Brahim Aksas woont al 62 jaar zonder verblijfspapieren in Nederland. Al bijna tien jaar probeert de overheid hem weg te krijgen â zal het dit keer lukken?
Auteurs Romy van der PoelAndreas Kouwenhoven
Gepubliceerd in NRC op 20 juni 2025

Op zijn laatste dag in Nederland bestelt Brahim Aksas zijn lievelingsdrankje op zijn favoriete plek in de stad. Een Heineken van de tap, in Grand Hotel Krasnapolsky op de Dam. Ogenschijnlijk onverstoorbaar zit hij er aan een tafeltje, tussen hotelgasten met lange nepwimpers en merktassen. In zijn ene hand zijn biertje, in zijn andere een verfrommelde servet. Hij is slank, klein, 73 jaar oud, maar oogt allesbehalve timide. Hij draagt, zoals altijd, een goedzittend colbert. Daarboven een blauwgestreepte stropdas van zijn favoriete voetbalclub: Ajax.
Zijn laatste dag in Nederland begon bij zijn huisarts. Brahim Aksas heeft een A4âtje met zijn gezondheidsinformatie meegekregen â in het Nederlands. Na zijn laatste afspraak bij de huisarts nam hij afscheid bij het Wereldhuis, een inloophuis voor mensen zonder papieren, waar de andere bezoekers hem âmeneer Aksasâ noemen. Voor de gelegenheid waren er alcoholvrije bubbels. Daarna is hij naar het statige Krasnapolsky gewandeld, waar hij zich al net zo thuis lijkt te voelen. Hij knoopt een praatje aan met de ober, over Spanje als wijnland.
Brahim Aksas heeft vrijwel zijn hele leven in de illegaliteit doorgebracht. Bijna niemand heeft het zo lang volgehouden als hij, zeggen hulpverleners die ongedocumenteerden bijstaan. Maar morgen valt het doek, dan moet hij, na 62 jaar, Nederland verlaten.
Al zijn bezittingen zullen in één koffer passen
Aksas heeft koningin Juliana meegemaakt, de opening van Paradiso in 1968, hij heeft tussen de hippies op de Dam geslapen. Als hij stemrecht had gehad, zou hij op Wim Kok hebben gestemd. Aksas rekent terug naar guldens. Hij heeft vele afleveringen van Het mooiste meisje van de klas (zijn lievelingsprogramma) en Kopen zonder kijken gekeken. De gevangenis, waar hij bij elkaar opgeteld meer dan zes jaar spendeerde, noemt hij de bajes.
Maar morgenochtend zal hij om tien uur vertrekken uit zijn kamertje in de opvang voor ongedocumenteerden. Zijn sleutel moet hij inleveren. Er is een vlucht voor hem geboekt, aan het begin van de middag. Hij heeft zijn spullen nog niet gepakt, maar verwacht dat al zijn bezittingen in één koffer zullen passen.
En zo zal Brahim Aksas zijn geliefde stad Amsterdam onder begeleiding verlaten, om op zijn 73ste verplicht een nieuw leven op te bouwen in Marokko. Een land waar hij niemand kent. Hij is er naar eigen zeggen zelfs nog nooit geweest.
Als hij gaat.
In Krasnapolsky neemt Aksas nog een slok van zijn bier. Zelf vindt hij dat het nog niet per se tijd is. Als hij nog ergens een slaapplek weet te regelen, kan hij zich misschien schuilhouden. Op zijn laatste dag houdt hij zijn opties open.
Voetbalwedstrijd van Ajax
In het verhaal van Aksas zijn twee dingen zeker: dat hij geen papieren heeft en dat de Nederlandse overheid wil dat hij vertrekt. Nergens is vastgelegd waar hij vandaan komt, wanneer hij aankwam, waar hij woonde (hij is nooit ingeschreven geweest), en wat hij deed (hij mocht niet werken).
Maar zijn verhaal gaat zo.
Aksas werd rond 1950 geboren in Algerije. Hij groeide op in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankijk. Hij zegt dat hij niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen. Hij herinnert zich wel de Franse nonnen die hem opvingen. âAls kind liep ik omringd door nonnen over straat. Twee voor ons, twee achter ons, één in het midden.â Dat was, zegt hij, omdat op de nonnen niet geschoten werd. Daar, in het weeshuis, is hij begonnen met het dragen van een stropdas. âAls jongens hadden we er een met elastiek, we hoefden niet te knopen. Als we elkaar wilden pesten, trokken we eraan.â
Toen de oorlog in 1962 ten einde liep, is hij via Frankrijk in Amsterdam beland. Hij denkt dat een voetbalwedstrijd van Ajax aanleiding was, de club speelde toen al een paar jaar in het betaald voetbal. Hij weet in elk geval zeker dat hij op 2 september 1963 Amsterdam Centraal binnenreed. Hij was toen ergens rond de dertien jaar. Hij zou richting de Dam zijn gelopen, en besloten hebben nog even te blijven.
Hij wijst naar het oorlogsmonument op de Dam, de verweerde metershoge pilaar van natuursteen waar duiven op zitten en drommen toeristen worden rondgeleid. âDaar sliepen we.â Onder koningin Juliana, zegt hij, âwas alles anders. Je mocht op de Dam slapen, kraken was normaal. Als je een plek zocht, ging je naar een bar in West. Daar zei je: ik heb geen huis. Twee biertjes later gingen ze iets voor je kraken, dezelfde avond nog kon je erin. Je hoefde alleen je eigen slot mee te nemen.â
Nederland probeert arbeidsmigranten te lokken, en overal is werk. Hij poetst cafĂ©s, werkt achter de bar in coffeeshops. Soms woont hij alleen, maar meestal bij vrouwen. Zijn langste relatie was met een maatschappelijk werker. âZe was mijn begeleider in de bajes. Op de dag dat ik vrijkwam, kreeg ik haar huissleutel.â Het is, zo vindt hij nu, zijn favoriete periode geweest. âOp zaterdag op tijd naar bed, op zondag pannenkoeken eten bij oma.â
Maar de relatie gaat voorbij, en het leven wordt voor mensen als Aksas steeds ingewikkelder. Geld verdienen wordt lastig. Als in 1989 het sofinummer wordt ingevoerd, moeten werknemers zich verplicht identificeren. En dat is pas het begin. Vanaf 1998 worden mensen zonder papieren uitgesloten van alle sociale voorzieningen. Dat maakt dat Aksas geen recht op gezondheidszorg meer heeft.
Hij wordt afhankelijk van andere inkomsten, van zijn werk als, naar eigen zeggen, âgespecialiseerd zakkenrollerâ. Nog steeds kan Aksas rijke toeristen in één oogopslag herkennen. Hij weet welke schoenen honderden euroâs kosten en hoe een Rolex eruitziet. Hij weet waar ze komen. Hier, in Krasnapolsky. Of in het Marriott of het Americain. Het wordt zijn werkterrein. Hij begint zachter te praten. Om een goede dief te zijn, zegt hij, moet je weten wat duur is. En moet je er zĂ©lf duur uitzien. âKleren zijn je sleutel tot de wereld. Ik draag altijd pakken. Als je dure kleren draagt, valt het niet op als je een paar briefjes van honderd in je hand hebt.â
Omdat een maatpakcollectie zich lastig met een bed in de opvang laat combineren, heeft hij zijn pakken in stomerijen door de hele stad gehangen. Om de paar weken haalt hij een schoon pak op, en laat hij er in een andere stomerij weer een achter.
Zijn pakken zijn inmiddels opgehaald, voor het geval dat hij morgen vertrekt.
Zijn telefoon trilt. Een hulpverlener. Ze heeft gehoord dat Aksas morgen naar Marokko gaat. Ze wil hem succes wensen. Aksas gaat rechtop zitten, hij begint steeds harder te praten. âHéél lief van haarâ, zegt hij als hij heeft opgehangen. Het zijn vooral hulpverleners die vandaag afscheid van hem nemen.
Pas over de laatste tien jaar van zijn leven is meer terug te vinden. Dan lukt het niet meer om zelf een huis te regelen, en belandt hij in de opvang. Hij wordt afhankelijker van hulporganisaties, die aantekeningen bijhouden. Volgens coördinator Pablo Eppeling Ugarte van het Wereldhuis, het inloophuis voor mensen zonder papieren, meldt Brahim zich voor het eerst in 2019. âEcht alle Noord-Afrikanen uit Amsterdam kennen hem, hij is een soort vipâ, zegt Eppelin Ugarte. âAls hij er was, kwamen ze hem allemaal begroeten. Tegen iedereen was hij aardig.â Ugarte kent Brahims verhalen, van de nonnen, van Ajax, het kraken en de coffeeshops. âIk denk dat hij zoveel heeft meegemaakt, zijn leven lijkt wel een filmâ, zegt Ugarte. âMaar je weet nooit wat waar is, en wat fantasie. Hij is een verhalenverteller.â
De ultieme gentlemandief
In een vergaderzaaltje aan de gracht in Amsterdam legt strafrechtadvocaat Jessica Heilbron een dossier van Aksas op de glazen tafel. âEen dossier zonder nummerâ, zegt ze. âDat betekent: van het huis.â In de tien jaar dat ze hem bijstaat, deed ze dat vaak voor niets. Haar kantoor is zijn postadres. âAls er een brief is, komt hij tien minuten koffie drinken. Hij blijft nooit te lang.â Het dossier behelst vooral zijn criminele verleden. Aksas zat in totaal zes jaar in de gevangenis, voor een enorme lijst aan lichte vergrijpen. Insluiping, diefstal, heling. Hij kwam er vaak met een lichte straf vanaf. âHij gebruikte nooit geweldâ, zegt Heilbron.
Ze zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een verzorgde man verschijnt met een goed verhaal
Huug Loth advocaat
âHij is de ultieme gentlemandiefâ, zegt advocaat Huug Loth. Hij zit ook aan de glazen tafel, hij stond Aksas bij tijdens vreemdelingenzaken. âMet Kerst stuurde hij altijd een kaartje. âCher maĂźtreâ, schreef hij. Hij spreekt perfect Frans. Nou, wie wil er niet zo worden aangesproken?â Met zijn âcharmante verschijning wist hij ook indruk te maken op rechtersâ, zegt Loth. âDie zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een piekfijn verzorgde man verschijnt met een goed verhaal.â
Maar, zeggen zijn advocaten, op een gegeven moment wordt je strafblad te lang. âDan is je geluk op.â
In hotel Krasnapolsky weet Aksas precies wanneer dat moment voor hem aanbrak. Het was in 2016. âIk kwam uit de bajes en opeens zeiden ze: je moet terug.â En zo begint het onderzoek naar de nationaliteit van Brahim Aksas. âVoor ik het wist zat ik in een opvangâ, zegt hij. âIk dacht: mijn god, waar ben ik nu terechtgekomen?â
Zo gaat het vaker met mensen die zonder papieren leven. âDe meeste mensen weten zich lang prima te reddenâ, zegt Frederiek de Vlaming van de Regenboog Groep, een van de organisaties waar Aksas langsging voor hulp. âMaar hoe ouder, hoe sneller ze in de problemen komen. Mensen worden steeds afhankelijker.â Ze krijgen bijvoorbeeld gezondheidsproblemen, maar hebben geen toegang tot zorg. Ze kunnen niet meer werken, de huur niet meer betalen. âEn dan worden ze zonder pardon op straat gezet door degenen van wie ze een bed, bank of fietsenhok huurden.â
Aksas belandt in een gemeentelijke opvang voor kwetsbare ongedocumenteerden. Ondertussen moet hij meewerken aan zijn âterugkeerâ. Als hij dat niet doet, wordt hij op straat gezet, krijgt hij steeds te horen. De identiteit van Aksas wordt onderzocht, in eerste instantie in Algerije. In de rechtbank, zo herinnert advocaat Loth, spreekt Aksas zijn beste Frans. âVotre honneur, klonk het door de rechtbank. Maar goed, hij was dus niet Algerijns.â
âIk heb het lang weten te rekkenâ, zegt Aksas, die eigenlijk nooit echt uitsluitsel kon geven over waar hij nou vandaan komt. Maar het is Marokko dat hem uiteindelijk als onderdaan erkent â een land waarnaar hij gedwongen kan worden uitgezet. Aksas gaat daarop zelf langs op het Marokkaanse consulaat, waar hij de medewerkers ervan weet te overtuigen dat ze niet moeten meewerken aan de deportatie van een oude man. Ze maken de afspraak dat de benodigde reispapieren alleen worden verstrekt als hij zĂ©lf terug wil, vrijwillig.
De Nederlandse overheid moet hem dus overhalen om te vertrekken.
In mei 2024 krijgt Aksas duizenden euroâs aangeboden als hij zelf naar Marokko vertrekt. De helft wordt betaald door de gemeente Amsterdam, de andere helft door terugkeerdienst DT&V, dat onder het ministerie van Asiel en Migratie valt. Zijn vlucht is ook al voor hem geboekt.
Maar waarom zou hij voor dat bedrag vertrekken naar een land waar hij niemand kent? âHier ken ik de straten, de mensen, mijn vrienden, mijn dokter. Ik weet waar ik moet zijn als er iets is.â
Hij twijfelt, tot een paar dagen voor zijn vertrek. Dan krijgt hij te horen dat er vier begeleiders met hem mee zullen reizen. En dat de vreemdelingenpolitie wordt gebeld als hij niet vrijwillig in het vliegtuig zal stappen. Woedend is hij, over dat dreigement. âIk laat me niet uitzetten als een crimineel!â
Hij besluit niet te gaan.
Maar dan? Nog steeds dreigt hij elke dag dakloos te worden. Het idee dat hij buiten moet slapen, maakt hem bang. In Marokko kan hij in elk geval een eigen huis huren.
Dus belt hij begin dit jaar weer naar zijn begeleider van de DT&V. Mo, ook van Marokkaanse afkomst, die al tien jaar âterugkeergesprekkenâ met hem voert. âHij is altijd eerlijk tegen mij geweestâ, zegt Aksas. âMo zegt: een leven opbouwen in Marokko zal heel lastig worden. Maar als je het toch wil, dan kan ik je helpen.â Aksas gaat naar de kuststad Nador, heeft hij besloten. Mo, die er familie heeft, gaat met hem mee. Hij zal de eerste dagen bij hem blijven. Het aanbod van het geld staat nog steeds.
In Amsterdam begint het te schemeren. Aksas staart naar zijn telefoon. âIk ben vandaag door zoveel mensen gebeldâ, zegt hij. âZe vinden het jammer dat ik ga. Ik zeg tegen iedereen: ik blijf, als jij weet waar ik moet wonen.â Misschien gebeurt er nog iets, denkt hij. âIk denk altijd positief. Ik geloof niet in stress. Als je aardig en betrouwbaar bent, helpt iedereen je.â
Hij staat op. Hij slaapt nog een nacht in zijn kamer. Maar eerst gaat hij afscheid nemen in zijn vaste coffeeshop.
Het zal zijn laatste avond in Amsterdam worden.
Groeten uit Marokko
De volgende ochtend is hij vroeg opgestaan. Hij is in de taxi gestapt die de terugkeerdienst DT&V heeft laten voorrijden. Op Schiphol staat Mo hem al op te wachten. Voor de gate drinkt Aksas nog een glas Heineken. Hij heeft nog niet eerder gevlogen, maar hij stapt in.
Zo zijn in het verhaal van Aksas drie dingen zeker geworden. Hij is op een dag in Nederland aangekomen. Hij leefde er zonder papieren. En op een dag is hij naar Marokko vertrokken. In mei stuurt hij een kaartje uit Nador, van de boulevard met lichtjes.
âHier is het een beetje moeilijk. Maar ja, ik moet het ermee doen. Het komt goed. Blijf hopen. Zo is het leven!
Brahimâ
Met dank aan NRC