Het onbenoembare heden

Roberto Calasso

 Toen de Italiaanse schrijver en uitgever Roberto Calasso vorig jaar overleed, werd hij meer bewonderd dan begrepen. Als hij in de Engelstalige wereld wordt geprezen, is dat meestal omdat hij erudiet is. Ondertussen is Calasso in zijn geboorteland Italië beter bekend als uitgeverij-impresario, vanwege zijn leiderschap van de onafhankelijke uitgeverij Adelphi. 
Calasso's magnum opus, een omvangrijke serie van 11 delen die hij in 1983 begon met The Ruin of Kasch en in 2021 eindigde met The Tablet of Destinies, wordt vaak onbeschrijfelijk genoemd. Eigenlijk is het vrij eenvoudig als je de sleutel eenmaal te pakken hebt. Calasso schrijft gnoseologie (een woord dat hij vaak gebruikt) – dat wil zeggen, een onderzoek naar en geschiedenis van esoterische kennis.

Dit helpt om te verklaren wat een van de meest verwarrende elementen van zijn werk kan zijn. Critici verzuimen nooit de verbijsterende mix van genres te noemen die je bij Calasso aantreft. Op Ă©Ă©n pagina kun je mythe, fictie, geschiedenis en essay naast elkaar vinden. Voor Calasso bevindt al dit materiaal zich op hetzelfde vlak. Vanuit het esoterische perspectief is de mythe van de zondvloed van hetzelfde type als een fragment van een essay van Novalis, dat van hetzelfde type is als een bijtende opmerking van Talleyrand. Wat ertoe doet, is niet uiterlijk, maar innerlijk.

The Secret Teaching of Roberto Calasso
Noah Kumin, December 12, 2022

Inhoud

I. Toeristen en terroristen
(Intro + twee fragmenten)

 De duidelijkste en sterkste gewaarwording van wie op dit moment leeft, is dat hij elke dag opnieuw niet weet waar hij aan toe is. Het terrein is onbetrouwbaar, lijnen splitsen zich, weefsels rafelen, perspectieven verschuiven. Dan beseft hij nog onherroepelijker dat hij zich in het ‘onbenoembare heden’ bevindt.

Het ritueel vormt een onverbiddelijke scheidslijn tussen secularisme en religies. De secularisten staan niet toe dat er regelmatig en soms op vaste tijden handelingen worden verricht die zijn gericht op een externe entiteit. Handelingen die een onzichtbare aanwezigheid vereisen. Voor de secularisten is die onzichtbare aanwezigheid er simpelweg niet. En wordt het woord ‘ritueel’ zelf geassocieerd met iets overbodigs, iets hinderlijks, ondoelmatigs. Dus precies het tegendeel van wat het in andere beschavingen betekende.

Deze uitholling van het ritueel – of minstens verbanning naar de periferie van het bestaan – had een euforisch stemmende ontheffing van verplichte handelingen tot gevolg kunnen hebben. Maar dat gebeurde niet. Zwijgend maar koppig berustte het seculiere brein in de gedachte dat het niet buiten steeds herhaalde en strikt geformaliseerde handelingen kon, niet alleen waar het er nog een zekere doelmatigheid aan toekent, bijvoorbeeld in de juridische sfeer, maar op elk terrein van het bestaan, tot in de onbeduidendste en intiemste uithoeken ervan. De uitgebannen rituelen zijn uiteindelijk weer teruggekeerd in de samenleving, er tot haar verste haarvaten in doorgedrongen. Het seculiere leven wordt steeds vaker gekenmerkt door situaties waarin we ons op een bepaalde manier moeten gedragen, alsof we van het ene televisieformat overstappen naar het andere. Overal gelden vaste regels en manieren – die ertoe neigen steeds subtieler en gedifferentieerder te worden. Maar geen ervan is gericht op wat dan ook buiten de samenleving zelf. Het zijn telkens weer tautologische bevestigingen die het bestaande onderstrepen, zoals bepaalde archaĂŻsche riten eerbied voor de godheid benadrukten.

Voor een paar van de grootste bedrijven, zoals Google is de substantie die in geld wordt omgezet en die ze voedt niet langer aardolie maar reclame. De aanzienlijke economische relevantie daarvan, ofwel het exoterische aspect van de reclame, moet onze aandacht echter niet afleiden van haar esoterische aspect, ofwel de herhaling. Voor reclame is het essentieel dat ze wordt herhaald, net als rituele handelingen. De herhaling garandeert de bestendigheid van de betekenis. En juist die taak is door de samenleving gedelegeerd aan de reclame. Dat is niet gering, integendeel, het is een functie die de zin van elke afzonderlijke handeling onderbouwt. Daarom is het esoterische doel van de reclame een onophoudelijke verspreiding en herhaling van beelden en merken die zich in elke spleet van de psychische ruimte wurmen. En als zij daar niet voor zorgden, zou alles misschien kleur- en vormloos lijken. Het is echter een doorlopend ceremonieel waaraan niet te ontkomen valt. Een proces met als hoogtepunt en bezegeling de sodal media, waar de spontane ontboezemingen van de enkeling gepaard gaan met verplichte bijpassende reclame. Alsof wat er wordt gedeeld onmogelijk los kan worden gezien van de reclame.
[
]


Er is in de twintigste eeuw Ă©Ă©n enkele stem die, glashelder en standvastig, het proces herkende waardoor de samenleving de voornaamste en machtigste afgod van onze tijd kon worden: die van Simone Weil. Zich baserend op de passage over ‘het grote beest’ in De staat van Plato, omschreef Weil in verhelderende bewoordingen het fenomeen waarom ‘het sociale het religieuze zodanig nabootst dat het zich ermee vereenzelvigt, afgezien van een bovennatuurlijk onderscheid’. Een onderscheid dat het denken zwaar op de proef stelt, zoals Weil zelf in een bijzin opmerkte: ‘Dat mysterie creĂ«ert een schijn van verwantschap tussen het sociale en het bovennatuurlijke en pleit Durkheim tot op zekere hoogte vrij.’ Die ‘verwantschap’ is een begrijpelijke en noodlottige vergissing als het waar is dat – zoals Weil elders schreef – ‘het sociale in verschillende verschijningsvormen de enige afgod is’. Dan dringt zich een vraag op: hoe kan iemand tegenwoordig ontsnappen aan deze variant van de zwarte magie? Hoe kan een lid van de seculiere samenleving, erop getraind het onzichtbare te negeren, het weer leren herkennen? In welke vorm? Wat zal hem overkomen als hij zich niet wil schikken in een credo, zoals dat gebeurt in de deerniswekkende westerse sekten die zichzelf hindoes of boeddhisten of sjiieten of, nogal ongenuanceerd, sjamanen noemen? Een lachwekkende vertoning, een van de verschillende mogelijkheden die door de seculiere samenleving worden geboden en goedgekeurd. De beschikbaarheid en toegankelijkheid van alle geloofsopvattingen uit het verleden is dan ook een van de kenmerken van het tijdperk dat ik ooit posthistorisch noemde. Maar als we deze onvermijdelijk parodistische weg uitsluiten, welke andere mogelijkheid blijft er dan over? Zal het seculiere subject genoegen moeten nemen met het uitvlakken van het onzichtbare, wat inmiddels als aanname voor het gemeenschappelijke leven wordt beschouwd? Dat is de waterscheiding. Als niet geloven maar weten essentieel is, zoals elke gnosis veronderstelt, zullen we onze weg moeten vinden in het duister, elk middel moeten gebruiken, in een soort onophoudelijke bricolage van de kennis, zonder enige zekerheid over een beginpunt en zelfs zonder enig idee van een eindpunt.
Dat is de zowel beldagenswaardige als opwindende toestand waarin iemand verkeert die tot geen enkele geloofsrichting behoort maar tegelijkertijd weigert de religie – of, preciezer gezegd, de verafgoding – van de samenleving te accepteren. Een moeizame weg, zonder naam, zonder referentiepunten die niet versleuteld en strikt persoonlijk zijn. Maar ook een weg waar je onverwacht steun krijgt van verwante stemmen, als in een onbekend sterrenstelsel. Ik geloof niet dat we op dit moment meer mogen verwachten. Maar toch, als we goed kijken is het heel wat. Hoog spel dat in de loop der eeuwen door aardig wat mensen is gespeeld zonder het te verklaren, en nu wel vrijmoedig genoeg moet zijn om zich in het volle licht te vertonen. Zoals we lezen in Wittgensteins Bemerkungen ĂŒber Frazer’s ‘The Golden Bough’: ‘Je zou haast zeggen dat de mens een ceremonieel dier is.’

II. Het Weens gasbedrijf
(Intro; 1e notitie op tijdlijn; notitie over Simone Weil)

 Dit gaat niet over herinneringen. Maar over woorden die zijn geschreven, gepubliceerd, uitgesproken, geciteerd en geregistreerd tussen begin januari 1933 en mei 1945. Ongewild doen ze allemaal vertrouwd aan. Alle beelden uit die jaren, van welke herkomst ook, ademen iets hypnotisch. Het was het hoogtepunt van het zwart-wit, in de bioscoop en in het leven. Toen technicolor zijn intrede deed, leek dat een zinsbegoocheling. Alsof de tijd een steeds nauwere spiraal had gevormd die eindigde in een wurggreep.  

30 januari 1933. Klaus Mann vertrekt ’s morgens vroeg uit Berlijn, ‘als door een akelig voorgevoel opgejaagd.’ Lege straten. Een slapende stad. ‘Het zou mijn laatste blik op Berlijn zijn, het afscheid.’ Tussenstop in Leipzig. Op het station verschijnt zijn vriend Erich Ebermayer. Bleek, ongerust. “‘Wat is er aan de hand?” vroeg ik hem. Hij leek verbaasd: “Weet je dat niet? De oude heer heeft hem een uur geleden benoemd.” “De oude heer? .. Wie?” “Hitler. Hij is kanselier.'”

[
]

1941. Simone Weil is getroffen door een zojuist verschenen bundel geschriften van Planck. Veel meer dan in Einstein, ziet ze in Planck degene die ‘een radicale breuk in de ontwikkeling van de wetenschap’ heeft teweeggebracht. Het begrip kwantum is ‘op zichzelf buitengewoon en subversief ” al kloppen bepaalde toepassingen ervan misschien niet. Maar het zal de nieuwe grondslag van de wereld worden. Echter, er is iets vreemds: zodra Planck het niet langer over kwantums heeft, zegt hij louter banaliteiten. Hij spreekt als een oprecht mens, ‘in de gebruikelijke zin van het woord’, begiftigd met gezond verstand, ‘wat al heel wat is’. Maar meer niet. Dus zal de wereld zijn gegrondvest op een wetenschap die ze niet kan begrijpen, ontdekt door een man die buiten die wetenschap niets belangwekkends te melden heeft. Toch is het ‘in naam van de wetenschap dat wij, blanke mensen 
 als heer en meester over de aardbol rondlopen en bij elke stap een of andere schat vertrappen’. De wetenschap is voor westerlingen zoiets als de Katholieke Kerk voor CortĂ©s en Pizarro. Maar zij hadden nog wel enig idee wat de sacramenten waren.
Twee jaar later schreef Simone Weil in Londen haar Prelude Ă  une dĂ©claration des devoirs envers l’ĂȘtre humain. Ze wilde een paar onaantastbare principes onder de loep nemen. En vroeg zich af waarop die moesten berusten. De religie werkte niet meer, want dat was inmiddels iets ‘voor de zondagochtend’. En de wetenschap? Alleen de niet-gelovigen, die echter wel elke dag in de wetenschap geloven, ‘hebben een triomfantelijk gevoel van innerlijke eenheid’, wat echter een illusie is. Hun moraal is ‘niet minder in tegenspraak met de wetenschap dan de religie van de anderen’. Wetenschap is namelijk niet moreel. Kwantums geven geen gedragsregels. Weil trekt haar conclusie: ‘Hitler heeft dat scherp gezien. Hij laat dat trouwens aan heel veel mensen zien, overal waar de dreiging van de ss voelbaar is, en zelfs nog verder weg. Vandaag de dag kan, bij wijze van spreken, alleen onvoorwaardelijke adhesie aan een totalitair systeem, bruin, rood of wat dan ook, voor een solide illusie van innerlijke eenheid zorgen. Daarom vormt dat zo’n onweerstaanbare verleiding voor heel wat ontredderde zielen.’

[
]


III. Een voorproefje van de torens
(Integrale tekst)

Op een los, niet dateerbaar blaadje, tegenwoordig in de Jacques Doucet-bibliotheek, vertelde Baudelaire over het instorten van een reusachtige toren die ooit wolkenkrabber zou heten. Hij voelde zich machteloos omdat hij er niet in slaagde dat door te geven aan ‘de mensen’, ‘de naties’. Dus moest hij er genoegen mee nemen het ‘de meest intelligente’ toe te fluisteren. Maar zelfs die fluistering moest meer dan een eeuw wachten voordat ze werd gedrukt. En niemand besteedde er aandacht aan. Pas toen het te laat was drong tot de naties door wat hun te wachten stond. Het was allemaal gebeurd in een droom, zo’n droom waar Baudelaire wel vaker last van had, zo een waardoor de wil om ooit nog te slapen hem verging:
Tekenen van verval. Reusachtige gebouwen. Talloze appartementen, het ene boven op het andere, kamers, tempels, galerijen, trappen, doodlopende gangen, belvedĂšres, lantaarns, fonteinen, beelden. – Spleten, barsten. Nattigheid ajkomstig uit een waterreservoir hoog in de lucht. – Hoe moeten de mensen, de naties worden gewaarschuwd? We moeten het de intelligentsten in het oor fluisteren.
Bovenin knapt een pilaar en verschuiven de uiteinden ervan. Er is nog niets ingestort. Ik kan de uitgang niet meer vinden. Ik ga naar beneden, dan weer naar boven. Een labyrinttoren. Ik kon er niet uit. Ik woon voorgoed in een gebouw dat op instorten staat, een gebouw dat is aangestoken door een geheime ziekte. – In gedachten bereken ik, als afleiding, of zo’n ongelooflijke massa stenen, marmer, beelden, muren die binnenkort op elkaar klappen straks doordrenkt zal zijn van de hoeveelheid hersenen, mensenvlees en versplinterd bot.
‘Toen de ‘waarschuwing’ van deze droom de ‘naties’ bereikte klopte alles, op Ă©Ă©n ding na: het waren twee torens – tweelingen.

Die sneeuwluipaard die dat uitgeputte steenbokje een duw geeft, is dat moord?

 â€˜Vóór de grote Verteller aan het Verhaal begon, was er een nacht die maar niet eindigde en waarin niets gebeurde. Toen was iemand, al wist niemand wie dat was en wanneer het gebeurde, een lied gaan zingen waarin alles dat er nu is werd opgeroepen om tevoorschijn te komen en zich niet meer in de nacht te verbergen. Maar je begrijpt dat als alles tevoorschijn is gekomen en is gaan leven, er wel eten moet zijn en zo is het gekomen dat de een de ander opeet, de grotere de kleinere, van heel groot naar heel klein.'
Maarten Houtman, De breuk | Werelden 1 – Karti
Herbert Prins

Jannetje Koelewijn, NRC 1 december 2024 (fragment)

Bioloog Herbert Prins maakte lange reizen door de ruigste gebieden. Hij bestudeerde brandganzen en ontsnapte aan ijsberen en straatrovers. “Mag de natuur werkelijk vrij zijn van morele oordelen?

“Dat verheerlijken van natuur en oude landschappen – ik denk dat het moreel gewoon fout is.

Dus wat doen we met de wolven?

“Fundamenteel kiezen voor bescherming van de samenleving mĂ©t behoud van wolven, wilde zwijnen, herten, reeĂ«n en alle andere beesten die hier vijftig jaar waren uitgestorven en nu door goed beheer zijn teruggekeerd. Maar een wolf hoort niet in Amersfoort rond te lopen. Dus: een echt nationaal park, met een hek eromheen. En stoppen met de jacht. Het wild is voor de wolven. Zoals in Nepal de herten in de parken voor de tijgers zijn. Daarbuiten moet je tijgers letaal beheren. Zo nodig afschieten.”

Je laatste hoofdstuk gaat over de reis afgelopen winter naar de Transhimalaya, tussen India en Tibet.

„Met vrienden, uit Wanderlust, en ook omdat ik daar vijfentwintig jaar geleden met een Indiase promovendus een natuurreservaat heb helpen inrichten. Ik wilde weleens weten hoe de lokale bevolking nu met wolven omgaat. En ik had na al die jaren nog steeds geen sneeuwluipaarden gezien.”

Die zie je dan bij het dorpje Kibber, als jullie afdalen langs een diep ravijn.

„Mijn droom wordt waarheid, op confronterende wijze. Een van de sneeuwluipaarden â€“ de mooiste beesten op aarde – zien we twee dagen lang een jong steenbokje in zijn macht houden, aan de rand van het ravijn. Het bokje glijdt de hele tijd net niet weg, tot het na twee dagen zo vermoeid is dat het toch een poot verzet. En dan kan de sneeuwluipaard hem dat kleine duwtje geven waardoor hij naar beneden stort, tachtig meter hotsend en botsend over rotsuitsteeksels.”

En vraag jij je af of dit nu moord is, zoals lokale onderzoekers zeggen.

„Of predatie, wat de in Darwin geschoolde biologen zeggen. En dan is het normaal dat een prooidier in een positie wordt gemanoeuvreerd waarin het met zo weinig mogelijk energie gedood kan worden. Dat heet natuurlijke selectie. In moord zit een moreel oordeel. Mag de natuur werkelijk vrij zijn van morele oordelen? Hebben dieren ethiek? Zijn er goden die nadenken over het handelen van een sneeuwluipaard? Het lijken gemakkelijke vragen, maar nee.
Ik houd me ook bezig met de wolvenproblematiek in Nederland en moet je horen wat mensen allemaal roepen als een wolf op de Veluwe een schaap heeft gedood. Het ergste vinden ze nog dat die wolf het wrĂ©Ă©d doet.”

Lupus est homo homini.
Plautus, Romeins schrijver, 200 v.Chr.

Voor ons geen Trump Towers boven ’t IJ!

Afbeelding boven: “ProWinko kan niet wachten de eerste paal de grond in te slaan” (Artist impression UNstudio).
“ProWinko wil bovenop de BCC, Douglas, in de buurt van de Hema en tegenover de Media Markt woontorens met appartementen bouwen. Alle woningen, van 60 tot 75 vierkante meter, moeten tot het middenhuur-segment behoren. De prijzen variĂ«ren van 700 tot 1.000 euro per maand. „Uitgangspunt is allemaal appartementen met twee slaapkamers”, stelt commercieel directeur Estien Bicker van ProWinko.” (Bron NRC, 10 januari 2022).

”De geplande nieuwbouw op het Buikslotermeerplein wordt nog omvangrijker dan al eerder bekend was. Er komen geen 7900 woningen, maar 9900 woningen.
En die worden voornamelijk gebouwd in woontorens waarvan de maximale hoogte geen 90, maar 140 meter zal worden.
Afgelopen donderdag was er in de Stopera een commissievergadering, waar de omvang geen probleem was en het besluit alleen nog een formaliteit leek te zijn.”
Radio Boven IJ op 1 december 2024.


Het is best mogelijk dat de bouwers van de Toren van Babel geen godslasterlijke plannen hadden. Die schrijft Genesis hun ook niet toe. Ze wilden iets waar altijd al naar was gezocht: een weg naar de hemel, een veilige, betrouwbare toegang. En die wilden ze kunnen zien. Dat was hun schuld. Of minstens hun gruwelijke vergissing. Maar ook vergissingen kunnen tot het gewenste resultaat leiden. Niets stond Jahweh zo tegen als het snoeven van de mensen dat ze zelf klaarspeelden wat ze aan het doen waren, alsof ze autonoom waren. En nooit zei Jahweh het zo duidelijk als toen werd begonnen met de bouw van de Toren van Babel. ‘Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn.’
Roberto Calasso, Het boek van alle boeken, 2019.

Korenveld met kraaien

In het Groninger Museum opent 30 november de tentoonstelling Hoe Van Gogh naar Groningen kwam, ‘over eigenzinnige Groningers en ondernemende studenten die de moderne kunst in 1896 naar het Noorden brachten.’

In dat jaar 1896 waren schilderijen te zien die later beroemd zouden worden, maar nog geen titel hadden.
Zo beschreef een krant een schilderij als „zeer hard geel, bijna schreeuwend geel; daarboven een hemel van een pijnlijk doodelijk blauw, en uit den storm van het koren vliegen eenige zwarte raven omhoog” – wat haast wel moet verwijzen naar ‘Korenveld met kraaien’ (1890).
NRC 26 november 2024: ‘Hoe in 1896 zes studenten met succes het werk van Van Gogh voor zes dagen naar Groningen haalden.’

in mijn ouderlijk huis in Nijmegen, hing boven het boekenkastje rechts jarenlang een reproductie van Van Gogh’s ‘Korenveld met kraaien’. Het was een statement van mijn vader met z’n kunstzinnige achtergrond, die mij indertijd wel beviel. Ik wierp er regelmatig een blik op, om me mee te laten voeren door het vlammende protest tegen wat wij onze ‘werkelijkheid’ noemen – met zijn “bijna schreeuwend geel; daarboven een hemel van een pijnlijk dodelijk blauw.”

Misschien was het wel die ‘schreeuw’ – à la Munch – die mij zo beviel.[1] Voor mijn vader was het eerder zijn pure enthousiasme voor de durf van Van Gogh en zijn uitbundige kleuren – net als vermoedelijk bij die zes Groningse studenten (onder wie de latere historicus Johan Huizinga).
Inmiddels is Van Gogh ‘nationaal kunstbezit’


Zie ook Kijken in de spiegel van je eigen proces op www.taozen.nl.

____________________
[1] Volgens een bericht in ‘Trouw’ van 22 januari 2022, heeft Edvard Munch op ‘De Schreeuw’ in het Noors geschreven “Kan alleen zijn geschilderd door een gek”.

De Latihan

 Toen ik mei 2008 op aanraden van Maarten Houtman met ‘shaken’ begon, vertelde hij dat deze oefening – de specialiteit van de Balinese ‘Energy master’ Ratu Bagus – stoelt op de ‘latihan’, een oude Javaanse esoterische traditie, die bij Maarten kennelijk een weerklank opriep.
Ik zocht naar ‘latihan’ op het internet en kwam het boek‘Concerning Subud’[1] tegen van de Engelsman John Bennet, waarvan de inleiding, De betekenis van ‘Latihan’, hier opgenomen is:

1. De betekenis van ‘Latihan’

Het Indonesische woord latihan kan niet adequaat worden vertaald. De wortel ervan, latih, brengt het idee over van vertrouwd raken met iets, het assimileren en in jezelf opnemen. Het dichtstbijzijnde equivalent is waarschijnlijk training. De algemene vertaling “oefening” is misleidend in zoverre het wordt geassocieerd met het idee van een bepaalde vorm van werk, zoals fysieke, mentale oefening of religieuze oefening. Dit alles heeft betrekking op het “werken van buitenaf”, wat het exacte tegenovergestelde is van de latihan. Na de eerste wilsdaad waarmee we ons onderwerpen aan het proces, komt de training die we in de latihan ontvangen niet voort uit een opzettelijke handeling van onszelf. In de latihan worden we geleidelijk doordrongen en doordrenkt van de levenskracht die vanuit onze eigen ontwaakte ziel in ons stroomt.

Hoewel latihan een training is van de hele mens, wordt het niet ondernomen omwille van het resultaat. Pak Subuh benadrukt dat de ware betekenis van de latihan aanbidding van God is. De training is het resultaat van aanbidding, maar het is aanbidding die essentieel is; het resultaat is bijkomstig. De uitdrukking “aanbidding van God” vereist uitleg, vooral in deze tijd waarin zoveel mensen in opstand zijn gekomen tegen religie omdat ze denken dat aanbidding onverenigbaar is met een acceptabel concept van Godheid. Ze beweren dat een God die aanbidding van Zijn schepselen eist een antropomorf concept is; een overblijfsel van tribale theologie, toen God werd afgebeeld als een Koning die heerst in de hemelen en, in Zijn eisen, weinig verschilde van een menselijke tiran. “Want Ik, de Heer, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid van de vaderen bezoek aan de kinderen, tot in het derde of vierde geslacht van hen die Mij haten.” Wanneer we zulke passages lezen, moeten we onthouden dat ze behoren tot het Hemitheandrische tijdperk, waarvan het Meesteridee dat was van de menselijke afhankelijkheid van HeroĂŻsche hulp. Met elke volgende les heeft de zich ontplooiende mensheid een dieper besef gekregen van de betekenis van Godheid. Als we zulke naĂŻeve antropomorfe concepten van de Schepper niet langer koesteren, volgt daaruit niet dat aanbidding geen betekenis meer heeft. Het is theologen al lang duidelijk dat God geen aanbidding eist omdat Hij het nodig heeft of verlangt, maar omdat het het middel is waardoor de ziel van de mens kan terugkeren naar de Bron waaruit hij is voortgekomen. Het is ook goed begrepen dat aanbidding de staat of conditie is waarin de mens in de aanwezigheid van zijn Schepper staat: het is de erkenning of het besef dat er een immense Kracht is die groter is dan alle andere krachten, en dat deze Kracht welwillend is jegens alle schepselen, inclusief de mens.

Wat niet zo goed begrepen wordt, zelfs niet door theologen, is dat de staat of conditie van aanbidding niet bereikt kan worden door de tijdelijke instrumenten van de mens – dat wil zeggen, door de lagere centra. We kunnen met onze geest en gevoelens, en zelfs met ons lichaam, God willen aanbidden, maar dit zijn slechts instrumenten; ze kunnen niet de aanbidder zelf zijn. Aanbidding is een kracht die exclusief is voor de ziel van de mens, want alleen in de ziel kan er een direct bewustzijn zijn van de Kracht en Liefde van God. Aanbidding kan niet ontstaan ​​in de geest of het hart, hoezeer we ook met ons verstand weten dat aanbidding noodzakelijk is en met ons hart de wens voelen om te aanbidden. Ware aanbidding is de bewuste aanvaarding van de toestand waarin we zullen verkeren op het moment van de dood, wanneer onze persoonlijke wil van ons wordt afgenomen.

Een eenvoudige observatie kan iedereen overtuigen van de waarheid van deze ogenschijnlijk harde uitspraak. Soms overweldigt het gevoel van onze eigen nietigheid in vergelijking met de krachten van de natuur ons in de aanwezigheid van een groot natuurverschijnsel, zoals een machtige storm op zee of zelfs een groot aantal bergen wit van de sneeuw, en ervaren we een staat van ontzag die tegelijkertijd gevuld is met vrede en dankbaarheid dat zulke grote dingen aan ons worden onthuld. Het is gemakkelijk te verifiĂ«ren dat zo’n ervaring niet ontstaat in de geest of gevoelens, noch is het het resultaat van ons eigen verlangen om de natuur te bewonderen of te “aanbidden”. Als we beginnen te “denken over” de ervaring waarin we zijn getild, vallen we onmiddellijk terug in onze gewone staat; op dezelfde manier, als we beginnen te genieten van de staat, verandert het in iets persoonlijks en vals. Als de aardse natuur ons kan optillen naar een intensiteit van ervaring die de geest en de gevoelens te boven gaat, hoeveel te meer moeten we dan verwachten dat aanbidding van God een toestand zou moeten zijn die volledig buiten het bereik van onze gewone functies ligt.

Daaruit volgt niet dat aanbidding geen betekenis meer heeft. Het is theologen al lang duidelijk dat God aanbidding niet eist omdat Hij het nodig heeft of verlangt, maar omdat het het middel is waardoor de ziel van de mens kan terugkeren naar de Bron waaruit hij is voortgekomen. Het is ook goed begrepen dat aanbidding de staat of conditie is waarin de mens in de aanwezigheid van zijn Schepper staat: het is de erkenning of het besef dat er een immense Kracht is die groter is dan alle andere krachten, en dat deze Kracht welwillend is jegens alle schepselen, inclusief de mens.

Religieuze mensen hebben de neiging om aan te nemen dat, als hun geest en gevoelens actief zijn in aanbidding, hun ziel ook aanbidt. Ze verwijzen naar geest en gevoel als “krachten van de ziel” en dit leidt tot de fout om te veronderstellen dat de ziel wakker moet zijn wanneer de krachten worden uitgeoefend.
De waarheid is dat wanneer aanbidding voortkomt uit en wordt geleid door onze eigen wil, het alleen aanbidding kan zijn door en van de instrumenten, niet aanbidding door en van de ziel. Dit is een harde uitspraak, maar tenzij het wordt begrepen, kunnen de gebreken van menselijke aanbidding nooit worden begrepen.

Auteursrecht© 2007, Undiscovered Worlds Press

____________________
[1] â€˜Concerning Subud’. An introduction to the background, origins and practice of Subud, the religious practice introduced by Muhammad “Pak” Subuh in Indonesia in the 1940s, and established internationally from 1957 onwards.

Verhuisbericht

Wie door deze deur gaat, kan niet meer terug – Per me si va ne la cittĂ  dolente…
Als je goed kijkt, kun je zowel de schim van de koper (r.) als van de verkoper (l.) zien.

Geïmponeerd door het wijdse uitzicht over het NDSM terrein in Amsterdam-Noord, vanaf de 10e verdieping van The Cube (zie de uitbouw ervan rechtsonder), heb ik vrijdag mijn handtekening gezet onder de verkoopakte van mijn studio aan de Jisperveldstraat, waar ik sinds 1995 woonde . Nu de akte is gepasseerd, kan ik me weer verenigen met Klaaske aan de Elpermeer – waarmee een oud verbond hersteld is, een oude stam herenigd.

Een abuis selfie bij aanvang van de ceremonie, waarop ik zorgelijk kijk: Heb ik de terrorisme toets doorstaan? Deugde de stichting wel waarvan ik voorzitter ben?
De twaalf apostelen van Hanna hangt nu op de Elpermeer.

Verantwoording nemen

Nu mijn ziel ingelogd is op de Elpermeer
(naar mijn wachtwoord blijft het gissen)
is het tijd om stil te staan bij het efemeer
van ons vluchtig en kortstondig leven –
want zielsverhuizen doe je maar Ă©Ă©n keer.

Voor mijn gevoel nog vrij recent – ook al is het inmiddels vijftien jaar geleden: op 18 april 2009 – had ik een gesprek met Maarten Houtman, naar aanleiding van het feit dat ‘Lekepraat’ toen werd uitgegeven.
Ik had dat laatste interview met Maarten op een Cd gebrand, die ik bij mijn recente verhuizing tegenkwam. Ik was hem glad vergeten…


Over ‘Lekepraat’
In de nadagen van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ in Amsterdam nodigde Maarten Houtman, zenleraar en nestor van de Nederlandse zen beweging, zijn collega Nico Tydeman uit om gesprekken te voeren over hun beider passie: de zenmeditatie. Ondanks de verschillen, werkten ze vanuit dezelfde inspiratie. En bovendien waren ze oude vrienden. Uiteindelijk werden in totaal twintig gesprekken gevoerd, die zich uitstrekten over de periode maart 1989 tot mei 1995.

Na elk gesprek kwam Maarten bij Klaaske langs om het bandje te laten uittypen. Vervolgens ging de tekst naar Nico, die z'n commentaar gaf.
Maarten is daarna lan bezig geweest om de gesprekken vorm te geven, hij heeft er veel energie in gestoken. Maar uiteindelijk bleef het concept op de plank liggen.

Toen ik tien jaar later de beschikking kreeg over Maarten's computer archief, werd ik ongeduldig. Ik besloot het daar opgeslagen ‘Lekepraat’ nog eenmaal te redigeren en uitgave klaar te maken.
November 2009 was het zover, Lekepraat werd onder de titel ‘Geen meester, geen leerling’ bij Asoka uitgegeven.
Gesprek tussen Maarten en Hein (fragment)


In dat laatste interview met Maarten, vroeg ik hem op zeker moment waar zijn aandacht naar uitging, nu Lekepraat naar de achtergrond was verdwenen.

– Maarten: Wat voor mij op het ogenblik steeds opnieuw de vraag is, als je nou dat hele leven samenvat, met het jappenkamp en alles wat er bij is, wat is dan het gevolg eigenlijk in jouw leven – mijn leven dus – van die bezigheden die je allemaal gepleegd hebt. Ik kan alleen maar vaststellen dat ze mij gemaakt hebben eigenlijk, of veranderd hebben, tot wat ik nu ben. En al zodanig onuitwisbaar zijn.
Ja, ik ga natuurlijk op een bepaald moment dood en dan is dit leven afgelopen. Maar tot op heden is er eigenlijk niets van wat ik beleefd heb, ook niets van mijn jeugd, onbelangrijk.

– Hein: Nee, want jij bent er ook nog steeds bezig met je jeugd.

– Maarten: Ja, en ik merk dat heel veel van mijn jeugd langzamerhand een beetje schimmig geworden is, door alles wat er daarna gebeurd is. Maar het is tenslotte het begin van een leven wat heel volledig was, heel bevredigend was, heel vanzelf was – vooral dat vanzelf wat ik toen beleefd heb tot mijn achtste jaar, toen ik voor het eerst in een kosthuis kwam, waar het niet goed afliep. Maar tot aan dat moment was het eigenlijk zĂł vanzelfsprekend, ik dacht er niet over na. Je had het gegeven, je leefde, elke dag waren er nieuwe dingen om te beleven en dat was heerlijk.
En ik had ook een taak, dat was ook heel anders dan in de meeste jeugdervaringen, ik had een hele duidelijke taak, ik moest varkens eten geven, ik had met allerlei dieren een hele duidelijke taak.
En dat heeft ook gemaakt dat ik eigenlijk altijd een groot verantwoordelijkheidsgevoel heb gehad voor de dieren, omdat ik die taak had. En daar ben ik ook heel blij om, want het was dus niet alleen maar het gadeslaan, het was niet alleen maar het bekend raken met het leven van de dieren, maar ik had daar een functie in. En dat is eigenlijk gebleven.
En zo heb ik dus in mijn leven heel vaak het gevoel gehad, dat alles wat ik beleefde, dat ik daar deelnam aan iets. En dus, omdat ik deelnam, er ook een verantwoordelijkheid voor had.
Ja en dat is natuurlijk bij Nico, die hier is opgegroeid, op een seminar groot geworden, is dat totaal anders geweest. Hij kon kiezen, ik kon niet kiezen, het kwám zo. En ik voelde me daarin zo opgenomen, dat het nooit bij me opgekomen is dat het ook wel eens anders had gekund – ja, dat kan ik theoretisch nu wel zeggen, maar dat is wat anders.

– Hein: Wat mij wel duidelijk geworden is, omdat ik zowel jouw bewerking heb gezien als de oorspronkelijke tekst van ‘Lekepraat’, is dat je er veel energie in gestopt hebt, heel veel. Want ik had het met Erna over bewerken van interviews – wat voor haar natuurlijk haar professie is – dat jij dat naar mijn idee heel professioneel hebt gedaan. Dus eruit halen wat belangrijk was, hĂ©Ă©l veel weglaten, dingen omgooien, om wat jij belangrijk vond in een nog helderder licht te zetten. En ook zelfs dingen invoegen, waarbij je je nogal wat dichterlijke vrijheden veroorloofd hebt.

– Maarten: Ja, voor een groot deel is het mijn werk geweest. Maar de oorsprong, het eerste begin, dat is heel enthousiast van twee mensen geweest. Maar op een bepaald moment verloor Nico zijn belangstelling daarvoor, omdat hij weer nieuwe dingen zag. Dat is heel simpel wat er gebeurd is.

– Hein: En jij hebt ook de volgorde, de chronologische volgorde, heb je omgegooid. Dat was ook vanuit een gevoel van opbouw, zeg maar.

– Maarten: Ja, het was vanuit een gevoel dat, als ik het omgooide, het duidelijker werd, zal ik maar zeggen. Dat het project op zichzelf eraan zou verbeteren.


Het J.H. van Heekpad, dat Elpermeer en Jisperveld verbindt.

“Ben je langs de laatste wachtpost gekomen dan is daar, haast ongemerkt, een niemandsland – niemand bezit het, niemand claimt het, het is er vreedzaam, een ruimte zonder eind.” Uit: De overtocht naar Fudaraku
Foto boven: Mijn nieuwe onderkomen op de Elpermeer, met de ‘Twaalf kussentjes’ van Hanna Mobach – die daar na de verhuizing met de klopboor aan de wand bevestigd is. Onder de bezielende leiding van Emilie, die altijd klaarstaat voor oude mensen, de dingen die voorbijgaan.

Maarten vertelde ooit dat hij graag nog een keer het Alhambra had willen zien…

De volharding der herinnering

Als ik zeg: ‘Zoek het in de eenvoudige dingen,’ dan lijkt dat een beetje dwaas. We zijn gewend dat het in de geweldige dingen moet zitten. Maar mensen, het zit niet in de geweldige dingen, dat zijn fantasieĂ«n van ons denken of van ons voelen. Het eenvoudige aantrekken van je schoenen kan meditatie zijn.
Je kunt aan jezelf merken of je aandachtig bent: als je aandachtig bent heb je geen haast, hoef je nergens meer naartoe, je bent op de plek waar het gebeurt, hier, nu! Dat is een groot ding. Dan heb je ook geen tijd meer om plannetjes te maken, om werelden te ontwerpen. Want je bent hier, op de enige plek waar het gebeuren kan.
‘Belangrijk’ is altijd datgene wat niet bij het dagelijks leven hoort. Dat is heel opmerkelijk. En eigenlijk heel gek! Want wat heb je anders dan je dagelijkse leven, het is het enige wat je hebt! Je dagelijkse leven, je dagelijkse gedachten, je dagelijkse gevoelens, je dagelijkse problemen, daar zit het dus in!
Je ‘zitten’ is toch ook in het dagelijkse leven
 Maar voor een heleboel mensen is zitten iets wat afgescheiden is van het dagelijkse leven. Mensen, dat is niet waar! Zitten is net zo gewoon als kopjes afwassen. Als je er iets meer van maakt, houd je jezelf voor de gek.
MAARTEN HOUTMAN, Het zit in de heel gewone dingen, Steyl 23 mei 1998

+ NOTITIE✏ bij De schoonheid van het vergankelijke , Toespraak voor september 2024.

De stroom van het denken vormt de achtergrondruis van mijn levensverhaal – zoals de ringweg hier in Amsterdam-Noord suist als de eeuwig zingende bossen. Het is een fenomeen waarvan je weet dat het met je leven verweven is – het is haast ondenkbaar dat het ooit stil zal vallen


Toen het mij, door een speling van het lot, ooit een keer overkwam dat mijn denken stil viel, voelde ik me totaal verloren, een diepe angst greep me bij de keel
 Ik had geen enkel houvast meer, zou hier ooit een keer een einde aankomen 
 help, ik verzuip![1]‹
Op dat moment – het was nog  in onze ‘hippietijd’, op de woonboot aan de Binnenkant in Amsterdam Centrum – sloeg de klok van de Montelbaanstoren 
 en ik was weer terug in de tijd, terug in de stroom van het bekende – van alles wat je in je normale leven ongemerkt verder draagt.

En nu, veertig later, is daar het suizen van die snelweg bij gekomen. Hoewel ik natuurlijk ook mijn hoortoestel uit kan zetten.

naar boven

Woensdag 19 juni 2024 15:24, een normale dag vanaf het balkon,..
(stratenmakers doen er nog een decibelletje bovenop).
De precieze locatie van de opname.

Youssou N’Dour, samen met Neneh Cherry, in ‘7 Seconds’ – over de “eerste zeven seconden in het leven van een pasgeborene, waarin het nog onbewust zou zijn van de problemen van de wereld.”

____________________
[1] Sinds juli 2023 mag in AustraliĂ« mdma, de werkzame stof in partydrug xtc, gebruikt worden bij de behandeling van mensen met een zware posttraumatische stressstoornis (PTSS). Ook in Nederland wordt volop geĂ«xperimenteerd met Psilocybine voor therapeutische doeleinden (zie ‘Trump’s day’).

Afb. bovenaan: Salvador Dali, La persistencia de la memoria , 1931, 24x33cm.
Museum of Modern Art, New York.

Verhuizen..

Boven: Terug van haar driejaarlijkse hellingbeurt, vaart w.s. 'Hobbitstee' voorlangs de A’DAM Toren, op weg naar haar vaste ligplaats aan Binnenkant t/o 39.
Ooit ben ik uit de tijd gevallen. Sinds die tijd loopt mijn wereld niet langer synchroon. Als ik aan iemand denk, is die er niet. Daarom probeer ik dat nu te herstellen. Overkomt me dat weer, dan ga ik gelijk naar die persoon toe. Dat is in de praktijk natuurlijk niet altijd makkelijk – maar wel als het Klaaske is, die hier om de hoek in een stoel zit.

Een andere gedachte die bij me opkwam, is dat ik ooit gevlucht ben – dat ik eigenlijk voortdurend op de vlucht ben, voor de wereld om me heen, voor mezelf...
Dat laatste vooral: dat ik niet wil zijn die ik ben. En wie ik ben? Ja, dat kom je op zo'n manier natuurlijk nooit te weten, dat is dweilen met de kraan open.
Maar het is intussen wel een vraag die me m'n hele leven begeleid heeft, al vanaf het moment dat ik me in m'n vreemde, surrealistische dromen begon te interesseren – die ik noteerde, omdat ik ze, samen met de wereld die zich erin ontvouwde, graag bij me wilde houden.
Logisch dat een beroepskeuze psycholoog dan tegen je zegt: wat dacht je van een studie psychologie... Maar – het spijt me het te moeten zeggen – hij wist eigenlijk niet waar hij het over had...
Pas toen ik, gestrand en wel, daarna Maarten Houtman leerde kennen, vielen die werelden langzaam op hun plaats. Zoals toen hij die uitspraak van Einstein aanhaalde: ‘filosofieĂ«n en psychologieĂ«n schrijven in honing
’[1] – en me vervolgens achter de computer zette.

Voor de rest ben ik eigenlijk altijd een provinciaaltje gebleven, ook al vielen me me soms lange reizen en bizarre avonturen ten deel.
Maar voor de rest is het boompje, huisje, beestje gebleven – ook al hoorde onze poes Sauron dan weer tot de extreme cats. En al werd dat ‘huisje’ een woonboot in het centrum van Amsterdam – waarop ik vervolgens dertig jaar met Klaaske gewoond heb. Daarna begon dan dat eenzame avontuur op de studio op de Jisperveldstraat – die ik dezer dagen inwissel voor een woning aan de Elpermeer ... en alweer met Klaaske!


Inmiddels ben ik nu aan 't peinzen over het Taylor Swift gehalte van deze samenleving – zeg maar dat het een gekkenhuis is geworden. Hoe houd je jezelf daarin staande: ‘how to remain sane in an insane world’.
Nou, voor mij is dat dus het schrijven, ‘je gedachten op papier zetten’ (al doe je dat inmiddels op een computerscherm) , zodat die als het ware buiten je staan en je ernaar kunt kijken. Wat je volgens de Zen-traditie kunt doen door stil op je bankje te zitten – wat natuurlijk ook de functie heeft dat je je in je lichaam af kunt laten dalen.

Land in zicht!

Bezichtiging

De vensterbank: Road show van mijn Dinky Toys op de balu-strada van mijn studio.

Opnieuw op weg

En dan is er – ik zou het bijna vergeten – tien verdiepingen onder mijn wereld nog de Hades. Je schijnt daar via de metro-buis te kunnen komen, maar ik heb het nog nooit geprobeerd. Daar waren de schimmen rond uit het verleden – de schone dromen die tot gejammer verworden zijn. Nu en dan bereikt mij een bericht uit die sferen, haastig geschreven e-mails, waar de inkt nog vanaf druipt – die hierboven verbleekt onder de zinderende zon.
Moge hun ziel er in vrede rusten...
BALAGAN ‱ NATURE BOY by Frank Dupree | NOA WILDSCHUT, PABLO BARRAGÁN, FRANK DUPREE & ANTON SPRONK
“Balagan” biedt een boeiende reis door een divers scala aan muzikale landschappen, waarbij de voortreffelijke wisselwerking tussen klarinet, viool en piano wordt getoond. De kern ervan is Paul Schoenfields Trio, een levendige en energieke compositie die elementen van klassieke, jazz- en folkmuziek met meesterlijke precisie verweeft.

____________________
[1] “Ist nicht die ganze Philosophie wie in Honig geschrieben? Wenn man hinsieht, sieht alles wunderbar aus, wenn man aber nochmals hinsieht, ist alles fort. Nur der Brei ist ĂŒbrig.” Einstein, in: Rosenthal-Schneider, RealitĂ€t und wissenschaftliche Wahrheit. Begegnungen mit Einstein, von Laue und Planck, 1988.
Na de oorlog deed het Amerikaanse ‘Behaviourism’ een cynische poging – wellicht onder invloed van het ‘succes’ van de nucleaire technologie (Einstein: ‘Was ik maar horlogemaker geworden…’) – om de psychologie de status van ‘exacte wetenschap’ te geven.
Klaaske en ik werden in ons eerste studiejaar al direct overvallen door het leerboek ‘Introduction to psychology’ van Ernest Hilgard, dat ons leerde om mensen (en zelfs kinderen!) in experimenten als ‘proefdier’ te gebruiken en zo hun ‘gedrag te meten’– met als resultaat dat we er zelf ziek van werden…

Trump’s day [1]

Boven: Almost trapped in a bad movie

Ik droomde vannacht dat ik met oorverdovende snelheid een stijle berg afdaalde. Op de fiets. Alle gedachten waren gewist. Ik suisde naar beneden. Ik was er, samen met mijn fiets, de berg en de vaart.
Langzaam werd ik wakker. Langzaam kwam de werkelijkheid terug. Langzaam werd ik me bewust van mijn lichaam. Mijn lichaam wĂĄs de werkelijkheid. Vervult daarvan stond ik op. 

In de woonkamer zat Klaaske en zei: “er is een aanslag op Trump gebeurd”. Mijn enige reactie was “oh”. Nog vol van de beleving van mijn lijf was er geen plaats voor een reactie. Maar Klaaske hield vol en vertelde verder. Langzaam aan drong tot me door dat er iets vreemds aan de hand was en mijn denken kwam terug. Ik vertelde Klaaske mijn droom.

De volgende dag stond ik nog eens stil bij dat sterke gevoel wat ik na die droom gehad had – dat toen ‘vervuld van jezelf’ of ‘zelfgenoegzaam’ (in de zin van ‘genoeg aan jezelf hebben’) ging heten. Toen viel me nogmaals in, dat op de christelijke waardeschaal dat allemaal beladen woorden zijn, waarin je jezelf vooropstelt.
Ik moest denken aan wat Maarten dan zei: “Ja, ‘hebt uw naaste lief’, maar er wordt wel bij gezegd: ‘… als uzelf.’ En dat vergeten we.”
Terwijl mijn gevoel de vorige dag zo sterk was geweest, leek het plotseling alsof je alleen maar een kwezel mocht zijn
Zouden we in onze opvoeding soms geconditioneerd worden om onszelf uit de weg te gaan? Hoe kon dat gebeuren?

Als iemand denkt aan niets in het bijzonder, dan is het beeld van de hersenactiviteit ‘koel’ (blauw en groen). Na gebruik van psilocybine wordt de activiteit verhoogd (geel, oranje, rood), waarna die langzaam weer afneemt.

Maar toen werd ik van een totaal onverwachte kant geholpen.
Er stond die dag een artikel in de NRC, met kleuren-hersenscans van een experiment met het psychedelicum psilocibine. Die lieten zien, dat na toediening dagenlang een kleurverschil in de hersencellen optreedt: van ‘koel’: (blauw en groen) naar ‘warm’ (geel, oranje en rood). Daarmee werd aagetoond dat de activiteit van de hersenen toeneemt. Het grootste effect zagen de Amerikaanse onderzoekers in het zogeheten default mode network ( (DMN), een serie hersengebieden die vooral actief zijn als we niets doen dat specifiek onze aandacht heeft, en dat betrokken is bij het gevoel van ‘zelf’, ruimte en tijd.[2].

De conclusie is dat mensen zich verbonden voelen, zoals het commentaar van Dr. Schoevers, psychiater van het UMC, luidt. Onder invloed van psilocybine worden denkprocessen vaak associatiever, er worden ongebruikelijke verbanden gelegd, “De verbindingen in het brein worden tijdelijk minder rigide.”
Dat kan ervoor zorgen dat iemand, onder begeleiding van een therapeut, met een andere blik naar zijn problemen kijkt: “Het is bekend dat mensen dingen verdringen of ontkennen waarvan ze overstuur raken, of waarover ze zich schamen of schuldig voelen. Mensen vertellen dat ze onder invloed van psilocybine op een minder veroordelende manier kunnen kijken naar zaken waarmee ze worstelen. Hierdoor kunnen ze weggestopt verdriet of angst weer ervaren. Dat doorbreekt vaak vastgeroeste denkpatronen.”

Dat ‘verbonden zijn’ is in Tao-zen een heel vertrouwd begrip, ook al zijn de connotaties misschien anders. Het is eigenlijk de term waar ik n.a.v. mijn droomervaring naar zocht.
Dus dan maar een drug, om in die toestand te komen?
Maarten gaf ons ooit deze waarschuwing mee:

“Dus je zegt heel simpel tegen jezelf: ik weet het niet, ik kan niet anders doen dan proberen, het is niet meer dan proberen. Óf er iets zal gebeuren is onbekend, dat is – in een christelijke term – een genade. En een genade kun je niet afdwingen, die komt of die komt niet.
Echt, ik begrijp het zo goed, het is zo moeilijk om dat volledig in te zien. En je eigen gesputter daartegen serieus te nemen. Want dat gesputter ertegen is er, daar moet je helemaal doorheen. Je moet als het ware moe worden van dat gesputter, dan kan het plotseling gebeuren. Maar je kunt niets overslaan. Ja, je kunt een drug nemen, hù, dan ben je ineens bom! daar. Maar dan ben je afhankelijk van de drug – die bovendien ook nog schadelijke gevolgen heeft. Maar dit terzijde.”


Maarten Houtman, Je eigen ervaring heiligen, Mennorode mei 2006 | Vrijdagavond

____________________
[1] ‘Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan.’
Liz Cheney, vooraanstaand Republikein en tegenstander van Donald Trump, vertelt in haar zojuist uitgekomen autobiografie, dat partijgenoten zich niet tegen Trump durven te verzetten uit angst hun eigen carriĂšre, maar ook een bedreiging van hun familie door gewapende aanhangers – lang leve de National Rifle Association…

[2]  NRC, 17 juli 2024: ‘Trippend in de scanner: psilocybine heeft wekenlang effect op het brein’.