‘Peyote song’ uit het Tropenmuseum

Soms dringt het weer even tot me door – als een verre kreet van een dier in de nacht – dat muziek als een rode draad door mijn leven loopt.
Toen ik na jaren weer eens een kijkje in het Tropenmuseum ging nemen, kwam het bij me boven dat wat me daar in al die jaren het meest dierbaar was geweest … een stukje muziek bleek te zijn. Je kon dat daar afspelen door op de afdeling Latijns Amerika op een knop te drukken. Het was een liedje van de Huichol, een Mexicaanse indianenstam, maar hoe klonk het ook weer…
Toen ik onlangs onderstaand fragment van Kayan Kalhor op zijn kamanche hoorde, kwam de muziek van dat bewuste fragment weer bij me boven …

… en ik herinnerde me dat er een viool had geklonken – wel apart voor die Huichol …
Na veel research op het internet, op zoek naar een fragment dat gelijkenis vertoonde met dat wat ik me herinnerde uit het Tropenmuseum, vond ik dit:

De Huichol staan bekend om hun ritueel gebruik van peyote, een cactus die mescaline bevat. Het hallucinogene effect daarvan kan uren duren: kleuren worden intenser, je ziet steeds wisselende, kleurige patronen en allerlei geometrische figuren. Zoals je die ook terugvindt in de psychedelische kunst van de Huichol – zie hieronder:

[klik om te vergroten]

Mijn fascinatie van toen voor de ‘peyote song‘,  kon niet los gezien worden van de buitengewone interesse die de boeken van Carlos Casteneda in me opriepen, over de lessen van de Yaqui tovenaar Don Juan. Als ik zelf toch ooit zo’n leraar zou vinden die me het ’tijdloze’ kon onderwijzen.
En toen vond ik Maarten Houtman…
EĂ©n uitspraak van Don Juan bleef mij altijd bij: dat gedachten van buiten je komen. Natuurlijk vroeg ik Maarten daar een keer naar, en die zei: hij heeft helemaal gelijk
 Terwijl wij gedachten juist in ons voelen, als ons meest persoonlijke bezit…
Ik denk dat het geheim ervan is dat wij zĂł in onze gedachten leven, in die wereld die ons is aangepraat, dat we ons ‘van binnenuit leven’ absoluut niet kunnen voorstellen. Want dan is er niks…

Tot slot de Shakemuziek van de week: Soefi-muziek uit Marokko, van het album The road to Jajouka. Echt een statement voor deze tijd – lees ook onderstaand tekst van hun website:

“Bachir Attar and the Master Musicians of Jajouka hail from an ancient village perched in the foothills of the Rif Mountains in Northern Morocco. For generations the Attar family have maintained one of the world’s most unique and enduring musical traditions.
This album is a musical tribute to the Master Musicians of Jajouka, featuring new performances and remixes created by western ‘master’ musicians, wishing to celebrate and support Jajouka’s rich musical and cultural traditions.”

De dader is voortvluchtig

Vannacht stal ik de maan, ik zag haar nog lang aan de hemel staan
[klik om te vergroten]

Ik heb best veel geheimen
die ik maar liever voor me hou.
Zoals dat ik droomde over Poetin
dat ik met hem praten zou
hij bleef treuzelen, en ik wachtte
maar ik wist wel dat hij komen zou
of wist hij, dat ik wist, dat hij 

hoe zat het nou?
Ja, we zaten even samen aan tafel
een beetje schimmig was het wel.
En op de begrafenis van mijn vader –
ook iets wat ik liever niet vertel –
was er zijn gewaardeerde collega
die mij de wind van voren gaf:
ik had me als zoon slecht gedragen
mij wachtte vast de ergste straf.
Al die dingen wist Maarten van je
hij keek je rechtstreeks in de ziel –
en nam zo alle schuldgevoelens af.
Ik wist van hem alleen zijn password.
Want Ă©Ă©n ding zal ik nooit verklappen:
het password van m’n Time Machine –
of eigenlijk het password van Maarten,
ik nam hem over, dat weet je misschien.

Maanstand

[klik om te vergroten]
HĂ© maan
waarom kon je niet wat hoger staan,
je verdwijnt precies achter de dakgoot van die flat
die ik toch al zoveel uren heb moeten verduren.
Uit frustratie net een cracker belegd
met de laatste jam – en straks dan?
zeker droog brood eten.
Nee moeder,
zo zijn we niet getrouwd…
Maar wacht eens, daar bedenk ik wat,
ik kan gewoon een end met je meelopen…
weliswaar niet verder dan de muur van de buren,
maar dat geeft voldoende tijd om…
HĂ© broeder,
zie ik je nog eens terug, volgende jaar
of misschien in een volgend leven?
Ik weet natuurlijk niet hoe je dan zal staan,
‘k heb geen verstand van maanstanden –
laat staan van maanstonden.
HĂ© hoeder,
fijn dat ik met je mee kon dansen,
het leven is maar kort, het balkon maar smal,
maar in de extra tijd die je me gaf
heb ik de lente gevierd, middenin de heetste nacht.
Ach, ik ben maar een beginneling.

‘Van de bergen zal mijn hulp komen’

[klik om te vergroten]

Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.
Psalm 121 : 1

Hoewel de bijbelse contreien lijken te grossieren in heilige bergen – de Tempelberg, de berg Sinaï, de Ararat – wringen de exegeten zich bij psalm 121 in bochten om uit te leggen dat het God zelf is die daar helpt, en niet de berg.
Bij Maarten Houtman is er wél een verhaal van een berg die te hulp kwam. Toen hij als verpleger in de dodenbarak van het jappenkamp met dysenterie besmet raakte, was het de blauwe berg, die hij over de omheiningen heen in de verte kon zien liggen, die hem redde:

“Hij herinnerde zich van het halve uur in de zon, elke middag, om zich te desinfecteren, dat de blauwe berg hem soms wenkte als hij leeg en verloren naar zijn goedige top keek, waar kleine wolken in een krans heel langzaam omheen bewogen. Dat er heiningen en wachttorens tussen waren, deed er niet toe.
Soms breidde de berg zich helemaal uit tot de man zodat hij kon worden opgenomen in de liefelijkheid van het ongeborene, als hij daar tenminste naar verlangde, want de berg verplichtte hem nooit. Hij was er alleen maar in zijn ongedeelde volheid.
Zelfs in deze regennacht zou de berg er zijn en van hem weten, dacht de man, en gaf zichzelf met zijn kramp aan hem over.”
Maarten  Houtman, De ongelovige.

Ook al ben ik zelf opgegroeid aan de rand van de Krimpenerwaard, diverse malen in mijn leven hebben bergen mij totaal overrompeld door hun onaardse schoonheid. Maar ik moest dan wel door anderen op die stralende aanwezigheid geattendeerd worden – die daarmee tevens even een tipje van de sluier van het hemelse paradijs voor mij oplichtten.

De eerste keer dat me dat gebeurde was ik een jaar of 15, het was tijdens een vakantie met de familie van een schoolvriend in Beatenberg, Zwitserland. Op een stralende ochtend werd ik naar hun kamer geroepen om het uitzicht op het balkon te bewonderen … het was of de hemel voor mij openging: aan de andere kant van de Thunersee, die langs de glooiingen diep beneden lag, zag ik een hemel vol majestueuze witte bergen die zich weerspiegelden in het meer. Noch hun aanblik, noch hun namen zal ik ooit vergeten: Eiger, Mönch, Jungfrau…

De tweede keer overkwam me iets vergelijkbaars in Oostenrijk, toen ik daar samen met Klaaske in Haus Sanitas verbleef, een theosofisch centrum in Rohrbach, in de buurt van Linz. Terwijl we hand en spandiensten verleenden in de moestuin, werd ons gevraagd eens omhoog te kijken. Uit het niets verrees daar voor onze ogen haast tastbaar een muur van – letterlijk – hemelhoge, met sneeuw bedekte bergen. Een totaal andere werkelijkheid diende zich aan in de gedaante van de Oostenrijkse Alpen.

De derde keer waren we op vakantie in Cesseras, Herault, in Zuid-Frankrijk, toen we op een ochtend door onze gastheer en gastvrouw naar de tuin werden geroepen om een blik op de einder te werpen – waar we het wonder aanschouwden dat zich bij helder weer soms voltrok: in de verte tekende zich boven de zuidelijke horizon een keten van besneeuwde toppen af, die zich als een fata morgana boven het mediterrane landschap verhief: de PyreneeĂ«n, op zo’n 150 kilometer afstand.

Al deze gebergten hadden, dichterbij of veraf, Ă©Ă©n ding gemeen: hun ongenaakbaarheid, als waren ze niet van deze wereld. Laat staan dat ik me aan hen zou willen meten… Had men mij in Zwitserland niet de bergbeklimmer gewezen, die levenloos aan de Noordwand van de Eiger hing – volgens de annalen heeft hij er twee jaar lang gehangen… Wie de goden verzoekt…
Zei Gagarin dat niet, dat hij God daarboven nergens had gezien?

[klik om te vergroten]

Hoe anders verging het me in China’s diepe Zuiden…
Ze zeggen dat sommige van je herinneringen voorbijkomen op het moment dat je sterft. Je weet het natuurlijk nooit zeker, maar mijn herinneringen aan mijn boottochten over de Li – een brede, traag stromende rivier in de Chinese provincie Yunnan – terwijl ik de Karstbergen als een onwerelds decor langs me heen zag trekken, hebben dat onvergankelijk karakter. Na elke bocht waren er weer nieuwe vormen, nieuwe onwaarschijnlijke vergezichten. Ook die warme avond met een maaltijd op het strand en wolken muggen, reken ik daarbij…

Blik over de Li vanuit een sampan die ik zelf huurde – ik kon er niet genoeg van krijgen…
[klik om te vergroten]

De beelden van de betoverende bergsculpturen met hun magische begroeiing, waren naar me vooruitgesneld in de pentekeningen en kalligrafieĂ«n uit lang vervlogen tijden – dit was het landschap waar ik al mijn halve leven van gedroomd had en waar ik haast intuĂŻtief m’n weg naar gevonden had: via Moskou dwars door SiberiĂ« en MongoliĂ« naar Peking. Toen vandaar met een grote boog naar het diepe Zuiden. De spectaculaire stops onderweg – de Verboden Stad, het Terracottaleger, het Wenshu klooster – waren allang weer vergeten toen ik eenmaal in dat net van magie gevangen was.

‘Ode to Istanbul’ op het Amstelveld

Amstelkerk, maandagavond 25 juni om 20.00u
[klik om te vergroten]

De Amstelkerk – een houten noodkerk, annex ‘preekschuur’, uit de 17e eeuw, waarvan het verhaal gaat dat Napoleon er zijn paard stalde – was tot 1985 het domein van de Studentenekklesia en zijn pastor Huub Oosterhuis. In de glazen panelen op de verdieping staan gedichten gegraveerd, of die van hem zijn weet ik niet.
Ik fietste er afgelopen maandag – daags na de Turkse verkiezingen – heen voor ‘Ode to Istanbul’, een concert in het kader van het ‘Oriental Landscape Festival‘, een van oorsprong Syrisch initiatief dat met organisatoren en al naar Nederland ‘verhuisde’. Het festival geeft ook een duidelijk politieke boodschap af: bij het optreden van het New European Ensemble na de pauze zou een videokunstwerk op wanden en plafond van de kerk geprojecteerd worden, ‘Oriental Time’ geheten, over de door IS verwoeste Syrische stad Palmyra. Maar ik hield het na de pauze voor gezien.

   
Met de klok mee: George, Oene, Sanem, Oguz, Udo en James

Daarvoor was er die ‘Ode to Istanbul’, een compositie van Oene van Geel, rond gedichten over Istanbul.
De uitvoerenden waren:
Oene van Geel – viool
Sanem Kalfa – zang
Oguz Buyukberber – klarinet
George Dumitriu – viool
James Oesi – bas
Udo Demandt – slagwerk

Het waren stuk voor stuk fantastische musici: Oene van Geel zelf, die zigeunerklanken onttrok aan zijn 5-snarige viool. Oguz Buyukberber spuwde vuur uit zijn klarinet (mijn oude liefde, soms mis ik het…).
Contrabas fenomeen James Oesi, Zuid-Afrikaan van oorsprong maar hier geheel ingeburgerd, speelde een prachtige solo. Je vindt veel video’s van hem, o.a. van VPRO’s Vrije Geluiden.
Maar eigenlijk was ik speciaal gekomen voor zangeres Sanem Kalfa, die ik ook op video’s had gezien, samen met haar vaste begeleider George Dumitriu. Beiden zijn afkomstig uit Istanbul en gaven het programma daarmee haar authenticiteit.
Sanem Kalfa begon haar muzikale carriĂšre als celliste. Na twaalf jaar koos ze voor een leven als jazz zangeres en verhuisde in 2007 naar Nederland. In juli 2010 ontving ze op het 44e jaarlijkse Jazz Festival in Montreux de 1e prijs uit handen van juryvoorzitter Quincy Jones.
Ook zij had in de Amstelkerk een solo optreden, begeleidt door George Dumitriu. Hieronder twee bijzondere video’s van het duo:

De kora van Mamadou Diabaté

Afgelopen woensdag, op weg naar onze ‘huiskamerzen’ in de stad – we moesten alleen nog ergens in de buurt iemand ophalen – reed ik ons woonerf af over de verkeersdrempel met kruisend voetpad Ă©n fietspad, om de weg op te rijden. Ik doe dat al twintig jaar, en dan weet je: eerst links en rechts op het voetpad kijken, dan links en rechts op het fietspad, en dan nog links en rechts op de weg. Het houdt je nek soepel…
Maar die zomeravond, rond half zeven – het was nog volop licht – ging er iets mis. In mijn ongeduld, waarvan in mijn hele gedrag een spoortje aanwezig is, een minuscule trekking van het oog of van een spier – al dat opgezouten ongeduld, haast, ondanks mezelf die het zogenaamd beter weet – ontlaadde zich in dat ene moment dat ik het naliet, na een ‘scan’ van de weg, nog Ă©Ă©n keer een blik op het fietspad te werpen wat daarvóór ligt. In Ă©Ă©n flits kwam dat hele verleden samen in dat ene moment: ik hoorde een klap, zag een fietser door de lucht tollen en onder z’n fiets op de straat klappen.
EĂ©n ondeelbaar moment was er niets. Toen sprong ik m’n auto uit, ik hoorde hem kermen en gelijk daarop iets tegen me roepen, totaal over z’n toeren. Ik keek in die onontwarbare knoop van lichaamsdelen en fiets, en zag zo op het eerste gezicht geen breuk. Ik dacht: het alarmnummer bellen! Maar wat was het ook weer?

Daarna voltrekt zich alles verder in slow motion: buren die de wielrenner onder z’n fiets vandaan haalden, Klaaske die het alarmnummer van me overnam omdat ik ze niet verstond, terwijl ik me met het slachtoffer bezighield. Hij stond al weer op z’n benen, zij het nog wat wankel. De politie kwam er al aan, even later verscheen de ambulance. Vriendelijk en kundig verleenden ze hun diensten. Ook mij werd gevraagd of ik niet erg geschrokken was… Even later vertrok de ambulance, met de wielrenner op het bankje – hij leek ongedeerd – en de fiets op het brancard, op weg naar zijn huis.

Toen ik vannacht – nu twee dagen later – op mijn balkon te shaken stond, zag ik de wind door de bladeren ruisen en hoorde Mamadou DiabatĂ© op zijn kora als was het de eerste keer: het ruisen van de snaren in een harmonisch geheel – een man, afkomstig van een continent ‘waar ze niet kunnen voetballen’ en waar ze met tienduizenden van wegvluchten, op weg naar ons paradijs… Maar wat een rust gaat er uit van zijn muziek … een rust die zich door mijn lichaam verspreidde. Hij vertelt de verhalen die in zijn wereld nog doorgegeven worden, met warmte en ongelooflijke vitaliteit. Over een leven dat zich al spelend ontvouwt op het ritme van de levensenergie. Waar geen klok is die mechanisch de tijd wegtikt of sirenes die je oproepen tot de strijd.
Dans mee met de muziek, mijn lichaam – en mijn geest, vrij zwevend over de wateren, verenig je met alles wat leeft!
Zal ik dan eindelijk de versnelling vergeten, die drang die je voortdrijft tot steeds groter vaart en je het leven van een ander doet vergeten … tot het met een klap aanklopt bij de poort van je bewustzijn…

Barzakh


Wij dansen onder de sterren
een punt in de eeuwigheid
een tel in de onmetelijke ruimte
voor altijd.

Cover van Anouar Brahem’s album Barzakh (1991).
[klik om te vergroten]

‘Barzakh’ is binnen de islam de term die gebruikt wordt voor de periode tussen iemands dood, en de wederopstanding op de Dag des oordeels en het verblijf in het ‘akhirah’ (het hiernamaals) daarna. Het wordt gezien als een soort slaaptoestand. Het zijn zaken waar bij ons in het Westen vanuit de traditie niet over gesproken wordt en waar we dus weinig over ‘weten’.

Ik ben niet in de wieg gelegd voor ‘zitten’ – in tegendeel, ik reed met mijn kinderledikantje al schuddend en bonkend met mijn hoofd tegen de panelen over de zolder.
Ik ben Maarten Houtman nog steeds dankbaar dat hij ons op een keer vertelde dat hij geshaket had, en gemerkt had dat het werkte. Dat was tijdens de allerlaatste les die hij gaf, in mei 2007.
Ik heb vanaf september 1981 les van hem gehad en al die tijd bij hem ‘gezeten’, zoals dat heet. Al die tijd heeft hij het ook over het ‘zitten’ gehad … alleen die ene keer over het shaken.
Ter elfder ure werd dat mijn oefening, ik ging shaken.

Om het uit te proberen begaf ik me naar de ‘Osho Humaniversity’, een huis aan het Sarphatipark in Amsterdam. Ik werd opengedaan door Erna Heijligers … die me leek te verwachten, de naam van Maarten deed wonderen.
Zij had Maarten, na het verschijnen van zijn autobiografische roman ‘De andere oever’, geĂŻnterviewd voor het tijdschrift Diep. Daarbij had ze het over haar shaken gehad en Maarten en Hanna beloofd een keer terug te komen om het met hen uit te proberen. Maarten was toen 89…

Ik heb daar aan het Sarphatipark een jaar lang met haar shakegroep meegedaan. Maar het bleef niet bij het shaken alleen, we raakten bevriend. De paar jaar dat ik haar heb mogen meemaken waren zeer intensief. Erna had een etherische, bijna engelachtige gestalte – ze zou ook spoedig naar gene zijde terugkeren…

Erna Heijligers

Erna leek voor mij door de hemel gezonden, niet alleen vanwege het shaken, ze heeft me ingeleid in een aantal praktische zaken die het me mogelijk maakten m’n weg te vervolgen. Zo hielp ze me met een aantal uitgaven van de stichting, ze was een kundig journaliste – zoals Maarten me als graficus ooit invoerde in het layout werk, zo heeft Erna me een aantal kneepjes van het schrijven geleerd. Ze heeft me ook geĂŻntroduceerd bij MacCare, de Apple store bij haar om de hoek, die voor mij eindelijk resulteerde in overstap naar de Mac – waar Maarten bij mij jaren voor gepleit had…
Begin januari 2011 vergezelde ik haar naar het ziekenhuis in Bilthoven waar Maarten verpleegd werd. Het zou de laatste keer zijn dat ik Maarten zag. Erna wilde hem iets vragen over het sterven, ze was toen zelf al ernstig ziek. Ik vroeg Maarten of het goed was en hij zei ‘ja’ – tot op het allerlaatst was het zijn vanzelfsprekende opgave…
Erna heeft Maarten maar een paar maanden overleefd, ze stierf april 2011, 45 jaar oud. Ik denk nog steeds met veel dankbaarheid aan haar terug…

Zo raakte ik geĂŻnvolveerd in het ‘shaken’. Bij menigeen was twijfel of ‘shaken’ wel met ‘zitten’ te combineren was. Dat woeste gedoe…
Ook daar hielp Erna me een handje, door haar achtergrond als sannyasin (ze was op haar tiende met haar moeder naar Poona gereisd) was ze vertrouwd met de ‘dynamische meditatie’ van Baghwan. Later ging ze naar ‘energie-meester’ Ratu Bagus op Bali, voor wie het ‘shaken’ wel degelijk een weg naar binnen was.
Ook shaken kan een vorm van ‘niets doen’ zijn. Maarten Houtman daarover in zijn toespraak ‘Leren kennen’, uit de sessie van juli 1989:

“EĂ©n van de technieken is dat je iets doet wat je fijn vindt, zodat een gedeelte van je bewustzijn daar bezig is. Het mag niet te ingewikkeld zijn, want terwijl je iets doet wat je fijn vindt, is intussen een part van je bewustzijn vrij om kennis te maken met datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen.”
‘De ongekende potentie van het verbondene’, sessie juli 1989, dinsdagmiddag (zie e-Books op maartenhoutman.nl)

‘Datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen’ – er is  nog een hele weg te gaan…

Anouar Brahem op zijn oud, 33 jaar oud [klik om te vergroten]

De Tunesische oud-speler en jazzmusicus Anouar Brahem heeft op dit blog al vaak de revue gepasseerd. Ik wist onlangs de laatste twee opnamen van hem te verwerven die nog niet in m’n bezit waren: Blue Maqams, uit 2017, Brahem’s laatste album, en nu Barzakh, uit 1991, z’n eerste album – Brahem was toen 33 jaar (zie foto) en al een lokale grootheid.
Hij speelt op Barzakh samen met violist Bechir Selmi en percussionist Lassad Hosni, Tunesische musici met wie hij al jaren samenwerkte. Het nummer Parfum De Gitane van dit album was de shake muziek van vorige week.


Een nacht in het klooster – Regina Carmeli, mei 2018

In de nacht van 26 op 27 april, daags voor zijn honderdste geboortedag – die we op 5 mei zouden vieren – verscheen Maarten me in een droom, zijn gestalte was duidelijk zichtbaar. Maar zijn boodschap leek persoonlijk te zijn, hij zei me: “Breng maar een nacht in het klooster door
”

Die boodschap was voor mij glashelder. Dat zat zo:
Ik was van plan een tentoonstelling in museum ‘De Domijnen’ in Sittard te bezoeken, maar vond de reis op Ă©Ă©n dag teveel. Ik kreeg een tip dat ik in het klooster ‘Regina Carmeli’ terecht zou kunnen, niet ver van het museum.
Dat leek me een apart avontuur – we zijn tenslotte met Maarten vaak in kloosters geweest – en een verblijf daar was niet duur. Ik was het nog aan ’t overwegen, toen ik ’s nacht die droom kreeg – voor mij een soort ingreep van de hemel, waar ik zeker gevolg aan wilde geven.
De volgende dag mailde ik met het klooster en uiteindelijk kon ik er 22 mei terecht.

Toen ik die dag ‘s middags in Sittard aankwam, hing er een dreigende lucht. Er was onweer voorspeld. Ik zette m’n auto in een parkeergarage vlakbij het museum. Maar toen ik buitenkwam stonden de sluizen van de hemel wijd open, ondanks m’n paraplu was ik in een mum van tijd doorweekt. De regen was inmiddels overgegaan in hagel. Ik schuilde tegen een gevel, maar zag dat het hopeloos was. Ik vluchtte de garage weer in en besloot het museum over te slaan en direct naar het klooster te rijden.
Buiten kolkte het water door de straten, putdeksels lagen naast open gaten. Bij het klooster gekomen, moest ik tot aan m’n enkels door het water waden om de ingang te bereiken. Toen ik binnenkwam, was het eerste wat ik zag een ondergelopen keuken. Boven gekomen zag ik vanuit mijn raam de eerste hulpdiensten op de binnenplaats van het complex verschijnen, die slangen uitrolden. Alle kelders bleken ondergelopen te zijn.

Mijn uitzichtspunt in de zitkamer – het was er uitgestorven… [klik om te vergroten]

Bij het avondeten vertelde een zuster dat ze urenlang opgesloten had gezeten en geklop en noodkreten had gehoord: “Ik heb een uur tot de Heilige Jozef – de schutspatroon van de orde – gebeden of hij we wilde redden, maar bedacht toen dat ik ook geduld moest hebben
” Ze was nog steeds opgewonden en hield een lederen gebedenboek tegen de borst geklemd. Mijn wijsneuzige opmerking dat je toch maar jezelf moest zien te redden, werd weggewimpeld – misschien had ik zelf wel tot Maarten gebeden


Van uitputting ging ik vroeg naar bed. Toen ik middenin de nacht wakker werd, drong het tot me door dat dit de overnachting was waar Maarten me in m’n droom in zekere zin heengeleid had
 En ik vroeg me af wat de betekenis kon zijn. Ik was midden in een ramp in een klooster beland, misschien wel daardoor was al het oude achter de horizon verdwenen. Ik was daar weliswaar een vreemde eend in de bijt, maar ik mocht op dat moment wel in hun leven delen

Ik had gelezen dat de orde (die wereldwijd verbreid is) gesticht was door een Duitse vrouw, de zalige moeder Theresa die daar in Sittard begraven lag. Haar botten waren herbegraven in de kapel en haar portret hing in vrijwel alle vertrekken. En natuurlijk hingen er de onvermijdelijke crucifixen, waar de boodschap ‘Your Body is A Temple’ niet aan besteed was. Ik keek er nog eens goed naar en kon me voorstellen dat de Kerkhervorming de lijdende Christus van het kruis had gehaald


De ontbijtzaal bleek die ochtend leeg, maar even later kwam de non van de vorige avond binnen, samen met haar zuster uit Aken, die bij haar op bezoek was. Er werd voor het eten niet gebeden en we praatten over de zorgen in Aken over de Belgische kerncentrales.
Na gepakt te hebben besloot ik direct terug naar huis te gaan en het museum over te slaan. Ook van een gepland bezoek in Tiel zag ik af, het was gewoon genoeg geweest. Het werd me inmiddels duidelijk wat hoofd- en bijzaak was


Droste effect onderweg – geen verpleegster met kap, maar messias met pet
[klik om te vergroten]

Ik had een fortuinlijke terugrit, maar ontdekte bij mezelf onderweg wel sporen van een Messiascomplex: bij een stop ik bleek al te toeschietelijk (‘laat u uw blad maar gewoon staan’) en ik maakte me zorgen over een man die z’n vrouw liep te zoeken 
 terwijl ik zelf even later de weg kwijtraakte. De Goede Werken hadden hun werk gedaan

Thuisgekomen ontdekte ik nog iets anders: toen ik Klaaske van m’n avontuur vertelde en een schimpscheut uitdeelde wegens hun verering van de zalige Theresa, moest ik plotseling aan onze viering van Maarten’s 100e verjaardag denken, zo maar uit het niets drong de parallel zich aan me op: dat het niet gaat om het verbreiden van een geloof of het vereren van een heilige, maar louter om het verdiepen van het eigen inzicht. Ik schrok van m’n onnozelheid – was dĂĄt de diepere betekenis van mijn droom?

Ik moest ook even denken aan de ‘dwaze monnik’ en zijn klooster in het Noorden. En aan alle mensen die nog op zoek zijn naar een ‘klooster’, die lange zitsessies en nieuwe meesters volgen. Nee, Ă©Ă©n is voor mij genoeg voor een heel leven – meerdere levens


Angkor Wat in Yunnan

*** Tweede vervolg op Silk Road to Empire of Heaven ***

Minkia houtsnijwerk in het City Park in Lijiang
[klik om te vergroten]

Ik fotografeerde deze houten schijf in 2011 in het stadspark van Lijiang (Yunnan, ZW China), aan de voet van het ‘Moon Embracing Pavilion’ (zie ook het fotopaar in de aflevering van 14 april).

Moon Embracing Pavilion, Lijiang Park
[klik om te vergroten]

Op zoek naar een uitleg bij deze intrigerende figuren, bladerde ik in The Forgotten Kingdom (1957), van de Rus Peter Goullart, die rond WOII tien jaar in Lijiang doorbracht (zie de twee vorige afleveringen), een stad die bewoond wordt door het volk van de Naxi’s. In hoofdstuk IX besteedt Goullart ook aandacht aan andere ‘minorities’ die in die streek wonen, en vertelt dan het volgende verhaal over de Minkia’s:

“De Minkia waren het meest bekend door hun griezelige vaardigheid in metselwerk en timmerwerk, waardoor de stam beroemd werd in de hele provincie Yunnan en tot ver over haar grenzen. Alles wat ze bouwden ging snel en goed, van een eenvoudig dorpshuis tot een paleis of een grote tempel. De precisie en voortreffelijkheid van hun werk zou elke westerse architect sieren.
De Minkia was een geboren artiest, doordrenkt van de traditie van eeuwen, van mond tot mond doorgegeven. Elk huis, elke schrijn langs de weg en elke brug was, hoewel in overeenstemming met een vaste stijl, toch een individueel kunstwerk.
Maar het was in het bewerken van steen en hout dat het artistieke genie van het Minkia-ras het mooist tot uitdrukking kwam. Zelfs het eenvoudigste huis moest prachtig gesneden deuren en ramen hebben, zijn patio versierd met exquise stenen figuren en met vazen,​​ volgens een bijzonder patroon gerangschikt.
De onderwerpen van het houtsnijwerk waren altijd mythologisch. En misschien was hun symboliek al vergeten, maar ze leken een voor de hand liggende betekenis te hebben. Het proces van steen- en houtsnijwerk was bewerkelijk, maar de uitvoering was perfect, geen detail werd onafgemaakt.
De stelling dat de Minkia vanuit Angkor Thorn naar Yunnan zijn gemigreerd, wordt door deze ogenschijnlijk aangeboren neiging tot artistiek werk in steen en hout sterk ondersteund. Hun gelaatstrekken vertonen ook een grote gelijkenis met het beeldhouwwerk van Angkor Wat. Hun taal is Maung Khmer en is, hoewel sterk vermengd met Chinese woorden en uitdrukkingen, toch duidelijke een taal op zich.”

Angkor Wat – gelaatsbeelden van de Bayontempel.
[klik om te vergroten]

Wikipedia geeft de volgende uitleg bij Angkor Wat (‘Hoofdtempel’):
Tempelcomplex in Cambodja en grootste religieuze monument ter wereld, met een oppervlakte van 162,6 hectares. Het werd oorspronkelijk gebouwd als een hindoetempel voor het Khmer-rijk en transformeerde geleidelijk in een boeddhistische tempel tegen het einde van de twaalfde eeuw. Het werd gebouwd door de Khmer koning Suryavarman II

Intussen gaat het shaken gewoon door. Hierbij de muziek van deze week:

‘Forgotten Kingdom’ Lijiang

*** Eerste vervolg op Silk Road to Empire of Heaven ***

Ik vond op YouTube deze video van een concert van het Naxi Orchestra in de Naxi Music Academy in Lijiang met prachtige portretstudies. Het zijn beelden die getuigen van een ontroerende toewijding, bijna letterlijk ‘tot de dood erop volgt’.
We krijgen de volgende informatie over de achtergrond van de muziek:

Dongjing music was introduced to the Nakhi from the central plains during the Ming and Qing dynasties, and today it is the most well-preserved musical form in China. At least four unabridged orchestras exist in and around Lijiang, and these characteristic bands are famous for their ’three-olds’: first, old men (most of the players are over 70 years old); second, old musical instruments (many are antiques dating back more than 100 years, some of which can not be seen in other places); third, old songs (all are antiquated classical music).

đŸ€„ïž

We zagen in de vorige aflevering dat Peter Goullart, schrijver van Forgotten Kingdom, rond WOII tien jaar in Lijiang doorbracht. Je vraagt af: hoe raakte hij daar verzeild?
Peter Goulart was — net als Igor Warsdad, de ‘heilige’ die Maarten Houtman in het jappenkamp tegenkwam — een Russische refugiĂ©, die naar het Verre Oosten was getrokken om aan de Bolsjewistische revolutie te ontkomen. Hij belandde uiteindelijk in China en bouwde daar een nieuw leven op, samen met zijn moeder, die met hem mee gevlucht was. Toen zij in 1924 overleed, was hij ontroostbaar…

“I thought I could not survive her passing. In my grief I went to the famed West Lake near Hangchow and there, quite by chance, I met a Taoist monk. Our friendship was spontaneous, for I was already familiar with the Chinese language, and he took me to his monastery situated on a peak a few miles from town. There my friend ministered to me as if I were his dearest brother, and the Grand Abbot received me with wonderful understanding. With their guidance I found peace, as though by magic, and my heart seemed to heal.”

Het klooster en zijn abt bleven ook in de woelige jaren daarna zijn toevluchtsoord. Na tal van bizarre avonturen lukte het hem uiteindelijk in Lijiang gestationeerd te worden — niemand wilde daarheen, de Naxi regio was voor Chinezen de buitenste duisternis, “een niemandsland verloren in een zee van barbaarse stammen, die zelfs geen Chinees spraken…”

Lijiang Park, in 1945 (foto uit ‘Forgotten Kingdom’), en zoals ik het zag in 2011
[klik om te vergroten]

In Forgotten Kingdom komt de volgende passage voor, waarin Goullart de levenshouding van de plaatselijke bevolking afzet tegen de Westerse levensstijl, met name wat betreft de beleving van tijd:

“Het begrip ‘tijd’ had in Lijiang een totaal ander betekenis dan in het Westen. In Europa, en vooral in Amerika, wordt het grootste deel van de tijd gebruikt voor het verdienen van geld, niet zozeer om te kunnen leven in fatsoenlijke omstandigheden, als wel om meer en meer comfort en luxe te verzamelen. De rest van de tijd, die onbezet blijft, wordt ‘gedood’ op een manier die nu routinematig en rigide is geworden. Vanwege de preoccupatie met werk en het rituele doden van de tijd, is er een relatief nieuw concept ontstaan van de mens die zĂł druk is dat hij helemaal geen tijd hĂ©Ă©ft. Dit idee van de mens die het zo druk heeft dat hij geen minuut te missen heeft, is uitgeroepen tot de standaard waarmee de hele mensheid wordt beoordeeld.

De auteur vertrekt voor een inspectietocht langs verafgelegen coöperaties
[klik om te vergroten]

“In de prachtige vallei van Lijiang, die toen nog onaangetast was door de complexiteit en haast van het moderne leven, had ‘tijd’ een andere waarde. Het was een zachtaardige vriend en een vertrouwde leraar, die daar een magische eigenschap bezat die niet alleen ik, maar ook anderen hadden opgemerkt: in plaats van dat hij te lang was, was hij te kort; de dagen gingen voorbij zoals uren en de weken zoals dagen; een jaar was als een maand, en de tien jaar die ik daar doorbracht, gingen voorbij als was het slechts Ă©Ă©n jaar.

Zicht op Mount Satseto (alias Snow Mountain) vanaf Lijiang heuvel, nabij het huis van de auteur
[klik om te vergroten]

“Het was niet zo dat we zó druk waren dat we geen tijd hadden om alle schoonheid en goedheid te zien die in die gezegende vallei aanwezig was. Er was tijd voor beide. De mensen op straat onderbraken hun marchanderen om een bos rozen te bewonderen of een minuutje naar de heldere diepten van een beek te kijken. Boeren stonden even stil op hun velden om naar het steeds veranderende gezicht van de Snow Mountain te kijken. Een vlucht kranen werd ademloos gevolgd door de menigte op de markt, en het gezang van vogels werd uitvoerig becommentarieerd door bezige Minkia-timmerlieden, die hun zagen en bijlen lieten rusten. Groepen oude mannen met de appelwangetjes en golvende baarden, lachten en maakten grapjes als kinderen terwijl ze de heuvel afdaalden met hengels in de hand voor een vistochtje. Een fabriek sloot voor een dag of twee, omdat de arbeiders opeens wilden picknicken bij een meer of op de Snow Mountain. En toch deden ze hun werk, en ze deden het goed.”

đŸ€„ïž