Nu mijn benen minderen is het heerlijk online te zijn vuur uit sloffen te rennen en met bijna lichtsnelheid boodschappen verzenden je verhalen op te dissen plaatjes op laten flitsen
Zie hem aandachtig zitten stil achter de computer een wereld zonder geluid licht voorover gebogen starend naar het scherm en zinnend op verhalen die zijn wereld verbinden
Om me heen geluiden die een ander niet hoort ben ik helderhorend? of ben ik helderziend? nu de zintuigen doven in eigen wereld levend aandacht haast tastbaar
“The computer is artificial intelligence; it can learn, correct itself, write, compose music, and so on. So the computer, the machine invented by man, is changing society. It is changing the structure of outward human existence. Whether you know about it or not is perhaps of very little importance, but it is taking place; it is happening. If the machine can do everything thought can do – invent gurus, rituals, gods, write poems, beat a grand master in chess – what then is man? This is an important question you have to ask. I don’t think many of us realise what a dangerous state we are in.” Krishnamurti in Bombay 1981, gesprek 6
“Waarom koop je geen computer,” zei Maarten Houtman op een keer tegen me, “Krishnamurti heeft gezegd dat de computer de wereld zal veranderen…” Maarten moest bovenstaand citaat in die tijd dus al gelezen hebben. Nou, ik heb zijn advies opgevolgd, hoewel ik mezelf net als timmerman was gaan zien. En de naam van Krishnamurti deed wonderen, ook al had ik geen idee wat zijn boodschap was geweest. Omdat een MS-Dos machine toen de standaard was, kocht ik er ook maar zo een – een ‘Mac’, waar Maarten toen al jaren mee werkte, kwam toen nog niet in me op, inmiddels is bij mij ook alles MAC wat de klok slaat.
Ik had van Klaaske gehoord, wat het effect van de nieuwe vinding op haar werk aan de VU was geweest. Zelf vond ze de computer eerst ingewikkeld, maar al gauw bleek het een welkome vervanger van de elektrische typemachine te zijn. En haar chef was inmiddels begonnen zijn eigen stukjes uit te tikken. Maar de boekhouder was opgestapt, hij kon er zich niet mee verenigen dat hij niet langer zijn eigen berekeningen mocht uitvoeren… Weer een andere collega was woest geworden, toen ze hem emails begonnen te sturen: ‘Je komt maar gewoon bij me langs, dit is slecht voor het onderlinge contact,’ had hij gezegd. Dus dáár was de wereld inderdaad veranderd…
Nu ik zijn uitspraak lees, ziet Krishnamurti de computer – een machine die kan ‘denken’ als wij, dus een humanoïde machine – als een bedreiging voor de mensheid, maar ook als een uitdaging. Ik heb in mijn omgeving diverse mensen meegemaakt, die hun ongenoegen uitten over het apparaat – terwijl ik intussen zijn talloze mogelijkheden benutte en creatief met mijn kameraadje bezig was. En daarin ook medestanders vond. Was het jalousie? Of toch een zekere afkeer,een gevoel dat de ‘rekenaar’ in de grond van de zaak niet deugde – een mening die in new age kringen regelmatig te horen was. Ze moeten er duistere kwaliteiten aan toegekend hebben, zwarte magie misschien… In elk geval iets schadelijks voor de ziel. Wat zo’n houding voor mij als enthousiaste gebruiker nog onbegrijpelijker maakt, is dat de machine ‘die alles kan wat het denken kan’, voor mij juist een toevlucht is geworden als ik door mijn eigen denken overmand word… Die me niet alléén laat, als woorden stenen dreigen te worden die naar believen door mijn hoofd beginnen te rollen… Maar me afleidt en er juist mee laat spelen.
Maarten Houtman schreef daar een verrassende en humoristische reflectie over: Stil achter de computer, waarbij Nico Tideman hem nog bijstond. Hij neemt daarin afstand van de aanspraak van Zen als ‘efficiënte’ methode om tot stilte te geraken – een pleidooi temeer voor zijn concept van ‘Zen als leefwijze’:
Dat Krishnamurti een ontwikkeling zag die hij als zeer verontrustend ervoer, kun je ook zien tegen de achtergrond van een wereld, die inmiddels totaal verslaafd is aan de smartphone – zeg maar de draagbare, geminimaliseerde variant van de computer. Waarbij we met z’n allen gebiologeerd op ons eigen schermpje zitten/lopen/fietsen/rijden te kijken. Alsof de rest van de wereld niet bestaat… Riekt dat niet naar magie?
Epiloog
“Zaterdag 23 september 2023 was een speciale dag. Die dag besloten we om de computer van Hein te verhuizen naar de Elpermeer. We liepen naar de Studio, gewapend met een tas van de Landmarkt. Het regende heel zacht en alles rook naar herfst. De MAC paste precies in de tas, met snoeren en muis. De Studio lag er opeens verloren bij en alle losse eindjes werden zichtbaar. Losse snoeren, stapels papieren en verborgen stofvlokken kwamen tevoorschijn. We deden een eerste poging om een nieuwe orde te vestigen en gingen daarna weer richting Elpermeer. Daar kreeg de MAC zijn nieuwe plaats. Het voelde aan alsof hij daar altijd al stond.” Klaaske Fokkens, Eindje lopen met de MAC
Interview met de Israëlische onderzoeker Maya Wind. NRC woensdag 8 mei 2024
Maya Wind is Postdoctoral Fellow bij de afdeling Antropologie van de Universiteit van British Columbia. Haar beurs onderzoekt in grote lijnen hoe kolonisten-samenlevingen en mondiale systemen van militarisme en politie in stand worden gehouden, met bijzondere aandacht voor de reproductie en export van Israëlische veiligheidsexpertise. Ze heeft voor haar onderzoek steun gekregen van de National Science Foundation, de Social Science Research Council en de Killam Laureates Trust.
U was al jong geëngageerd en actief. U weigerde dienst te doen in het Israëlische leger.
„Dat klopt. Ik ben opgegroeid in Jeruzalem en tijdens mijn middelbareschooltijd politiek bewust geworden. Dat was tijdens de Tweede Intifada, [de Palestijnse opstand van 2000-2005]. De bezetting en het verzet ertegen waren toen al sterk aanwezig in mijn leven. Ik kon er niet omheen, ik ben toen betrokken geraakt bij een kleine groep gewetensbezwaarden en heb me verzet tegen de dienstplicht. We wilden het leger onze arbeid onthouden.”
Hoe liep dat af?
„Je kunt in Israël vrijstelling van dienstplicht krijgen op orthodox-religieuze gronden, maar dat ging voor ons niet op. Ik heb vier maanden vastgezeten, eerst in militaire hechtenis en toen in een gevangenis. De anderen ook. We wilden een statement maken. Toen ik vrijkwam ben ik me gaan inzetten voor de Palestijnse bevrijdingsbeweging. Die gebruikte toen al begrippen die nu wijder verbreid zijn geraakt: dat Israël een project is van vestigingskolonialisme dat is uitgemond in een apartheidsstaat. Mensen schrikken van die termen, maar je ziet dat Amnesty International, de VN en toonaangevende onderzoekers ze nu gebruiken. Palestijnen deden dat altijd al.”
Welke reacties ziet u in Israël?
„Veel Israëlische academici en intellectuelen uiten zorgen over het momentum dat de boycotbeweging nu aan het krijgen is. Maar geen van hen heeft de totale vernietiging van de onderwijsinfrastructuur in Gaza veroordeeld. Ze gaan niet in op de kern van de zaak, namelijk – dat is de boodschap van mijn boek – dat de Israëlische academische wereld medeplichtig is aan de vernietiging van Palestijnse kennis en identiteit, en inmiddels aan genocide. In het Westen leeft nog steeds het idee dat Israëlische universiteiten bolwerken zijn van liberalisme en democratie. Wat ik laat zien is de kloof tussen die mythe en de werkelijkheid. Academische instellingen zijn diep verwikkeld in de repressie. Niet alleen door samenwerking met de Israëlische veiligheids- en defensie-industrie, maar ook door in archeologisch onderzoek en in geschiedschrijving het Palestijnse perspectief uit te wissen.”
In mijn eigen post De tuin van koning David, was ik al tegengekomen dat bij de aanleg van een kabelbaan vanuit de Palestijnse wijk Silwan in Oost-Jeruzalem naar de Olijfberg en Getsemane, ‘opgravingen er de Joodse claim op het land moeten ondersteunen.’ Tegenstanders van het kabelbaanproject, waaronder Palestijnse inwoners van Silwan en de Israëlische ngo Emek Shaveh, die zich verzet tegen de politisering van archeologie, dienden verschillende petities in bij het Israëlische Hooggerechtshof. In mei 2022 bepaalde dat hof dat het niet tegen het project zou ingrijpen.
We zijn inmiddels een dag verder, het is donderdag Hemelvaartsdag, de christelijke agenda loopt door.
Ik was gisteren behoorlijk geschokt door het verhaal van Maya Wind, ook over haar persoonlijke lotgevallen: dat je in zo’n land zomaar voor maanden in de gevangenis verdwijnt als je dienstweigert – iets wat ik zelf ook heb gedaan. Het is een belangrijk signaal hoe het met de persoonlijke vrijheid in een land is gesteld, of je er met huid en haar aan het systeem overgeleverd bent…
En plotseling zag ik mezelf weer langs de St. Annastraat in Nijmegen staan – het moet rond 1960 geweest zijn – waar op de laatste dag van de Vierdaagse een peloton vrouwelijke Israëlische soldaten voorbijtrok. Ze hadden gelijk mijn hart gestolen… Nu denk ik: dat was gewoon propaganda… ‘Israël’ is voor ons altijd van een andere orde geweest, het vormt een vitaal onderdeel van ons Westers waardesysteem: het geboorteland van Jezus, waar hij zijn ‘blijde boodschap’ verkondigde en zijn wonderen verrichtte. Kortom, het ‘Heilige land’– lees de websites van de Evangelicals er dezer dagen maar op na. En dat staat nu plotseling allemaal op z’n kop… En het wordt nog eens op scherp gezet door de wereldwijde protesten.
Zelf voldeed ik aanvankelijk aan m’n oproep en ging in militaire dienst. Pas toen ik opgeroepen werd voor herhaling, werd ik dienstweigeraar – een lang en moeizaam traject.
Militaire dienst is in feite de absolute onderwerping aan het systeem – na mijn middelbare school werd ik direct opgeroepen. ik was toen inmiddels twintig – meer vrijheid dan één keer blijven zitten werd je niet gegund. Ik was de eerste ‘rekruut’ uit het gezin, mijn oudere broer kreeg vrijstelling vanwege zijn studie theologie, net zoals dat in Israël het geval is.
Bij de ‘selectie’ vooraf hadden ze wel iets in me gezien, ik kwam op in de officiersopleiding. Maar na vier maanden werd het me daar te zwaar en ik gaf er de brui aan. En zei dat ik ‘gewetensbezwaren’ had – ik had de klok horen luiden. Maar het bood helaas weinig soelaas… Per direct werd ik overgeplaatst naar een onderdeel van de ‘Limburgse Jagers’, dat al de volgende dag naar Seedorf vertrok, vlakbij de Oost Duitse grens… Zo werd ik ‘voor straf’ – zo voelde het – gebombardeerd tot poortwachter bij het Ijzeren Gordijn…
Ook al was ik dan inmiddels een ‘kneusje’, ze wisten heel goed gebruik van je te maken: mij werd gevraagd daar een bar te beheren, die speciaal bedacht was voor onze compagnie van de Limburgse Jagers – die konden daar ’s avonds hun heimwee weg drinken… Het kwam dus goed uit dat ik zelf niet dronk. Ik heb daar in de barre winter van ’63-’64 ook nog een grote oefening meegemaakt op de Lüneburger Heide, waarbij ik in een tentje sliep. Intussen had het maar een haartje gescheeld, of ik was daar aan dat Ijzeren Gordijn écht in actie moeten komen… De Cuba Crisis brak uit, we verkeerden een week lang in de hoogste staat van paraatheid.
Een halfjaar later gingen we terug naar Nederland en kwamen in Oirschot terecht. We waren daar nog maar nauwelijks bekomen, of er kwam een opgeblazen tambour-maître langs, die kandidaten zocht voor het klaroenkorps van het garnizoen. Nu speelden meerdere van mijn Limburgse maten in een fanfare, dus dat kwam wel goed. Al helemaal, toen ik zei dat ik klarinet speelde – en toen aangesteld werd als … tamboer! Zo heb ik daar de rest van mijn dienst als een soort vrijgestelde gesleten – als we les kregen in bajonet vechten, zei ik gewoon ‘nee’. En dat werd gepikt… Uiteindelijk mocht ik met ‘studieverlof’, ik zwaaide drie maanden eerder af dan de anderen. Zo kon ik in september 1964 in Amsterdam mijn studie psychologie beginnen.
Maar in Amsterdam speelde toen ook andere zaken die mijn aandacht vroegen: het was de tijd van de provo-rellen, de Vietnam demonstraties en de Maagdenhuis-bezetting. En langzaam raakte ik ‘gepolitiseerd’. Toen ik een oproep kreeg voor ‘herhaling’, weigerde ik dienst – ‘niet nóg eens!’, dat wist ik zeker… Ongeveer in diezelfde tijd begon ik, samen met wat vrienden, aan een eigen studieproject in de polemologie – de ‘wetenschap van oorlog en vrede’ was in Nederland geëntameerd door de Groningse volkenrechtskundige prof. Röling. Röling was jurist betrokken geweest bij het het Internationaal Militair Tribunaal van Tokio. Hij zag het daarna als zijn plicht onafgebroken te waarschuwen voor een nucleaire catastrofe-op-termijn – een gedachte die ook toen al sterk aansprak. Vol idealisme richtten wij de Polemologische Studiegroep Amsterdam op, waar we in interdisciplinair verband ‘Peace Research’ beoefenden. In de bloeitijd telde de groep wel zeventig deelnemers – een getal wat helaas omgekeerd evenredig was aan resultaat en onderling vertrouwen. Al helemaal, toen een aantal leden ‘scholingsbijeenkomsten’ ging te organiseren o.l.v. een CPN-kaderlid… Een van onze deelnemers was zoon van PSP senator Mr. Hein van Wijk – die ik al spoedig te hulp zou vragen bij mijn dienstweigering. Want toen ik voorkwam bij de Commissie voor Dienstweigering, werden mijn ‘gewetensbezwaren’ in eerste instantie niet erkend… Ik moet te weinig ‘principieel’ geklonken hebben en trapte pardoes in hun politieke valstrikken… Er volgde tweede ronde. Toen had ik inmiddels geleerd te zeggen wat er van mij verwacht werd… Het gesprek vond plaats in het gebouw van de Tweede Kamer, mijn commissie bestond uit kamerleden, onder wie KVP senator prof. Beel – het was een procedure die in ere gehouden werd. Ik deed er vanachter een lessenaar mijn prevelementje en beantwoordde vragen – en werd deze keer ‘erkend’! Ik had de heren overtuigd.
Het project van Maya Wind, die onderzoekt ‘hoe kolonisten-samenlevingen en mondiale systemen van militarisme en politie in stand worden gehouden’, deed mij even denken aan mijn verhaal met de polemologie – ook al zijn de omstandigheden beduidend anders.
Dat het bij een weigerachtige houding in militaire dienst, ook heel anders kan aflopen dan bij mij, hoorden we op diezelfde dag van 8 mei nog van Hans, medebewoner van ons stadsdeel Amsterdam Noord. Hij kwam op het Buikslotermeerplein onverwachts aan ons tafeltje zitten bij Roezemoes – ik was nog helemaal in de ban van het krantenbericht, en stak gelijk van wal… Maar Hans – die een paar jaar ouder is dan ik – vertelde vervolgens een heel ander verhaal… Hij weigerde meteen bij opkomst dienst en werd toen in een speciaal bataljon ‘voor moeilijke gevallen’ geplaatst. Toen ze op oefening waren in La Courtine, kreeg hij er genoeg van en had uit protest de bajonet in de grond gestoken, onder de uitroep: ‘Ik ga naar huis!’ Hij was stante pede voor de krijgsraad gedaagd… Daar vroegen ze hem toen ‘hoe hij aan zulke idiote ideeën kwam…’ Later hoorde hij, dat ze in zijn woonplaats Ermelo navraag bij hun buren hadden gedaan – bij de buren, nota bene… Alsof hij een staatsgevaarlijk sujet was… En dat had hem voor het leven getekend… Sindsdien staat er een kruisjein zijn paspoort … een kruisje?? Maar is het eigenlijk niet hetzelfde verhaal dat je nu hoort over mensen, die om onnaspeurlijke redenen als ‘terrorisme verdacht’ te boek staan? En kom daar dan maar eens af! We zeiden tegen Hans: ‘Gelijk je dossier opvragen en dat kruisje weg laten halen…’ Maar het voelde wel heel ongemakkelijk aan…
Terug naar Israël. Zal Maya Wind daar nu als ‘staatsgevaarlijk’ te boek staan? Maar zie hoe ze de ban gebroken heeft, dat ‘anti-Israël’ in deze kwestie hetzelfde zou zijn als ‘antisemitisch’… Voor mij heeft ze dat gedaan!
Zo oefenen we met onze labels de meest vreselijke terreur uit. Hoe komen we daarvan los? Hoe komen we los van een wereld vol geweld: ‘Wat heb ik met oorlog te maken, is de cruciale vraag die Maarten Houtman stelt. En bovenal: JE MOET DAT ZÉLF ONTDEKKEN, daar helpen geen leraren, cursussen of lieve moedertjes aan…
Sagittarius A*, ook wel bekend als Sgr A*, is een superzwaar zwart gat en een radiobron in het centrum van de Melkweg. Het object bevindt zich in de samengestelde radiobron Sagittarius A op 26.673 lichtjaar van de Zon. Het bevat 4,15 miljoen zonsmassa's in een gebied met een radius van minder dan 6,25 lichtuur. Ontdekt: 13 februari 1974. (Wikipedia)
Twee jaar geleden haalde hij voorpagina’s van kranten wereldwijd: het gigantische zwarte gat in het centrum van de Melkweg, Sagittarius A* (Sgr A*), vastgelegd door een netwerk van radiotelescopen. Nu hebben diezelfde telescopen indirect een opname gemaakt van de magnetische velden rondom Sgr A*, een object waarvan de zwaartekracht zo sterk is, dat alles wat te dichtbij komt, er voor altijd in verdwijnt, zelfs licht. Astronomen zagen daarop sterke, spiraalvormige magnetische velden, wat eerder ook al werd waargenomen bij een ander veelbestudeerd zwart gat M87*. Mogelijk is dit dus ‘typisch’ voor zwarte gaten. En misschien straalt Sgr A*, net als M87*, dan ook stromen materie uit via dat magnetische veld. Sgr A* staat 27.000 lichtjaar van de aarde en zijn massa is vier miljoen keer die van de zon. Laura Bergshoek, NRC 28 maart 2024
Klimaatverandering
Als wolken verdwijnen bij een zonsverduistering houden ze geen licht meer tegen. Dit effect bemoeilijkt het ‘dimmen’ van de zon.
Stapelwolken boven land lossen vrijwel direct op tijdens een gedeeltelijke zonsverduistering. Dit blijkt uit onderzoek van de TU Delft en het KNMI. Wolken die er niet zijn houden ook geen zonlicht tegen. Met dit tegenwerkende effect moet rekening gehouden worden in onderzoek naar het ‘dimmen’ van zonlicht om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan, schrijven de onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications Earth & Environment. Klimaatverandering kan bestreden worden door de hoeveelheid broeikasgas in de atmosfeer te laten afnemen. Het is de vraag of dat gaat lukken, en of dat op tijd gebeurt. Daarom is er ook interesse in – hoogst controversiële – technische ingrepen om klimaatverandering aan te pakken door zonnestraling tegen te houden en zo de temperatuur te laten dalen. Dit wordt solar geo-engineering genoemd. Laura Wismans, NRC 26 februari 2024
Eclipsmania
Miljoenen Amerikanen kijken vandaag naar de zonsverduistering: eclipsmania is een feit. „Het is een hele bijzondere ervaring, maar de files zijn vreselijk.” In een plaatsje in Arkansas trouwen ruim driehonderd stellen op het moment dat de maan tussen de zon en de aarde schuift. Gevangenen in de staat New York hebben afdwongen dat zij tijdens de volledige zonsverduistering gelucht worden. Delen van Texas kondigden de noodtoestand af vanwege de verwachte mensenmassa die daar het fenomeen komt bekijken dat maandag over Mexico, de Verenigde Staten en Canada trekt. Ohio sluit scholen en schort deze maandag 8 april alle wegwerkzaamheden op om het verkeer vrij baan te geven. Eclipsmania is een feit.
Complete zonsverduisteringen zijn schaars, maar komen met enige regelmaat voor. Omdat de maan in doorsnee vierhonderd keer kleiner is dan de zon en zich zo’n vierhonderd keer dichter bij de aarde bevindt, ogen ze ongeveer even groot. En kan de maan de zon blokkeren op het moment dat ze elkaar in de hemel perfect kruisen. Op klaarlichte dag wordt het dan enkele ogenblikken nacht. Emilie van Outeren, NRC 7 april 2024
Maanmania
1Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; de mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen. (Lucas 21:25).
“Dood is dus niet alleen dat einde van ieder van ons individueel, maar het is het principe van het sterven – het principe van het verenigen eigenlijk. Dood is eigenlijk weer verenigen, is eigenlijk weer thuiskomen.” Maarten Houtman, De val uit het lichtend weefsel, Sterrelaan 25 januari '92
Nu Hanna weer met Maarten in het lichtend weefsel verenigd is, drong plotseling tot me door dat ik nu zelf de laatste voorpost ben aan de rand van de onmetelijkheid. En dat ik daar nu ook van dien te getuigen: ik ben nu zélf die schakel – hoewel ik het altijd al geweest moet zijn, maar die rol toch maar liever aan anderen overliet... Ik besef wel dat het nogal wat pregnante woorden op een rijtje zijn: ‘schakel’, ‘voorpost’, ‘verantwoordelijkheid’ – maar toch, hoe zou je die verantwoordelijkheid niet kunnen nemen...
Afgemeerd aan de Binnenkant
Afgelopen nacht, vier hoog in onze flat in Amsterdam-Noord, meende ik door het raam het geluid van kabbelend water te horen. En ik was weer terug op onze woonboot in Amsterdam Centrum, deinend op het altijd bewegende water, terug ‘in mijn element’ – terug naar vijftig jaar geleden.
Het begon voor Klaaske en mij allemaal met die woonboot, ‘Hobbitstee’ geheten, waarop we van 1966 tot 1996 woonden. Op zeker moment bleek dat die boot – gelegen t/o Binnenkant 39 – op een strategische plek lag. Zeg maar dat die plek ‘Zen’ was… We lagen daar namelijk niet alleen om de hoek van het toenmalige Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ – waar Klaaske en ik in 1981 in de leer gingen bij Zenleraar Maarten Houtman. Maar Binnenkant 39 zou later ook het pand worden, waar Maarten’s collega Nico Tydeman z’n intrek in nam met zijn ‘Zen Centrum Amsterdam’ – en waar nu nog steeds een Tao-zen groep van Maarten onderdak vindt.
En ja, het regende daar toeval… Was dat misschien omdat het bij Zen juist om ‘de binnenkant’ gaat? Wie zal het zeggen.
Toen ik in 1982 in ‘De Kosmos’ een weekend met de bekende Vietnamese zenleraar Thich Nhat Han volgde, was Maarten er ook. Op een gegeven moment zag ik hem daar in een scène met een vrouw, waarmee hij een wel heel bijzondere relatie moest hebben… Toen ik aan het eind van de dag met hem naar de uitgang liep, zei hij: “Dat was m’n ex…” Als gereformeerde jongen was ik daar best een beetje door geschokt: hij was dus gescheiden…
Een paar dagen later, op onze eerstvolgende Zen-les in ‘De Kosmos’, vroeg Maarten of hij met zijn vrouw bij ons langs kon komen, ze heette Hanna Mobach. Ik was blij verrast… En vroeg me ook af: die naam‘Mobach’, die kende ik … dat was van die pottenbakkersfamilie uit mijn geboortestad Utrecht, waar mijn ouders mee bevriend waren. Die van die prachtige vazen, waar hun hele huis toen mee vol stond – en een aantal bij ons op de boot stond.
Het bezoek van Maarten en Hanna was heel gezellig. Maar pas toen ze op het punt stonden te vertrekken, met één voet al op het trappetje naar de kade, kon ik de moed opbrengen om Hanna te vragen of ze soms familie was van Klaas en An Mobach, met hun kinderen Jaan en Hans. En ja, dat was ze, “Klaas is mijn oom,” zei ze. Toen bleek even later ook nog dat we allebei in het Utrechtse Oog in Al geboren waren – bij elkaar om de hoek… Zoveel ‘toeval’… het leek wel voorbestemd te zijn…
Het vervolg van het verhaal is, dat Klaaske in 1984 in Hanna’s atelier een tekening mocht uitzoeken. Samen met enkele andere leerlingen van Maarten, had ze de voorverkoop georganiseerd van zijn eerste boek: ‘Zen notities onderweg’ – dat door Hanna geïllustreerd was. De tekeningen waar Klaaske uit mochten kiezen, waren de originelen van de illustraties uit het boek. Maar er hingen er nog meer, haar oog viel op de onderstaande – die sindsdien in haar werkkamer hangt:
Als een moeder die bezorgd is of haar kinderen wel een plekje in de wereld zullen vinden – zo voelde Hanna aan als je een werk van haar cadeau kreeg. Maar je wist: wat ze voor je meebrengt, daar heeft ze haar ziel in gelegd…
Een paar dagen later kwam ze bij ons langs op de boot, met een map met tekeningen uit diezelfde periode. Met een wissellijst, ‘zodat we ze om beurten konden ophangen’. We kozen er één uit, die aan het voeteneinde van ons bed kwam te hangen – op mij bleek hij een weldadige uitwerking te hebben, als een mantra…
Dat was in 1984. In het jaar daarop richtte Maarten de stichting ‘Zen als leefwijze’ op, om zijn Tao-zen meditatie ‘voor een ieder toegankelijk te maken’. Klaaske en ik kwamen in het bestuur, onze woonboot ‘Hobbitstee’ werd het adres van het secretariaat – zie onder:
Hanna was heel erg blij met de steun die Maarten ondervond – eenmaal gepensioneerd, was hij soms wel veertig weekenden per jaar op stap voor zijn Zen-werk… En dat deed hij allemaal vanuit eigen inspiratie, er was geen organisatie, geen beweging of ‘school’, die daarachter stond. Maar nu dus onze stichting…
Toen we in 1996 op de Elpermeer gingen wonen, kregen we ‘Bootjes’ cadeau, als welkomstgeschenk aan vaste wal. En ja, het zijn er twee, en beide hangen nu hoog en droog boven de bank. Maarten en Hanna hadden hun best gedaan ons ervan te overtuigen, om dat bestaan als ‘bootjesmens’ achter ons te laten. En gewoon in Amsterdam-Noord in een flat te gaan wonen, net als zij.
Aan land op de Elpermeer
Later, niet ver van de plek waar de twee bootjes hangen, kwamen daar nog drie bomen bij. ‘Bomen’ staat nu fier op de kast ‘kast van tante Fien’ (een familie-erfstuk waar we zeer aan gehecht zijn), door Hanna zorgvuldig vastgeplakt op het bovenblad. Ze zei dat ze ze eigenlijk afgekeurd had, maar het zonde vond om ze weg te gooien… En zie hoe fier ze daar staan, ze hebben menig huislijke storm doorstaan!
Hoogtepunt van de collectie is onderstaande tegel-op-staalplaat met vogel in boom. De combinatie tegel-metaal is er één die je in Hanna’s werk regelmatig tegenkomt. De kwetsbaarheid, het fijnzinnige, van de penseeltekening op het porselein, geeft een prachtig contrast met het koele metaal – dat uit een andere wereld lijkt te komen.
Bij haar vertrek naar Tiel, gaf Hanna ons nog onderstaande magische tegel-op-koperplaat, met de nadrukkelijke mededeling ‘dat hij bij de stichting Zen als leefwijze thuishoorde en daar moest komen te hangen.’
Hij hangt nu in de centrale hal van ons secretariaat, naast de de opbergkast met artikelen voor verzending. Maarten Houtman heeft altijd gezegd, dat hij rond zijn persoon geen organisatie wilde – dáár waar het, bij alle mensen met een bijzondere inspiratie, altijd is misgegaan. Maar voor alledaagse dingen is er altijd een plaats en een tijd. Zo ook hier.
Studio ‘Pied à terre’
Toch was onze studio aan de Jisperveldstraat de eerste voet aan wal – de troef die Hanna ons in handen gaf voor een leven in Noord: “Ik heb hem in de krant zien staan, is het geen geschikte ruimte voor Klaaske’s massagepraktijk, in plaats van dat hokje bij jullie op de boot?” Maar uiteindelijk ging ík erop in – al gauw reed ik elke avond na mijn werk op en neer naar de studio in Noord, mijn pied à terre…
Daar heb ik ook samen met Hanna haar website gemaakt, in volle concentratie – waarbij ze nu en dan zei: “Jij moet iets met je handen gaan doen!” Dan was ik perplex… Maar ze was in haar ambacht ook niet anders gewend – en zie wat er uit die handen kwam…
Hanna had dat wel meer, dat ze het liefste wilde ingrijpen in je leven – héél ingrijpend soms – ze wilde je graag op het rechte spoor helpen… Zoals die keer dat ze ons te eten uitnodigde, omdat ze ons maar verstokte vegetariërs vond die op één been liepen, en ons wel eens iets anders wilde voorzetten… Het werd ‘draadjesvlees’, en we hebben ervan genóten – Klaaske al helemaal, die toch altijd een crypto-vleeseter was gebleven.
Toch gaf Hanna me tal van waardevolle adviezen, waarvan die studio er één was. Net als Maarten trouwens, hij was het die me gesuggereerd had om een computer te kopen: ‘want Krishnamurti heeft gezegd dat de computer de wereld zal veranderen’ – en ik had nog overwogen het als timmerman te proberen… Want één ding was zeker: nooit in m’n leven meer psycholoog, daar had ik nu m’n tanden wel op stukgebeten – m’n handen waren nog heel… Hoe dan ook, die website is er gekomen: www.hannamobach.nl – net zoals er een www.maartenhoutman.nl is gekomen.
Op bezoek in Tiel
Toen ik nog niet zolang geleden een afbeelding van bovenstaande tegel aan Hanna liet zien, zei ze: “Oh, die is dus bij jou…” Waarmee ze te kennen gaf dat ze in haar hoofd wel degelijk een lijstje bijhield, van waar en bij wie diverse van haar kunstwerken terecht gekomen waren…
Op 25 mei 2023 togen Klaaske en ik met een taxi naar Tiel, met een ‘liber amicorum’ onder de arm – waar we twee weken met veel liefde met de online foto-app Albelli aan gewerkt hadden. Het beslissende moment om het cadeau naar haar toe te brengen, bleven we nog even voor ons uitschuiven vanwege de afstand tot Tiel – tot we resoluut in een taxi stapten. We kwamen ruim op tijd bij ‘De Herbergier’ aan. Het staat op een eerbiedwaardige locatie, tegenover de historische `Ambtmanstuin – waar we nog even konden verpozen na de rit.
Hanna bleek oud en broos – ze was inmiddels negenentachtig – maar nog wel aanspreekbaar. Op haar kamer werd een lunch geserveerd . We kregen het ook over meditatie – waar Maarten soms van zei ‘dat zij er met haar kunst óók mee bezig was.’ Het Liber Amicorum, ‘Hommage aan Hanna’ geheten, lag nu geopend op tafel. “Verveelt het jullie nooit om er dagelijks naar te kijken”, vroeg Hanna. We konden haar gerust stellen, we genieten er elke dag van.
Een vergeten stukje Bussum
Toen mijn vader in 1977 overleed, moest mijn moeder noodgedwongen hun geliefde huis op de Mookerheide achter zich laten – dat veel te afgelegen was, zeker als je geen auto reed – en vertrok naar Bussum. Daar voelde ze zich veiliger, in de buurt van haar kinderen in Amsterdam. Na een ambitieus avontuur met de verbouwing van haar nieuwe huis daar, belandde ze uiteindelijk in ‘De Gooise Warande’, een verzorgingshuis aan de Mezenlaan, waar ze een goed verzorgde oude dag had – waarbij de bezoekjes van haar familie de rode draad waren in haar vrij geïsoleerde bestaan. Ze overleefde mijn vader zestien jaar… Toen ze in 1993 overleed, kreeg ze een grafmonument dat ontworpen en uitgevoerd werd door Hanna:
De stele is speciaal voor het graf gemaakt, de zerk is een van de zes beelden uit de serie ‘Verdwenen water’: “Kleur en glazuur kunnen eenzelfde vorm een heel andere betekenis geven: ingetogen fluweelzwart of een stralend blauw. Het blauwe beeld werd op een graf geplaatst en weerspiegelt daar de hemel, ook als de lucht grijs is.” Hanna Mobach, Lijf als landschap (2)
Epiloog
Afbeelding geheel boven: HANNA MOBACH, Ontwerp voor ‘Jacob’s droom’ (Maarten als Jacob), 1979. Reliëf in de kerkzaal van verpleeghuis ‘De Wijngaard’ in Bosch en Duin, 2x3m. Het vertelt het verhaal van Jacob’s droom, waarbij engelen opstijgen en neerdalen langs een ladder die tot de hemel reikt. Grote vleugels verbeelden dit.
Parafernalia van beroemde popartiesten zijn het nieuwe goud. Ook kunst voor legendarische albumhoezen brengt miljoenen op.
Over het bovenstaande schilderijtje van Emile Théodore Frandsen de Schomberg, La jeune fille au bouquet (circa 1950-55), zou een boek te schrijven zijn… Eric Clapton en zijn band Derek and the Dominos logeerden in augustus 1970 in een Zuid-Franse boerderij van de kunstenaar, vlak bij een popfestival waar ze zouden optreden. Dat festival ging niet door toen 30.000 mensen zonder te betalen het festivalterrein bestormden.
De muzikanten verveelden zich stierlijk. Toen de zoon van de kunstenaar hen opzocht stonden ze elkaar in een kippenhok met eieren te bekogelen. Op uitnodiging bezochten ze het atelier van Frandsen. Op een ezel stond daar het vrouwenportret. Toen Clapton vertelde dat het leek op de vrouw op wie hij heimelijk verliefd was: de echtgenoot van zijn goede vriend Harrison, Pattie Boyd, kreeg hij het schilderij cadeau. Korte tijd later gebruikte Clapton het kunstwerk voor de hoes van Layla and Other Assorted Love Songs, zijn album met liefdesliedjes voor Boyd.
Boyd bleef bij Harrison en Clapton raakte verslaafd aan heroïne. Vier jaar nadat het album uitkwam scheidde Boyd alsnog van Harrison, om in 1979 met Clapton te trouwen. Clapton, die goed bevriend bleef met Harrison, deed de Beatle daarop het portret van ‘Layla’ cadeau, ‘ter vervanging’. Toen het huwelijk van Boyd en Clapton in 1989 eveneens stukliep gaf Harrison het schilderij aan Boyd. Na de veiling zei de 80-jarige Britse dat ze „van de sokken was geblazen” door het enthousiasme van de bieders.
What'll you do when you get lonely And nobody's waiting by your side? You've been running and hiding much too long You know it's just your foolish pride
you've got me on my knees (Layla) I'm begging, darling, please (Layla) darling, won't you ease my worried mind?
I tried to give you consolation When your old man had let you down Like a fool, I fell in love with you You turned my whole world upside down
you've got me on my knees (Layla) I'm begging, darling, please (Layla) darling, won't you ease my worried mind?
Let's make the best of the situation Before I finally go insane Please, don't say we'll never find a way And tell me all my love's in vain
you've got me on my knees (Layla) I'm begging, darling, please (Layla) darling, won't you ease my worried mind? Layla (Layla) you've got me on my knees (Layla) I'm begging, darling, please (Layla) darling, won't you ease my worried mind?
Het album Layla kwam uit in 1970, het geboortejaar van Ayn.
NB Het schilderijtje van Frandsen leverde 2,3 miljoen euro op, 33 keer de verwachte opbrengst.
Dankzij de goedheid en onvermoeibaarheid van mijn oude vriendin Emilie die me bij de arm nam, ben ik de laatste maanden driemaal naar een museum geweest. Voor mij een wereldrecord – waar natuurlijk ook het Wereldmuseum bij hoort. Maar het begon allemaal in het Allard Pierson museum, bij die fantastische tentoonstelling van de mummieportretten, die ons niet alleen heel indringend met onze sterfelijkheid confronteert, maar ook nog eens verbindtmet drie oeroude culturen die aan ons voorafgingen: de Egyptische, de Griekse en de Romeinse cultuur. Daarna liepen we in de Nieuwe kerk onze eigen koloniale tijd binnen – in een natuurlijke verbinding met de gothiek. Ik heb daarna maar gelijk een museumkaart aangeschaft, museums zijn duur! Driemaal is scheepsrecht – zo kon ik onvervaard mijn eigen verleden binnenwandelen, ‘mijn’ Tropenmuseum – waar helaas bijna elke vertrouwdheid was uitgewist – gelukkig maar dat er een attente fotograaf was, die het nog eens heeft vastgelegd:
Maar daar zal ik u hier verder niet mee vermoeien – het is gewoon niet meer de moeite waard… Zo ontdekten wij dat het enig noemenswaardige deel van de collectie … nu in de Nieuwe kerk staat:
In het opnieuw herdoopte ‘Wereldmuseum’ worden alleen nog wereldproblemen – de naam zegt het al – met veel multimediaal geweld op de kaart gezet, het ging daar voornamelijk over ‘plastic soep’. Ik kon het natuurlijk niet laten daar als ex-collega met een suppoost aan te pappen, en die vertelde ons dat, behalve dat deel wat er nu in de Nieuwe kerk stond, de rest van de collectie in de depots staat. Heerlijke nieuwe wereld-museum.
Intussen hebben de roofridders van het VOC plaatsgemaakt voor de tropenartsen met injectiespuiten en de gewastovenaars van de organische chemie – zie Het trieste der tropen – en worden de bronbemalers en klimaatmanagers van Shell, Aramco en Gazprom inmiddels voor tribunalen gedaagd. Wat rest zijn cultuurantropologen, die ons in een gewijde omgeving onthullen hoe de wereld werkelijk in elkaar steekt – kijk maar hoe waardig en gelijkwaardig wij zijn. Waarbij iedere zweem van ons koloniale verleden – dat ons nu van allentwegen wordt aangesmeerd – in diepe deemoed weggepoetst wordt of met de mantel der liefde bedekt.
Wat een voorrecht is het dan, wanneer je iemand ontmoet, die zonder schuld of wroeging je die wereld kan laten zien zoals hij was – met alle schoonheid en avontuurlijkheid en wreedheid die het lot voor hen gesponnen had. Dat kon Maarten Houtman, omdat volgens de plaatselijke bevolking ‘van het Verhaal was’[1], zeg maar dat hij een ‘Javaanse prins’ was. Hij liet je die wereld van binnenuit zien:
“ Stil is stil… Stil is niet onrust. Stil heeft geen bedoeling. Stil is niet opzettelijk. Stil is alomvattend en rust in zichzelf.
En hoe is ons leven. Ons leven heeft, bewust of onbewust, een bedoeling, opzet, belangstelling, enzovoorts. Dat is een natuurlijk gegeven. Maar wij missen de mogelijkheid om meer te zijn dan een natuurlijk gegeven. Zolang een van die dingen die ik opnoemde: richting, opzet, er is, kunnen we niet waarnemen.
Misschien kan ik het een beetje concreet voor jullie maken.
Ik zal een jongetje van zes jaar geweest zijn, toen ik van de tuinman leerde kijken. Dat was van levensbelang, want de plantage van mijn ouders was 500 meter van het oerwoud af, en als je wilde blijven leven, moest je de dieren die iets zouden kunnen doen, die moest je zien, die moest je weten. En een beweging kun je alleen maar waarnemen als je ogen stil zijn. Je moet maar eens opletten hoe wij hier met onze ogen omgaan. Die zijn nooit stil. Of we knipperen of we bewegen met die ogen. En het is gewoon een wetmatigheid dat als je dat doet, dan merk je veel minder op.
De tuinman deed dat heel pragmatisch. Hij had een stelletje staakjes opgezet. Daar had hij mijn hele blikveld mee en hij kon met touwtjes – hij zat achter mij – die staakjes een beetje bewegen. En hij vroeg aan me: zie je iets bewegen? En op een bepaald moment zag ik wel dat daar een staakje bewoog, dus ging ik dáár kijken en dan zag ik niet dat dáár wat bewoog. Zo heb ik dat geleerd van hem. Om mijn ogen stil te houden en daardoor alles te zien. En dat is echt van levensbelang, want de dieren in het oerwoud zijn ook niet van gisteren, die gaan niet opzichtig zitten bewegen, die bewegen natuurlijk heel organisch. Dus om dat te kunnen zien, moeten je ogen stil zijn.
2011 was het jaar dat mijn wereld kantelde. Ik maakte een rondreis door China, vanaf Beijing met een wijde boog langs de grenzen van Tibet en Vietnam, eindigend in Hong Kong. Ik was toen 67 en net gepensioneerd. En het was het jaar dat Maarten Houtman overleed, hij had nog tegen me gezegd: “Moet je doen, joh, die reis, straks kan het niet meer…” Hij reisde met me mee.
4ALL THE TEA IN CHINADeel VIII. YANGSHUO [Klik rechtsboven op de afbeelding voor vergroting]
在離延朔附近的黎河上用竹筏進行遊戲航行
漓江遊船,陽朔
漓江沿岸的漁神廟(蒙太奇照片
Afbeelding geheel boven: Hanna Mobach, De visser, 1983. Penseeltekening; omslag ‘Zen; notities onderweg’ van Maarten Houtman.
In een donkere nacht van de ziel streek ik neer op het Elpermeer, jouw rode pantoffels mijn houvast, opgloeiend in de omringende mist.
Gedesoriënteerd in de wereld, waren ze spil van de aandacht: ‘dat rode daar’ als de ogentroost van een mens zonder illusies –
zijn wij, door de ogen verklonken, niet met huid en haar gebonden aan de ons omringende materie, de aankleding van onze beleving…
Mij resten slechts je rode pantoffels, bakens in de zee van het ongewisse, bezield door jouw aanwezigheid – mijn veilige haven in angstige tijden.
Kom, Klaaske, we gaan aan de zwier, jij voorop met rode pantoffels, ik volg, nee, we blijven niet hier, laten we gaan, SHAKING LIFE…
Afb. geheel boven: Hanna Mobach, De minnaars in hun koperen paleis, 1995Terracotta, koperlasdraad, katoenkoper en kopergaas, 38x32x38cm. Collectie Elpermeer 200.
Jarig begint bij toen je nog ‘niets’ was, althans, zo wordt dat dan gezegd: ‘tabula rasa’, volgens de Klassieken.
Jarig zijn is niet mis, alsof je de jaren af kunt tellen, pellen, op de Schaal van Hein – klein is die en o zo broos, vergankelijk als een klaproos en andere fragiele zaken onder zon – (mijn regels grijpen nu verder dan het leven lang is, al helemaal uit de toon)
Leven is verzamelen – plaatjes, boeken, ditjes en datjes… totdat rekken vol staan, planken doorbuigen, belletjes rinkelen ‘laatste waarschuwing!’ en wat dan nog aan tijd over is, is gering, ‘stilte in de zaal nadat het laatste woord geklonken heeft’, (poëzie is het enige wat rest).
Nu verschijnt er een mededeling op mijn scherm, samen met een doos met rood lintje:
Voor mijn vriend Gerard Swüste, van wie ik graag een psalm citeer.
Ik ben langere tijd met deze post over de bijbelse koning David bezig geweest, ik heb me echt in hem verdiept. Ik moet al die tijd al het gevoel gehad hebben dat hij een sleutelfiguur was, historisch en wereldwijd. Ook in deze tijd, in het huidige Israël – waarvan hij immers de ‘Vader des vaderlands’ is.
Dat beeld werd onlangs nog bevestigd door een bericht in de krant, dat er in Jeruzalem een zg. bijbels themapark komt, 'De tuin van koning' geheten, dat voor de toeristen met een kabelbaan met de Olijfberg en Gethsemane verbonden wordt.
De door David zo liefdevol bezongen God – was ten diepste een 'God der Wrake', die hem opdracht gaf de de lokale bevolking uit te moorden, zo lezen we.
Dat zou wel eens een opmerkelijke historische paralel kunnen zijn met de huidige strijd in en rond Israël ... ‘God wil het!’
Om de toon te zetten, begin ik met een psalm van David:
Psalm 103 Van David
Ziel in mij, zeg: de LEVENDE is een zegen.
Uit de grond van mijn hart: zijn naam is heilig!
Ziel in mij, zeg: de LEVENDE is een zegen,
vergeet nooit wat hij voor je deed:
die alles wat ziek in je is, heelt,
die je leven bevrijdt uit het graf,
die je omkranst met goedheid en mededogen,
die je volop laat groeien in geluk,
zodat je weer jong en sterk wordt als een adelaar!
De LEVENDE doet wat rechtvaardig is
doet recht aan alle onderdrukten;
Mozes leerde hij zijn weg,
de kinderen van Israël wat hij vermag:
de LEVENDE leeft met je mee, is zorgzaam,
geduldig en een en al goedheid;
hij blijft je niet achtervolgen met verwijten,
draagt je niet eeuwig van alles na.
Hij is met ons bezig en laat zich niet leiden
door onze zonden, niet door onze fouten.
Zo hoog als de hemel staat boven de aarde,
zo ver reikt zijn goedheid voor hen die ontzag hebben;
zo ver als het oosten van het westen verwijderd is,
zo ver neemt hij afstand van onze misstappen.
Zoals een vader begaan is met zijn kinderen,
zo is de LEVENDE begaan met wie ontzag heeft voor hem.
Want hij weet waarvan we gemaakt zijn,
is er zich van bewust dat we stof zijn.
Een mensje - zijn dagen zijn als gras,
als bloemen in het veld; nu staan ze in bloei,
waait de wind, weg zijn ze
en de plek waar ze stonden, is hen helemaal vergeten.
Maar de goedheid van de LEVENDE
is altijd geweest en zal altijd zijn voor wie ontzag hebben;
zijn gerechtigheid voor de kinderen van de kinderen;
voor hen, die het verbond bewaren,
die zijn aanwijzingen in gedachten houden
en ernaar handelen.
De LEVENDE heeft zijn zetel geplaatst in de hemel,
hij heerst als een koning over alles.
Zeg: de LEVENDE is een zegen,
jullie die over hem verhalen,
- sterke mensen, die doen wat hij zegt -
die luisteren naar de roep van zijn woord!
Zeg: de LEVENDE is een zegen, jullie allemaal,
die hem dienen, doen wat hij goed vindt!
Zeg: de LEVENDE is een zegen, al wat hij deed,
op alle plaatsen van zijn rijk.
Ziel in mij, zeg: de LEVENDE is een zegen.
Gerard Swüste, Altijd hetzelfde lied
“Koning David was niet zo’n vreselijk lieve jongen geweest. Dus de duivel meende dat hij aanspraak kon maken op koning David als hij stierf.” Met deze woorden begint Maarten Houtman zijn sessie-toespraak De legende van koning David, in april 1984 in Eefde.
Die ‘strijd om de ziel’ van koning David plaatst ons terug in een tijd, waarin de wereld nog in dit soort, althans voor ons, archaïsche beelden beleefd werd. Maar het zijn wel beelden die diep in ons collectieve bewustzijn verankerd zijn – ook al heeft de Westerse filosofie de ziel dan inmiddels gediskwalificeerd als ‘the ghost in the machine’.
koning David
En ik vroeg me af: welk beeld heb ik zelf ooit van Koning David meegekregen? Nou, als een icoon,een cultfiguur. Was hij niet de held van het bijbelse slagveld, die talloze Filistijnen de dood in joeg? De stichter van Jeruzalem, de man die Israël op de kaart zette, de wegbereider van de tempel, en dan ook nog de ‘Grote psalmist’…
In onze westerse cultuur werd hij talloze malen vereeuwigd, van Michelangelo tot Rembrandt. Een ijzersterk ‘merk’, dat als een Oscar ten voeten uit op z’n sokkel staat.
Oppassen geblazen met die David dus!
Ik kreeg grote behoefte aan een kleine geheugensteun: wat stond er ook weer over koning David in de bijbel, hoe is het allemaal begonnen. Om dat te weten te komen, zocht ik mijn toevlucht tot Het boek van alle boeken, de hervertelling van de bijbel van Roberto Calasso – die als geen ander in staat is de mythologische verhalen van de mensheid opnieuw tot leven te brengen. Zoals hij dat ook deed met de mythen van het oude India in zijn magistrale boek Ka – dat een lievelingsboek van Maarten Houtman was. Hoewel het Oude Testament mij als kind van gereformeerde huize wel enigszins vertrouwd is, leest ‘Het boek van alle boeken’ alsof je een onbekende wereld betreedt. En wat voor wereld… Calasso noemt het bijbelboek 1 Koningen “een van de indrukwekkendste boeken die ooit zijn geschreven zijn.”
“In Jeruzalem had David een huis van cederhout, zoals Jahweh hem had beloofd: ‘Ik zal voor u een huis bouwen.’David begreep er niets van: de koning had een huis maar zijn god niet, want de Ark stond nog steeds in een tent. Maar daar moest hij zich geen zorgen over maken. Dat verklaarde Jahweh meteen toen hij 's nachts aan de profeet Nathan verscheen: ‘Ik heb immers niet in een huis gewoond van de dag af dat ik de Israëlieten uit Egypte deed optrekken tot deze dag toe; maar ik ben in een tent, een tabernakel rondgetrokken.’
En daar had Jahweh zich nooit over beklaagd. In een tent of een cederhouten huis maakte niet uit. De echte kwestie was het moment.
Tijdens Davids koningschap was het moment voor een Huis van Jahweh nog niet aangebroken, maar het kwam al dichterbij. Dat zou de taak van een van Davids zoons zijn. Jahweh noemde geen naam, maar het was de eerste keer dat hij naar Salomo verwees.”
“David was degene die de Tempel van Jahweh moest voorbereiden, maar niet bouwen, zoals Mozes het Beloofde Land moest wijzen maar het niet mocht binnengaan. Jarenlang verzamelde David materiaal in grote stenen, ‘spijkers voor de poortdeuren en verbindingsstukken’, cederhout en metaal, vooral brons, ‘in een onnoembare hoeveelheid’. David zei tegen iedereen: ‘Mijn zoon Salomo is nog jong en onervaren en het Huis dat voor Jahweh gebouwd moet worden moet men buitengewoon groot maken... Ik zal daarom voor hem een voorraad gereedmaken.’Maar David wist heel goed dat dat niet de reden was waarom hij zich niet aan de bouw waagde. En op zekere dag bekende hij dat aan Salomo: “Mijn zoon, ikzelf had het voornemen om voor de Naam van Jahweh mijn God een huis te bouwen. Maar het woord van Jahweh kwam tot mij: ‘u hebt een grote hoeveelheid bloed vergoten en grote oorlogen gevoerd: u mag voor Mijn Naam geen huis bouwen, omdat u een grote hoeveelheid bloed op de aarde voor Mijn aangezicht vergoten hebt.’David benadrukte niet dat hij al dat bloed uit naam en op bevel van Jahweh had vergoten. Hij zei alleen nog dat Jahweh hem de geboorte had aangekondigd van degene tot wie hij sprak en ook had gezegd dat hij ‘een man van rust’ zou zijn.”
“In zijn laatste jaren hield David meer van studeren dan van oorlog voeren. Jahweh had gezegd dat hij op een sabbat zou sterven. Elke sabbat was David volledig verdiept in de Thora, omdat hij wist dat de doodsengel iemand die de Thora bestudeert niet kan treffen. Zijn aandacht was geboeid, vloeiend, constant.
Uit de tuin klonk een geluid. David keek op en zijn ogen werden overstelpt door een bonte schittering. De tuin stond in volle bloei. Wat was dat geluid? Een lokroep? David stond van tafel op, nog steeds in gedachten, bewoog zich langzaam naar het venster. Hij keek recht voor zich terwijl hij de paar treden afdaalde die hem van de tuin scheidden. Hij stapte mis en viel, sloeg met zijn nek op de stenen. Zijn levenloze lichaam bleef in de zon liggen, omdat het sabbat was en niemand het zou mogen aanraken. Maar al snel cirkelden vier adelaars om hem heen en zorgden met hun vleugels voor schaduw, als onder een zwarte tent.”
Op dit punt gekomen, vertelde Klaaske me over het boek van Yuval Noah Harari, ‘Sapiens; een kleine geschiedenis van de mensheid’. Daarin stelt Harari dat de mensheid met behulp van symbolen en mythen in staat was in steeds grotere verbanden te leven – allemaal dankzij het voor ons specifieke vermogen tot verbeelding.
En ik vroeg me toen af hoe het dan zat met de wereld die mij als kind overgeleverd is en die ik nu als beeld bij me draag: de verhalen van het Christendom en de Messias, en alles wat de Concilies daar nog bij bedacht hebben: de Drieëenheid, de Onbevlekte Ontvangenis, enzovoorts.
Je kunt dit eenvoudigweg ‘cultuurrelativisme’ noemen, maar bij mij was het een bijna lijfelijke schok om te ontdekken dat ik, ondanks al die levende verhalen van Maarten die ik door me heen had laten gaan – met hun diepgang en wijdse horizonten – nog zó vast blijk te zitten aan het referentiekader dat ik als kind meegekregen heb. Terwijl Maarten me er bij diverse gelegenheden op gewezen had: ‘Joh, jij zit nog steeds zo vastgeketend aan je afkomst…’ En dan dacht ik: heeft hij het over mij? Maar ik ben toch geëmancipeerd…
In de middag na zijn inleiding over De legende van koning David, gaat Maarten Houtman dieper in op dat moment van ‘afgeleid zijn’ van koning David: “Ik wil nog een kleine aanvulling te geven op de legende van David. Dat er het moment is dat hij overweegt: ‘zal ik nou gaan slapen’ en dan naar buiten kijkt. Voor ieder mens geldt dat hij een paar momenten op de dag heeft dat hij onbeschermd is, dat hij eigenlijk én er zelf niet is én nog niet in de bescherming van het wezenlijke is – als hij slaapt is hij in die grote bescherming.”
Zelf ken ik dat gevoel van onbeschermd zijn, als ik ’s ochtends wakker wordt en me verloren voel in de wereld. Dan is er iets in mij wat probeert ‘in contact te te treden’. Ik ben altijd zielsdankbaar als dat tot stand komt en ik me weer veilig voel. Soms kan een ander je daarbij helpen.
PS
In de NRC van 25 januari j.l. stond een artikel Palestijnen maken plaats voor ‘de tuin van de koning’. Daarin wordt verteld dat er in Oost-Jerusalem een bijbels themapark wordt gebouwd met de naam ‘De tuin van de koning’. Om met voor toeristen gemakkelijker te maken daar te komen, wordt er een kabelbaan gebouwd naar de Olijfberg en Gethsemane. Opgravingen moeten er de Joodse claim op het land ondersteunen.
Een kabelbaan naar Gethsemane… Over ontmythologisering gesproken.