We zien allemaal dat er in de machtsverhoudingen in de wereld op dit moment gigantische verschuivingen plaatsvinden – je kunt rustig spreken van een beweging in de tectonische platen. En we weten dat daar een aardbeving uit voort kan komen, één die onze wereld op zijn grondvesten zal doen schudden...
China speelt daarin, met zijn geografische ligging (‘Rijk van het Midden’) en oeroude cultuur, een centrale rol. Dat bracht me terug bij mijn eerste indrukken van het land als Westerling, op mijn reizen in 2010 en 2011. Helemaal onvoorbereid ben je nooit...
De eerste China reiziger die ik tegenkwam was een stuurman op de grote vaart. Hij was tijdelijk bij ons ingekwartierd in het witte huis op de betonfabriek in Krimpen a/d IJssel. Ik was toen een jaar of tien. Hij vertelde mij sterke verhalen over de Chinezen. Zoals dat wanneer ze vechten, ze elkaar met twee vingers de ogen uitsteken. En zichzelf daarbij beschermen door een hand tussen de ogen te plaatsen. Het leek me een rauwe wereld…
Behalve dat je er per boot heen kunt gaan, kun je ook vliegen – zoals de grote vogel Peng dat deed, uit het grote klassieke boek van het taoïsme van Zhuang Zi, “met een rug zo groot als de berg T’ai, met vleugels als wolken aan de hemel; met zijn vleugels slaat hij op het water en rijst op als een wervelwind tot een hoogte van negentigduizend li.”
Wij gingen toen per KLM – die je met wijde boog over Siberië en Mongolië het Hemelse Rijk binnen voert, linea recta hartje Beijing.
Dat was in augustus 2011.
Wat je ook kunt doen – en dat deed ik het jaar daarvóór, in augustus 2010 – is vanaf Moskou per trein naar Beijing reizen. Dat is een tocht dwars door Azië, door de eindeloze taiga’s van Siberië, vier dagen en vier nachten in de Trans-Siberië Express.
Op het laatste traject van die reis, vanaf Ulaanbatar, rijd je door de Gobi woestijn en de verlaten steppen van Mongolië – waarna je, aan het eind van de rit, aan de einder Beijing ziet oprijzen, als een Chinese muur van woontorens…
Toen we op 6 augustus 2010, rond zeven uur ’s ochtends, de buitenwijken van Beijing binnenreden, was ik in shock…
Na een wereld van totale verlatenheid, waar we al die dagen met de trein doorheen waren gereden – met ook nog een uitstapje van negen dagen per 4WD door de toendra’s van Mongolië – reden we daar als het ware met een enorme klap tegen een samenklontering van miljoenen Chinezen aan, opeengepakt in tientallen Bijlmermeers. Een demografisch monstrum, dat de planologische kilte uitstraalde van ‘hoe raken we ze in godsnaam kwijt…’
Garrie van Pinxteren, China-correspondent van de NRC, schrijft in een bericht van 11 april j.l. dat naar schatting 20 procent van de Chinezen nog op het platteland woont en werkt, de rest is naar de steden getrokken: “Ruim vijfhonderd miljoen van de 1,4 miljard inwoners van China tellen officieel nog wel mee als boer, want dat staat nog op hun identiteitsbewijs, maar een groot deel van hen woont in feite al in de stad.”
Toen wij ooit, vanuit de comfortabele eengezinswoningen in de provincie, door onze ouders Amsterdam werden binnengereden, ter hoogte van de Rijnstraat, gaf ons dat ook een schok: al die mensen in vier lagen boven elkaar… Maar de grote stad had ook iets spannends, als je daar eenmaal je plekje had gevonden, beloofde dat vrijheid…
Ik denk dat het grote verschil met de ‘China shock’ is, dat daar onvermijdelijk het beeld van de massamens opdoemt, speelbal van een samenleving zonder ook maar een spoortje van individuele vrijheid – laat staan van de alleenheid, die de kern van ons menszijn is.
Het toenmalige Chinese beleid van gezinsplanning, met het eenkindgezin, straalde een zelfde kilte uit als al die andere van staatswege opgelegde ‘oplossingen’ – die altijd van de grootse gemene deler zijn.
Ik werd dezer dagen ’s nachts met een schok wakker van een stem die dringend m’n naam riep: ‘Hein, wakker worden…’ – misschien had ik deze nachtmerrie, deze beelden van totale onverschilligheid voor het wezen van de mens, nog op m’n netvlies staan…
Maarten Houtman stelt in Het principe van de eenwording dat onze voortplantingsdrift de motor achter die demografische tijdbom is. En dat de enige werkelijke oplossing is om het lustprincipe te verruilen voor het verenigingsprincipe – “en dan weer niet de vereniging met toevallig die ander, maar met het totaal. Dat je in het liefdesspel door de ander heen kunt gaan, en die ander door jou heen. Het is dus niet iets wat je weg moet doen, maar wat je moet doorleven met bewustzijn.”