In de ‘kleine Die’

Verpleeghuis ‘De Die’ ontleent zijn naam aan twee riviertjes, die in die contreien van oudsher stroomden: de Kleine Die en de Grote Die – zo valt op de website van Cordaan te lezen:

“De Die is vernoemd naar twee waters die door Amsterdam Noord stromen: De Grote Die en De Kleine Die. In De Die kunt u wonen, meedoen aan de activiteiten en gebruik maken van onze voorzieningen. Wonen in De Die betekent wonen in een veilige omgeving met hulp waar u dat nodig heeft. Ons team van betrokken, goed opgeleide mensen helpt u om uw leven in te delen zoals u wenst. Rust en privacy staan hierbij voorop.”


Nou, als je het gebouw eenmaal hebt verkend, kun je wel zeggen dat het de ‘Grote Die’ is, dat daar zijn vleugels uitspreidt.
Ook omdat op elke verdieping de afdelingen de naam van een watervogel dragen, of het een zwaan is of een fuut, zoals bij Klaaske.

Nee, dan is het hier op de Elpermeer een saaie, anonyme boel – waar we niet verder komen dan ‘vierde verdieping’, wat met die acht woonlagen nog een hele uitzoekerij is. Maar goed, laten we zeggen dat dat ook een zekere identiteit is

Elke zaterdag moeten we de beneden aanbellende besteller van Albert Heijn vertellen, dat hij met z’n AH-kratje ‘op de vierde verdieping’ moet zijn.

Maar toen kreeg ik een idee: ik zag op de website van ‘Landschapsbeheer Drenthe’ – de provincie waarin de Elpermeer gelegen is – dat de schitterende natuur daar je geheel belangeloos de labels aanreikt:

Volgens deze indeling, zouden de bewoners op de vijfde verdieping de naam ‘Wilde narcis’ meekrijgen:

"Hagar ging op weg met IsmaĂ«l aan haar hand. En alsof ze even eerder blind was geweest, zag ze nu een waterput. ‘Ze vulde de zak met water en gaf de jongen te drinken.’ Zo werden ze gered. IsmaĂ«l ‘woonde in de woestijn en werd boogschutter. Hij woonde in de woestijn Paran en zijn moeder nam een vrouw voor hem uit het land Egypte.’"
Roberto Calasso, Het boek van alle boeken, 2019
“De grote jaarlijkse wajangvoorstelling enkele weken later, duurt de hele nacht, tot zes uur in de ochtend. Imah heeft mij het verhaal meer dan één keer verteld, maar ik ben bang voor de demonen met hun blikkerende slagtanden. Gelukkig zijn Karti en Karto bij de voorstelling. Met hen erbij zal het wel niet zo erg zijn. Het is al middernacht en de demonen worden onrustig. Dat kun je zien aan de wilde bewegingen op het witte doek, met de flakkerende vlam van de olielamp erachter. Ze hebben nu het rijk alleen, want de helden zijn vertrokken.”
Maarten Houtman, De Breuk

De duivel zit in de details

✏ NOTITIE bij de De legende van koning David.

“Koning David was niet zo’n vreselijk lieve jongen geweest. Dus de duivel meende dat hij aanspraak kon maken op koning David als hij stierf.”

Met deze woorden begint Maarten Houtman zijn toespraak De legende van koning David.
Die ‘strijd om de ziel’ van koning David plaatst ons terug in een tijdsgewricht, waarin de wereld nog in dit soort, voor ons: archaïsche beelden beleefd werd. Maar het zijn wel beelden die diep in ons collectieve bewustzijn verankerd zijn



Ik kreeg grote behoefte aan een kleine geheugensteun: wat stond er ook weer over koning David in de Bijbel?
Om dat te weten te komen, zocht ik mijn toevlucht tot Het boek van alle boeken, de hervertelling van de Bijbel van Roberto Calasso, die als geen ander in staat is de mythologische verhalen van de mensheid opnieuw tot leven te brengen – zoals hij dat ook deed met de mythen van het oude India in zijn magistrale boek Ka, dat een lievelingsboek van Maarten Houtman was.
Hoewel het Oude Testament mij als kind van gereformeerde huize wel enigszins vertrouwd is, leest ‘Het boek van alle boeken’ alsof je een onbekende wereld betreedt. En wat voor wereld…
Hier de passage die Calasso wijdt aan de laatste dagen van koning David, waarbij hij het Bijbelboek 1 Koningen volgt:

“In zijn laatste jaren hield David meer van studeren dan van oorlog voeren. Jahweh had gezegd dat hij op een sabbat zou sterven. Elke sabbat was David volledig verdiept in de Thora, omdat hij wist dat de doodsengel iemand die de Thora bestudeert niet kan treffen. Zijn aandacht was geboeid, vloeiend, constant.
Uit de tuin klonk een geluid. David keek op en zijn ogen werden overstelpt door een bonte schittering. De tuin stond in volle bloei.
Wat was dat geluid? Een lokroep? David stond van tafel op, nog steeds in gedachten, bewoog zich langzaam naar het venster. Hij keek recht voor zich terwijl hij de paar treden afdaalde die hem van de tuin scheidden. Hij stapte mis en viel, sloeg met zijn nek op de stenen.
Zijn levenloze lichaam bleef in de zon liggen, omdat het sabbat was en niemand het zou mogen aanraken. Maar al snel cirkelden vier adelaars om hem heen en zorgden met hun vleugels voor schaduw, als onder een zwarte tent.”


In de middag gaat Maarten dieper op dat moment van ‘afgeleid zijn’ van koning David in:
“Ik wil nog een kleine aanvulling te geven op de legende van David. Dat er het moment is dat hij overweegt: ‘zal ik nou gaan slapen’ en dan naar buiten kijkt. Voor ieder mens geldt dat hij een paar momenten op de dag heeft dat hij onbeschermd is, dat hij eigenlijk Ă©n er zelf niet is Ă©n nog niet in de bescherming van het wezenlijke is – als hij slaapt is hij in die grote bescherming.”

Zelf ken ik dat gevoel van onbeschermd zijn, als ik ’s ochtends wakker wordt en me verloren voel in de wereld. Dan is er iets in mij wat probeert ‘in contact te te treden’ – ik ben altijd zielsdankbaar als dat gebeurt en ik me weer veilig voel. Een ander kan je daar soms bij helpen.

Bovenaan:  
Anselm Kiefer, Exodus, ’and with the blast of thy nostrils the waters were gathered together, the floods stood upright as a heap’, 2022.

Emulsion oil acrylic shellac gold leaf-sediment of electrolysis metal rope and paper on canvas, 660 × 760 cm.

Terug naar ‘De Die’

Misschien herinneren jullie je nog dat Maarten Houtman een tijdje in 'De Die' gelegen heeft, nadat hij zijn knie gebroken had – hij was in het park van Molenwijk omvergereden door een paar jongetjes, die er subiet vandoor gingen, elkaar toeroepend: “Wegwezen, we hebben hem gemold
”
Omdat Hanna van schrik haar beide enkels verstuikt had, heb ik hem, op haar verzoek, toen een paar dagen gewassen – totdat de broeders riepen: “Maar meneer, dat hoeft u helemaal niet te doen, dat doen wij!”
Naderhand had hij tegen Hanna gezegd: “Hein was geïnteresseerd in m’n pik.”


De Innerlijke Glimlach van de meester, 2 februari 2019.

Donderdag 11 september 2025 – precies 24 jaar na nine eleven – maakte Klaaske een smak en brak haar bekken.
Onze nieuwe huishoudelijke hulp, Neziya, was net met haar queeste begonnen, maar Klaaske was haar al voor geweest en had van puur enthousiasme het grote openslaande raam op haar kamer aan beide kanten gelapt – vanuit een sluimerende schoonmaakwoede, die nog een erfenis van haar moeder moet zijn.
Toen ze daarna uit haar middagslaapje ontwaakte, wist ze niet wat ze zag 
 alsof de hele wereld plotsklaps doorlaatbaar was geworden 
 van puur enthousiasme stapte ze met een grote zwaai uit bed, intussen reikend naar wasgoed dat erachter lag 
 gleed uit en viel onzacht op het tapijt – dat nauwelijks bescherming biedt tegen het eronder liggende beton.
Nu ligt ze met een barstje in haar bekken in verpleeghuis ‘De Die’, hier in Noord, voor zes weken revalidatie – totdat het bot boven haar machteloze been weer voldoende aan elkaar gegroeid is.

klik op afbeeldingen voor vergroting

Donderdag 18 september, kamer 3713

Inmiddels heb ik de helft van haar attributen en speeltjes daarnaartoe gebracht.

Hier thuis draai ik nu regelmatig een was – voorheen het ‘alleenrecht’ van Klaaske – die ik met veel reiken, rekken, en strekken aan de hooggespannen lijnen van onze douche hang – die gelukkig hypergeventileerd is, dankzij een buurman met technisch vernuft.

Zondag 21 september: geland in De Die

Klaaske heeft de wonderbaarlijke gave, dat ze overal waar ze nu komt op handen gedragen. Ze straalt gewoon een grote levensvreugde uit – die niet geknakt is door haar fatale val. Pas werd ze in haar nieuwe onderkomen nog opgebeld door de AiO die na mijn noodmelding op die fatale dag, binnen een kwartier bij ons voor de deur stond.

Dinsdag 30 september: ontslag over 14 dagen !

Donderdag 2 oktober, achter de werktafel.

Zondag 5 oktober: Over progressie gesproken


Woensdag 8 oktober a.s., gesprek met de ergotherapeut

“Waar het eigenlijk om gaat – ik durf het haast niet te zeggen – is het feit dat je alleen bĂ©nt. En dat je dat vergeten bent in de droom die wij ‘het leven’ noemen.
En als je zo naar je leven kijkt, dan merk je hoe dat eigenlijk daar omheen draait, om dat hebben van een bevredigende relatie. En hangt er dan van af hoe hoog je eis is, of je dat ooit bereikt.”
Maarten Houtman, ‘Jij bent de schepping’

Dinsdag 7 oktober: Selfie in De Die

Woensdag 8 oktober, resultaat gesprek ergotherapeut:

Op deze zelfde dag kreeg Klaaske de assistente van onze huisarts op op bezoek, die haar de griepprik-aan-huis kwam brengen. Dat gevoel van toezicht en ondersteuning is en deze omstandigheden uiterst belangrijk!

“Voor nu welterusten
”

Donderdag 9 oktober: Ergonomische herinrichting


Vrijdag 10 oktober: Een klein moment van introspectie


Zaterdag 11 oktober, de Amaryllis ontluikt


Zondag 12 oktober, de Amaryllis staat in bloei.

Klaaske doet een bestelling bij Bol.com

en dan


Maandag 13 oktober, “U MAG NAAR HUIS!”


 Suddenly an eagle darkened the sky. Its bright black, almost violet feathers made a moving curtain between clouds and earth. Hanging from its claws, likewise immense and stiff with terror, an elephant and a turtle skimmed the mountaintops 

Roberto Calasso, KA.

Dinsdag 14 oktober, WEER THUIS!

klik op afbeeldingen voor vergroting

EINDE

Succesvolle immigratie? Respecteer de gevestigde bevolking

Nooit was de Nederlandse samenleving zo soepel tegenover immigranten als nu, ziet Steije Hofhuis, terwijl culturele aanpassing volgens hem wel degelijk nodig is.

Gepubliceerd in NRC op‹ 19 september 2025 ‹
Bedreigt immigratie de Nederlandse cultuur? Al decennialang klinkt vanuit universiteiten en beleidskringen een geruststellende boodschap: migratie is van alle tijden. Ze leidt weliswaar tot culturele verandering, maar dat is nu eenmaal wat cultuur doet – ze verandert. We maken dus niets bijzonders mee. Verzet tegen die verandering ontstaat dan ook niet door immigratie of culturele diversiteit zelf, maar doordat de bevolking door intolerante krachten wordt opgestookt. De oplossing? Stemmingmakerij bestrijden en mensen op basis van ‘de feiten’ uitleggen hoe het zit. 

Steije Hofhuis is postdoctoraal onderzoeker aan het Wissenschaftszentrum Berlin, afdeling Migration und DiversitÀt.

Maar na tientallen jaren is duidelijk dat deze strategie onvoldoende werkt. In vrijwel alle westerse landen blijft het rechts-populisme groeien en raakt het politiek debat rond migratie en culturele identiteit steeds verder ontspoord – de massale demonstratie in Londen afgelopen weekend biedt een tekenend voorbeeld. Dat is ook niet verrassend: de onderliggende analyse dat we niets bijzonders meemaken, klopt historisch gezien niet. 
Om de normaliteit van migratie te onderstrepen, wordt vaak verwezen naar onze eigen ‘Gouden Eeuw’. Immigranten kwamen uit alle windstreken, en aantallen lagen procentueel hoger dan nu. Historicus Geert Janssen stelt dat bestuurders een „accommoderende politiek” richting immigranten voerden, en dat werkte: integratie verliep soepel, grote conflicten bleven uit.

Nadelen ‘op de koop toe’

Ook toen was er ressentiment tegen nieuwkomers, maar volgens migratiehistoricus Leo Lucassen negeerden autoriteiten dit gewoon, aldus een artikel in de Volkskrant. In de Hollandse steden interesseerde het de overheden „eigenlijk heel weinig of mensen zich snel of minder snel aanpasten”, zei hij in 2015 in een college voor de Universiteit van Nederland. Nadelen van immigratie nam men „op de koop toe”, schrijft Lucassen in het boek Winnaars en verliezers twee jaar daarna.

Maar dat beeld klopt niet. Neem de komst van Joodse immigranten in Amsterdam. Onder de lokale bevolking ontstond onrust. Zouden ze niet aan de vrouwen zitten? Het stadsbestuur stelde de bevolking via maatregelen gerust: Joden mochten geen seks hebben met christelijke vrouwen, en ook niet te vrijmoedig met hen omgaan. Bestuursposten en de meeste gilden bleven voor hen gesloten en publieke kritiek op het christendom was verboden. Pas als beloning voor goed gedrag mocht een synagoge worden gebouwd. Hugo de Groot vond zulke maatregelen ook noodzakelijk: een te assertieve minderheid kon de religieuze en daarmee staatkundige eenheid ondermijnen.

De grootste immigrantengroep – lutheranen uit Duitsland en ScandinaviĂ« – werd eveneens strak aangelijnd. Kritiek op het hier dominante calvinisme leidde tot uitzettingen, lutherse kerken mochten aanvankelijk niet te opzichtig zijn, en toegang werd begrensd tot verzorgingsinstellingen, zoals weeshuizen en armenhulp. Migrantengemeenschappen moesten onderling opdraaien voor zorgkosten, wat hen ertoe aanzette kansarme immigratie zĂ©lf te beperken. Nadelen van immigratie nam men dus niet ‘op de koop toe’; stedelijke overheden voorkwamen juist dat de gevestigde bevolking ze te zeer ondervond.

Een ander geliefd historisch voorbeeld zijn de VS. In zijn boek Hoe migratie echt werkt (2023) schrijft migratiewetenschapper Hein de Haas dat de VS „van meet af aan een zeer diverse en multiculturele samenleving” waren, waar immigratie – in elk geval tot 1970 – prima samenging met sociale cohesie. Dat kwam door „politieke leiders en instituties die een pluralistische nationale identiteit wisten te smeden die is gebaseerd op het idee van e pluribus unum (een uit velen).” Een officieel integratiebeleid ontbrak, er heerste een ontspannen laissez-faire-houding.

De niet-ingevoerde lezer zal denken: waar maken mensen zich tegenwoordig eigenlijk zo druk om?

Maar ook dit beeld van de VS is te rooskleurig. Vooral in de vroege twintigste eeuw leefden brede zorgen dat recordaantallen migranten uit met name Zuid- en Oost-Europa de dominante Anglo-Amerikaanse identiteit zouden eroderen. De vrees was dat de VS als een soort Oostenrijk-Hongarije aan tribalisme ten onder zou gaan.

Boeken verbranden

Er volgden effectieve grensrestricties en een ingrijpende politiek van zogenoemde Americanization. Overheidsinstanties, onderwijs, welzijnswerk en het bedrijfsleven werkten eraan immigranten van hun herkomstidentiteit los te weken. Men leerde nieuwkomers hoe je als echte Anglo-Amerikaan sprak, at, werkte en patriottisch was. Rondom politieke loyaliteit werd dit grimmig: veel Duitse Amerikanen moesten in de Eerste Wereldoorlog onder dreiging van geweld dingen doen als Duitse boeken verbranden en de Amerikaanse vlag kussen.

Andere historische immigratiesamenlevingen tonen een vergelijkbaar beeld. In 1882 ging in Marseille het gerucht dat er vanuit een Italiaanse club naar marcherende Franse soldaten was gefloten. Het leidde tot dagenlange ‘Italianenjachten’, met vele gewonden. Franse daders kwamen er met lichte straffen vanaf. Inwoners van het Engelse Stockport sloegen in 1852 een processie van Ierse katholieken uiteen en plunderden hun huizen. Ook hier werden Engelse daders nauwelijks bestraft. En in het Duitse Roergebied waren rond 1900 uitingen van Pools nationalisme onder migranten verboden; een PolenĂŒberwachungsstelle hield toezicht.

Lucassen wijst ook op dit soort voorbeelden, maar geeft daar een eigenaardige draai aan: migratie leidt tot conflict, maar geen zorg, uiteindelijk komt het goed. Met onze huidige spanningen zou er dan ook „weinig nieuws onder de zon” zijn.

Maar zijn eigen voorbeelden tonen samenlevingen die migranten spijkerhard hun plek toonden. In het Nederland van de afgelopen decennia zijn zulke bewakingscentra of onbestrafte migrantenjachten op straat ondenkbaar.

Dat is uiteraard positief, maar het betekent dat er aan de huidige situatie wel iets fundamenteel verschilt. Sinds de jaren zestig kennen we een continue, omvangrijke immigratiestroom, vaak uit regio’s met sterk afwijkende culturele achtergronden. Tegelijkertijd is de bereidheid van institutionele elites om de dominante cultuur en identiteiten te beschermen aanzienlijk afgenomen. Integendeel: migrantengemeenschappen worden vaak aangemoedigd en gesubsidieerd om culturele identiteiten te behouden, eerst onder de vlag van multiculturalisme, nu onder die van diversiteit en inclusie. Gevestigde Nederlandse cultuur wordt geregeld in een negatief daglicht gesteld of weggedrukt.

Een treffend voorbeeld: bij het 750-jarig bestaan van Amsterdam verspreidde de gemeente onder basisschoolleerlingen een boekje over feesten in de stad. Keti Koti, Holi Phagwa en Eid al-Fitr werden uitgelicht, traditionele Nederlandse feesten als Koningsdag, Kerst en Sinterklaas ontbraken.

Turkse cultuur verdient ook bescherming, maar daarvoor is Turkije de aangewezen plek

Deze nieuwe omgang met immigranten is in veel opzichten een vooruitgang. Het is goed dat brute aanpassingsmethodes zijn losgelaten. Maar is het experiment niet doorgeschoten? De aanhoudende

politieke spanningen rond migratie zijn niet louter te verklaren uit desinformatie of populistische ophitsing, hoe reëel die factoren ook zijn. Ze komen er ook uit voort dat de gevestigde belangen en culturele identiteiten onvoldoende worden beschermd, heel anders dan vroeger.

De Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington waarschuwde in 2004 dat een democratische rechtsstaat een basis van culturele gemeenschappelijkheid nodig heeft. In de VS was dat volgens hem de Anglo-Amerikaanse cultuur. Doorlopende, omvangrijke immigratie en een gebrek aan bescherming van die cultuur zouden dat fundament eroderen en daarmee het politieke systeem ontwrichten. Huntington werd destijds weggezet als bekrompen oude man. Maar niet veel later raakte de Amerikaanse politiek wel degelijk ernstig uit balans, met spanningen rond migratie en identiteit als cruciale aandrijver.

Ook bij ons zijn de tekenen niet gunstig. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid constateerde in 2020 dat toenemende migrantenverscheidenheid correleert met afnemende sociale samenhang en thuisgevoel. Spanningen rond migratie en identiteit brengen ook onze politiek in steeds grotere moeilijkheden.

Complexe vraag

Op basis van historische informatie is het mijns inziens dan ook verstandig ons migratie-experiment voort te zetten, maar dan wel minder riskant. Dat betekent: open blijven staan voor immigratie en culturele diversiteit, maar tegelijk grip krijgen op de omvang en samenstelling van immigratie (zoals ik al eerder betoogde in NRC) Ă©n meer aandacht bieden voor culturele gemeenschappelijkheid, met Nederlandse en westerse cultuur als logische basis. Waarbij het natuurlijk een complexe vraag is wat we onder Nederlandse cultuur verstaan – het gaat dan doorgaans om zaken als de taal, bepaalde vrijheden, rechten, symbolen, tradities, normen en waarden, en historische ervaringen.

Concreet kan dat langs meerdere lijnen. Het Nederlands moet actief worden gehandhaafd als publieke taal, bijvoorbeeld door het te bevorderen als studie en door het meer centraal te stellen op universiteiten en in overheidsinformatie. Beheersing van de taal kan nadrukkelijker gekoppeld worden aan toegang tot sociale rechten. In onderwijs- en subsidiebeleid moet een deel van de aandacht verschuiven van diversiteit en inclusie, naar herwaardering van Nederlandse en westerse geschiedenis en cultuur. De eenzijdige focus op de schaduwzijden die ik waarneem in het publieke debat en de academische geschiedschrijving, biedt een slecht model om een samenleving overeind te houden. Het doet het verleden ook geen recht.

Een zeer gevoelig thema is de omgang met onderdrukkende interpretaties van de islam. Het is zorgwekkend dat censuur uit landen van herkomst via geweldsdreiging ook hier is opgelegd: wie durft nog een Mohammed-cartoon te tekenen? In mijn migratie-onderzoek zie ik dat immigrantengroepen door de geschiedenis heen vaak kijken hoever ze kunnen gaan. Bovengenoemde inperkingen zullen waarschijnlijk dus toenemen, tenzij ze actief worden tegengegaan – vroegere immigratiesamenlevingen zouden al in een veel vroeger stadium hard hebben ingegrepen. Een assertiever beleid is nodig: bijvoorbeeld door buitenlandse invloeden verder te beperken, opdringerige uitingen in het publieke domein te begrenzen, en seksuele vrijheden beter te beschermen. Denk aan het ontnemen van het asielrecht aan asielzoekers die met dreiging of geweld inbreuk maken op openlijke uitingen van homoseksualiteit of vrouwelijke seksuele vrijheden.

De nadruk op culturele aanpassing kan worden opgevat als superioriteitsdenken. Maar dat hoeft het niet te zijn. Nederlandse cultuur verdient bescherming, niet omdat ze superieur is, maar omdat dit Nederland is; de enige plek waar de Nederlandse cultuur kan bestaan. Turkse cultuur verdient ook bescherming, maar daarvoor is Turkije de aangewezen plek. Dat ons land een bijzonder populaire migrantenbestemming is, suggereert overigens wel dat Nederlandse cultuur positieve eigenschappen bezit, die ook intrinsiek het behouden waard zijn.

Bescherming bieden

Natuurlijk is cultuur geen statisch gegeven. Nederlandse cultuur Ă­s al gevormd door immigratie; Joodse, Duitse, Indische, en Franse immigranten lieten vele sporen na, van oliebollen, kerstbomen, rijsttafels en kunst tot talloze woorden. Ook nu verrijken immigranten Nederlandse cultuur.

Maar juist als we van immigratie een positieve ervaring willen maken, is het nodig omstandigheden te scheppen die ontwrichting voorkomen. Daarvoor moeten we niet alleen recht doen aan migrantengemeenschappen – daarin is veel vooruitgang geboekt – maar óók bescherming bieden aan de belangen en identiteiten van de gevestigde bevolking. Het huidige migratie-experiment kan alleen slagen als het ook voor deze groep aantrekkelijk genoeg wordt gemaakt.

Met dank aan NRC

Paashazen | deel 4: ‘De natuur, mijn lichaam’

,
   Voor Ingrid, die oog voor de wereld heeft.
“Toen de grote wijdvertakte boom achter het huis gekapt werd, op die donkere dag terwijl de zon heet aan de hemel stond, had het jongetje van z'n vaste plek vlak onder het ruime afdak achter het huis, waar de mierenleeuwen de mieren in hun trechters vingen en opaten, telkens weer weggekeken als de bijl met regelmatig geweld in de stam doordrong en hij zelfs op die afstand het samentrekkende verwijt van de boom voelde.”
Maarten Houtman, Mythisch verhaal over het leven en lijden van de mens

Donderdag 11 april 2019 reden Ingrid en ik langs de weelderig-gele dreven van de A2, om een bezoekje te brengen aan Hanna Mobach in verzorgingshuis ‘Walstede’ in Tiel – haar onderkomen sinds ze de flat die ze met Maarten deelde en haar atelier in Molenwijk achter zich moest laten.
Toen we daar aankwamen, bleek het grote rooien begonnen te zijn 
 de honderdvijftig jaar oude monumentale beuk, onder wier beschermende kroon het leven zich daar sinds mensenheugenis afspeelde, werd juist die dag gekapt

Het naderen van dat gebeuren had niet alleen Hanna en haar medebewoners in zijn greep gehouden, maar ook in de wijdere omgeving tot een machteloos afwachten geleid.

De levensruimte die de natuur nog rest, roept bij de mens als haar ‘rentmeester’ tegenstrijdige gevoelens op. De diep ingesleten behoefte haar te bedwingen, vindt ook in onze dagen nog zijn protagonisten. Zie het stuk natuur in de duinen van Wassenaar dat Museum Voorlinden – het museum voor ‘belevingskunstwerken’ – liet asfalteren tot parkeerterrein.
De tegengestelde, zogenaamde ‘softe’ houding, openbaart zich in Tiel, waar kunstenaar Jos Bregman een actie startte om de herinnering aan de droomboom van Walstede levend te houden. Je kunt hem hieronder op een van de indrukwekkende takken zien liggen om zijn pleit kracht bij te zetten.

De kunstenaar die het topje van de boom wilde zagen Â© Raphael Drent

De boom die aan zoveel generaties schaduw geboden had, was bij onze aankomst al bijna tot het bot afgekloven – Hanna had het er al maanden over gehad dat het rooien helaas moest gebeuren, de boom was door zwam aangetast en vormde een bedreiging voor het gebouw.

Toen Ingrid en ik er als toevallige passanten mee geconfronteerd werden, kon het haast niet anders dan dat bij ons de herinnering bovenkwam aan het epos dat Maarten bezong in ‘Mythisch verhaal over het leven en lijden van de mens’ â€“ het verhaal over het kappen van de grote, wijdvertakte Djeroekboom bij het huis op de plantage, een gebeuren dat bij hem als kind zo'n brandende vraag opgeroepen had:
“Het jongetje wist dat het gebeuren moest, zoals z'n vader en de oude tuinman hem hadden uitgelegd, al vele dagen daarvoor. Hij was nog meer samen geweest met de boom dan anders, een samenzijn dat nauwelijks verduisterd werd door het weten van het komende, dat maar niet duidelijk wilde worden. Maar nu tegen het einde, de machtige stam had al gebloed, kon iedere bijlslag de laatste zijn.”
Toen het jongetje de oude vertelster Imah ernaar vroeg, “had zij een tijdlang gezwegen en verdrietig de nacht ingekeken, waarbij ze haar hand opnieuw vast op het voorhoofd van het jongetje drukte, het olielampje had uit eerbied opgehouden ongedurig te sputteren.”

Ze antwoordde hem toen:

“Omdat maar heel weinig mensen hun leven zo inrichten dat ze zichzelf herinneren, blijven ze steeds dezelfde dingen herhalen. Waarom zouden ze het ook anders doen?
Maar als je jezelf wel herinnerde kwam het moment dat je besefte dat alle ontmoetingen en verbintenissen, nieuwe, oude en heel oude, niet meer waren dan een hulp om de grote verteller te vinden en zĂł dichtbij Hem te komen dat je het komende verhaal in jezelf voelde opkomen tegelijk met Hem. Dan veranderde je leven zĂł dat je de verbintenissen, ook die van heel vroeger, liet voor wat ze waren. Je luisterde naar het ‘ervoor’, waardoor je afstandelijk leek voor de anderen om je heen door je liefde voor het alleen-zijn.” 

Hanna zelf had die dag het hele gebeuren vanaf de vroege ochtend gevolgd en was zomaar naar buiten de kou ingelopen. Dat deden we nu gedrieĂ«n ook– waarbij ik haar toch maar mijn sjaal aanbood, om te voorkomen dat er nog een boom geveld zou worden

Ingrid maakte er dit prachtige plaatje van:

Hanna in de voorjaarszon in de tuin van Walstede

Dat de relatie met de natuur er in wezen een is met ons eigen lichaam, werd door Hanna prachtig geformuleerd in deze passage, als missie voor haar eigen werk:

Dit restte er toen nog van de machtige Beukenboom

Het werk gaat over de paden en de wegen, de holtes en de aanhechtingen, de verbindingen en de scheuren, de rondingen en hun afdrukken, de slijtage door de tijd, in het lijf en in het gesteente, de rimpelingen van het water, en het lijf dat zich uitbreidt als een landschap en de staketsels en de tegenslagen die het al gaande tegenkomt.
De voeten gaan en maken paden en wegen, ook die van asfalt, maar de aarde welft zich als een lichaam.
Hanna Mobach, openingsscherm 'Beelden & tekeningen'

En de onbeantwoorde vraag is dan: ben ik een verloren reiziger in een naar buiten gekeerd, kil universum, of deel ik in een ademend, bezield geheel


Hanna Mobach, Ruimteschip
Kontékrijt, 29,5 x 19,5 cm


  Muziek voor Pasen:  

Om je heen de onmetelijkheid

Bovenaan: Sagittarius A*, ook wel bekend als Sgr A*, is een superzwaar zwart gat en een radiobron in het centrum van de Melkweg. Het object bevindt zich in de samengestelde radiobron Sagittarius A op 26.673 lichtjaar van de Zon. Het bevat 4,15 miljoen zonsmassa's in een gebied met een radius van minder dan 6,25 lichtuur. Ontdekt: 13 februari 1974. (Wikipedia)

Fragment uit ‘De breuk’, de autobiografische romen van Maarten Houtman, hoofdstuk ‘Het onmetelijke’. Daarin komt het troepentransportschip, waarmee hij terug naar Holland vaart, vlak na de schemer in een zandstorm terecht. Gewapend met een oliepak en een stofbril, neemt hij op het dek het schouwspel in ’t oog:

“Ik vergeet alles en kijk er zó intens naar, dat ik meegevoerd word door het geweld van de zandrivieren die zich in de einder verliezen. Alle ballast is van me afgenomen. Schoongeschuurd heb ik het kleine schip met zijn mierenbedrijvigheid verlaten en ben ik onderweg naar wat nog komen moet, maar dat ik al vermoed. Ongeremd door overwegingen en menselijke berekeningen zuigt de verte me op, steeds sneller, totdat ik door een open plek de sterren op me af zie komen, eerst wit en ver, dan steeds dichterbij in allerlei kleuren van zacht tot verblindend fel.
Ik moet nu terug zijn in de oorsprong en kan opnieuw gevormd worden, zonder al de aangroeisels die me tot nu toe verstikt hebben en waar de mensen zo trots op zijn. Daaraan te sterven lijkt weldadig.”
Maarten Houtman, De breuk | Het onmetelijk.
“Heer, laat mij ontdekken wie ik ben,
vóór ik een zwart gat in word gezogen,
miljoenen malen sterker dan ik ben –
dan
wij zijn, er is geen hulp dan bij U.”

Sinds ik aan Tao-zen ben gaan doen,
liggen de zaken wat anders – hoewel:
“Jij zit nog zó vast aan je afkomst,”
zei Maarten tegen mij, waarop ik zei:
“Ik? Maar ik ben toch geĂ«mancipeerd...”

Als je dan weer op je bankje zit,
met al die malende gedachtenstromen
is het heerlijk dat er iemand voorzit,
die weet hoe je daar uit kunt komen –
...Maarten is er niet meer, wat nu?

Wat heb ik nu van hem meegekregen –
oefenend op de ‘weg van niet-dwang’
ben ik aan mezelf overgeleverd,
daar zijn regels noch voorschriften.

Terugkerende vraag: Wat is ‘Tao-zen’
en die ‘energie’, wat moet ik ermee?
–
terwijl het AL zijn bevindingen bevat
om ‘Zen’ weer tot leven te wekken.

Tot in der eeuwigheid op Godot wachten,
maar de wereld om ons heen verglijdt –
kun je de waakvlam van aandacht zijn,
om te voorkomen dat ze zal ontploffen.

Voortdurend scheppen door niet-doen –
niet één, maar alle dagen van je leven.

Hein Zeillemaker

In ons eigen straatje zijn wij het centrum van de wereld – als je als kind je adres opgaf, fantaseerde je daar de hele wereld bij, zo van: Petje – Turfpoortstraat 10 – Naarden – Nederland – Europa – Aarde – Heelal.
Dit primitieve ‘kosmisch bewustzijn’ verraadt misschien al een oerbesef van de onmetelijkheid


Op de kennismakingsbijeenkomst van Mantak Chia in Krasnapolsky in Amsterdam in 1985, liet hij ons een Qigong oefening doen, zittend op je stoel, waarbij hij je vroeg je aandacht eerst diep in de aarde te richten, om dan de ruimte boven je hoofd te verkennen, om zo contact te maken met de kosmische energie.

In de samenvatting achterin zijn ‘Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie’, schreef Maarten:

“Uit het voorgaande is duidelijk dat je je bewust moet worden van de kosmische werkingen, die onophoudelijk op je inwerken, ook al merk je ze niet omdat je bezig bent met de in de materie geopenbaarde zaken, die wij de wereld en de ander noemen.
Die kosmische werkingen word je je bewust in de oefeningen van houding, adem en energiecirculatie.
Bij het bewust worden en daardoor steeds gemakkelijker ervaren hiervan verlegt je aandacht zich vanzelf naar andere zaken, die meestal niet zichtbaar zijn.
Daardoor krijgt de wereld een totaal andere betekenis voor je.
Wees alleen maar bij jezelf, stil en aandachtig, opgenomen in het Ene.
Van daaruit tussen de mensen, het werk en het veelsoortige, dat voorbij en door je heen gaat, blijf je er luisterend mee verbonden.”
Maarten Houtman, Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie, 5e druk 2001.

Afbeelding bovenaan:
Twee jaar geleden haalde hij voorpagina’s van kranten wereldwijd: het gigantische zwarte gat in het centrum van de Melkweg, Sagittarius A* (Sgr A*), vastgelegd door een netwerk van radiotelescopen. Nu hebben diezelfde telescopen indirect een opname gemaakt van de magnetische velden rondom Sgr A*, een object waarvan de zwaartekracht zo sterk is, dat alles wat te dichtbij komt, er voor altijd in verdwijnt, zelfs licht. Astronomen zagen daarop sterke, spiraalvormige magnetische velden, wat eerder ook al werd waargenomen bij een ander veelbestudeerd zwart gat M87*. Mogelijk is dit dus ‘typisch’ voor zwarte gaten. En misschien straalt Sgr A*, net als M87*, dan ook stromen materie uit via dat magnetische veld. Sgr A* staat 27.000 lichtjaar van de aarde en zijn massa is vier miljoen keer die van de zon.
Laura Bergshoek, NRC 28 maart 2024

Hemel en aarde

Kunst & Cultuur Anselm Kiefer, De Groene, 2007

De Duitse kunstenaar Anselm Kiefer (1945) haalde de hele mythologie en geschiedenis van Duitsland overhoop om het zwijgen van zijn landgenoten te doorbreken.
Rogier Ormeling, 22 juni 2007

In het schilderij Icarus – MĂ€rkisches Sand (1981) heeft Icarus de gedaante aangenomen van een gevleugeld schilderspalet dat boven Brandenburg vliegt. Het palet stort echter niet, zoals Icarus, neer vanwege de zon, maar vanwege de hitte van het landschap dat door de oorlog in brand staat. Op briljante wijze laat Kiefer zien dat op Duitse bodem zó’n uitslaande brand heeft gewoed dat een Duitse kunstenaar destijds geen andere keuze had dan zich met de geschiedenis bezig te houden. Hoe graag de kunst ook autonoom en transcendent wil zijn, aan de zwaartekracht van de geschiedenis kan ook zij niet ontkomen.

Samen met collega’s als Baselitz, Immendorf, Penck, Polke en Richter verwierp Kiefer daarom in de jaren zestig de heersende abstracte, puur formalistische moderne kunst. Zulke autonome kunst verwijst immers vooral naar zichzelf en hield zodoende in Duitsland slechts het grote zwijgen in stand, het taboe op het ter sprake brengen van het nazi-verleden. Dat werd pas 25 jaar na de oorlog doorbroken, toen de eerste generatie Nachgeborenen volwassen werd en historici, schrijvers, kunstenaars en cineasten vragen gingen stellen: ‘Wat deed je tijdens de oorlog, vader?’

Als geen ander haalde Kiefer de hele Duitse mythologie en geschiedenis ondersteboven, vanaf de eerste Germaanse overwinning op de Romeinen in 9 AD tot aan de Tweede Wereldoorlog. Hij moest en zou uitvinden hoe het, ondanks alle grote Duitse denkers, schrijvers, dichters en componisten, tot de catastrofe was gekomen. Zijn zwartgeblakerde landschappen en schilderijen van lege geruïneerde nazi-ruimten gaan uiteindelijk over hemelbestormende hoogmoed die tot rokende puinhopen leidt. Tegelijk lijkt Kiefer door middel van materialen als klei, zand en stro de door de nazi’s geperverteerde romantiek nieuw leven te willen inblazen. Ook de moderniteit ontkomt namelijk niet aan kritiek. De holocaust was immers een bureaucratisch-industrieel en dus modern project.

Wellicht was ook dat een overweging om Kiefer te laten exposeren in het Grand Palais in Parijs, die monumentale, in 1900 uit glas en staal opgetrokken kathedraal van de vooruitgang. Kiefer, die nooit terugschrikt voor wagneriaanse proporties, heeft in het middenschip drie grote betonnen Babelse torensculpturen geplaatst. EĂ©n daarvan, Sonnenschiff, reikt inclusief zonnebloemen als een fantastisch luchtkasteel naar de hemel. Een andere toren is volledig ingestort en wordt als een verzonken beschaving overvaren door een meterslang loden oorlogsschip. Naast de torens heeft Kiefer zeven hangarachtige, door hem huizen genoemde, loodsen – tot wel twaalf meter hoog – geplaatst, aan de buitenkant bekleed met golfplaat en van binnen wit geverfd als museumwanden.

In het eerste huis hangt Nebelland (1997) een schilderij van 5,7 bij 8 meter. Vanuit dichte nevelen verschijnt een piramide, als een droombeeld, in verregaande staat van ontbinding. Onder aan de treden, die de suggestie wekken evengoed uit lichamen te kunnen bestaan, ligt een man op zijn rug, slechts gekleed in een broek. Boven hem steekt een draad met een terracotta hart uit het schilderij. Het werk roept zowel associaties met Azteekse mensenofferrituelen op als met de dodentrap van Mauthausen. Hoe meer een cultuur aanspraak op de hemel maakt en hoe hoger haar gebouwen, hoe meer offers. Boven in de mist staat: â€˜Nebelland hab ich gesehen. Nebelherz hab ich gegessen’. Een citaat uit het gedicht Nebelland van de Oostenrijkse Ingeborg Bachmann (1926-1973), een van de twee dichters aan wie Kiefer zijn expositie heeft opgedragen. De andere is Paul Celan (1920-1970), die met zijn schrijnende concentratiekamppoĂ«zie het onzegbare wist te raken.

NB Klik rechtsboven op afbeeldingen om te vergroten. 

Als Chute d’étoiles (Sterrenval), zoals de tentoonstelling heet, een essentie bevat, dan is het wel dat ook de cultuur onverbiddelijk is onderworpen aan de kringloop van de natuur. Steeds weer plaatst Kiefer zijn aardecultus tegenover de luchtcultus van de vooruitgang. In Aperiatur Terra, een van de drie grote landschappen uit het vierde huis, groeien bont gekleurde bloemen triomfantelijk uit de gebarsten aarde op. In het zevende huis zien we naast een liggende dode palmboom 33 werken achter glas waarin tegen een aardekleurige achtergrond met gips bestreken palmbladeren wederopstanding symboliseren. In Reis naar het einde van de nacht, een 33 flinke zeegezichten tellende ode aan CĂ©line’s roman, zijn de tegen de verf geplakte driedimensionale loden oorlogsschepen hulpeloos en doelloos overgeleverd aan de golven. Voor de sterren in De Melkweg, een ontzagwekkend schilderij van 7,10 bij 8 meter, een antwoord op het glazen dak van het Palais, gebruikte Kiefer zwarte zonnebloemzaden. Alleen zo kunnen hemel en aarde ooit samenvallen.

Het is maar beter alleen te kijken naar de hemel, in plaats van die te willen bereiken. We moeten het met de aarde doen. Vroeg of laat exploderen ook de sterren.


Monumenta 2007: Anselm Kiefer. Sternenfall/Chute d’étoiles. Grand Palais, Parijs, t/m 8 juli.

Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland

,

 
Mutter Meera ist eine Meister aus Deutschland
Ich traf Sie in das Dorf Talheim im Westerwald.
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt –
laut Protokoll durfte man Sie tief in die Augen sehen –
fĂŒr eine Begegnung, eine Heilung, fĂŒrs Licht der
Pranja Paramita – Ihre Augen die mich anlĂ€chelten


Ik heb haar daarna nog vele malen opgezocht, maar ervoer haar toen  als een gewone Indiase ascete, die lach van de eerste keer heb ik niet meer gezien

En toen ik een keer aan haar woning aanklopte om een vraag te stellen, werd niet opengedaan.
Veel later riep ik haar thuis in wanhoop aan – en hoorde een stem die zei: “Neem een hond
”
Mijn eigen stem? Ongelovig hoorde ik het aan – en ik wist, ze had gezegd: als je mij aanroept, moet je het advies dat geef wel opvolgen


Maar een hond, in mijn flatje van vier bij vijf
 of bij Klaaske – die had op een keer gezegd: een hond is voor mij een gepasseerd station, en bovendien, met dat parket wat hier ligt


Ik bleef in ongelovigheid achter, me bewust dat dat advies ‘van boven’ me toch heilig was

In de jaren daarna sloeg soms de twijfel toe: had ik haar advies nu toch maar opgevolgd


Als me iets overkomt – zoals met m’n ogen – probeer ik mezelf aan de onverbiddelijkheid van het noodlot te ontwurmen: hád ik maar
 
als ik haar advies nou maar opgevolgd had, dan was die hond nu ‘geleidehond’ geweest


En natuurlijk waren er gedachten over plezier dat ik met mijn hond vast gehad zou hebben, zoals achter een bal aanrennen op het strand, of genoeglijk samen bij de kachel zitten – zo’n hond zoals Snoopy uit de Peanuts, een beetje maf, maar ontzettend trouw


Ik zag er ook iets van karma in, een terugkeer – een hond uit m’n jeugd had een spuitje gehad, nadat hij een hap uit m’n arm had genomen toen ik op m’n tenen naar het wiegje sloop om het kindje te bekijken waarover hij waakte – “alweer een kindje,” had mijn moeder gezegd.
De baas van de hond – een meester – was er met vrouw en kinderen kapot van geweest.
Maar hij had ook medelijden gehad met mij, ik kreeg een boek over honden die bijten


 
Mutter Meera ist eine Heilige aus Deutschland
Ich traf Sie dort in Talheim, im Westerwaldkreis
Schon beim ersten Treffen habe ich mich verliebt:
Ihre dunklen Augen lĂ€chelten mich an, sie waren 
ein Bad im milchweiße Licht von Pranja Paramita.

Ik weet nu: het is oppassen met Oosterse meesters – zoals me eerder met Thich Nhat Han overkwam  [1]

Dat wederzijdse misverstand blijkt diep te liggen, zij denken dat wij blindelings op ze af zullen gaan, jij probeert het, maar kĂșnt ze niet zomaar geloven – maar je kunt je óók niet onttrekken aan hun ban


In die ban van Mother Meera heb ik jaren geleefd, van: had ik maar
, en: hoe zou het geweest zijn

Tot ik onlangs bij de kapper zat en daar plezier had, m’n gehoorapparaat uit en nog met mondkapje op, spraken we gebarentaal, schoten telkens in de lach


En precies het moment dat mijn kapmantel af ging had ik de koan van M. Meera’s hond opgelost

Alweer: je kĂșnt een Oosterse Wijze niet ‘volgen’, om dat te kunnen, heb je begrip nodig, inzicht

Toen bij die kapper was ik domweg even gelukkig.
_____________
[1] zie: Hoe Thich Nhat Han op mijn pad kwam.

Those eyes

MM, Shaking Life post uit 2017.

Jarig Josje

Bovenaan: ‘Josje in haar tuin’ (detail),foto Meino Zeillemaker , 13 augustus op Facebook.  
Klik op de afbeeldingen voor vergroting. 

Voor de 85e verjaardag van Josje Pollmann

Het was voor mij een vrij complexe operatie om in de Saxenburgerstraat te komen, er ging voortdurend iets mis. Om achteraf het tijdstraject te kunnen reconstrueren, hadden Klaaske en ik bovenstaande foto van mijn aankomst op z’n kop gezet – zo kwamen we erachter dat het op Meino’s horloge vijf voor vijf is.
Voor de zekerheid heb ik toen ook nog de hulp van Google Lens ingeroepen, samen met de vraag ‘hoe laat is het op dat horloge’. Maar dat A.I. van hen las Meino’s horloge verkeerd en ‘dacht’ dat het daarop vijf over tien was – wat je als Europeaan wel een riem onder ‘t hart steekt: dat Google kan niet eens klok kijken


Mijn wereldreis was als volgt verlopen: Emilie ging erheen met de fiets, ik met de taxi – ze zou me om half vijf beneden bij de deur opwachten. Maar mijn taxichauffeur, de heer Kilani – die gewoonlijk door roeien en ruiten en over trambanen gaat – was een half uur te laat, door een file op de A10. Dat had ik Emilie om 16 :19 geappt. Maar toen ik haar een half uur later vanuit de taxi belde om mijn aankomst te melden, kreeg ik te horen dat ze al door Meino binnengelaten was

Mijn taxi intussen, was per abuis een parallel-straat ingereden. Kilani – die als ik alleen ben, altijd beleefd vraagt hoe het met Klaaske gaat – moest dus een heel stuk achteruitrijden in die smalle straat. Hij klampte toen een voorbijganger aan – die mij vervolgens heel behulpzaam wees, hoe ik via het Vondelpark in de Saxenburgerstraat kon komen. Gelukkig herkende ik daar gelijk het trapje van nummer 11, zodat alles toch nog op z’n pootjes terechtkwam


We gaan van het woonhuis – waar de voorkamer het domein van Meino is – met de trap omlaag naar het souterrain van Josje. Op de overloop staat dit kostelijke naaimandje, erfstuk van moeder Zeillemaker.

Maarten Houtman, ‘Kalm en in vrede gadeslaan’, sessie juli 2001 in Maarssen.

PS

Ik had voor Josje het boekje ‘Het bos en de rivier, over Anselm Kiefer en zijn kunst’ meegenomen, geschreven door Karl Ove KnausgĂ€rd.
“In dat werk van Kiefer zit niet veel kleur,” zei Josje.
Nou, dat was ik helemaal niet met haar eens


‘Het Van Gogh Museum dreigt met sluiting’

Bovenaan: Beeld van de afgelopen dubbeltentoonstelling van Anselm Kiefer Sag Mir so die Blumen Sind, in het Van Gogh en het Stedelijk Museum in Amsterdam (eigen foto)
Toen ik donderdag 15 mei j.l. in de Paulus Potterstraat uit de taxi stapte en het straatje naar het Van Gogh Museum insloeg, stond bij de ingang al een lange rij te wachten voor het tijdslot van 11 uur – nu moest ik nog in die mensenzee Emilie zien te vinden, met wie ik afgesproken had

Toen we na de toegangscontrole eenmaal binnen stonden, was het op zaal van het zelfde laken een pak: bij elk zaalbreed werk van Kiefer stond het volgepakt (zie afbeelding boven).
Na dat museumavontuur, was ik desondanks verrast toen ik onderstaand artikel in NRC las: dat het Van Gogh Museum ‘uitgewoond’ dreigt te raken als gevolg van het massatoerisme.

(Hieronder het NRC bericht)

Hoe slecht is het gebouw er werkelijk aan toe?

Van Gogh Museum
Luchtbevochtigers, drogers, temperatuurregelaars, gasketels, klimaatbeheersing, kabels, liften en toiletten – ze laten het Van Gogh Museum in de steek. „Als de situatie aanhoudt zullen we het gebouw moeten sluiten.”
Auteurs Nina Eshuis en Sarah Ouwerkerk, NRC
Gepubliceerd op 28 augustus 2025

In de zalen van het Van Gogh Museum is niet te merken dat grote mankementen het museum achter de schermen teisteren. De muren waar de wereldberoemde werken aan hangen zijn geschilderd in Vincents kleuren. Cadmiumgeel, pruisisch blauw, vermiljoen. Bezoekers wijzen, luisteren aandachtig naar een audio-tour en buigen zich naar de werken toe. „Zo hoort het”, zegt Tamara ’t Hart, adviseur vastgoed van het museum, op fluistertoon. „De problemen achter de schermen mogen geen onderdeel zijn van de bezoekersbeleving.”

Nu het museum die schermen opzij moet schuiven doet dat pijn. „Ik heb er helemaal kippenvel van.”

Maar het ging niet langer. „Toekomst Van Gogh Museum in gevaar”, staat woensdag boven een persbericht op de website. Er is grootschalige en dure modernisatie nodig aan de klimaatsystemen, technische installaties en het gebouw zelf.

Daarvoor zegt het Van Gogh Museum 11 miljoen euro per jaar nodig te hebben, terwijl het museum nu 8,5 miljoen euro krijgt van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat bedrag is volgens het ministerie „hoog genoeg om het noodzakelijke onderhoud te bekostigen”. Het museum is het daarmee oneens. Sinds 2023 ruziĂ«n de twee partijen daarover.

Nu staan ze voor een impasse – met gevaar voor „de kunst en onze bezoekers”, stelde algemeen directeur Emilie Gordenker van het museum die deze week de publiciteit zocht via The New York Times. „Het is het laatste wat we willen – maar als de situatie aanhoudt zullen we het gebouw moeten sluiten.”

Erfenis en afspraak

Op 27 juli 1890 schoot de kunstenaar, 37 jaar oud, zichzelf in de borst. Twee dagen later overleed hij. Vincent kampte met grote psychische problemen – waarvan het afsnijden van zijn oor het gevolg was. Theo, zijn broer en erfgenaam stierf zes maanden later op 33-jarige leeftijd. Over de erfenis, die via de weduwe van Theo bij de neef van Van Gogh terechtkwam sloot zijn neef ‘de Ingenieur’ in 1962 een overeenkomst met de Nederlandse overheid.

Tijdens het leven van Van Gogh verkocht hij nauwelijks iets. Dus de hele collectie – tweehonderd schilderijen, vijfhonderd tekeningen en negenhonderd brieven – werden opgenomen in de Van Gogh Stichting om publiek te blijven. De staat verplichtte zich in deze overeenkomst een „blijvende huisvesting voor de verzamelingen in te richten” en de zorg voor de verzameling op zich te nemen „als waren die eigen goed”. Ook is in de overeenkomst opgenomen dat de staat de exploitatie van het museum voor eigen rekening neemt.

Zie je al die lichtkoepels? Die lekken. Dat houden we nu met plakband bij elkaar.
Jorden Hagenbeek, projectmanager renovatie

Sinds de opening in 1973 ontving het Van Gogh Museum bijna 57 miljoen bezoekers, afgelopen jaar waren dat er 1,8 miljoen. Het gebouw, eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf, is volgens het museum „niet berekend op zulke aantallen”. Na ruim vijftig jaar „voldoet het niet langer aan de eisen van de moderne tijd”.

De luchtbevochtigers, drogers, temperatuurregelaars, gasketels, klimaatbeheersing, kabels, liften en toiletten – allemaal laten ze het Van Gogh Museum in de steek.

EĂ©n van de twee toiletblokken is buiten werking. „Tot nu toe hebben we het geluk gehad dat de pompen één voor één uit zijn gevallen.”

Jorden Hagenbeek, projectmanager renovatie, somt in de ketelkamer op zolder het lijstje op. „Zie je deze gasketels, dat is allemaal echt old school technologie, niet meer van deze tijd.” Onder de ketels is de vloer verkruimeld en gebarsten. Hij wijst naar het dak. „En zie je al die lichtkoepels? Die lekken. Dat houden we nu met plakband bij elkaar.”

In de kelder van het museum, zeven meter onder zeeniveau, ratelen, brommen en sissen de machines die het klimaat van het Van Gogh Museum moeten reguleren. Deze systemen in gigantische machinekamers beschermen de Zonnebloemen, de Amandelbloesem en al die bekende zelfportretten. Maar deze technische installaties zijn oud en aan een grootschalige modernisering toe. „Hier, voel maar”, zegt Hagenbeek naast een briesende stalen constructie. „Voel je hoe het blaast? Dat is een lek in de behuizing. Dat is niet zo makkelijk op te lossen als het lijkt.”

‘Geen schending’

Het museum heeft een plan opgesteld voor een verbouwing van drie jaar, genaamd ‘Masterplan 2028’. De totale renovatiekosten bedragen 104 miljoen euro. Daarvan neemt het museum een deel voor eigen rekening: zo worden de gemiste inkomsten vanwege gedeeltelijke sluitingen gedekt vanuit het eigen vermogen. Daarvoor wordt sinds 2024 jaarlijks ruim 6 miljoen apart gezet, blijkt uit de jaarrekening van het museum.

Het dak van binnenuit gezien.

Het ministerie heeft „uitgebreid onderzoek door deskundigen” laten uitvoeren waaruit blijkt dat de 8,5 miljoen die het museum jaarlijks krijgt voldoende is om „het noodzakelijke onderhoud te kunnen uitvoeren”, laat een woordvoerder weten. Tegen het subsidiebesluit is het museum in 2023 in bezwaar gegaan, daar ging OCW niet in mee. Nu heeft het museum een beroepsprocedure aangespannen bij de rechter, die de zaak in februari 2026 behandelt. Volgens het ministerie is het „niet ongebruikelijk dat partijen een subsidiebesluit door de rechter laten toetsen.”

Ook heeft het museum de huurovereenkomst in 2024 niet getekend, blijkt uit een toelichting op de jaarrekening van dat jaar. Het museum betaalt nog wel huur. Het Rijk heeft aan het museum aangegeven „niet tot ontruiming over te gaan”.

Voor ons is het gebouw een levend wezen, een communicerend vat met de kunst van Van Gogh.
Jorden Hagenbeek projectmanager renovatie

Een onafhankelijke visitatiecommissie, die eens in de vier jaar langsgaat bij gesubsidieerde rijksmusea, schrijft in het visitatierapport „doordrongen” te zijn van de noodzaak van renovatie en vernieuwing. De commissie „roept het ministerie van OCW op hier nauwgezet naar te kijken en actie te ondernemen, zeker gezien de afspraken die hierover met de Stichting Vincent Van Gogh zijn gemaakt”. Het ministerie laat weten dat „van een schending” van de overeenkomst uit 1962 „geen sprake is”.

Het museum denkt daar anders over. Het gaat ze om het principiĂ«le punt dat de staat zorg voor de collectie moet dragen. „Het interpretatieverschil, daar zit de kern”, zegt Hagenbeek. In het persbericht stelt het museum dat de overheid zich in 1962 „contractueel verplicht” heeft tot „het bouwen en onderhouden van een museum voor de unieke Van Gogh-collectie.” Het werd gezien als „noodzaak”, waarbij „de financiĂ«le zaak als van minder belang werd gezien”. De oplossing is volgens het museum simpel, de overheid moet over de brug komen. „Want afspraak is afspraak, ook voor een overheid.”

Een levend wezen

Nu is het museum, tot er duidelijkheid is over de financiering, pleisters aan het plakken. Voor de lift staat een bordje ‘Buiten werking, niet gebruiken’. Een van de toiletblokken, naast de museumwinkel, is afgesloten: ‘Out of service’. Een rioollucht walmt voorbij. „Tot nu toe hebben we het geluk gehad dat de pompen één voor één uit zijn gevallen. Wanneer ze er tegelijkertijd mee stoppen, hebben we een groot probleem”, zegt Hagenbeek.

Het plan is om het museum tijdens de renovatie gedeeltelijk operationeel te laten. „In 2012, tijdens de vorige verbouwing, waren we tijdelijk gehuisvest in de Hermitage”, zegt Hagenbeek. Daar hebben ze van geleerd. „Het museum is zo’n internationale machine. Het maakt niet uit hoe en waar we het ook communiceerden, nog steeds stonden er elke dag bussen met toeristen voor de deur.”

Deze keer willen ze daarom een gefaseerde verbouwing uitvoeren. Eerst gaan de werken uit het nieuwere gebouw van architect Kisho Kurokawa naar het oudere Gerrit Rietveld-gebouw, en dan andersom. Per gebouw moeten dan alle systemen in een keer onder handen genomen worden. „Het is allemaal afhankelijk van elkaar”, zegt Hagenbeek. Hij wijst naar een cluster kabels – zwart, grijs, paars, oranje – die in een dikke bundel langs de muur lopen. „Dat móét eruit, het probleem is dat we niet weten welke kabels iets doen en welke niet.”

Het doet de medewerkers van het museum pijn de mankementen te zien. „Voor ons is het gebouw een levend wezen, een communicerend vat met de kunst van Van Gogh”, zegt Jorden Hagenbeek. „Het is een werktuig, een instrument dat ons kan helpen”, zegt Hagenbeek. „Maar dan moet het wel goed onderhouden zijn.”

De clusters van kabels liggen al zo lang, dat eigenlijk niemand meer weet welke kabel waar voor is – en of ze nog aangesloten zijn op iets.
Met dank aan NRC