht der
Pranja Paramita – Ihre Augen die mich anlächelten…
Ik heb haar daarna nog vele malen opgezocht
maar ervoer haar toen  als een gewone Indiase ascete,
die lach van de eerste keer heb ik niet meer gezien…
En toen ik een keer aan haar woning aanklopte
om een vraag te stellen, werd niet opengedaan.

Veel later riep ik haar thuis in wanhoop aan –
en hoorde een stem die zei: “Neem een hond…”
Mijn eigen stem? Ongelovig hoorde ik het aan –
en ik wist, ze had gezegd: als je mij aanroept,
moet je het advies dat geef wel opvolgen…

Maar een hond, in mijn flatje van vier bij vijf…
of bij Klaaske – die had op een keer gezegd:
een hond is voor mij een gepasseerd station,
en bovendien, met dat parket wat hier ligt…

Ik bleef in ongelovigheid achter, me bewust
dat dat advies ‘van boven’ me toch heilig was…
In de jaren daarna sloeg soms de twijfel toe:
had ik haar advies nu toch maar opgevolgd…

Als me iets overkomt – zoals met m’n ogen –
probeer ik mezelf aan de onverbiddelijkheid
van het noodlot te ontwurmen: hád ik maar…
…als ik haar advies nou maar opgevolgd had,
dan was die hond nu ‘geleidehond’ geweest…

En natuurlijk waren er gedachten over plezier
dat ik met mijn hond vast gehad zou hebben,
zoals achter een bal aanrennen op het strand,
of genoeglijk samen bij de kachel zitten –
zo’n hond zoals Snoopy uit de Peanuts,
een beetje maf, maar ontzettend trouw…

Ik zag er ook iets van karma in, een terugkeer –
een hond uit m’n jeugd had een spuitje gehad,
nadat hij een hap uit m’n arm had genomen
toen ik op m’n tenen naar het wiegje sloop
om het kindje te bekijken waarover hij waakte –

“alweer een kindje,” had mijn moeder gezegd.
De baas van de hond – een meester – was er
met vrouw en kinderen kapot van geweest.
Maar hij had ook medelijden gehad met mij,
ik kreeg een boek over honden die bijten…

Mutter Meera ist eine Heilige aus Deutschland
Ich traf Sie dort in Talheim, im Westerwaldkreis
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt:
Ihre dunklen Augen lächelten mich an, sie waren 
ein Bad im milchweiße Licht von Pranja Paramita.

Ik weet nu: het is oppassen met Oosterse meesters –
zoals me eerder met Thich Nhat Han overkwam[1]
Dat wederzijdse misverstand blijkt diep te liggen,
zij denken dat wij blindelings op ze af zullen gaan,
jij probeert het, maar kúnt ze niet zomaar geloven –
maar je kunt je óók niet onttrekken aan hun ban…

In die ban van Mother Meera heb ik jaren geleefd,
van: had ik maar…, en: hoe zou het geweest zijn…
Tot ik onlangs bij de kapper zat en daar plezier had,
m’n gehoorapparaat uit en nog met mondkapje op,
spraken we gebarentaal, schoten telkens in de lach…

En precies het moment dat mijn kapmantel af ging
had ik de koan van M. Meera’s hond opgelost…
Alweer: je kúnt een Oosterse Wijze niet ‘volgen’,
om dat te kunnen, heb je begrip nodig, inzicht
Toen bij die kapper was ik domweg even gelukkig.

_____________

[1] zie: Hoe Thich Nhat Han op mijn pad kwam.

Hoe Thich Nhat Hanh op mijn pad kwam en Maarten me bij de hand nam

Nadat ik begin jaren tachtig bij Maarten Houtman was gaan ‘zitten’, samen met Klaaske, wilde ik eerst de kat uit de boom kijken. Ik vond dat zitten op een bankje een kwelling. En de kring ‘mediterenden’ daar op de Zen-zolder van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’, vond ik net een circusnummer met gedresseerde aapjes.
‘…is dit wel iets voor mij,’ vroeg me af.
Ook aan Maarten moest ik wennen.
Klaaske had, toen ze zijn flyer ‘Integrale meditatie op basis van Za-zen’ in het Mozeshuis had zien hangen, gelijk geweten: die man moet ik hebben!

Dus toen ik hoorde dat de bekende Vietnamese vredesactivist en Zen-monnik Thich Nhat Hanh een weekend naar ‘De Kosmos’ zou komen, was ik niet meer te houden… Hij was een redder van bootvluchtelingen geweest en een prominente speler bij de Vietnamese Vredesonderhandelingen in Parijs.
Hij was mijn idool…
Wat meespeelde is dat ik als dienstweigeraar door de oorlog in Vietnam geëngageerd was geraakt. Ik had in Amsterdam het initiatief genomen voor een ‘polemologische’ studiegroep, waarin studenten zich in interdisciplinair verband – voor mij was dat sociale psychologie – bezighielden met het vraagstuk van ‘oorlog en vrede’. Maar dat was al weel wat jaartjes geleden…
Ook al had ik dan recent met meditatie kennisgemaakt, van Zen had ik sowieso nog weinig idee. Maar het was vooral zijn achtergrond als vredesapostel, die Thich Nhat Hanh interessant voor me maakte.

Wat ik intussen niet wist, was dat op dat weekend de fleur van de Nederlandse Zen-wereld aanwezig zou zijn…

De eerste avond vond plaats in de grote zaal van De Kosmos. Ik zag dat Maarten er ook was, tenslotte, hij was de nestor van de Nederlandse Zen. Maar al gauw zou blijken dat ook ik zijn aandacht had. Gelukkig maar, ik voelde me een beetje verloren, temidden van het voor mij onbekende gebeuren – misschien voorzag hij wel dat ik daar met een kater uit mijn vredesdroom zou ontwaken…

Van Thich’s eerste optreden herinner ik me voornamelijk zijn verhaal over zijn treinreis naar Amsterdam. Hoe hij onderweg door de douane gevisiteerd was, op verdenking dat hij drugs onder zijn pij smokkelde.
Dat moest voor hem een enerverende reis geweest zijn…
Na de rondvraag ging hij dan ook languit in zijn pij op het podium liggen om de vermoeienissen van zich af te laten glijden. Ik hoorde later dat hij met deze reis naar Amsterdam, tevens een tweejarige retraite in Zuid-Frankrijk had beëindigd.

Ik vond die scène op het podium wel iets ontroerends hebben. Maar het had ook iets radicaals, om onder de ogen van een zaal vol mensen, zo compromisloos voor jezelf te kiezen… Wel heel erg ‘zen’, kun je zeggen.

De volgende dag zat ik in een groepje bij Thich Nhat Hanh aan tafel, waar hij een verhaal hield over ‘mindfulness’. Nu een hot item, maar het moet me toen grotendeels ontgaan zijn… Om mezelf een houding te geven – en misschien ook om mijn idool te behagen – ging ik maar aantekeningen maken, zoals ik een van de andere aanwezigen ook zag doen – hoewel ik voelde dat dat niet de bedoeling was…
En toen ging het inderdaad mis… Ik kreeg te horen ‘dat je niet tegelijkertijd kon luisteren en schrijven…’ Zen is zen, één ding tegelijk.
Ik schrok me een hoedje en moffelde m’n papiertje onder de tafel…
Nu schoot mijn vermogen om een situatie in te schatten wel vaker tekort, maar zijn schrobbering had mijn vertrouwen flink op de proef gesteld…

Toen ik na afloop naar de uitgang liep, kwam Maarten naast mij lopen en zei: “Ik vind dat ‘zitten’ lekker…”
Ik vond dat ‘lekker’ een rare woordkeuze, óók omdat ik er zelf juist grote moeite mee had. Bovendien, dat zeg je toch niet over zoiets plechtigs als mediteren…

Tegelijk was er het gevoel dat hij de innerlijke storm, die Thich Nhat Han bij mij veroorzaakt had, doorgrondde… Ik vroeg me zelfs af of zijn opmerking ook geen commentaar was op de strenge meester, die van jongs af aan gewoon zijn plicht had gedaan.

Hoe dan ook, ik bleek Maartens aandacht te hebben, het was een eerste persoonlijke aanwijzing dat je meditatie niet kon afdwingen – dat je daar misschien wel schade van opliep…

Die scène met Thich Nhat Hanh is nu veertig jaar geleden, maar is al die tijd met mij meegereisd… Samen met de teleurstelling en woede die het in mij losgemaakt moest hebben…
Zo bleef Thich Nhat Hanh mij al die tijd vergezellen, zijns ondanks…

Maar het weekend was nog niet afgelopen.
De volgende dag kreeg ik de opdracht om ‘met aandacht’ de potjes met jam en notenmoes op de schappen van de biowinkel van de Kosmos af te stoffen.
Het zei me weinig, ik kreeg er gewoon geen contact mee, ik voerde zijn opdracht uit. Klaar.
Dat ‘mindfulness’ was aan mij voorlopig niet besteed…

Zen Poems of Nhat Hanh

Klaaske en ik hebben van Maarten Houtman een dun, ingenaaid boekje geërfd (zie boven), prachtig vormgegeven en geïllustreerd. Het heeft een wat raadselachtige titel, die op Amazon aldus is weergegeven:
‘Vo Dinh sents Zen Poems of Nhat Hanh || Paperback, January 1, 1976; by Nhat Hanh (Author), Teo Savory (Translator).

Klaaske had het boekje prominent op de kast naast ons zitje gezet. Ik had uit m’n ooghoeken gezien dat het mooi was, maar me er verder niet in verdiept.
Pas onlangs drong het tot me door dat een boekje van Thich Nhat Han moest zijn, hoewel dat ‘Thich’ aan de naam ontbrak – misschien is dat z’n voornaam.

Het boekje trok dagenlang telkens even mijn aandacht – totdat Klaaske op een dag van haar iPad opkeek en zei: ‘Ik lees hier dat Thich Nhat Han is overleden…’
Ik werd er een beetje stil van, verwonderd … hij was al een paar dagen in mijn aandacht geweest…

Het is me in m’n leven een paar keer overkomen dat mensen uit een ver verleden – van wie ik dat nooit had kunnen vermoeden – op zekere dag ‘bij me langskwamen’, alsof ik op dat moment in hun aandacht was. En dan las ik een paar dagen later in de krant dat ze overleden waren.
Alsof ze afscheid waren komen nemen…
Het overkwam me met twee leraren van m’n middelbare school. Ik was er totaal door overdonderd…

Maar nu met Thich Nhat Han was het anders, alsof hij diep van binnen al dagen in mijn aandacht was. Daarbij was het boekje dat we van Maarten hadden kregen, een soort schakel. Net als Klaaske, die het daar neergezet had…
Pas toen drong tot me door, dat iemand waar je veertig jaar mee geworsteld hebt, zonder ‘eruit te komen’, daar misschien wel iets van gemerkt moest hebben…

Dat zijn allemaal werkingen van het onzienlijke, waar ik geen idee van had. Maar ik was ze wel bij Maarten Houtman tegengekomen. Zoals in ‘De droom van een dwaze monnik’, waarin deze aan zijn stervende meester vraagt: ‘Meester, zal ik straks in uw aandacht blijven, als u er niet meer bent…’

Achteraf kan ik alleen maar zeggen dat er met Thich Nhat Hanh van verbondenheid sprake geweest moet zijn, ook al was ik vol onbegrip gebleven. Maar die band had dat allemaal overleefd – bij mijn kennismaking met hem was ik kennelijk te beschadigd door het leven, om dat überhaupt te kunnen opmerken.
Nu ben ik er heel dankbaar voor dat ik deze ‘dwaze monnik’ heb leren kennen…

Als die dimensie van het onzienlijke, die verbondenheid met alles en iedereen, tot je door begint te dringen, ga je je leven met andere ogen bezien. Je ziet ook de last die je met je meedraagt, van al je botsingen, stemmingen, humeuren – waarvan je dacht van ‘ach, dat zal mijn tijd wel uitdienen, komt wel een keer … in de toekomst misschien, bij de juiste sterrenstand … of anders ga ik wel in therapie…’
Of je probeert het gewoon te vergeten, je laat het achter in de beerput van je bestaan…

Ik begin te begrijpen dat ik het nu moet oplossen, dat er geen toekomst is om het naartoe te verschuiven. Je ziet alle dingen die aan je knagen, alle mensen met wie je nog iets uit te vechten hebt, en denkt: kom op Hein, er is maar één tijd om te handelen, dat is nú. Zonder daarbij weer in een opzet te vervallen, het gevoel te hebben je te moeten haasten
Het leven reikt het je aan.

For Warmth

I hold my face between my hands
no I am not crying
I hold my face between my hands
to keep my loneliness warm
two hands protecting
two hands nourishing
two hands to prevent
my soul from leaving me
in anger
 

Gedicht van Nhat Hanh uit bovenstaande bundel.

Epiloog

Ruim tien jaar later, tijdens de Tao-zen sessie van april 1986 in Eefde, reed ik met Maarten Houtman naar de biowinkel in Zutphen, om inkopen te doen aan de hand van het verlanglijstje van de deelnemers.
Ik vertelde hem onderweg over Thich Nhat Hanh’s praktijkopdracht in ‘mindfulness’, die ik toen in de biowinkel van De Kosmos uitvoerde.
In het plenaire gesprek van die dag, kwam Maarten erop terug, hij stelde de deelnemers de vraag, waarom die opdracht bij mij zoveel weerstand had opgeroepen…
Het was heel boeiend ieders invalshoek daarop te horen. Maarten ging er zelf ook uitvoerig op in, waarbij hij ondermeer zei:
“… dat is ook mijn argwaan tegen al die mensen, al die leraren, al die systemen, die je ergens iets opleggen. Daar ga je onmiddellijk op jouw manier mee aan de gang. We zijn geen oosterlingen meer van driehonderd jaar geleden – driehonderd jaar geleden was het in het Oosten mogelijk om zó’n volmaakt vertrouwen te hebben in de meester, dat, ook al was het het meest absurde idee, je er gewoon vanuit ging: dat is zo!
Dat is eigenlijk precies dezelfde positie. Maar wij kunnen dat niet meer, wij moeten het zelf inzien, wij moeten inzien in welke positie we zijn, hoe we leven, hoe we het doen.”

 

Naschrift

Een jaar geleden kreeg ik een herseninfarct, waardoor mijn zicht nu beperkt is. Ik word hiervoor begeleid door een teamlid van het Beroerte Adviescentrum van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Het eerste wat ik van haar leerde waren de vier ‘gouden regels’ voor hemianopsie (zoals mijn gezichtsbeperking heet), waarvan de eerste luidt: ÉÉN DING TEGELIJK.

Waar had ik dat eerder gehoord…

Zen is zen.
 

Odyssee langs de Zuidas…

Klaaske met iPad op haar lievelingsplekje

 

Vertel me, o Muzen, het verhaal van de man des vredes,

die vredesapostel – ooit dienstweigeraar en‘polemoloog’ 

die ging ontdekken dat hij vanbinnen een vulkaan was.

Hij kwam bij de minste geringste aanleiding tot uitbarsting,

vooral aangedaan onrecht zette hem in vuur en vlam…

Hier is hij net terug van de tandarts bij Minerva’s Plein,

onder de hoede van Klaaske, zijn liefhebbende vrouw 

blijf luisteren naar het verhaal dat het Lot voor hem spon:

Onlangs liep ik samen met Klaaske langs de Minervalaan,

van het Plein naar station Zuid. Er was een kies getrokken. 

Ogenschijnlijk was het een makkelijke trekking geweest,

die zich in alle voorkomendheid leek te hebben voltrokken 

’t was de stilte voor de storm, elke stap nam mijn woede toe…

Aanvankelijk keerde die zich onnavolgbaar tegen mezelf,

mijn eerste gedachten was dat Ik niet aardig was geweest

tegen de tandarts en haar assistente. Was het berouw? –

een gevoel dat Job in de verse Bijbelvertaling is ontzegd.

Mijn fantasie sloeg op hol, daar langs de laan van Minerva,

ik begon net een zekere volksmenner de kop af te hakken 

toen plots twee bevallige jonge dames voor ons stonden,

en ons van achteruit hun busje een blikje fris aanboden…

Een ingreep van de hemel, die me terugbracht bij mezelf…

Het was de Godin van het Lot die hen deez Gratieën zond,

zeggende: “Ga die reizigers een beker nectar aanbieden

en redt dat leven  laat die ander nog maar even zweten.”

Aldus verschenen die twee dochters van Zeus op hun pad.

Al gauw bleek dat mijn woede allesbehalve bekoeld was.

Ze vlamde weer op toen we op Station Zuid aankwamen

en op de borden‘Metroverkeer gestremd’ zagen staan

Eerst namen we nog plaats in een klaarstaande rijtuig –

ik met een mondkapje over mijn gehavende mond –

maar het voelde uitzichtloos. En mijn geduld was op.

Net voor de poortjes dichtgingen, glipten we naar buiten.

Daar op het Zuidplein gingen we op zoek naar een taxi,

maar alle taxi’s die we aanhielden bleken al besproken…

Toen hoorde Klaaske, temidden van chaos en kabaal,

via het appje van ‘S-taxi’: ‘Over 10 minuutjes, mevrouw’

Intussen waren mijn trillende benen zomaar gaan shaken,

de opgekropte energie werd kortgesloten met de aarde.

Net toen ik me daar een gedachte over ging maken,

hoorde ik een bekende stem zeggen: “Wij zijn geneigd

intensiteit van ervaring af te meten aan heftigheid. Mensen, 

dat heeft niets met elkaar te maken, niets, absoluut niets!”

Nu begon ik me af te vragen waar mijn drift vandaan kwam…

Hoe kon die me zo overrompelen, ondanks alle ‘mediteren’?

Wel had Klaaske in ‘Vermoeidheid na hersenletsel’ gelezen –

een folder die de coach bij het CAV-Adviescentrum ons gaf –

dat mijn hersens overuren maakten om alles te interpreteren,

en je daarop kon reageren met ‘flight’ of ‘fight’, Bij mij fight!

Maar het gevoel ‘Ben ík dat?’ bleef, ik herkende mezelf niet…

Hoor, O Minerva, hoe inzicht rijpt. Maar eerst terug in de tijd,

naar Krimpen aan de IJssel, waar Hein door schaad en schand

het principe van de hefboom had ontdekt… Zo gaat het nu altijd,

het pad van de mens gaat door pieken en dalen. Luister verder…

Vader lag, overspannen van het werk, overdag boven op bed,

wij liepen op onze tenen: ‘Sst, zachtjes, niet wakker maken…’  

Moeder en ik stonden beneden geanimeerd met elkaar te praten,

waarbij ik lekker lui op het deurtje van de dressoir ging zitten…

 

Toen kantelde de kast, met donderend geraas kwam het servies

in stukken en scherven naar buiten zetten. En toen was het stil…

Wij beiden zagen vader de trap af stormen, als een dolle stier…

Toen hij zag wat er gebeurd was, kwam hij mijn richting uit…

Nu was ik van hem gewend aan een harde ‘draai om m’n oren’,

dus ik dook in elkaar… Maar moeder kwam tussenbeide….

Zo bleef hem – in zijn onnozelheid – een wreed lot bespaard… 

en onthulden de Goden dat hij haar liever was dan het servies.

 

Zo kwam het dat ik, voortstuiterend langs de Minervalaan,

bedacht hoe explosief mijn vader toen was. Mijn voorland?

Terugkijkend voel ik achter zijn woede nóg zijn getergdheid,

dat hij het allemaal niet meer aan kon… Soms heb ik dat ook.

Maar hij heeft het allemaal op eigen kracht moeten verwerken.

Wat bevoorrecht ben ik, dat het leven me zoveel ruimte geeft…

Toch heb ik onlangs ontdekt dat hij een zorgzame man was – 

en je vraagt je af: hoe kan dat, zulke uitersten in één mens…

Terugkijkend was mijn vader, ondanks de druk van zijn werk,

altijd degene die er voor me was als de nood het hoogst was.

Wat een wonderbaarlijk mens was hij toch…

Mijn ouders in Haamstede. Foto Jan Zijlstra, ± 1960

Zoals die keer aan het strand van Haamstede – ik was tien –

toen de bodem onder m’n voeten verdween. Ik spartelde,

want de woeste golven rondom dreigden me te verzwelgen.

En toen waren daar onder me zijn handen die me droegen 

diezelfde handen die me zo hardhandig hadden geraakt…

Hij was er ook toen ik als puber met m’n lichaam worstelde

en hij tot tweemaal toe met me mee ging naar een specialist –

waarna ik gerustgesteld weer samen met hem naar huis kon.

En zo werd ik, aan zijn hand, ingewijd in de mannenwereld,

tegen de stroom in – over intieme dingen werd niet gepraat.

Eigenlijk ontdekte ik pas heel recent dat ik van vader hield.

Wat een fantastische ontdekking is dat…

Johannes Zeillemaker

[Met dank aan Lene]

De laatste keer

De laatste keer dat ik Maarten Houtman meemaakte, was drie dagen voor zijn overlijden – op 5 januari 2011. Ik had gevraagd of ik – op haar verzoek – een vriendin mocht meenemen, die hem welbekend was: Erna Heijligers.[1] Ze leed al jaren aan kanker, haar ziekte bereikte langzaam maar zeker een kritiek stadium.

Na aankomst in het paviljoen in Berg en Bosch waar hij lag, hebben we met z’n tweeën even aan zijn bed gezeten. Daarna trok ik me terug achterin de kamer, wetende dat Erna graag met hem over haar naderende einde wilde spreken.

Aanvankelijk leek Erna alleen maar afscheid van Maarten te willen nemen en ze bedankte hem voor de steun die ze van hem ondervonden had – totdat Maarten haar op de vrouw af vroeg: “Je had een vraag aan me…?”

Toen vertelde ze hem dat ook zij voor de dood stond…

Hoewel ik het gesprek van een afstand volgde, probeerde ik me toch zoveel mogelijk onzichtbaar te maken.

Ik wilde Erna inderdaad de kans geven met Maarten te praten, ook al bleef ik daar zitten. Helemaal weg gaan kwam niet in me op, het kon wel eens de laatste keer zijn dat ik hem zag…

Op een gegeven moment kwam Hanna, Maartens vrouw, binnen, niet lang daarna vertrokken we. Nog eenmaal hadden Maarten en ik oogcontact. Ik zag zijn rustige, ernstige ogen, die me zeiden dat het altijd zo geweest was en nooit anders zou zijn…

Zo had ik afscheid genomen van een vriend die dertig jaar lang mijn metgezel was op mijn levenspad, we hadden intensief met elkaar opgetrokken. Ik volgde al die tijd zijn wekelijkse – later maandelijkse – meditatiegroepen, en maakte veel van de lange sessies en weekenden onder zijn leiding mee.

Maar we zagen elkaar ook in allerlei omstandigheden van ons privé bestaan. Zo bracht hij me de beginselen van de lay-out bij, zorgde ervoor dat ik een computer ging gebruiken en betrok me van meet af aan bij de stichting ‘Zen als Leefwijze’. Hij bracht ook nieuw leven in mijn huwelijksrelatie, en we sloten vriendschap met de wederzijdse partners.

Maar Maarten was bovenal de mens die er altijd voor me was, die me met eindeloos geduld liet zien dat de grote aanwezigheid zich altijd om je bekommert. En die in de buurt was als ik vast dreigde te lopen of me afwendde in m’n koppigheid.

Zoals veel van zijn leerlingen, was ook ik door het leven getekend; ik was door een diep dal gegaan, waarin de vele aspiraties en idealen van de vroege jaren waren vervlogen. Wat restte was een soort minimaal bestaan, met een gevoel van mislukking en beginnende gebreken aan lichaam en geest.

Wat mij tot deze wonderbaarlijke ontmoeting, deze ‘kans van mijn leven’, heeft uitverkoren, zal me wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat de vlam van de aandacht in me nooit helemaal was gedoofd. En ik had een ongelofelijke honger te begrijpen – waarbij ik me weliswaar wel héél ver op de uitzichtloze weg van het waarderende denken had begeven…

Erna Heijligers

Na afloop van ons gemeenschappelijke en tevens laatste bezoek aan Maarten, liepen Erna en ik daar in de buurt nog een eindje door de bossen. De intensiteit die we binnen hadden beleefd, straalde uit op de wereld om ons heen. Terwijl we over de paden liepen, genoten we van het licht, van de natuur, van het leven…

Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje van haar partner dat Erna stervende was. Vrienden en bekenden mochten nog een laatste keer langs komen om afscheid van haar te nemen.

Het is een wonder hoe mensen op je pad komen – en je uiteindelijk toch weer alleen verder gaat. Maar de grote aanwezigheid heeft me nooit meer verlaten. Als het een persoon was, zou ik zeggen dat Maarten er nog steeds is. Maar het is er nooit voor je naar believen, steeds als een geschenk – en als een voortdurende herinnering aan het mysterie van het bestaan.


[1] Erna was degene die me leerde shaken – zie Barzakh, 9 juni 2018. Ze heeft, vakkundig journaliste als ze was, verder meegewerkt aan diverse uitgaven van ‘Zen als leefwijze’, waaronder ‘De Tao van Zen’ (2008) en ‘Blijf luisteren, het verhaal gaat verder’ (210) – zie Etalage. Bij maartenhoutman.nl/…/interviews/ staan gesprekken die ze had met Maarten en met Nico Tydeman.