Uit Melos (2008) van Lechner-Tsabropoulos, samen met percussionist U.T. Ghandi.
Deze keer een Gurdjieff vertolking door twee musici die in de klassieke muziek hun sporen verdiend hebben: celliste Anja Lechner, bekend van het Rosamunde Quartett, en pianist en componist Vassilis Tsabropoulos. Hun eerste Gurdjieff album: Chants, Hymns and Dances (2005), heeft in Amerika maandenlang in de klassiek top-10 gestaan.
In deze uitvoering “delen cello en piano de verantwoordelijkheid voor de genoteerde melodie en harmonie. Beide musici arrangeren, maar improviseren ook, de implicaties van de muziek volgend. Door te improviseren in context en met respect, en ook risico’s te nemen, openen ze nieuwe perspectieven voor de interpretatie van Gurdjieff en laten zien hoe goed deze muziek in de tegenwoordige tijd kan spreken, eindelijk bevrijd van de marges van zijn eigen complexe geschiedenis.” Aldus de covertekst.
Zo brengt het spel van Lechner-Tsabropoulos je via een ‘spirituele ingang’ in het hart van de muziek. Maar beide musici verklaren nadrukkelijk dat hun interesse louter muzikaal is…
In zijn artikel Weer een andere Gurdjieff (Rekto:verso, tijdschrift voor cultuur en kritiek, 2005), geeft Mischa Andriessen een heel interessante uiteenzetting over “de zonder meer eigenzinnig wijze waarop de uitvoerende musici met Gurdjieffs erfenis zijn omgegaan”, en over de muziek van Gurdjieff in het algemeen. Zo zegt hij over Gurdjieff:
“Als je vertrouwd bent met zijn manier van schrijven – zoals Ontmoetingen met bijzondere mensen, dat ik net gelezen heb (Hz) – is het zo ongeveer het eerste dat je opvalt als je naar Gurdjieffs composities luistert: hoe kan iemand die zo breedsprakig en onbescheiden was, zulke onnadrukkelijk aanwezige muziek hebben geschreven? Hoe zijn deze introverte, spaarzaam ingevulde melodieĂ«n te rijmen met het exuberante karakter van een man die in alles vooral gulzigheid uitstraalt?”
“Wat Chants, hymns and dances eens te meer duidelijk maakt, is dat de ogenschijnlijk eenvoudige muziek van Gurdjieff zich voor sterk uiteenlopende interpretaties leent en daarbij toch telkens weer overeind blijft. Bij nader inzien is die muziek trouwens niet zo bescheiden, ze is zelfverzekerd en aanwezig op een onnadrukkelijke en vanzelfsprekende manier.”
Hieronder ‘Assyrian Women Mourners’ uit Chants, hymns and dances:
Mischa Andriessen besluit zijn artikel als volgt:
“Lechner en Tsabropoulos hebben Gurdjieff zijn composities niets ontnomen, maar juist meer van de inhoud naar buiten gebracht, meer laten zien van wat tot dusver verborgen was gebleven. Het raadsel Gurdjieff wordt daarmee alleen maar groter.”
In deze laatste video zag je onder het luisteren de covertekst van het album Chants, hymns and dances voorbijkomen. Die intrigeert. Ik kon de verleiding niet weerstaan een belangwekkende passage over ‘het raadsel Gurdjieff’ – met name over zijn muzikale werk – over te nemen:
“Gurdjieff – filosoof, verzoener van wetenschap en esoterische overlevering, zoeker naar de ‘waarheden’ die een veelheid van spirituele tradities verbonden – was componist tegen wil en dank. Hoewel kunstenaars, schrijvers en musici zich om hem heen verdrongen, deed hij vaak minachtend over de ‘zelfexpressie’ die de westerse creativiteit kenmerkte en waarschuwde hij zijn volgelingen ernstig tegen ‘van kunst houden met je emoties’. Voor hem was de meeste moderne kunst een en al beweging aan de oppervlakte: subjectieve, kritiekloze uitingen van de persoonlijkheid, ongecontroleerd egotisme.
Oude kunst, aan de andere kant, had naar zijn oordeel een ‘objectief’ karakter, dat bekrompen voor- en afkeuren oversteeg. In dit licht sprak hij van een ‘objectieve muziek’, die op alle luisteraars een gelijke uitwerking zou hebben: transformerend, hun geest richtend, op een nieuwe manier verbindend met het vibrerende universum.”