De China shock

We zien allemaal dat er in de machtsverhoudingen in de wereld op dit moment gigantische verschuivingen plaatsvinden – je kunt rustig spreken van een beweging in de tectonische platen. En we weten dat daar een aardbeving uit voort kan komen, één die onze wereld op zijn grondvesten zal doen schudden...
China speelt daarin, met zijn geografische ligging (‘Rijk van het Midden’) en oeroude cultuur, een centrale rol. Dat bracht me terug bij mijn eerste indrukken van het land als Westerling, op mijn reizen in 2010 en 2011. Helemaal onvoorbereid ben je nooit...

De eerste China reiziger die ik tegenkwam was een stuurman op de grote vaart. Hij was tijdelijk bij ons ingekwartierd in het witte huis op de betonfabriek in Krimpen a/d IJssel. Ik was toen een jaar of tien. Hij vertelde mij sterke verhalen over de Chinezen. Zoals dat wanneer ze vechten, ze elkaar met twee vingers de ogen uitsteken. En zichzelf daarbij beschermen door een hand tussen de ogen te plaatsen. Het leek me een rauwe wereld…
Behalve dat je er per boot heen kunt gaan, kun je ook vliegen – zoals de grote vogel Peng dat deed, uit het grote klassieke boek van het taoïsme van Zhuang Zi, “met een rug zo groot als de berg T’ai, met vleugels als wolken aan de hemel; met zijn vleugels slaat hij op het water en rijst op als een wervelwind tot een hoogte van negentigduizend li.”
Wij gingen toen per KLM – die je met wijde boog over Siberië en Mongolië het Hemelse Rijk binnen voert, linea recta hartje Beijing.
Dat was in augustus 2011.

Wat je ook kunt doen – en dat deed ik het jaar daarvóór, in augustus 2010 – is vanaf Moskou per trein naar Beijing reizen. Dat is een tocht dwars door Azië, door de eindeloze taiga’s van Siberië, vier dagen en vier nachten in de Trans-Siberië Express.

Op het laatste traject van die reis, vanaf Ulaanbatar, rijd je door de Gobi woestijn en de verlaten steppen van Mongolië – waarna je, aan het eind van de rit, aan de einder Beijing ziet oprijzen, als een Chinese muur van woontorens…
Toen we op 6 augustus 2010, rond zeven uur ’s ochtends, de buitenwijken van Beijing binnenreden, was ik in shock…
Na een wereld van totale verlatenheid, waar we al die dagen met de trein doorheen waren gereden – met ook nog een uitstapje van negen dagen per 4WD door de toendra’s van Mongolië – reden we daar als het ware met een enorme klap tegen een samenklontering van miljoenen Chinezen aan, opeengepakt in tientallen Bijlmermeers. Een demografisch monstrum, dat de planologische kilte uitstraalde van ‘hoe raken we ze in godsnaam kwijt…’

Garrie van Pinxteren, China-correspondent van de NRC, schrijft in een bericht van 11 april j.l. dat naar schatting 20 procent van de Chinezen nog op het platteland woont en werkt, de rest is naar de steden getrokken: “Ruim vijfhonderd miljoen van de 1,4 miljard inwoners van China tellen officieel nog wel mee als boer, want dat staat nog op hun identiteitsbewijs, maar een groot deel van hen woont in feite al in de stad.”

Toen wij ooit, vanuit de comfortabele eengezinswoningen in de provincie, door onze ouders Amsterdam werden binnengereden, ter hoogte van de Rijnstraat, gaf ons dat ook een schok: al die mensen in vier lagen boven elkaar… Maar de grote stad had ook iets spannends, als je daar eenmaal je plekje had gevonden, beloofde dat vrijheid…
Ik denk dat het grote verschil met de ‘China shock’ is, dat daar onvermijdelijk het beeld van de massamens opdoemt, speelbal van een samenleving zonder ook maar een spoortje van individuele vrijheid – laat staan van de alleenheid, die de kern van ons menszijn is.
Het toenmalige Chinese beleid van gezinsplanning, met het eenkindgezin, straalde een zelfde kilte uit als al die andere van staatswege opgelegde ‘oplossingen’ – die altijd van de grootse gemene deler zijn.

Ik werd dezer dagen ’s nachts met een schok wakker van een stem die dringend m’n naam riep: ‘Hein, wakker worden…’ – misschien had ik deze nachtmerrie, deze beelden van totale onverschilligheid voor het wezen van de mens, nog op m’n netvlies staan…

Maarten Houtman stelt in Het principe van de eenwording dat onze voortplantingsdrift de motor achter die demografische tijdbom is. En dat de enige werkelijke oplossing is om het lustprincipe te verruilen voor het verenigingsprincipe“en dan weer niet de vereniging met toevallig die ander, maar met het totaal. Dat je in het liefdesspel door de ander heen kunt gaan, en die ander door jou heen. Het is dus niet iets wat je weg moet doen, maar wat je moet doorleven met bewustzijn.”

In the flow op het Plein

Afbeelding boven: 
Het J.H. van Heekpad, dat Elpermeer en Jisperveld verbindt.
Ben je langs de laatste wachtpost gekomen
dan is daar, haast ongemerkt, een niemandsland –
niemand bezit het, niemand claimt het,
het is er vreedzaam, een ruimte zonder eind.
De overtocht naar Fudaraku

Maandag 3 april was voor mij een heel bijzondere dag. Ik was voor dag en dauw naar mijn studio aan de Jisperveldstraat gegaan, omdat het boeket dat ik Klaaske voor haar verjaardag had gegeven – zie de ruiker in geel – mijn meditatieplekje wat krap had gemaakt.

1 april op de Elpermeer.

Later die dag gingen we samen boodschappen doen op het Buikslotermeerplein. Eerst een appeltaartje en slagroom bij Albert Heyn. En toen ook maar even langs de pinautomaat van de ING – ik heb graag wat cash in m’n portemonnee voor een eventuele taxi. Net toen we daar klaar waren, riep een tengere oudere vrouw Klaaske te hulp. Ze vertelde dat ze uit Eritrea kwam en op bezoek ging bij haar familie, voor wie ze € 1.000 wilde meenemen, liefst in briefjes van honderd. Maar het lukte haar maar niet…
Ze sprak gebroken Nederlands, ze moest hier al wat jaartjes gewoond hebben.
Het personeel van de bank had haar niet kunnen helpen, nu ging ze het dus met hulp van Klaaske proberen. Ze voerde haar pinpas in … maar helaas, de pinautomaat werkte niet mee… Op het scherm verscheen een mededeling dat ze niet meer dan € ´900 kon opnemen.
Wij met z’n drieën het kantoor van de ING in. Klaaske werd te woord gestaan door twee vriendelijke medewerksters, de dame en ik keken toe. Ze vertelden dat de geldautomaten inmiddels van een derde partij zijn, zij mogen om veiligheidsredenen zelfs niet mee naar buiten. Bij klachten moet je naar een Primera drie kilometer verderop…
Maar buiten bij de pinautomaat ging het weer mis…
Toch maar weer naar binnen voor overleg, waaruit bleek dat er een opnamelimiet van € 500 is.
Wij weer naar buiten, nu dat maar proberen. Klaaske hielp de vrouw intussen bij alle handelingen en bleef met haar in gesprek – maar per abuis drukte zij op de knop ‘direct € 20 opnemen’…
En zo volgde er een tweede ronde voor het opnemen van de resterende € 480 – die er vervolgens in briefjes van twintig uit kwam…
Consternatie… Maar Klaaske raapte resoluut de biljetten bij elkaar en begon ze te tellen. Zij telde mee.
Dat alles gebeurde in het volste vertrouwen, ook als ze haar pincode moest intikken – waarbij wij dan wel even wegkeken.
Toen de biljetten waren geteld, leek het te kloppen: vijfhonderd euro in vijfentwintig briefjes van twintig. Die straks allemaal mee naar Eritrea moesten … nu maar hopen dat ze haar verder met rust zouden laten.

Als dank kregen we beiden een hand, Klaaske zelfs tweemaal. Dat deed ze met heel veel aandacht – ik zou ik haast zeggen dat er liefde uit sprak. Toen ze mij haar hand toestak en daarbij voorover boog, zag ik hoog op haar voorhoofd een kleine tatoeage, in de vorm van een ‘hekje’. Ik vermoedde dat het iets uit India was, wat ook paste bij haar voorkomen.

Toen we ten lange leste afscheid namen, zei ze nog tegen Klaaske: “Het is daarbinnen net een kerk…”
Weer zo’n verrassing – die ons nog nieuwsgieriger maakte naar haar achtergrond…
Ook al waren het voornamelijk financiële transacties geweest, het hele gebeuren had iets speels gehad.

De plaats van handeling, maandag 3 april. De gele pinautomaten bleken niet van de ING te zijn.

Thuis zocht ik Eritrea op in Wikipedia – ik had al een stil vermoeden dat het daar een drama moest zijn. Ik las dat in 2015 al 47.015 vluchtelingen uit Eritrea asiel aangevraagd hadden in Europa. Volgens de VN is er sinds 1991 sprake van een “wijdverbreide en stelselmatige campagne tegen de burgerbevolking.”

Die avond drong tot me door, dat de ontmoeting met onze nieuwe Eritrese vriendin een helende werking op me had gehad. Dat het dus eigenlijk omgekeerd was, dat zij er voor ons geweest was – een gevoel dat ver weg een herkenning bij me opriep. Op dat wat provinciale Buikslotermeerplein, kun je de wereld tegenkomen – voor verbonden zijn hoef je niet naar de pampa’s van Argentinië of naar de Negev Woestijn.

Tweeëenheid

Voor Klaaske

Eenzaam ben ik nooit geweest
ik vrees eerder de tweedracht
als mijn beide wederhelften
zó in onmin zouden verkeren,
dat het geweten gaat knagen
aan de dieperliggende lagen,
en de eenheid – mijn heelheid –
in vergetelheid zou geraken.
Als ik in gespletenheid verval,
wie zal mij dan kunnen helen?

Jij bracht mij de drie-eenheid,
zodat mijn ziel ernaar smacht
om naar die hermetische veste
terug te keren, haar te beheren
zonder alle muren en kantelen,
maar op verse grond gebouwd.
In jou leerde ik over de vrouw
en te luisteren naar de wereld
om zo in vrede te kunnen leven
… en te weten dat ik van je hou.

Afbeelding bovenaan: 
Deze tegel is een ‘einstein’,
zeg maar een steen zonder grein
een vlak zonder breuklijn
met een aperiodiek patroon
waarbij geen herhaling optreedt,
dus uniek tot in het oneindige... 
De ontdekking was een grote verrassing, met opwinding op sociale media: „Ik had niet gedacht dat er een einstein zou bestaan”, reageert Jaap Scherphuis, een Delftse maker van software voor puzzelontwerpers. De tegel is zelfs verrassend simpel: een dertienhoek, met hoeken van 90, 120, 240 en 270 graden. Scherphuis: „Het is bijzonder dat de tegel is gebaseerd op een regelmatig patroon van opgedeelde zeshoeken, en niet op de vijfvoudige draaisymmetrie die wordt gebruikt in Penrosetegels.”
De beroemdste aperiodieke tegels zijn gemaakt door wiskundige Roger Penrose. Hij ontdekte in de jaren ’70 twee vormen die gecombineerd kunnen worden tot een oneindig, nooit herhalend tegelpatroon.
Het definitieve antwoord kwam vorige week van David Smith, Joseph Myers, Craig Kaplan en Chaim Goodman-Strauss. Ja, er bestaat een samenhangende vorm, een echte tegel, waarmee een oneindig vlak wél aperiodiek maar niet periodiek kan worden gevuld. Een ‘einstein’, zoals wiskundigen zeggen. Het is een dertienhoek, met hoeken van 90, 120, 240 en 270 graden.

Die ‘opwinding op de sociale media’ klonk mij nogal onwetenschappelijk in de oren, dus ik dacht even dat het misschien wel een 1 april grap zijn. Maar nee dus…
De New Scientist van 28 maart j.l. besteedde er deze video aan:

“Boeddha Amitabha…”

Toen ik een jaartje of wat bij Maarten Houtman gezeten had, kwam ik in een coffeeshop aan de Nieuwmarkt Marina tegen, die ik eerder bij meditatie had meegemaakt. Toen ze me zag, vroeg ze me op een wat cynische toon “of ik nog steeds aan de pogingen van de heer Houtman deelnam…”
Dat schudde me even flink door elkaar… Alsof dat meditatie gebeuren iets was wat buiten mij om ging, alsof ik een ‘volgeling’ was die het zich liet aanleunen. Of erger nog: alsof Maarten zieltjes probeerde te winnen… Dat woord ‘pogingen’ sneed me door mijn ziel – als iemand je met zoveel liefde bij de hand neemt, dan noem je dat toch geen ‘poging’… Om maar te zwijgen over haar ‘mijnheer Houtman’.

Vanochtend, veertig jaar later, viel me in dat de dagelijkse ‘meditatie’ op mijn matje – een plek die ik heilig, waar ik het liefst de hele dag in de buurt van wil zijn – inderdaad een niet ophoudende reeks van pogingen is. Pogingen om in de buurt te komen van iets waarvan ik een licht vermoeden heb – in de wetenschap dat een diepe adem, een rustig hoofd en een ontspannen houding daar dan bij horen.
Wat me ook inviel, is dat ik daarbij drijf op een verre herinnering aan een verloren paradijs – die mijn onrust ten aanzien van mijn huidige leven voedt…

In De overtocht naar Fudaraku heb ik beschreven, hoe Japanse Amitabha monniken zich in een sloep de zee op lieten drijven, meegevoerd door de stroom, terwijl ze opgesloten zaten in een dichtgespijkerde houten kist … dat deden ze in het volle vertrouwen, dat ze zo de eilanden van het Westelijk Paradijs zouden bereiken – een heel leven samengebald in één moment, in één recitatie: ‘Boeddha Amitabha, Boeddha Amitabha, Boeddha Amida,’ aan een ketting van woorden stegen ze op naar het Paradijs.

Wil je  weg uit het gewone leven –
het gewone leven, met zijn zorgen,
zijn moeite, zijn ergernissen, zijn
korte momenten van voldoening.
Wil je daaruit weg?
En mediteer je
om daaruit weg te komen?
Of ervaar je dat meditatie
een uiterste concentratie is
op wat je bent –
niet gisteren, niet morgen, nú.
En kun je daar bij blijven?
Of ga je toch weer weg?
Als je voortdurend aarzelt:
wil ik dit, wil ik dat, neem ik
een boontje meer of minder,
weet dan dat liefde
de maat is van alle dingen.

Ondanks de gruwelijke ondertoon, ontroerde het verhaal van de overtocht naar Fudaraku me toen ik het las … blindelings en vol vertrouwen op weg naar het paradijs…
Maar vandaag kwam juist het beeld van een verloren paradijs in me op, een wereld die ik ooit gekend moet hebben:
“Je maakt nu de oudste reis van de wereld, binnendoor, terug in de tijd, naar waar het begon toen je op aarde kwam en nog niets wist, maar wel alles wilde leren kennen, op je gemak, zoveel als prettig voor je was.”
Uit: Maarten Houtman, Adem- en energie-oefening

Je gewoontenjasje glijdt van je af, het begin van een nieuwe dag.

Op een reis door Mongolië kwamen we op een verlaten plaats, Baga Gazriin Chuuluu geheten, waar ooit twee monniken leefden, op zoek naar de stilte.

Dat telkens maar proberen is dus niet zo gek. Ieder van ons heeft immers voorkennis. Het is een wereld die altijd al voor ons klaarlag, we hoeven nergens naartoe….

En als ik er goed over nadenk, lag het woord ‘proberen’ bij Maarten voor in de mond … al die sessies waarin hij het met ons opnieuw probeerde, en probeerde, en probeerde…

Schrijven, vrij en blij

Vrij naar Zhuang Zi, hoofdstuk 1: Zwerven, vrij en blij.
Het schrijfgerei dat ik van Maarten Houtman erfde. Fractal met droste-effect.

In den beginne was er de schepping, die begon met taal … én met de wens te ontdekken: ‘Er zij licht in de duisternis,’ zo klonk het.
Taal is dus het beginsel – dat er al was voordat ik er was. En ja, dan zingt elk vogeltje zoals het gebekt is…
Wat het schrijven betreft, dat is voor mij begonnen met juffrouw Leppink – die me in de klas op schoot nam, als ik er als dromer weer eens niets van begreep. En daar genóót ik van… Al helemaal van de welving van haar borsten – zeg maar dat ik stapelverliefd op haar was.
Als ik dan weer op m’n plaats zat, tekende ik, met het puntje van m’n tong uit m’n mond, de letters op papier … met grote bogen, alsof ze de welving van haar borsten waren…

Dat is pas schrijven vrij en blij...

Maar toen kwam de grote deceptie…
Op zekere dag kwam juffrouw Leppink bij ons op bezoek, ik moest de kamer uit, met kloppend hart.
Toen ik weer binnen mocht komen, werd mij verteld dat ik, in plaats van links – zoals ik dat spontaan deed – voortaan rechts moest gaan schrijven, ‘zoals iedereen dat deed,’
Terwijl schrijven mijn grote liefde was, ik vond het prachtig!
Hoe wreed kan het leven zijn…
Ik geloof niet dat ik daarna nog bij juffrouw Leppink op schoot heb gezeten – al helemaal niet, omdat mijn moeder haar had gezegd dat ik haar ‘dik’ vond – ja, hoe moest je als kind je fascinatie anders onder woorden brengen… Ik had dat toen trouwens gezegd, alsof ik het onsmakelijk vond – misschien praatte ik m’n moeder wel naar de mond… Het voelde in ieder geval aan als verraad…

We komen elkaar tegen in het voorbijgaan
en zo leven we lange tijd langs elkaar heen.

Als ik je weer zie, is het in het voorbijgaan,
ook al denken we dat het voor eeuwig is.

Het was in het voorbijgaan dat ik je liefhad
... en dat is liefde die van de eeuwigheid is.

Zo begon ik, met mijn schrijven en al, langzaam af te drijven van mijn eigen inspiratie, van mijn eigen verhaal. Want dit was pas het begin… Het heeft nog vele jaren geduurd voordat ik de weg helemáál kwijt was…
Maar toen kon het grote Werk beginnen, met het ‘stille zitten’ van Zen – alsof ik weer bij juffrouw Leppink op schoot zat… Alleen bleek dít zitten voor mij wel heel moeilijk te zijn…
Toen Feldenkrais-juf Greet Wicart me een tijdje had meegemaakt, daar in de groepen en sessies van Maarten Houtman, zei ze op een gegeven dag tegen me: “Dat ‘zitten’ is niets voor jou, Hein… ”
Nou, als je dat al een flink aantal jaren hartgrondig hebt geprobeerd, omdat het nu eenmaal de oefenweg van je geliefde meester is, is dat dan net of het vloerkleed – of, in dit geval: je meditatiematje – onder je vandaan getrokken wordt… Maar Greet zag m’n onrust, mijn rondwarende gedachten – die zich, als in het spreek-ballonetje van een stripplaatje, boven mijn hoofd afgetekend moeten hebben.

Toen ik tien jaar geleden met dit blog ‘Shakingzen’ begon, was dat dan ook primair om stoom af te blazen, om de druk van het ballonnetje af te halen.
Maar ik wilde natuurlijk ook m’n tanden zetten in dat onverstoorbaar arrogante Zen, dat meende mij aan de grond vast te kunnen nagelen, ‘speels jongetje’ als ik was – dat was hoe mijn geëerbiedigde rector Dr. G.J.D. Aalders van het Chr. Lyceum in Arnhem me een keer noemde, toen hij me zag rondrennen tussen de banken van de eerste klas – die dropen van eerbied voor de Grieken en de Romeinen…

Maar Maarten begreep hoe nodig ik dat zitten juist had, om van mijn reformatorische grondvesten los geshaket te worden. Hij liet me volhouden…
Wat hij wel zag, is dat je er met dat ‘zitten’ alleen niet komt, dat er een leefwijze voor nodig is, die al bij de voordeur begint – al voor de voordeur…
Zo kwam het dat hij me de computer ‘aanpraatte’ – die voor mij een liefhebberij bleek te zijn, die mijn aandacht cultiveerde. En zich zo over m’n hele leven kon uitbreiden, inclusief m’n beroepsleven, geld verdienen… Zo kon ik uiteindelijk van mijn liefhebberij mijn beroep maken.
Waarbij Maarten me nog – voor publicaties van stichting ‘Zen als leefwijze’, waar hij Klaaske en mij in betrokken had – privé-lessen gaf in layout, met zijn achtergrond als docent aan het Grafisch Lyceum in Utrecht. Zo liet hij mij de schoonheid van tekstopmaak zien, op papier en later op het scherm. Allemaal zaken, waarvan ik tot op de dag van vandaag volop profiteer…

Dat is pas schrijven vrij en blij...

Maar er zijn ook vele anderen die me geholpen hebben in mijn transformatie. Om te beginnen Klaaske, die me bleef ondersteunen, ook toen ons bootje er bijna van zonk…
En toen was er Hanna, die samen met Maarten ons leven binnenkwam – ze liet me zien dat het avontuur van het leven zelf de ware kunst is…
Later waren er vrienden, die me andere kanten van het leven lieten zien. Zoals Stan, in de lange gesprekken die we in de kroeg bij Klaverkoning met hem hadden. En Diana, die me zomaar meenam op een fantastische expeditie met de Trans-Siberië expres, tot in het hart van China. Later was er Emilie, die me niet alleen inwijdde in het marktwezen, maar me – schijnbaar uit het niets – meenam naar een cursus website-bouw. Dat opende voor mij een hele nieuwe wereld… Eén, die mijn schrijfgerei uitbreidde tot een blog als deze… Waarin, Halleluja!, geen links of rechts meer is.
En er was de gezelligheid die Aloys en Rien me boden, als medebestuurders van Tao-zen.
Last but not least, leerde Ingrid me met haar zeilboot weer een heel ander kant kennen: hoe het leven van een echte waterliefhebber eruit ziet – al was ik dan dertig jaar ‘bootjesmens’ geweest, in mijn element…

Zo hebben jullie mij allemaal geholpen de tijd te beiden en mijn wereld uit te breiden. Voortbordurend op één en hetzelfde thema: aandacht en liefde.
Ik dank jullie allemaal dat ik deze aanloop heb kunnen nemen!

… en dan gaan we nu verder met Shaking Life in de hoop dat jullie méé zullen dansen in het leven.

‘Voorwaar, de Tao is oneindig groot en veronachtzaamt ook het kleinste niet.’

Wo warst du, Adam?

Toen mij gevraagd werd “of het je bewust worden deel te zijn van een onbegrijpelijk mysterie, maakt dat de wereld ten goede verandert,” antwoordde ik: “Het leed dat de wereld teistert komt voort uit hetzelfde mysterie, maar als je je daarvan bewust bent, kun je dat in je leven laten zien.”
Maarten Houtman, Geschiedenis van de Tao-zen meditatie, 2005
Hiroshima Ground Zero, Augustus 1945

Toen ‘Little Boy’ op 6 augustus 1945 boven Hiroshima tot ontploffing werd gebracht, veranderde de stad in een hel van smeltende stenen en verdampende lichamen. En toen was er nog de straling, die nog vele jaren als een sluipmoordenaar onder de overlevenden bleef rondwaren. Zoals bij Sadako Sasaki, het meisje uit God’s tears over Japan, dat nog in sprookjes geloofde en tot aan haar dood kraanvogels bleef vouwen. Zij overleefde de ramp tien jaar.

Sadako Sasaki als schoolmeisje (foto: Masahiro Sasaki, 1949)

Als het ging over schokkende dingen die in de wereld gebeurden, zoals de Bijlmerramp in oktober 1992 en de Twin Towers in september 2001, vroegen we later wel eens aan elkaar: waar was jij toen … waar was jij toen de Twin Towers instortten?
Dan blijkt zo’n onvoorstelbare ramp in je eigen levensverhaal een plaats gekregen te hebben – pas als de wereld in elkaar stort, beseffen we het hier en nu van het bestaan, zijn we even wakker.

Ik weet nog, na de kernramp bij Tsjernobyl van 26 april 1986, hadden we een bijeenkomst van de Leerhuis-groep van Maarten Houtman op de Zen-zolder van ‘De Kosmos’ in Amsterdam. Ad Verhage – zelf natuurkundige en protagonist van de nieuwe fysica – kwam daar ’s ochtends binnen met het nieuws. Hij was geschokt – en dat waren wij allemaal.

En ik vroeg me af: waar was ik in augustus 1945, toen de bommen op Hiroshima en Nagasaki vielen?
Ik was toen 2½ jaar, het was mijn laatste zomer in Utrecht, vóór ons vertrek naar de betonfabriek langs de Hollandse IJssel. En ik had natuurlijk geen flauw idee van die atoombommen, die aan de andere kant van de wereld, ver van ons vandaan, een niets en niemand ontziende vernietiging teweeg hadden gebracht – in het Krimpen van die tijd zouden ze het ‘werktuigen van de duivel’ genoemd hebben…

Twee wereld die naast elkaar bestaan. Hoe hoe is dat mogelijk? Of is er een verbinding? Ben ík soms die verbinding, door me ervan bewust te zijn, door erdoor geraakt te zijn…

Tot op het bot in de kern gespleten
draagt mijn wereldbeeld haat uit,
zaait tweedracht – ik ben de bom	

Daardoor is mijn wereld op zoek
naar medestanders, gelijkgezinden,
om die eenzaamheid te verdragen	

Toch kan alleen een ‘Alleingang’, 
een lange weg van inzicht en besef,
durend aan haar wortels knagen

Der Tod ist ein Meister aus Deutschland
heeft ook in Japan flink huisgehouden,
één vuurbal en alles is opgelost in stof.	

Een maand nadat de bom ontploft was, had een Amerikaans onderzoeksteam ter plekke de effecten bestudeert. Maar de regering Truman had de pers gemaand de foto’s ervan (zoals die bovenaan) niet te publiceren.
Hoe het toen verder met die foto’s ging, is een bizar verhaal: één van de fotografen had ze mee naar huis genomen en op zolder opgeborgen. Na zijn de dood, zette zijn dochter ze bij de vuilnisbak – waar iemand ze vond.
Zo kwamen de foto’s uiteindelijk in augustus 2011 op een tentoonstelling in New York terecht.
Het bericht erover in het NRC-archief luidde: “Emotieloze foto’s die systematisch de schade inventariseren in de Japanse havenstad, die veranderd was in ‘een stad van as en schoorstenen’, in de woorden van John Kenneth Galbraith.”

De vraag blijft wat die meedogenloze terreuraanslagen op burgers – ‘non-combatants’, zoals dat in het Internationaal humanitair recht heet – voor de mensheid als geheel heeft betekend, zeg maar voor het ‘wereldbewustzijn’, voor jouw en mijn bewustzijn. Nog helemaal los van de vraag, hoe zo’n aanslag er in het kader van dat recht zelf uitziet.

Het is heel begrijpelijk, als in de centrale van het ‘ik’ opeens een heleboel energie komt, dat het ‘ik’ denkt: ha, heerlijk, nou kunnen we wat…
Dat is natuurlijk op alle gebieden zo, dat is in de wetenschap, dat is in de vechtkunst, dat is in sex, dat is overal. Maar het is natuurlijk een misvatting. En als mensheid hebben we die misvatting natuurlijk geregeld gepleegd, op grovere niveaus. De beschikking over kernenergie heeft het allereerste geleid tot kernwapens, en zo ga je door. Dus het is heel belangrijk om dit te begrijpen, want dan weet je tenminste wat het betekent.
Maarten Houtman, ‘De inzichtelijke reis’, Eefde, juli 1990
Hanna Mobach, Z.t., 1978. Inkt en penseel op papier.

God’s tears over Japan

 

Stop the Bullet

 

Lincoln resisted going to war,

against the “better angels of our nature.”

And when the civil war was over,

even the photos were discarded,

their glass plates sold to gardeners

for conservatory walls.

As the sun burned the images away,

hundreds of red roses

absorbed the light to grow.

 

Over a century and a half later,

an 82-year-old surfer rides the waves,

recalls being strafed by machine-gun fire

on Pearl Harbor

as the planes flew low,

the red circle on the fuselage

etched in memory.

 

So many bodies, not enough caskets,

they had to put two men in each –

young American men along

with the Japanese pilots

who killed them.

Is there a better metaphor for war?

 

When the soldier arrives,

bleeding in the doorway,

can you recognize him as yourself

and let him in?

 

Amy L. George, The Fragrance of Memory (Amsterdam Press, 2010).

Uit: Kyoto Journal Issue 77.

 

In de NRC van 26 nov. 2022 las ik de column van Marijn de Vries, oud-profwielrenner en journalist. Naar aanleiding van de elf origami kraanvogels, die de Japanse voetballers in hun kleedkamer in Qatar hadden achtergelaten, vertelde ze het ontroerende verhaal van Sadako Sasaki:

“Ze woonde in Hiroshima, op anderhalve kilometer van de plek waar in 1945 de atoombom insloeg. Ze was toen twee jaar oud, maar overleefde en leek op te groeien tot een sterke meid, die goed kon hardlopen. Toen ze elf was, bleek ze leukemie te hebben. Opgelopen door de enorme hoeveelheid straling waaraan ze was blootgesteld.

Sadako lag veertien maanden in het ziekenhuis, en werd steeds zieker. Toch begon ze met het vouwen van kraanvogels. De moeilijke kraanvogels, met het bolle ruggetje. Want volgens een Japanse legende zou ze een wens mogen doen als ze duizend kraanvogels had gevouwen. Ze zou wensen dat ze beter werd, natuurlijk. En dat alle kinderen die ziek geworden waren van de straling, beter zouden worden. Ze zou wensen dat mensen elkaar nooit meer zoiets verschrikkelijks zouden aandoen. Ze wenste vrede.

Volgens de overlevering stierf Sadako na het vouwen van haar 644ste kraanvogel. Haar vriendjes en vriendinnetjes vouwden – zo vertelt de legende – de rest van de kraanvogels, tot het er duizend waren. En ze zamelden geld in voor alle kinderen die ziek waren geworden door de atoombom. Het verhaal van de kraanvogels ging het land door en de wereld over, en in 1958 kreeg Sadako een standbeeldje in het Vredespark van Hiroshima, met een kraanvogel in haar hand. Bij het beeld staat te lezen: „Dit is onze schreeuw. Dit is ons gebed. Vrede op aarde.”

 

He thanked God for de bomb

others did too.

God responded with tears;

and a telling quotation

from General Eisenhower:

‘It wasn’t necessary to hit them with

that awful thing’;

and from Einstein.

‘If I only had known,

I would have become a watchmaker.

 

God’s Tears

(Reflections on the Atomic Bombs on Hiroshima and Nagasaki)

by David Krieger. Tokyo: Coal Sack Publishing Company.

 

AUGUST MORNINGS

 
Hiroshima
Clear summer morning
The steel-hearted bomb
Just a speck in the sky
Nagasaki
The bomb shatters
The humid summer silence –
Severs the heads of stone saints
 
David Krieger, Hiroshima / Nagasaki Poems
Kyoto Journal, Issue 77
En ik vroeg me af, hoe heeft Japan dit armageddon overleefd…

Ik bestelde Kyoto Journal, waar dit artikel in stond: Proliferation, Tradition and ‘The Myth of Tomorrow’ – ‘Myth of Tomorrow’ blijkt een gigantische muurschildering in het Shibuya-metrostation in Tokyo te zijn, gemaakt door Okamoto Taro (1911 -1996):

“Schitterende kleuren, rode vlammen en vreemd bekende vormen, exploderend over een uitgestrekt veld van duistere blauwe en paarse tinten. Nabij het midden van de compositie is een skeletachtige figuur in vlammen gehuld – die het niet uitschreeuwt of om genade smeekt, die ook niet om medelijden vraagt, maar gewoon brandt…

De gigantische muurschildering is niet dreigend, ze zal een toeschouwer slechts even naar binnen trekken, als hij het toelaat, en dan weer loslaten – misschien veranderd, misschien onaangetast.

‘Myth of Tomorrow’ vertegenwoordigt het hoogtepunt van Taro’s bezorgdheid over de verschrikkingen van oorlog en de angst voor atoomwapens. Maar het klaagt niet zozeer over de gevolgen van oorlog of overweegt de onmenselijkheid van de mens jegens de mens, maar zegt: Dit is wat er is gebeurd. Laten we het erkennen, onthouden en verder gaan.

De muurschildering gaat niet alleen over Hiroshima en Nagasaki; heeft veel te zeggen over de naakte wapenwedloop.

Okamoto Taro maakte zijn kunst niet om te choqueren of te prikkelen. Hij wilde dat de mensen in zijn thuisland verandering zouden omarmen en met heldere ogen en de verwondering van een kind naar de toekomst zouden kijken.”

 

‘Myth of Tomorrow’, Okamoto Taro. Shibuya Station, Tokyo, 5,5 x 30 m
[klik om te vergroten]
‘Myth of Tomorrow’, detail.
[klik om te vergroten]

 

“The clouds that parted following the end of the Cold War are gathering once more. We have been extraordinarily lucky so far. But luck is not a strategy. Nor is it a shield from geopolitical tensions boiling over into nuclear conflict. Today, humanity is just one misunderstanding, one miscalculation away from nuclear annihilation.”

António Guterres, Secretary-General of the United Nations 

Nuclear Non-Proliferation Treaty 10th Review Conference, Augus 1, 2022

 

 

Automania #2 Werkers van het eerste uur. Een familiesaga

Olaf Mooij, ‘Punk trabbie’, 2008
‘Autopia’, Museum De Domijnen, Sittard
 ‘Voor sommigen is het een utopie, voor anderen een nachtmerrie: een wereld vol auto’s.’

Overal op aarde, op alle continenten, in alle landen, schieten auto’s in lange stromen voorbij…
De nieuwe energiebanen van deze planeet – ons Autopia van eeuwig ruisende snelwegen…

Wie ontkomt er aan zo’n magie…

Toen ik op m’n 18e mijn rijbewijs haalde – ik kende Klaaske toen net – leek er een wereld van onbegrensde vrijheid en snelheid open te gaan….
Maar mijn vader zette al direct een domper op de feestvreugde: ik mocht alleen in zijn auto rijden onder zijn toezicht … en niet harder dan 80!

Nu ik zestig jaar later mijn rijbewijs – en dus mijn automobiliteit – kwijt ben, komen al die herinneringen weer boven…  


Waar waren we ook weer gebleven … het ging over auto’s… O ja, die tocht door de Krimpenerwaard.
Zeven jaar later, vertrok mijn vader – en wij erbij – weer bij die fabriek in Krimpen a/d IJssel.
In afwachting van onze verhuizing naar Nijmegen, woonde hij een jaar lang in een pension in de buurt van zijn nieuwe werk. Alleen in de weekenden was hij thuis.
Dat ‘thuis’ was voor ons drieën – mijn moeder, Meino en mij – een rijtjeshuis in het centrum van Krimpen. Alles stond dat jaar op losse schroeven, ook in ons huishouden, dat het vaderlijk toezicht miste –  ik had in de loop van de jaren aan den lijve ondervonden, dat zijn harde hand daar de ordenende factor was. Weliswaar tot op zekere hoogte gestuurd door mijn moeder: hij trad op als zij het niet meer aankon. Maar in die tijd had hij überhaupt geen aandacht voor de familiebesognes…

Moeder zat met deze onbekende situatie duidelijk in haar maag, met haar man ver weg en een opgroeiende zoon die ze eigenlijk niet aan kon. 
En dan waren er in de weekenden nog de dominees. Precies op de dagen dat mijn vader ook thuis was… Er was daar in Krimpen namelijk geen vaste predikant, er was dus een vacature. En de predikheren die van elders uitgenodigd werden, kwamen (om een of andere reden) bij ons dineren en logeren – ‘alsof het de Soete Suikerbol was’, zou mijn moeder zeggen.[1]

Voor mij kwam daar nog bij, dat in dat jaar een hond een hap uit mijn arm nam – achteraf heel begrijpelijk: die hond lag, bij bekenden van ons, in de tuin op wacht bij een wiegje – waar ik, sufferd, zo nodig mijn snufferd in moest steken. Ik hem had horen grommen… En ja, toen waren de poppen aan het dansen…

Met die hond is het slecht afgelopen. Er bestond kennelijk een regel, dat een hond die een mens aanvalt – een ‘valse hond’, zoals het dan heet – afgemaakt moest worden… Terwijl ik, na de eerste schrik, bij de dokter gehecht werd en een prik kreeg, moest het arme dier het later met z’n leven bekopen…
De familie van die hond was er kapot van, met name de kinderen – ik heb er nooit meer een poot aan de grond durven zetten…

Het interieur van ons huis aan de Driehuizerweg in Nijmegen.
[klik voor vergroting]

Na dat onfortuinlijke jaar verhuisden we dan eindelijk naar Nijmegen. Daar stond een comfortabele woning op ons te wachten aan de Driehuizerweg.
Dat waren voor mij de lange, lange jaren van mijn middelbare school… Totdat, na dat lange wachten, Klaaske daar als zonnetje aan het firmament verscheen…
Mijn moeder voelde zich in het Roomse zuiden niet thuis als rechtgeaard Calvinist – ze zag spoken in al die katholieke buren om ons heen… Maar ze sloot vriendschap met mevrouw Wilbers – het oude dametje naast ons – en haar kinderen. En ik, als twaalfjarige, weer met kleindochter Marie-Louise… 

Onder de groene hemel in de blauwe zon

Speelt het blikken harmonieorkest in een grote regenton

Daar trekt over de heuvels en door het grote bos

De lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch

En we praten en we zingen en we lachen allemaal

Want daar achter de hoge bergen ligt het land

Van Maas en Waal

In de begintijd reed mijn vader dagelijks met zijn Solex op en neer naar de fabriek, die langs het Maas-Waalkanaal lag – een afstand van  zo’n 10km. ’s Winters had hij een nauwsluitende leren kap om zijn hoofd, zodat het wel een voetbal leek. Ik proefde aan hem de moeite, de spanning, het afzien…

De eigenaar van de firma moest vroeg of laat – gezien de man, eerder laat dan vroeg – ontdekken dat een mededirecteur, die voor het werk door weer en wind op een Solex reed, geen reclame was voor de zaak. Dus kwam er een auto, een Opel Kadet. Meer kon er niet af.
Ik weet nog, ’s zondags naar de kerk  – het bekende ritueel  – stapten we er een keer in, hoewel die kerk op loopafstand lag. Ik vond het spannend, vooral de geur: een mengsel van leer, olie en metalen delen.

Toen ik In juni 2019 terugkwam van vakantie aan de Vierlingsbeek, stond ik onderweg in een file naast deze vrachtwagen met betonbuizen. ‘De Hamer’, hart voor beton, stond erop – de fabriek waar mijn vader jaren gewerkt had.
[klik voor vergroting]

Inmiddels had mijn vader aandelen in de zaak gekregen, alles leek daar dus goed te gaan  – maar toen kwam er een spaak in het wiel…
Door zijn voortvarende optreden als technisch-commercieel directeur, waren die paar aandelen van hem inmiddels zoveel in waarde gestegen, dat de eigenaar  – in naam ‘administratief directeur’  – probeerde terug te krabbelen. Maar dat pikte mijn vader niet…
Er kwam een arbitragezaak van  – volgens het boekje is dat dit:

‘Arbitrage is een alternatief voor een procedure bij de rechtspraak. Hierbij doen deskundigen uit een bepaalde branche (bijvoorbeeld bouwkundigen) een uitspraak over het conflict. Zij vormen de arbitragecommissie. De partijen die een conflict hebben, kunnen zelf deskundigen benoemen.’

En zo geschiedde.
Mijn vader wist de prominente AR-politicus en veelvuldig minister van financiën Prof. De Gaay Fortman voor zijn zaak te winnen – ‘Papa Gaay’, grapte Wim Kan, toen diens zoon Bas ook de politiek in ging. De Gaay moet voor vader  een enorme steun geweest zijn in dit hachelijke uur. Voorzitter van de commissie-van-drie werd Prof. W.C.L.van der Grinten  – ook niet de minste: rechtsgeleerde, KVP-politicus en staatssecretaris van E.Z..

Dat is wat je noemt een zware commissie… Én één ‘langs confessionele lijnen’ – het poldermodel ten voeten uit. 

Mijn vader won het.
Al met al een enorme prestatie voor deze afstammeling van kleyne luyden, zoon uit een kappersfamilie, die puur op persoonlijke titel – hij was een innemend man en harde werker, opgeleid als architect – deze overwinning mocht vieren. Wel heeft hij daarna nog jaren aan moeten kijken tegen de sacherijnige carnavalstronie van zijn mededirecteur – die lid was van de Nijmeegse ‘Raad van Elf’.
‘Winnen’ is hier dus een betrekkelijk begrip…

Maar die Opel Kadet werd opgevolgd door een Peugeot 404, dus de kou was uit de lucht:

Met de Peugeot 404 op vakantie in Frankrijk

Met deze auto gingen we met z’n vijven (er was ook een vriend van school bij) in Bretagne kamperen – met z’n drieën op die harde achterbank, dat was niet  bepaald comfortabel…
De opvolger daarvan – een Peugeot 504 – was pas een echt chique auto…
Toen mijn vader in 1977 overleed, vijf jaar na z’n pensionering, heeft die auto nog geruime tijd als ‘familie-auto’ dienst gedaan. Meino en ik vervoerden afwisselend mijn moeder – om daarna er zelf mee vandoor te gaan…


Bij zijn afscheid van de fabriek in 1972, kreeg mijn vader deze door de productiemedewerkers zelf vervaardigde zonnewijzer ten geschenke. Hier siert hij nog de tuin in Mook op, later deed mijn moeder hem cadeau aan verpleeghuis ‘De Veste’ in Naarden, nadat zij daar enige tijd verpleegd was.

____________________ 
[1] Naar het boek van de in die tijd populaire kinderboekenschrijver W.G. van der Hulst sr.


Dolend door de Elysese velden, van Mokum tot Mook

Tochter aus Elysium
Wir betreten feuertrunken,
Himmlische, dein Heiligtum!

(openingsregels van het Europese volkslied, gecomponeerd door Beethoven in zijn 9e symfonie (1824) op een gedicht van Friedrich Schiller)

Zo kan het ook… Nieuwe Kerk Delft, met de nieuwe koninklijke grafkelder
NRC 12 december 2022. Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP. [klik voor vergroting]
Na deze pan-Europese ouverture, een persoonlijk bericht over mijn zoektocht naar het graf van mijn vader. Zoveel is zeker, op onderstaand veld met witte kruisjes hadden we hem in 1977 achtergelaten:
Algemene begraafplaats Malden [klik voor vergroting]
Zo’n eenvoudig, uniform wit kruisje was zijn wens – we zijn er sindsdien nooit meer terug geweest.
Na zijn overlijden ging alle aandacht naar moeder, in haar queeste in deze wereld een plekje voor zichzelf te creëren.

J.Zeillemaker, ‘Het houten hondje’, 20-7-’37. Aquarel.
(op de voorgrond de lievelingshondjes van mijn moeder).
[klik voor vergroting]
Moeder moest hun geliefde huis op de Mookerheide achter zich laten – dat veel te afgelegen was, zeker als je geen auto reed – en vertrok naar Bussum. Daar voelde ze zich veiliger, in de buurt van haar kinderen in Amsterdam (en Klaaske’s grootmoeder in Naarden, het middelpunt van die familie).
Na een ambitieus avontuur met de verbouwing van haar nieuwe huis daar, belandde ze uiteindelijk in ‘De Gooise Warande’, een verzorgingshuis aan de Mezenlaan, waar ze een goed verzorgde oude dag had – waarbij de bezoekjes van haar schaarse familie de rode draad waren in haar vrij geïsoleerde bestaan.
Ze overleefde mijn vader zestien jaar…
Toen ze in 1993 overleed, kreeg ze – anders dan hij – een monumentaal graf, ontworpen en uitgevoerd door bevriend keramisch beeldhouwer Hanna Mobach.

Hanna Mobach, Grafmonument G.C.Zeillemaker-Müller, 1993
(mijn vaders data: 23 maart 1907 – 2 januari 1977 zijn digitaal toegevoegd). 
[klik voor vergroting]
De jaren daarna bezocht ik het graf bij tijd en wijle en kreeg het een plaatsje in ons leven.
Met de jaren nam ook de onzekerheid toe hoe het met het vergeten graf van mijn vader was gesteld. 

Onlangs nam ik contact op met de Algemene begraafplaats Malden, waar ze me vreemd genoeg niet verder konden helpen… Ze verwezen me naar de plaatselijke kerk, die een deel van de begraafplaats beheert.
Via de website van PKN in Heumen, kwam ik in contact met hun voorzitter – van wie ik toen een heel verrassend antwoord kreeg:

Dag mijnheer Zeillemaker,
Wat bijzonder dat u naspeuringen doet naar het graf van uw vader. Ik herinner mij hem nog vrij goed, mijn man en ik woonden toen (en ik nu nog steeds, mijn man is 3 jaar geleden overleden) op de Papenbergseweg , dat is vlak bij de Mendozaweg. Het huis van uw ouders is een paar jaar geleden weer verkocht en als ik er langs loop herinner ik mij uw vader opnieuw. Ik heb hem een paar maal bezocht in die tijd. 
Ik vraag me af of hij niet begraven kan zijn op het protestantse gedeelte van de Rk-begraafplaats in Heumen? Ik zal in ieder geval uw vraag doorsturen naar onze koster die tevens de beheerder van de begraafplaats is. Ik vermoed dat hij u verder kan helpen.
U hoort in ieder geval van ons. 

Maar helaas … een schoon voornemen dat, na nog een tweede poging van mijn kant, in rook opging…
Ik heb toen zelf maar de genoemde koster proberen te bereiken, maar kreeg de pin op mijn neus:

In onze administratie komt de naam van uw vader niet voor. Aangezien u vermeldt dat uw vader begraven is op een begraafplaats met allemaal witte kruisjes, is dat ook niet mogelijk. Ik ken wel een begraafplaats met witte kruisjes, namelijk de gemeentelijke begraafplaats in Malden. 

Dus de cirkel was rond, geen vader meer op Limburgse grond, er kwam een abrupt einde aan de idylle…

Het ‘huisje op de Mookerhei’ werd in 1961 gebouwd als vakantieverblijf, op ½ hectare grond (die toen nog vrijwel kaal was) aan de Mendozaweg in Mook. Toen mijn ouders er definitief gingen wonen, kwam er een aanbouw aan (rechts-achter).
Toen mijn vader in 1977 overleed, ging mijn moeder daar weg. Sindsdien is het tweemaal van eigenaar verwisseld.

NB. Het is jammer dat struiken inmiddels het gezicht op het karakteristieke balkon ontnemen, waarvandaan je ooit de Maasvlakte zag en de torens van Cuijk [klik voor vergroting]

Ik liep daar altijd nog langs met de air van de bezitter, keek uit over de Mookerheide en zag de torens van Cuyk – maar mijn ‘stukske Nederland dat ’t schoanste is’, is daar nu gevoelsmatig niet meer:

Limburg, mien land…

In Mook toverde us vader ’t hus op de heide
om tot een architectonisch verantwoorde villa –
niet ver daarvandaan is hij in Heumen begraven.

In Oirschot wiegden onze Limburgse Jagers
Klaaske’s portret heen en weer aan de wand,
zingend ‘Loeende klokken van Limburg mien landj’.

De vier Odiliënbergers terug in de trein van Athene,
sleepten in Amsterdam kratjes pils naar ons bootje 

Job Creyghton zong er ‘The times they are changing’.

Onze Tao-zen fiscus Aloys Baets is een Weerter,
hij rijdt met zijn bike van de Noordkaap tot Rome,
zingt ‘Show me the way to the next Wieckse Bar’.


Automania #1 – Ontwaakt in de Krimpenerwaard

Jaarsveld a/d Lek
foto Ingrid Bakker
 
In september 1946 reed een verhuiswagen van Utrecht naar Krimpen a/d IJssel, mijn moeder, Meino en ik zaten voor in de cabine. Het monster op wielen zocht zich een weg tussen de grote rivieren van IJssel en Lek, grotendeels rijdend van dorp tot dorp langs lokale wegen. De N210, die dwars door de polder loopt en op betonnen palen staat, moest toen nog aangelegd worden. Alleen de provinciale weg N228 bestond toen al – een weg met een grillig verloop en een bewogen geschiedenis…
De eerste 3,5 km van de N228, van De Meern tot aan de Hollandse IJssel, gaat over de Meerndijk. Daarna loopt hij aan de zuidzijde van de Hollandse IJssel verder, tot aan de Stolwijkersluis, enkele honderden meters voor Gouda.
Deze N228 werd aangelegd tussen 1928 en 1934 in het kader van het Provinciaal Wegenplan 1927. Dit werd uitgevoerd door de Provinciale Waterstaat in Utrecht, dat destijds onder leiding stond van Anton Mussert. Langs de weg zijn nog steeds grenspaaltjes te vinden die naar hem vernoemd zijn, de zogenaamde Mussertpalen[bron: Wikipedia].
De tocht door Krimpenerwaard langs wegen van rond 1946 – de rode lijn kan de route geweest zijn.
[klik om te vergroten]

Ik had mijn eerste 3½ jaar aan de Goethelaan in Oog en Al gewoond, met opa en oma, ooms en tantes om de hoek – een vredig bestaan, lijkt het, maar het was toen wel oorlog…
Die tocht daarna, met de verhuiswagen de stad uit, moet ook mijn eerste autorit ooit geweest zijn. Ik was helemaal gebiologeerd. Ik zat daar voorin op mijn hoge troon als een koning van de weg, het grommend monster onder me … maar dat is alles reconstructie.
Maar het moment dat de verhuiswagen aan het eind van de rit, in Krimpen vanaf de IJsseldijk de fabriek op draaide, staat in mijn geheugen gegrift… Alsof ik ontwaakte in een nieuwe wereld – een wereld waarin mijn bewuste aanwezigheid voortaan mijn ‘standaardmodus’ zou worden.
Van het daarvóór kon ik me nauwelijks meer wat herinneren, alleen het afscheid van mijn grootmoeder in Utrecht die me een koekje presenteert uit de trommel bovenin de kast.
Voor de rest is het weg,
alsof wat daarna kwam het in de vergetelheid heeft gebracht.

De wereld waarin ik terecht kwam, was ook van een totaal andere orde als het slaperige bestaan aan de Goethelaan… Hier waren niet de vertrouwde familieleden, maar arbeiders die zwaar werk deden… Staande op de mal van een grote rioolbuis in aanbouw, stampten ze met een pneumatische stamper met lange steel de daarin aangebrachte betonspecie aan, zodat het een hecht geheel werd. En als het beton na een dag of wat gehard was, mocht de mal eraf en werden de buizen opgestapeld. Daarna stond er ’s zomers een sproei-installatie om ze nat te houden – waaronder ik dan ’s avonds weer stond af te koelen in de snikhete zomer van 1947 – zie: Coronadagboek #6 het witte huis.

Vader, Meino, Hein en moeder op het fabrieksterrein, niet lang na aankomst.
Op een werkdag – en dat waren er nog 5½ in de week – wemelde het daar van de ronkende machines en reden aller handen voertuigen af en aan: trucks met aanhangwagen om de buizen af te voeren, vorkheftrucks – ik keek met open mond naar hun wendbaarheid, en de trucjes die ze ermee konden uithalen – er waren kiepwagentjes, ga zo maar door.
Het duurde dan ook niet lang of ik begon dat ‘speelgoed’ zelf te sparen, ik bouwde mijn eigen wagenpark op in de vorm van Dinky Toys. Dat werd al gauw mijn grote manie terwijl ik, kruipend over de vloer van de huiskamer, ze voortbewoog: een vuilniswagen met schuifluikjes, een truck met oplegger, natuurlijk een verhuiswagen, een racewagen, en nog vele anderen. En allemaal in bonte kleuren. Ik was automaniak geworden!
 
Road show van mijn Dinky Toys, rijdend over de balustrada van mijn studio.
 
Vergeleken met de fabriek en het dorp langs de IJsseldijk, had de polder aan de andere kant van de dijk iets heel geheimzinnigs, je kon daar de kracht van de natuur voelen.
Toen ik rond 1953 een jaar in het centrum van Krimpen woonde – mijn vader was bij Waco-beton weg en vooruit gereisd naar zijn nieuwe baan in Nijmegen – stond ik een keer aan de rand van de bebouwing over de polder uit te kijken, over het prikkeldraad heen. Het had een magische uitwerking op me, de ruimte, de leegte een andere wereld, los van het bekende…
 
 
Luchtfoto Krimpenerwaard
© Foto Siebe Swart