Zoals ik al eerder beschreven heb, belandde ik met mijn familie na de oorlog op een betonfabriek aan de oever van de Hollandse IJssel.
Het âwitte huisâ in Krimpen, met Hein en Meino op de voorgrond (± 1946)
Met de onderstaande foto op zak, ging ik vandaag op pad naar Capelle a/d IJsel, aan de andere kant van de rivier, om een bezoekje te brengen aan Alie – die mijn moeders hulp in de huishouding werd toen we daar in dat witte huis kwamen te wonen. Mijn moeder was dol op Alie, alsof ze een dochter was – Alie ging zelfs een keer mee op vakantie naar Burgh-Haamstede om op de kinderen te passen. Maar ook nadat we in 1954 uit Krimpen naar Nijmegen vertrokken, bleef mijn moeder contact met haar houden. Alie heeft haar nog een weekje geholpen toen ze, na mijn vaders overlijden, in 1976 een huis in Bussum betrok.
Joyce, een kleindochter van Alie – die nu 91 is – kwam mij via het web op het spoor, het was achtenzestig jaar geleden dat ik haar gezien had. We kregen elkaar eerst aan de telefoon, âHeintje, Heintje,â klonk het. Ze vroeg of ik een keer langs wilde komen. Die moeite had ik er graag voor over, haar gulle lach was me altijd bijgebleven – ook ik had van Alie gehouden.
Toen ik zondagochtend m’n auto had weggezet en probeerde de ontvangen instructies te volgen, begon ik al gauw om me heen te vragen. Maar gelukkig bracht de telefoon raad: âHeeft u een zwart petje op,â vroeg een mannenstem, in de telefoon van de kleindochter – het was de man van Joyce, zij zelf stond me beneden al op te wachten. Vol verwachting beklom ik met haar de trappen, wat zou me straks staan te wachten…
Eenmaal binnen smolt ik. Er werd een arm om m’n nek geslagen en ik bood m’n bloemetje aan:
Het was een spontane begroeting – met wel enige door corona ingebakken aarzeling. Hoewel Joyce’s vriend en ik elkaar spontaan een hand gaven…
Om me heen zag ik een ruime standaard-bejaarden kamer: zitje, bed, keukentje en foto’s. Ik op de bank, Ali op een rechte stoel daar in de buurt – tenslotte, ik was hardhorend. Maar daar had Alie geen moeite mee, zij leek goed te horen. En de foto’s die ik meegenomen had bekeek ze met het blote oog – ze had net als ik een staaroperatie gehad.
Ik merkte al snel dat ze een geheugen had als een ijzeren pot – wat mij hielp het verleden wat dichterbij te halen. En ze liet me zien dat je uit haar raam de molen kon zien die naast de fabriek stond. Zo dichtbij…
Ook viel me op hoe levenswijs Alie was – niet âgeleerdâ, dat had ze nooit gedaan – zoals ze me beurtelings met sympathie en met een korreltje zout opnam, zonder ook maar een moment haar warmte te verliezen. Maar ze had dan ook heel veel te verstouwen gekregen, zoals de vroegtijdige dood van haar enige dochter. Dat had een diepe bres geslagen…
En ondanks dat alles vertoonde Alie een grote onbekommerdheid, die gewoon op je oversloeg.
Alie vertelde nog eens dat ze veel om m’n moeder gegeven had en dat mijn vader – âik poetste zijn schoenen elke keer glimmendâ – daar een goede naam gehad had. En dat ze zo blij was ons gekend te hebben. Nou, dat was dan wederzijds…
Het was een vreugdevolle ontmoeting daar langs die Hollandse IJssel, waar ik de hele familie dankbaar voor ben.
Rond de Hollandse IJssel, met boven Capelle, onder Krimpen.
Alie woont op de Koperwiek, links boven. Onder de rivier, rechts van de molen – nu restaurant ‘Ross Lovell’ – lag de fabriek. Daar staan nu huizen.
Toen ik in juni 2004 door CaliforniĂ« trok, de grote steden San Diego en San Francisco achter me gelaten had en in m’n wijnrode Ford Focus het binnenland introk – op weg naar de reusachtige ‘Redwoods’ – was het eerste wat me opviel de ongelofelijke droogte die ik tegenkwam. Ik zag een totaal verdord land…
Ik schrok, ik had dit absoluut niet verwacht, CaliforniĂ« had voor mij voor citrusvruchten en wijn gestaan. Wat ik hier zag was een totaal andere wereld, het voelde niet goed…
Beeld van de droogte in Central Valley. Bakersfield, Californië, 2004
Ik was dan ook heel blij dat ik een wegrestaurant tegenkwam waarlangs een beekje stroomde, dat uitmondde in een meertje met watervogels. Een groter contrast was nauwelijks denkbaar…
CaliforniĂ« … qua oppervlakte groter dan Duitsland, met veertig miljoen inwoners de volkrijkste staat van de Verenigde Staten, de tiende economie ter wereld – met haar hightech industrie en Hollywood bijna een mythe…
Nu zestien jaar later de onheilstijdingen over de Californische bosbranden de wereld rondgaan – de rookontwikkeling is zo sterk dat ze, via de stratosfeer, bij ons de zon verduistert – moet ik onwillekeurig terugdenken aan die vreemde confrontatie van toen.
Dezer dagen viel me ook op dat Krishnamurti, in zijn dagboekaantekeningen uit Ojai van rond 1983, het regelmatig heeft over de droogte in die kuststreek en over de verdorde velden – terwijl hij er toch tussen de sinaasappelboompjes doorwandelt en van de natuur geniet…
Op 30 mei van dat jaar beschrijft hij in poëtische termen het contrast met Brockwood:
Wanneer je uit dat soort klimaat komt is het nogal onverwacht en verbazingwekkend hier het groene gras te zien, de prachtige groene bomen en de wijdvertakte bruine beuken, die nu lichtbruin zijn maar die langzaam al donkerder en donkerder worden. J. Krishnamurti, Laatste dagboek, p. 122
Toen ik via De California State Route 1 (‘Highway 1’) langs de kust terugreed naar San Diego – waar ik mijn reisgenote Loida bij haar familie achtergelaten had – zag ik de afslag ‘Ojai’. Even aarzelde ik of ik het daar zou gaan verkennen, maar ik moest mijn vlucht halen.
Klaaske verkende het het daar onlangs met Google Earth, en zag een ‘Annie Besant Road’ met twee theosofische centra, de Krishnamurti Grove en de Oak Grove School.
Ik heb het toen moeten doen met mijn onvergetelijke uitzicht over de Pacific bij San Luis Obispo – waarvan ik eerder schreef: ‘Toen ik daar vanuit het raam van mijn rode Ford Focus een blik sloeg over die eindeloze oceaan, had dat moment de glans van de eeuwigheid…’
Paradijs CaliforniĂ« – waar ooit de mythe zich vestigde van de hippies, de flower power, de psychodelische muziek, Timothy Leary…
Een beetje de sfeer die de muziek van ‘Buddha’s Lounge‘ (een YouTube account met achthonderdduizend abonnees) ademt:
Hanna Mobach heeft me er eindeloos over doorgezaagd: “Ga toch eens wat met je handen doen, ga eens met klei werken, je zit altijd maar achter je computer.” Maar, eerlijk gezegd, daar zat zij wel regelmatig bij… Zeker in de tijd dat we samen aan haar website hannamobach.nl werkten. Later maakte ze daar dit sche(r)tsje van:
Hanna Mobach, Op computerles bij Hein
Inmiddels was ik dat hele idee van een ‘kleiende Hein’ al bijna vergeten… … Totdat ik afgelopen juli een mailtje van Emilie ontving dat ze zich opgegeven had voor een workshop ‘Werken met klei’ in de buurt van haar vakantieverblijf. En ze vroeg of het misschien ook iets voor mij was: “Je hebt veel op je hart en het komt er voornamelijk online uit. Dat heeft voor- en nadelen. Zoân dag met je handen in de klei schept misschien wat evenwicht”
Op 18 juli was het zover, wij meldden ons om Âœ10 bij Erica Kraan Art in Tuitjenhorn. Na wat uitleg, stond ik al spoedig tevreden met m’n handen in de witte chamotteklei te wroeten. Het moest een egeltje worden…
Hein in het atelier met zijn egeltje. Foto Emilie [klik om te vergroten]
Dat idee van een egeltje kwam bij mij langzaam aangeschuifeld – eerst zag ik er eentje ’s ochtends vroeg in de buurt rondscharrelen in het gras. En toen parkeerde ik op de bewuste cursusdag ook nog eens naast een autootje van … ‘Stichting Egelopvang Dikke Prik’ uit Warmenhuizen… Dat was voor mij voldoende inspiratie… Dat ‘Dikke prik’ gaf me het idee dat mijn beestje echte stekelig zou moeten zijn. Maar cursusleider Erica Kraan was wat praktischer: ‘Gebruik contrasterende donkere klei voor de vacht en ruw die dan wat op.’
Onze beeldjes moesten na afloop eerst een maand drogen en werden daarna in de oven gebakken. Afgelopen zaterdag hield ‘Erica Kraan Art’ Open Dagen, voor ons een goede gelegenheid om onze kunstwerken daar op te halen. Je ziet ze hieronder.
Emilie met een van haar twee kunstwerken [klik om te vergroten]
Mijn egeltjes – helemaal rechts een stukje van mijn ‘Egelbol’ – staan inmiddels knus aan de voet van ‘Bomen’ van Hanna [foto Klaaske]
Ik heb dezer dagen grote behoefte aan opgewekte muziek – en gelukkig is het Silk Road Ensemble daar mijn hofleverancier van… Eerst een reisimpressie van Silkroad on the Road, met Love on 139th Street in D. Uitgelaten muziek, die tevens mijn Shake v/d week is.
Afb. boven:Luchtfoto van Baoguang Si (l.), met omcirkeld de âLeaning Pagodaâ. De plattegrond van Chengdhu (r.) - met Baoguang Si bij de gele paperclip rechtsboven - laat zien dat mijn bestemming inderdaad nogal excentrisch was...
Het begon met deze foto, gewoon omdat ik het meisje zo ontroerend vond.
Maar toen ik de hele serie bekeek, zag ik haar meerdere keren in beeld. Dus die andere twee zijn ‘bijvangst’. Voordat je het weet heb je zo een stripverhaal – dat de lezer zelf maar verder moet invullen.
Tijdens mijn tweede China reis in 2011 – de eerste had Beijing als einddoel, maar liep voornamelijk door SiberiĂ« en MongoliĂ« – was Chengdhu onze verste bestemming landinwaarts. Je zit daar al bijna op de grens van Tibet. Ons gezelschap had daar in de buurt eerst het Panda natuurreservaat bezocht en gehoord hoeveel bamboe zo’n beest per dag eet – nou een heel bamboebos. De stad zelf was voor ons een âvrijeâ dag, die je zelf in kon vullen. Ik oefende vanuit m’n hotel vast met een blokje om – dat bleken eindeloos veel âhoekjes omâ te zijn, een halve wereldreis…
Ik ging eerst mee met een tweetal dat in een park een terrasje opzocht. Maar die wilden daarna met z’n tweeĂ«n verder. Toen ik eenmaal in m’n eentje op weg was in die megastad, met z’n 15 miljoen inwoners, voelde ik me behoorlijk verloren. Daar ga je dan, kaartje in de hand, lopen, lopen, lopen… Gelukkig wist ik precies waar ik heen wou: de Boeddhistische Baoguang Tempel, met z’n beroemde scheve pagode. Bepaald niet daar om de hoek… Maar ik had gehoord dat het een Zen-boeddhistisch klooster was, dus ik voelde me verwant… Ik had al eerder gemerkt dat er in China een onverwachte vrijheid van godsdienst bestond en dat een aanzienlijk percentage van de bevolking er de erehuizen bezocht, [1] voor mij was het aanlokkelijk me door die stroom positieve energie mee te laten voeren, dat voelde een beetje als thuis. Maar ik had ook ontdekt dat de uiteindelijke bewegingsvrijheid – in- en uitreis, emigratie – uiterst beperkt was…
Ik dwaalde steeds verder Chengdhu in, ik kreeg het er benauwd van, het was een reis naar het einde van eindeloos. Met weeĂ« benen dwaalde ik verder… En toen kwam de redding. Bij de oversteek van de zoveelste allee, stond ik bij de zebra te wachten naast een jonge rugzaktoeriste. We raakte aan de praat en bleken dezelfde bestemming te hebben. Dat was in die omstandigheden goud waard. Ik voelde haar durf en onbekommerdheid – wat ik te bieden had, geen idee. Ze bleek een Engelse scholiere te zijn, die net examen had gedaan en besloten had een wereldreis te maken. Ze had al heel wat landen aangedaan, en dat op die leeftijd… Zo trokken we samen verder.
Toen we eindelijk bij de Baoguang Tempel geraakten, bleek dat een uitgebreid complex te zijn. We keken wat rond, maar zochten eerst verpozing in het grote vegetarische restaurant wat daar was. En terwijl we daar iets nuttigden, kwamen er twee mannen op ons af – duidelijk ingewijden, ook al herinner ik me geen speciale kledij. Ze spraken ons niet zomaar aan … we kregen een bad van aandacht… En ze vroegen ons toen of we in de beroemde, eeuwenoude bibliotheek geĂŻntroduceerd wilden worden, met, geloof ik, de grootste verzameling antieke boeddhistische geschriften ter wereld.[2] Vol verbazing zeiden we âjaâ – ik dacht eerst dat de jonge vrouw hun belangstelling had, maar bij nader inzien kon ik het wel eens zijn. Waarom? Geen idee. Maar natuurlijk liet ik me het welgevallen…
Een van de twee mannen voerde ons mee en leidde ons door een uitgebreid zalen complex, haalde folianten uit de kast en liet ze ons zien. Verbluft keken we ernaar – als in een droom bewoog ik daar voort… Op een gegeven moment vroeg onze begeleider of hij onze naam en email-adres mocht noteren. We gaven ze – alleen jammer dat ik zelf die van mijn reisgenote niet noteerde. Toen we terug waren in het restaurant namen we afscheid van onze gids, met z’n tweeĂ«n keken we nog wat verder rond op het terrein. Maar al die aandacht die we gekregen hadden bleef een raadsel…
Mijn gezelschap besloot daar in de buurt nog verder te gaan kijken, onverschrokken, in haar eentje. We namen afscheid – ik dacht er weer niet aan haar adres te noteren… Zelf wist ik, gesterkt door al die warmte, uiteindelijk mijn hotel te bereiken. ’s Avonds at ik daar in de buurt in het gezelschap van een aantal reisgenoten, dat zich onverwacht had aangediend. Dat was heel genoegelijk – met een van hen heb ik contact gehouden, we hebben elkaar in Amsterdam nog eens ontmoet.
Ik had het er met Klaaske over dat het zo opmerkelijk is dat in China alle straatnaambordjes van de naam in het Engels voorzien zijn. Terwijl dat in Japan naar ik hoorde niet de gewoonte is. Klaaske dacht dat het was omdat China de wereld wil domineren. Ik dacht meer aan de Chinese openheid – waar Japan zich altijd afgesloten heeft voor de wereld.
Epiloog Toen ik weer een paar maanden thuis was, kreeg ik een mailtje vanuit Chengdhu met de vraag of ik het adres van een Boeddhistisch centrum in Nederland had, waar iemand die in ons land op bezoek was terecht kon. Ik wist niet wat de eigenlijke bedoeling was, misschien een poging tot asiel? Hoe dan ook was mijn antwoord heel inadequaat (iets over mijn eigen âTao-zenâ of zo). Terwijl ik ze gewoon naar een bestaand centrum had moeten verwijzen, bijvoorbeeld naar het Shambhala Meditatie Centrum van mijn schoonfamilie. Maar ja, ik was nu eenmaal een vreemdeling in Jeruzalem…
Op 10 maart plaatste ik onderstaande video, die – zo schreef ik – âmet heel veel aandacht gemaakt is en culmineert in het duet van Wu Fei en Abigail Washburn, dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang.â Een keertje herhalen kon zeker geen kwaad, leek me.
[1] Zie de indrukwekkende lijst van âNational Key Buddhist Temples in Han Chinese Areaâ. [2] Met een exemplaar van de âBloemenkrans Soetraâ (Avatamsaka Sutra), daterend uit de Yuan-dynastie (1271-1368), met gouden en zilveren pigmenten.
Toen ik onlangs met vriendin Emilie – die ik al vanaf de zen-schoolbankjes ken – deelnam aan de âKrishnamurti- en Sterkamp Wandeltochtâ in Ommen (zie mijn verslag daarvan op het âZen als Leefwijzeâ Blog), bleek dat toch meer van onze krachten gevergd te hebben dan we dachten. Onze gids had, ondanks zijn beginnend Parkinson, er flink de sokken ingezet, alsof hij een padvinder van achttien was â laat nou dat landgoed Eerde, waar Krishnamurti ooit verkeerde, op dit moment een kampeerterrein van âScouting Nederlandâ zijn… We besloten daarom onze terugreis naar Amsterdam nog maar een dagje uit te stellen – Emi, die daar in de buurt gekampeerd had, zou met haar e-Bike op de trein, ik in de auto met haar bagage. Gelukkig vonden we in hartje Ommen een B&B van âVrienden op de Fietsâ – waar ik als âtegenliggerâ gedoogd werd.
Het was wel even zoeken geweest naar een onderkomen, pas bij het tiende telefoontje lukte het â bij een mevrouw, die net een opzegging ontvangen had en blij was met onze komst. Maar toen we daar aangekomen het telefoonnummer belden â we konden de ingang niet vinden â verscheen er boven de winkel, waar het was, een grijs herenhoofd voor het raam. Maar onze vergissing werd royaal door de vingers gezien, we werden als de Drie Koningen ontvangen. Aan de Maria beeldjes te zien, was onze gastheer inderdaad katholiek â maar Zij stond daar bepaald niet alleen, verspreid over de kamer stonden tal van uit hout gesneden Afrikaanse mensenfiguren … waren we op een missiepost beland? Onze gastheer bleek inderdaad zijn halve leven als verpleegbroeder in landen als Lesotho en Mozambique te hebben doorgebracht â hij vertelde zelfs dat het geld dat hij voor onze logies ontving, ten goede zou komen aan een pleeggezin in Lesotho. Een zeer bewogen mens…
Maar toen hij maar niet ophield met praten, verdwenen we rap te trap af naar een terras aan de overkant, alwaar â het was inmiddels al 9 uur â nog een salade voor ons werd bereid. Terwijl we daar onder een parasol zaten, kwamen even later alsnog de regen- en windvlagen langs die zich de hele dag boven het Vechtdal afgetekend hadden… We vluchtte ijlings naar het pension, een steegje in, door een prieeltje naar de ingang en toen de trappen op naar onze zolderkamers â waar nog steeds de broeierige hitte hing van afgelopen tropische dagen. Ik verdween schielijk onder de douche om het stof van de Eerde af te wissen…
De volgende ochtend stond ons een vorstelijk ontbijt te wachten â waarvoor onze wensen de avond ervoor al waren genoteerd: eitje, theetje, koffie met melk uit de melkschuimer, kaas, eigen jam, boterhammen bij de vleet…
Hoe wij daar toen ontkomen zijn, weet ik nog steeds niet â o ja, mijn auto moest om 11 uur verdwenen zijn van een pleintje daar in de buurt. Na een ritje langs de zelfpluk bosbessenboerderij verderop, zijn we toen ieder ons weegs gegaan â de tropische stortbui, die mij vlak voor Amsterdam ieder zicht op de weg ontnam, zag Emi vanuit de sprinter in de buurt van Almere. We reden ongeveer gelijk op.
Muziek! Driemaal raak, met opnamen uit het Nabije Oosten, opklimmend van âklassiekâ tot straatmuzikanten. Veel plezier! Er circuleert op het ogenblik veel klassiek-Iraanse muziek op het het web, deels van BBC Persian. Deze mooi gefilmde video, met vrouwelijke musici en dans van een man, mag er wezen:
Evenals deze geraffineerde, aanstekelijke muziek van een Israëlisch ensemble:
Last but not least deze rasmuzikanten, met als podium de straten van Istanbul:
Helemaal boven: Emi vlak vóór het opbreken van haar tentje langs de Vecht, met e-Bike en buurhond.
Het is al weer bijna tegen sluitingstijd nog zoveel is ongezegd, onverzwegen de nachthemel in de verte weet het vergetene wij dansen nog eenmaal de corona dans
hoe kun je haast hebben als je weet dat het leven eindig is, in de knop gebroken, al het verleden samenkomt in het moment dat me vertelt dat de avond nu gevallen is
Zeg me niet dat er geen nieuw leven is dat er geen hoop is als de dageraad gloort brengt de nacht geen raad aan ongelovigen het echte leven komt van binnenuit
Frida Kahlo – Diego on my mind. Self portrait as Tehuana. 1943
Een paar weken geleden nodigde Emilie me uit voor een bezoekje aan het Cobra Museum. We reden erheen met het museumkrantje in de hand, dat de tentoonstelling Frida Kahlo & Diego Riveraen de Moderne Meesters van Mexico aankondigde. Pas toen we binnen verbaasde blikken kregen, lazen we de kleine lettertjes onderaan: 21 May 2021 – 19 Sep 2021. Shit! Wel een beetje voorbarig van die organisatoren dus…
In NRC Handelsblad van 16 mei 2020 stond een interview met directeur Harry Tupan van het Drents Museum in Assen â dat zeer vooruitstrevend is in zijn programmering â die tien jaar bezig geweest is om daar een tentoonstelling van Frida Kahlo te krijgen. Maar door de corona is de tentoonstelling nu een jaar uitgesteld en is het het Cobra museum â dat uit een andere collectie put â hem voor…
Nadat we de kater weggeslikt hadden, moesten wij het doen met wat de pot schaf: de reizende tentoonstelling This is Surrealism! The Boijmans Masterpieces, veertig topstukken uit Boijmansâ surrealismecollectie, die in Rotterdam voorlopig niet te zien zullen zijn â vanwege die surrealistische verbouwing daar…
Vervolgens lees je dat de kunstenaars van Cobra zich op vergelijkbare wijze probeerden te heroriĂ«nteren na de schok van de 2e Wereldoorlog â voor hen bestaat er geen âwaardevrije kunstâ, zo die al ooit bestaan heeft. Ook al is dat allemaal heel begrijpelijk, toch vraag je je af of er met al die progamma’s nog wel ruimte voor ontroering en schoonheid is…
Hoewel ik altijd behoorlijk gecharmeerd was van al die âdroombeeldenâ die de surrealisten ons voorschotelen â bleek de magie intussen wat sleets geworden te zijn … hoe ik ook keek, ik zag niet meer dan een tijdsbeeld, nogal opzettelijk in z’n boodschap, een beetje hol eigenlijk, soms zelfs een beetje âlelijkâ… Ook al verwijzen de surrealisten naar een sub-reeĂ«le werkelijkheid, de elementen waaruit de voorstellingen zijn opgebouwd, zijn heel ‘realistisch’ weergegeven. Mij leveren ze nu eenzelfde gevoel op als het werk van de âRealistenâ hier â je zou haast zeggen: een beetje âplatâ…
Wat een contrast met dit werk van Lisa Kahlo â waar de ontroering en de schoonheid en de magie vanaf spat… Misschien ook wel omdat het zo persoonlijk is. Het maakt je des te nieuwsgieriger naar de komende tentoonstellingen over haar werk … 21 mei 2021 dus…
Gelijk door naar deze prachtige concertopname van Anoushka Shankar:
Als toegift een kersverse opname van Yo-Yo-Ma, Stuart Duncan, Edgar Meyer en Chris Thile â zie en hoor hoe de meester het samenspel draagt…
Toen ik in 'De Poort' op dit terras zat - ik was net aangekomen - schoof er een enorm, schuinhangend gevaarte door de lucht: een toestel dat net opsteeg vanaf zweefvliegveld Malden, hier vlak om de hoek.
‘De Poort’ is een oord van de BahĂĄâĂ-gemeenschap â een loot van de Islam, ontsproten in Iran, met een hoofdkwartier in … Haifa, op de berg Carmel. BahĂĄâĂ is een syncretistische geloofsovertuiging, die een ruime plaats inruimt voor gebed en meditatie. In de woorden van haar stichter, âAbduâl-BahĂĄ: âMeditatie is de sleutel tot het openen van de deuren der mysteriĂ«n. In die toestand keert de mens zich in zichzelf ⊠in die subjectieve gemoedstemming wordt hij ondergedompeld in de oceaan van geestelijk leven en kan hij de geheimen der dingen ontwarren.ââAbduâl-BahĂĄ nam de naam âBĂĄbâ aan – Arabisch voor âde Poortâ â zie verder https://www.bahai.org/
Ik ben hier nu twee dagen en geniet volop. De verhalen komen zomaar naar je toe… Toen ik zojuist even op het terras zat (dat van de foto boven), raakte ik in gesprek met een vrouw die de tafels kwam afnemen. Toen ik de Mendozaweg op de Mookerheide noemde, vertelde ze dat toen 15 jaar geleden hun boerderijtje in Groesbeek afbrandde, ze tijdelijk onderdak vonden in een vakantiehuisje op Mendozaweg 5 in Mook … naast mijn voorouderlijk huis. Krijg het nou helemaal… En dat terwijl ik er gisteren daar net een kijkje was wezen nemen en hartelijke ontvangen werd door de huidige bewoners â die me overal lieten rondsnuffelen… Maar daarover straks meer.
Op de dag dat ik hier aankwam, werd ik aangesproken door een man die vroeg of ik deelnemer was aan de cursus De Duik. Toen ik âneeâ zei, zei hij dat ik er welkom was… Waarop ik nogal snedig antwoordde âdat ik in elk geval m’n zwembroek bij me had.â Op de website van âDe Poortâ las ik dat âDe Duikâ …âeen uitdagende training is voor iedereen die een (verdere) stap wil maken op het pad van persoonlijke ontwikkeling en spirituele groei. Met een duik in jezelf onderzoek je wat je werkelijke drijfveren zijn.â (Wat ik er ook las is dat zo’n âduikâ een vermogen kost…).
Het had gekund dus. Hoewel… Had ik niet net Maarten’s waarschuwing gelezen dat de zekerheid die het âikâ biedt, juist je grote tegenstander is? âAlle zekerheid houdt je vast. Kijk eens naar je leven, wat doe je voortdurend? Je speelt op zeker. Dus voortdurend knevel je jezelf. En je wordt door iedereen aangemoedigd daarin. Er zijn zelfs hele cursussen voor: assertiviteit, profilering… Hatsiekadee, de touwtjes nog een beetje vaster aan…â Maarten Houtman, âWeten dat je niet kĂșnt wetenâ, Eefde, december 1988, dinsdagmorgen.
Wat ik dezer dagen leer, is dat het verhaal âin beweging moet blijvenâ. Dus als je verhaal stokt, zul je achter je computer vandaan moeten komen en op onderzoek moeten gaan: nieuwe indrukken opdoen, verdwalen in het bos, mensen spreken… Dat alles kan je vernieuwen, een hint geven over je richting, een link om verder te gaan…
Het ‘huisje op de Mookerhei’ werd in 1961 gebouwd als vakantieverblijf, op Âœ hectare grond (die toen nog vrijwel kaal was) aan de Mendozaweg. Toen mijn ouders er definitief gingen wonen, kwam er een aanbouw aan (rechts-achter). Toen mijn vader in 1977 overleed, ging mijn moeder er weg. Sindsdien is het tweemaal van eigenaar verwisseld. NB. Het is jammer dat struiken inmiddels het gezicht op het karakteristieke balkon ontnemen – waarvandaan je ooit de Maasvlakte zag en de torens van Cuijk.
Woensdagmiddag struinde ik in rap tempo naar de Mendozaweg â een wandeling van meer dan een uur, maar het liep lekker. Wel maakte ik me allengs zorgen over de terugweg: zou ik op tijd zijn voor de maaltijd, zouden m’n benen het niet begeven… En toen ik daar in de buurt kwam, begon ik zelfs op geparkeerde zakelijke auto’s te letten, of ik met een ervan straks wellicht mee terug zou kunnen liften… Maar toen ik uiteindelijk het huis op nr. 7 bereikt had â door mijn vader ooit Kohinoor genoemd, âBerg van lichtâ â lonkte het avontuur. Ik maakte contact met de dame die de tuin stond te sproeien. Ze vertelde dat er een paar jaar geleden ook iemand langs was gekomen. âJa, mijn nichtje en haar man,â zei ik. Ik werd direct binnen gelaten en vergat even alles. Zelfs zĂł, dat ik op het eind m’n bril kwijt was â die ik achteloos in m’n achterzak had gestopt…
Bij de deuren op de gang hangen naambordjes met ‘Moed’, ‘Vergevingsgezindheid’, ‘Respect’, ‘Mededogen’, en nog vele andere. Bij mijn kamer was het ‘Volharding‘: Volharding is de wil om door te gaan. Wanneer je je ware richting hebt onderscheiden, blijf je op koers, hoe lang het ook duurt, ongeacht de hindernissen die je op je pad tegenkomt. Op mijn handdoekenpakket lag het kaartje van ‘Inzicht’ – zie boven. Je voelt de verleiding het als een persoonlijke boodschap te zien…
Vanaf m’n bed ontwaar ik op het plafond een versiering, het moet wel een gestileerde pijl richting Mekka zijn… Ik check de richting met het kompas van mijn telefoon. En ja hoor: 130° ZO. En dat terwijl de BahĂĄâĂs in het PerziĂ« van de 19e eeuw door de sjiieten als ketters beschouwd werden en te vuur en te zwaard bestreden, uitgeroeid â zoals de Katharen in Frankrijk. En ze worden er nog steeds vervolgd…
In de schemer wordt bij de ingang van ‘De Poort’ de feestverlichting ontstoken â een van de kleine attenties die het verblijf zo aangenaam maken. Het personeel – ook dat van buiten – is aardig en behulpzaam (ook zo’n deugd…). En de vegetarische maaltijden zijn overvloedig en lekker. Zo wordt er een ruimte gecreĂ«erd waarin je je vrij en op je gemak kunt voelen… En er staat een espressomachine, een heet water- en een melkschuimapparaat vrij ter beschikking… Wat wil je nog meer? Amsterdam was vergeten – geef mij maar de BahĂĄâĂ…
Mijn blik dwaalt over ’t Zwarte Water waar Hanzescheepjes de zee op zeilen – ooit stond er de wieg van mijn familie – en de IJsel slingert zover het oog reikt.
Eeuwen later wordt mijn blik getroffen door ’t water van de Hollandse IJssel, dat dreigend tegen de boorden klotst – de dijk bij Nieuwerkerk is al gebroken.
In een woning in Krimpen is mijn familie doende de huisraad naar zolder te sjouwen – de jongens De Waal met de ijzeren kachel – angst voor de stormvloed overspoelde ons.
Gelukkig zijn we daar een halfjaar later weg en wonen dan hoog en droog in Nijmegen – waar ik bang de meters boven NAP bereken. Aan de voet van ’t Valkhof stroomt de Waal.
De Amsterdamse moraal van ’t verhaal luidt dat ik jaren op woonboot ‘Hobbitstee’ woonde – die in de storm van mijn dromen vaak losslaat en water maakt, maar mij nooit laat verzuipen.
Wat zijn we eigenlijk aan het proberen… onszelf te passeren? Uit de klei te verheffen, onszelf te overtreffen? Terwijl je gaat ontstaat de weg.
Prachtige, organische ‘folk music’ van het Siberische Toeva ensemble Huun-Huur-Tu – zouden zij die fascinerende Mongoolse musici zijn geweest, die nu en dan onder het Rijksmuseum zaten te spelen als ik daar langskwam op weg naar m’n werk?
Huun-Huur-Tu zou 18 oktober een concert in het BIM-huis geven, maar dat is afgelast. Op de website stonden ze als volgt aangekondigd:
Het wapen van de Republiek Toeva, een autonome republiek binnen de Russische Federatie, gelegen in het zuidwesten van Siberië (niet ver van Irkoetsk), ten noorden van Mongolië.