Het bos en de rivier
over Anselm Kiefer en zijn kunst

Met dank aan Karl Ove KnausgÄrd

Bovenaan: De Duitse kunstenaar Anselm Kiefer.
Foto Waltraud Forelli.
Walter von der Vogelweide (detail), 2013
Waterverf op papier, 63 x 50,7 cm
Garlands (detail), 2016
Waterverf en houtskool op gips en karton, 86 x 63 cm

Pour Jean-Noel – Extases feminines (detail), 2014
Waterverf op papier, 114 x 50 cm

(de drie schutbladen voor)


NRC interview van 8 maarte 2025, waar het allemaal mee begon:

 Kiefer werd in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw beroemd met schilderijen waarin hij het Duitse verleden onder de loep neemt. Er ontstonden doeken die refereren aan het nationaalsocialisme, over het ‘niet-weten’, maar ook aan sagen uit de Germaanse mythologie. Kiefer beeldde niets letterlijk af, maar gebruikte symbolen die nieuw waren voor die tijd. Een zwaard, een zolder, een landschap, een bloem – alles zit vol tragische dreiging.

In 1990 verhuisde hij naar Zuid-Frankrijk, een zijdefabriek in Barjac, waar hij dat Duitse verleden allengs losliet. In plaats daarvan worden de kosmos, zijn sterrenstelsels, de kabbala en de eeuwige cyclus van leven en dood belangrijke thema’s.“Ziet u die verhuizing als een breuk met uw werk van daarvoor?”

„Wat betreft die kosmos: soms moet je als kunstenaar je kamer uit gaan, de wereld in. Vanzelfsprekend kom je dan bij de kosmos uit. Maar een breuk is er niet. Mijn fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog en wat zich daar aan gruwelijks heeft afgespeeld is nooit overgegaan. Ze is wel anders geworden. Alles wat ik maak is anti-oorlog.”

De titel van de twee tentoonstellingen nu – ‘Sag mir wo die Blumen sind’ – is een anti-oorlogslied, vooral bekend geworden door de vertolking van Marlene Dietrich. Oorspronkelijk is het een Oekraïens lied.

„Is dat zo? Dat wist ik niet.”

U heeft die titel dus niet gekozen om een uitspraak te doen over de oorlog in OekraĂŻne?

„Nee. Bij mij zit alles van binnen. Ik heb geen programma. Ik ga echt niet zitten denken: ‘Oh, het is oorlog in Oekraïne, in Gaza, ik moet iets over die conflicten maken.’ Zo werk ik niet.”

In onderstaande passage, uit ‘Het bos en de rivier, over Anselm Kiefer en zijn kunst’ van Karl Ove KnausgĂ„rd, ontvangt Kiefer een eredoctoraat aan de Albert-Ludwigs-UniversitĂ€t in Freiburg.
Na de redevoering van de decaan van de faculteit, richt KnausgÄrd zijn vizier vervolgens op eredoctor Anselm Kiefer:

“Zijn respect voor de academische wereld leek groot.
Misschien, besefte ik opeens, had hij zich hier minderwaardig gevoeld?
Hij kwam tenslotte uit een afgelegen plattelandsdorp, de juridische faculteit van deze oeroude universiteit moet voor hem symbool hebben gestaan voor de grote wereld. En had hij niet gezegd dat zijn vader academische ambities had gekoesterd, zonder een formele opleiding te hebben genoten? Of beter gezegd, dat zijn moeder ambitieus was geweest in zijn plaats?

Op een groot scherm achter hem verscheen een foto van een jonge Kiefer die de Hitlergroet bracht. ‘Ik herinner me niet welke leraar me inwijdde in de politieke filosofie van Carl Schmitt,’ zei hij. ‘Weliswaar met de nodige waarschuwing. Maar juist die waarschuwing voor de verboden vrucht maakte me natuurlijk alleen maar nieuwsgieriger. Zo begon mijn grondige onderzoek naar het nationaalsocialisme, wat twee jaar later resulteerde in mijn performance Besetzungen.’ 
Carl Schmitt was een belangrijk politiek filosoof die ook de zogenoemde kroonjurist van het Derde Rijk was geweest. Besetzungen was Kiefers afstudeerproject voor de kunstacademie in Karlsruhe, waar hij ging studeren nadat hij zijn rechtenstudie had afgebroken. Op de foto’s zag je Kiefer die de Hitlergroet bracht in verschillende Europese landen die tijdens de oorlog door Duitsland waren bezet. Hij bracht de Hitlergroet in bossen, op stranden, op heuvels en vlakten.
De foto’s kwamen pas in 1975 in de openbaarheid toen sommige ervan werden gepubliceerd in het Duitse kunsttijdschrift Interfunktionen. Het werd een groot schandaal. Curatoren en kunstenaars namen uitdrukkelijk afstand van het werk, adverteerders en sponsors trokken zich terug uit het tijdschrift. Kunstenaar Marcel Broodthaers, die er ook bijdragen aan leverde, zei: ‘Wie is deze nazi die denkt dat hij antifascist is?’
Dat was Kiefers eerste belangrijke kunstwerk.
De samenleving waar Kiefer in 1969 deel van uitmaakte en waarin hij was opgegroeid, was niet lang daarvoor een wereldoorlog begonnen en had zes miljoen Joden uitgeroeid. Het geweld en de wandaden waar deze samenleving zich schuldig aan had gemaakt, waren onbeschrijfelijk. Maar in Kiefers jeugd sprak niemand erover. Hoewel alle families, alle buren en vrienden erdoor getekend waren, hoewel een hele generatie de meest gruwelijke en traumatische dingen had meegemaakt, sprak niemand erover.
Kiefers eerste foto’s vliegen die stilte recht naar de keel.
Waarom had uitgerekend hij, deze jonge oud-student rechten van het platteland, met een bril en kunstenaarsambities, het nodig gevonden om die thematiek bespreekbaar te maken?
Kunst is geen liefdadigheid, de kunstenaar is niet iemand die belangeloos geschenken uitdeelt aan de maatschappij. Kunst ontstaat omwille van de kunstenaar. Kiefer moet er iets in hebben ontdekt wat hem bovenmatig interesseerde en wat misschien ook resoneerde met iets in zijn binnenste. Dat hij het uniform droeg van zijn vader, die tijdens de oorlog officier was geweest in het Duitse leger, kan geen toeval zijn geweest. Zijn vader sprak niet over de oorlog, zijn vader zweeg, en als hij er dan toch iets over moest zeggen, gebeurde dat in neutrale of vergoelijkende bewoordingen. Bovendien is het moeilijk voor te stellen dat een soldaat van het oostfront terugkeerde zonder dat zijn ziel was beschadigd. Besetzungen is met andere woorden niet alleen een afrekening met een vader, maar ook met een generatie en een natie. Maar er is meer, want deze nazi wordt altijd alleen in de natuur afgebeeld, waarmee de foto’s aan de Duitse romantiek refereren, Caspar David Friedrichs schilderijen van mensen alleen in de natuur, zwevend tussen verbondenheid en vervreemding, verlangend naar eenheid en authenticiteit, iets waar het nazisme op de een of andere manier ook mee geassocieerd werd of uit voortkwam. In Kiefers versie blijft evenwel niets meer van die hoogwaardige verbondenheid tussen mens en natuur over; daarin treedt de afstand tussen de natuur en het symbool op de voorgrond en springt het belachelijke van het uniform en de Hitlergroet in het oog.

Anderzijds schreef hij rond diezelfde tijd in zijn aantekenboekje dat hij ’s werelds beste schilder was, dus van minderwaardigheidscomplexen zal hij weinig last hebben gehad.
Een antwoord zou ik nooit krijgen, bedacht ik. Ik kon het hem ook niet vragen, en verder kon ik er alleen maar naar raden. Misschien wist hij het zelf niet eens.”

Anselm Kiefer, JAKOBS HIMMLISCHES BLUT FUR PAUL CELAN, 2005
Olie, emulsie, acryl, steenkool, gips, takken, looddraden, loodboek op canvas, 280 x 380 cm [klik voor vergroting]

“Toen de lezing afgelopen was en Kiefer glimlachend aan de rand van het podium stond te praten met een aantal mensen, vermoedelijk notabelen en familieleden, volgde ik de massa de trappen op langs de rijen banken naar buiten, de grote hal in. Daar stond een lange tafel waar glazen wijn en eenvoudige hapjes werden geserveerd. Ik ging in de rij staan, kreeg een glas rode wijn en een Bretzel en liep naar de andere kant van de hal, waar ik alleen kon zijn en tegelijkertijd rondspeurde naar Forelli.[1] Ergens zou nog een feestelijk diner plaatsvinden, en ik was uitgenodigd, maar daar wilde ik Kiefer niet mee lastigvallen. Dit was zijn grote avond waarop hij met oude vrienden, familieleden, universiteitsprofessoren en kunstenaars moest praten in plaats van onbeduidende gasten bij de hand te nemen.
In de buurt van waar ik stond, was iets in witte letters op de rode wand geschreven. Nieuwsgierig liep ik erheen om het te lezen:

Op slag realiseerde ik me dat het hier had plaatsgevonden. Niet alleen in dit land, en niet alleen in deze stad, maar ook hier aan deze universiteit. Dat Heidegger hier rector was geweest onder de nazi’s.
Hadden wij het niet evengoed kunnen zijn?
Ik keek de hal in. De vloer was van steen en het galmde van de stemmen en de voetstappen van alle mensen die rond de ingang van de aula en de volle tafel stonden, de meesten met een glas rode wijn in de ene hand en een snack in de andere. Kiefer was makkelijk te herkennen in zijn witte overhemd en met zijn extraverte, opgewekte lichaamstaal
Wat had hij nou zojuist gezegd in zijn toespraak?
Ik vraag me af hoe ik zou hebben gereageerd als grote geesten als Carl Schmitt, Martin Heidegger, Céline en Gottfried Benn zich hadden laten verleiden.


Anselm Kiefer, Winterlandschaft, 1970 
Aquarel, gouache en grafietpotlood op papie, 42,9 × 35,6 cm

Ik liep naar buiten door een zijdeur en stak op de buitentrap een sigaret op, checkte mijn telefoon, keek naar de lichtgevende ramen van het classicistische gebouw aan de overkant van de straat, dat vast ook bij de universiteit hoorde. De zachte stemmen van twee studenten die in het donker kwamen aanlopen werden langzaam luider en ebden weer weg, het licht van een voorbijrijdende fiets knipperde, als van een kleine ambulance. En hoog daarboven in de lucht knipperde een ander, schijnbaar even klein lichtje, dat van een vliegtuig.
Ik gooide mijn sigaret op straat, waar hij bleef liggen gloeien terwijl ik me omdraaide en terug naar binnen liep.”


“Na de lezing werd Kiefer op het podium geinterviewd. Hij was een onvoorspelbaar interviewobject, vooral als hij de lachers op zijn hand wilde krijgen. Telkens als hij iets grappigs zei, keek hij naar het publiek. Hij leek  zich te amuseren. 
Het viel me op dat Forelli, die op de rij voor ons zat,  meermaals dubbel lag van het lachen, en het was mooi  om te zien dat haar toewijding voor hem en zijn kunst zo  oprecht was. 
Hij vertelde het verhaal dat hij als klein jongetje paus  wilde worden. Tijdens onze ontmoetingen van de voorbije  drie jaar had ik dat verhaal al een keer of zes gehoord.  Het was uiteraard onschuldig en grappig bedoeld, maar  als je iemand iedere keer dat je hem ontmoet hoort zeggen  dat hij als kind paus wilde worden, begin je je op den  duur af te vragen wat hij eigenlijk probeert te zeggen. 
‘Ik ben opgegroeid tussen de rivier en het bos; zei  hij ook nog, en dat zinnetje bleef in mijn hoofd spoken  nadat de lezing was afgelopen en we een taxi namen naar  de overkant van de rivier, waar we waren uitgenodigd  voor ‘een intiem avondmaal met familie en vrienden.  Maar wat intiem is voor Kiefer, is dat niet per se voor iedereen.  Met z’n dertigen namen we plaats aan de lange  tafel, voornamelijk galeriehouders en andere mensen uit  de kunstwereld, voor zover ik dat kon inschatten.
Ik zat naast Forelli, die me bijpraatte over wat er zoal  was gebeurd sinds onze laatste ontmoeting. Kiefer had  geen nieuwe studio gebouwd en was evenmin verhuisd,  maar hij had wel zijn bestaande studio in Parijs uitgebouwd.  De schilderijen waar hij momenteel aan werkte,  waren zo mogelijk nog groter geworden, hij stond bijna voortdurend boven in de kooi van zijn lift te schilderen. 
Toen het diner op zijn einde liep, kwam hij bij ons aan  tafel zitten. Hij vertelde dat de schilderijen waar hij nu  aan werkte zo groot waren dat hij het overzicht verloor –  hij stond daarboven in de kooi te schilderen, en wanneer  hij die liet zakken en achteruitliep in de hal om het werk  te bekijken, was hij vaak al vergeten wat hij ging doen als  hij weer boven kwam.”

Nog een slotpassage, uit ‘Het bos en de rivier, over Anselm Kiefer en zijn kunst’:
“[ … ] vorige stuurde Forewlli ons opnieuw een uitnodiging. Kiefer zou nu in Tate Britain in Londen komen vertellen over hoe hij tegen de schilderijen van Van Gogh aankeek die werden tentoongesteld, en hoewel hij het niet onmiddellijk over zijn eigen schilderijen zou hebben, vermoedde ik dat zijn kijk op zijn eigen werk in zijn lezing zou doorschemeren. “

“In januari 2020 zag ik de gigantische schilderijen waar  hij aan gewerkt had, toen ze werden tentoongesteld in  The White Cube Gallery in Londen. Kiefer was er ook,  hij nam deel aan een panelgesprek over kunst en wetenschap  met de tentoonstelling als uitgangspunt. Tijdens  het gesprek gleed mijn blik naar het schilderij dat achter  de deelnemers hing. Het was reusachtig en deed me denken  aan Schwarze Flocken, met zijn besneeuwde vlakte,  zijn rijen takken die op runentekens leken, zijn donkere,  apocalyptische lucht. In de lucht hingen zeven rode zegels,  ze leken op kogelgaten en waren allemaal genummerd.  Het panelgesprek ging over de relatie tussen wetenschap  en kunst, en hoewel er een astrofysicus en een  wiskundige van het allerhoogste niveau aan tafel zaten,  wist niemand die relatie beter uit te drukken dan de combinatie  van een landschap, kogelgaten en getallen. De  wetenschap beschrijft de wereld op een abstracte manier,  terwijl de wereld zelf concreet is, en die twee werkelijkheidsniveaus  kan alleen de kunst, met haar derde taal, samenbrengen.”

Anselm Kiefer, Die Sieben Siegel, die geheime Offenbarung des Johannes, 2019.
Oil, emulsion, acrylic, shellac, wood and burnt books on canvas, 470 x 950 cm

“Tijdens het obligaat geworden diner na het debat werd  mijn naam niet plechtig uitgeroepen, werd ik niet op  beide wangen gekust, en het was al een paar jaar geleden  dat ik tijdens een diner naast Kiefer aan de hoofdtafel  had mogen zitten. Die avond zat ik helemaal aan het uiteinde  van een kleinere tafel. Ik vermoedde dat dat kwam  omdat ik nu al vijf jaar aan mijn artikel over hem aan het  schrijven was. 
Tegen het einde van het diner kwam Kiefer aan onze  tafel zitten en stuurde het gesprek richting evolutieleer.  Toen hij plotseling niet op een woord kon komen, keek  hij onzeker om zich heen. 
‘Hoe heet dat ook alweer, als de evolutie verandert? Als  er een grote verande~ing plaatsvindt?’ 
Niemand antwoordde.
‘Mutatie: zei ik.
‘Juist, mutatie!’ zei hij. ‘Dat is het! Mutatie!’
Toen keek hij me aan.
‘Wat bent u van beroep?’
Maakte hij een grapje? Of herkende hij me niet? Sinds  onze vorige ontmoeting had ik een baard laten groeien  en mijn haar laten knippen, maar hij wist toch dat ik hier  was?
‘Ik ben schilder: zei ik, in een poging om zelf ook grappig  te zijn.
‘Schilder?’ vroeg hij.
Hij draaide zich naar Forelli toe, die naast hem was  komen zitten, en vroeg haar wie ik dan wel was.

Het was de laatste keer dat ik Anselm Kiefer heb gezien.  Het artikel dat ik over hem schreef, werd een paar weken  later gepubliceerd. Ik ging er niet van uit dat ik daarna  nog iets van hem zou horen, want hoewel ik alleen maar  had geschreven over wat ik had gezien en gehoord, telkens  als gast op uitnodiging, is het een van mijn fundamenteelste  ervaringen als auteur dat schrijven over andere  mensen en over de indruk die ze op je maken, zo goed  als altijd met een zekere vorm van verraad gepaard gaat.  Niet door kwade wil van de schrijver, of door andere al  dan niet verborgen motieven, zoals geldingsdrang, waarbij  de beschreven persoon kleiner wordt voorgesteld dan  hij of zij is, en evenmin doordat iets wordt onthuld wat  geheim had moeten blijven – nee, ik denk nu gewoon  aan de beschrijving van doodnormale karaktertrekken,  zichtbaar voor iedereen, bekend bij de beschreven persoon  en bij de mensen uit diens omgeving. In je eigen  wereld zitten, waar wat je denkt, zegt en doet voor zich  spreekt, is één ding, maar het is iets helemaal anders om  als buitenstaander te kijken naar wat je hebt gezegd en  gedaan en vast te stellen dat niets voor zich spreekt, maar  alles vragen oproept. Het is een universeel fenomeen,  bijna iedereen voelt een zeker onbehagen als er over hem  of haar wordt geschreven, tenzij het één grote lofzang is. “

Een paar dagen nadat het artikel was gepubliceerd, viel er  thuis een kaartje in de bus, onmiskenbaar geschreven in  het handschrift van Kiefer. 

Beste Karl Ove, schrijft hij.  Ik vond uw tekst goed. Wanneer zien  we elkaar nog eens terug?  Laat uw haar niet knippen! Anselm.


Les-extases-feminines-detail-2013
Waterverf op papier, 116 x 51 cm
Extases-feminines-Margherite-Porete-detail-2012
Waterverf op papier, 52 x 361 cm

(de twee schutbladen achter)




Nachtrichten aus der Höhe

‘aus der prunkenden Vegetation’
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Nachtrichten aus der Höhe, p.86-87
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Wir spielen unter einem Zuckerhimmel, p.158-159
Wir spielen
unter einem Zuckerhimmel
Krieg,
nennen flackernde
Strohfeuer
Ewigkeit
und jede Katastrophe
einen Sieg.
Was immer auf uns niederfÀhrt:
Wir nehmen es gelassen,
heiter
und spielen
und spielen weiter
unter einem Zuckerhimmel Krieg.
Christoph Ransmayr, Unter einem Suckerhimmel.
Onder de blauwe hemel


Barzakh

2018 REpaired&posted


Wij dansen onder de sterren
een punt in de eeuwigheid
een tel in de onmetelijke ruimte
voor altijd.

‘Barzakh’ is binnen de islam de term die gebruikt wordt voor de periode tussen iemands dood, en de wederopstanding op de Dag des oordeels en het verblijf in het ‘akhirah’ (het hiernamaals) daarna. Het wordt gezien als een soort slaaptoestand. Het zijn zaken waar bij ons in het Westen vanuit de traditie niet over gesproken wordt en waar we dus weinig over ‘weten’.

Ik ben niet in de wieg gelegd voor ‘zitten’ – in tegendeel, ik reed met mijn kinderledikantje al schuddend en bonkend met mijn hoofd tegen de panelen over de zolder.
Ik ben Maarten Houtman nog steeds dankbaar dat hij ons op een keer vertelde dat hij geshaket had, en gemerkt had dat het werkte. Dat was tijdens de allerlaatste les die hij gaf, in mei 2007.
Ik heb vanaf september 1981 les van hem gehad en al die tijd bij hem ‘gezeten’, zoals dat heet. Al die tijd heeft hij het ook over het ‘zitten’ gehad … alleen die ene keer over het shaken.
Ter elfder ure werd dat mijn oefening, ik ging shaken.

Om het uit te proberen begaf ik me naar de ‘Osho Humaniversity’, een huis aan het Sarphatipark in Amsterdam. Ik werd opengedaan door Erna Heijligers … die me leek te verwachten, de naam van Maarten deed wonderen.
Zij had Maarten, na het verschijnen van zijn autobiografische roman ‘De andere oever’, geĂŻnterviewd voor het tijdschrift Diep. Daarbij had ze het over haar shaken gehad en Maarten en Hanna beloofd een keer terug te komen om het met hen uit te proberen. Maarten was toen 89…

Ik heb daar aan het Sarphatipark een jaar lang met haar shakegroep meegedaan. Maar het bleef niet bij het shaken alleen, we raakten bevriend. De paar jaar dat ik haar heb mogen meemaken waren zeer intensief. Erna had een etherische, bijna engelachtige gestalte – ze zou ook spoedig naar gene zijde terugkeren…

Erna leek voor mij door de hemel gezonden, niet alleen vanwege het shaken, ze heeft me ingeleid in een aantal praktische zaken die het me mogelijk maakten m’n weg te vervolgen. Zo hielp ze me met een aantal uitgaven van de stichting, ze was een kundig journaliste – zoals Maarten me als graficus ooit invoerde in het layout werk, zo heeft Erna me een aantal kneepjes van het schrijven geleerd. Ze heeft me ook geĂŻntroduceerd bij MacCare, de Apple store bij haar om de hoek, die voor mij eindelijk resulteerde in overstap naar de Mac – waar Maarten bij mij jaren voor gepleit had…
Begin januari 2011 vergezelde ik haar naar het ziekenhuis in Bilthoven waar Maarten verpleegd werd. Het zou de laatste keer zijn dat ik Maarten zag. Erna wilde hem iets vragen over het sterven, ze was toen zelf al ernstig ziek. Ik vroeg Maarten of het goed was en hij zei ‘ja’ – tot op het allerlaatst was het zijn vanzelfsprekende opgave…
Erna heeft Maarten maar een paar maanden overleefd, ze stierf april 2011, 45 jaar oud. Ik denk nog steeds met veel dankbaarheid aan haar terug…

Zo raakte ik geĂŻnvolveerd in het ‘shaken’. Bij menigeen was twijfel of ‘shaken’ wel met ‘zitten’ te combineren was. Dat woeste gedoe…
Ook daar hielp Erna me een handje, door haar achtergrond als sannyasin (ze was op haar tiende met haar moeder naar Poona gereisd) was ze vertrouwd met de ‘dynamische meditatie’ van Baghwan. Later ging ze naar ‘energie-meester’ Ratu Bagus op Bali, voor wie het ‘shaken’ wel degelijk een weg naar binnen was.
Ook shaken kan een vorm van ‘niets doen’ zijn. Maarten Houtman daarover in zijn toespraak ‘Leren kennen’, uit de sessie van juli 1989:

“EĂ©n van de technieken is dat je iets doet wat je fijn vindt, zodat een gedeelte van je bewustzijn daar bezig is. Het mag niet te ingewikkeld zijn, want terwijl je iets doet wat je fijn vindt, is intussen een part van je bewustzijn vrij om kennis te maken met datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen.”
‘De ongekende potentie van het verbondene’, sessie juli 1989, (zie e-Books op maartenhoutman.nl)

‘Datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit in zijn waarde hebt leren kennen’ – er is  nog een hele weg te gaan…

De Tunesische oud-speler en jazzmusicus Anouar Brahem heeft op dit blog al vaak de revue gepasseerd. Ik wist onlangs de laatste twee opnamen van hem te verwerven die nog niet in m’n bezit waren: Blue Maqams, uit 2017, Brahem’s laatste album, en nu Barzakh, uit 1991, z’n eerste album – Brahem was toen 33 jaar (zie foto) en al een lokale grootheid.
Hij speelt op Barzakh samen met violist Bechir Selmi en percussionist Lassad Hosni, Tunesische musici met wie hij al jaren samenwerkte. Het nummer Parfum De Gitane van dit album was de shake muziek van vorige week.


Unter einem Zuckerhimmel

Terwijl ik zelf al wekenlang helemaal ‘in Kiefer ben’, kwam de buurvrouw, die ook ‘in Kiefer’ blijkt te zijn, aanzetten met deze onwaarschijnlijk mooie Duitse dichtbundel – met tussen de ballades en verzen door meesterlijke aquarellen, die gewoon van de pagina’s afspatten.
Dit juweeltje scannen durf ik niet (behalve de kaft), dus raapte ik alles bij elkaar wat ik online kon vinden en maakte foto’s uit de hand. MĂ©t de nodige commentaren en aanbevelingen:

Von Vogelhochzeiten und KĂŒhltruhen 9

Odysseus 13
Der Einzige 27
Trost des Steinschleifers 45
Nachrichten aus der Höhe 63
jÀgerin im Sonnenbad 91
Ballade vom wehrhaften Experten 99
Am Rand 104
Tornado 123
Cinggis Qaan oder Das Blau des Himmels 130
RuhestÀtte, unauffindbar 151
Unter einem Zuckerhimmel 156
Ballade von der glĂŒcklichen RĂŒckkehr 173
Spiegelungen 197

Heimkehr von den Irrfahrten

Ein großformatiger, opulent ausgestatteter Band im Werk von Christoph Ransmayr: Balladen und Gedichte, illustriert von Anselm Kiefer

»In den ersten jener abenteuerlichen, von RĂ€tseln erfĂŒllten Jahre, die manchmal schwĂ€rmerisch Kindheit genannt werden, habe ich ErzĂ€hlungen vor allem als GesĂ€nge gehört.«

Die ersten Geschichten im Leben Christoph Ransmayrs waren die GesÀnge eines hÀuslichen Frauenchors, in dem seine Mutter und mit ihr eine Magd alles, was einem Kind erzÀhlt werden sollte, sangen. Diesem Beispiel folgend erzÀhlt Christoph Ransmayr nun in Balladen und Gedichten von abenteuerlichen Reisen nicht nur ins Hochgebirge, in das Blau des Himmels oder an den Meereshorizont, sondern durch die Zeit.

Anselm Kiefer hat Ransmayrs Balladen und Gedichte mit Serien von Aquarellen begleitet, die er ausschließlich fĂŒr diesen Band geschaffen hat. Die vorliegende opulent ausgestattete Sammlung verschrĂ€nkt die Sprache Christoph Ransmayrs mit der Kunst Anselm Kiefers. »Unter einem Zuckerhimmel« erscheint als der zwölfte Band, als Sonderband, in Christoph Ransmayrs Reihe »Spielformen des ErzĂ€hlens«.

Odysseus


Also gut,
sagt ein erschöpfter Arzt
unter Vorbehalten
(dieser endlose Nachtdienst!):
Also gut, kehren Sie heim.

Und so warte ich,
der StĂ€dteverwĂŒster, der Listenreiche
im Morgenrot
auf die letzte PrĂŒfung meines Blutes,
auf meine Entlassungspapiere, meinen Paß

und höre schon die Brandung,
sehe schon das Meer
und auf seinem Spiegel
ein gleißendes Gespinst möglicher Routen,

ein KnÀuel von Routen der Heimkehr,
die am Ende vielleicht
alle zurĂŒckfuhren
in die Ruinen von Troja.

Vorsicht! Noch glotzt mich
Polyphems Auge an,
eine wachsame Kamera,
aber die Mastspitzen
meines auf Reede schaukelnden Schiffs

kritzeln bereits VorschlÀge
zum Gewinn der offenen See
an den Himmel.
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.15
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.16-17
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.18-19
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.20-21
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.122-23
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.24-25
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Odysseus, p.26

Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Der Einzige, p.30-31

Nachtrichten aus der Höhe

Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Nachtrichten aus der Höhe, p.87

Cinggis Qaan oder Das Blau des Himmels

Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Cinggis Qaan oder Das Blau des Himmels, p.136-137

Wir spielen unter einem Zuckerhimmel


Wir spielen
unter einem Zuckerhimmel
Krieg,
nennen flackernde
Strohfeuer
Ewigkeit
und jede Katastrophe
einen Sieg.
Was immer auf uns niederfÀhrt:
Wir nehmen es gelassen,
heiter
und spielen
und spielen weiter
unter einem Zuckerhimmel Krieg.
Anselm Kiefer, Unter einem Zuckerhimmel | Wir spielen unter einem Zuckerhimmel, p.158-159

Unter einem Zuckerhimmel

Christoph Ransmayr und Anselm Kiefer schufen ein Buch, das ĂŒberdauern wird
Publiziert am 2. Januar 2023 von Frank Dietschreit
Odysseus ist mĂŒde und ausgelaugt, viel zu lange war er unterwegs, hat unzĂ€hlige blutige Schlachten geschlagen, sich auf der Suche nach der verlorenen Heimat heillos verzettelt und ist durch das Labyrinth der Menschheitsgeschichte geirrt. Die sich um ihn und seine endlose Reise rankenden Mythen und MĂ€rchen sind ihm nur noch schnuppe und können seine Sehnsucht nicht mehr stillen.

Ausgezehrt liegt der listenreiche StĂ€dteverwĂŒster in irgendeinem Krankenhaus, lĂ€sst seine Blutwerte noch einmal checken, wartet auf seine Entlassungspapiere und seinen Pass, sieht bereits das Meer wieder vor sich „und auf seinem Spiegel / ein gleißendes Gespinst möglicher Routen, / ein KnĂ€uel von Routen der Heimkehr, / die am Ende vielleicht / alle zurĂŒckfĂŒhren / in die Ruinen von Troja.“
Mit einem durch Zeit und Raum, RealitĂ€t und Utopie irrlichternden „Odysseus“ eröffnet Christoph Ransmayr seinen neuen Band mit Gedichten und Balladen, in dem Schönheit und Schrecken, Poesie und Politik, Dichtung und Malerei sich vermĂ€hlen und zu einem göttlichen Kunstwerk vereinen. „Unter einem Zuckerhimmel“ lautet der fast idyllische Titel dieses schillernden Crossover-Projekts, zu dem der renommierte KĂŒnstler Anselm Kiefer zahllose Aquarelle beigesteuert hat.
Mit Tusche, Bleistift und Kohle hat Kiefer, dessen Werk schon oft um blutige AbgrĂŒnde, verdrĂ€ngte Kriege und vergessene Mythen kreiste, seine Farb-Fantasien den poetischen Visionen gegenĂŒbergestellt. Was Kiefer auf Gips und Karton getupft und gespritzt hat, bebildert und kommentiert nicht die Balladen und Gedichte, sondern spricht eine eigene kĂŒnstlerische Sprache, lĂ€sst mal eisig blaue, mal blutig rote Farbe auf einen Malgrund tropfen, zieht schwarze Linien und kindlich gekritzelte Buchstaben durch die erdig und steinig wirkende Landschaft.
Christoph Ransmayr lebte Jahrzehnte aus dem Koffer, machte das Unterwegs-Sein zur Lebens-Philosophie, war stets auf der Suche nach einem ĂŒberraschenden Gedanken und schönen Gedicht, durchquerte WĂŒsten, stieg auf hohe Berge und reiste zum Nordpol, war immer ein Reisender und Suchender, der „Die Schrecken des Eises und der Finsternis“ und „Die letzte Welt“ besang, „Eine kurze Geschichte vom Töten“ und den „Atlas eines Ă€ngstlichen Mannes“ beschwor.
Jetzt scheint Ransmayr zur Ruhe gekommen und lebt wieder in Wien. Doch umso dringlicher erinnert er an den ruhelos durch die Geschichte irrenden „Odysseus“, sendet uns „Nachrichten aus der Höhe“ und erzĂ€hlt vom „Trost des Steinschleifers“, der sich oft stundenlang verliert in den Tiefen kristalliner Strukturen und in ihnen „ein geheimnisvolles, laut- und zeitloses Bild der Welt“ sieht, „das ihn alle Sensationen und Schrecken / der Geschichte des organischen Lebens / vergessen lĂ€sst / und ihm verspricht: / Etwas von dieser Arbeit / wird ĂŒberdauern. / Nicht fĂŒr immer, aber lĂ€nger, / viel lĂ€nger als alles, / was welken, faulen / und schmerzen kann.“
Der Dichter als Steinschleifer: Auch die Balladen und Gedichte des heimatlos durch Gedankenwelten reisenden Poeten werden ĂŒberdauern, noch lange weiter leben und uns den Weg dahin zeigen, wohin wir doch alle immer wieder zurĂŒck kehren wollen: nach Hause. In der „Ballade von der glĂŒcklichen RĂŒckkehr“ ist der ziellos um den Globus reisende Dichter das Unterwegssein leid:
„Genug! Genug. Eines Tages ist es genug. // So weit sind wir gegangen, / so hoch sind wir hinaufgestiegen, immer höher, / bis uns der nĂ€chste Schritt ins Blaue gefĂŒhrt hĂ€tte, / in die Wolken, nur noch ins Leere“.  Erduldet hat er „Orkan. Hunger. Wunden. / Höhenwahn. Fieber. Angst. / Die Erschöpfung oder das Heimweh.“
Doch jetzt reicht es: „Eines Tages kehren wir unseren TrĂ€umen / den RĂŒcken / und machen uns auf den Weg in die Tiefe, / zurĂŒck zu den Menschen“, wollen nur noch „nichts wie weg. / Wir wollen nach Hause!“ Doch das Zuhause muss kein Ort, kann auch eine Erinnerung sein: an die „Buchstabensuppe, deren Lettern auf dem Tellerrand von meiner Mutter zu Zeilen angeordnet wurden“, den Gedanken, dass „Verse und gesungene Strophen die vollendete Form einer Geschichte“ sein und Balladen den Krieg besingen, aber nicht bannen können:
„Wir spielen / unter einem Zuckerhimmel / Krieg, // nennen flackernde / Strohfeuer / Ewigkeit // und jede Katastrophe / einen Sieg. // Was immer auf uns niederfĂ€hrt: / Wir nehmen es gelassen, / heiter // und spielen / und spielen weiter / unter einem Zuckerhimmel Krieg.“
Dass Autor und Maler sich lange schon kennen und schĂ€tzen, Ransmayr dem Freund ein literarisches Denkmal setzte („Der Ungeborene oder Die Himmelsareale des Anselm Kiefer“), der sich jetzt sich mit zeitlos-schönen Bildern revanchierte, darf man getrost einen GlĂŒcksfall nennen. Ein Prachtband zum Verweilen und TrĂ€umen, ein Buch, das man immer wieder neu lesen und anders betrachten kann. Ein Buch, das ĂŒberdauern wird.
Christoph Ransmayr: „Unter einem Zuckerhimmel. Balladen und Gedichte“, illustriert von Anselm Kiefer. S. Fischer Verlag, 208 S., 58 Euro.
__________________________
Infos:
Christoph Ransmayr, geboren 1954, lebt nach Jahren in Irland und auf Reisen wieder in Wien. FĂŒr seine Romane „Die Schrecken des Eises und der Finsternis“, „Die Letzte Welt“, „Morbus Kitahara“, „Der fliegende Berg“, „Cox oder Der Lauf der Zeit“, „Der Fallmeister. Eine kurze Geschichte vom Töten“ und „Atlas eines Ă€ngstlichen Mannes“ erhielt der Autor zahlreiche, auch internationale Auszeichnungen. „Unter einem Zuckerhimmel“ ist der zwölfte Band seiner Buch-Reihe „Spielformen des ErzĂ€hlens“. (FD)
Anselm Kiefer, geboren 1945, zĂ€hlt zu den bedeutendsten und innovativsten KĂŒnstlern der Gegenwart. Mit Malerei, Bildhauerei, Fotografie, Film und Installation versucht er immer wieder, sich der jĂŒngeren deutschen Geschichte zu stellen, das „Nichtdarstellbare“ zu erfassen und Motive und Themen aus Philosophie und Literatur, Wissenschaft und Religion in Bilder zu verwandeln. 2008 erhielt er (als erster bildender KĂŒnstler) den Friedenspreis des Deutschen Buchhandels.


Integreren voelt sinds ‘Gaza’ voor sommigen mislukt: ‘In Nederland betekent het vooral: lever een stukje in van jezelf’

INTERVIEW

Nuweira van Goens Youskine, Sami Simreen en Sara Shawkat | over de integratie Hoewel het niet geldt voor iedereen, voelt de oorlog in Gaza voor sommige mensen met een migratieachtergrond als een keerpunt. „Wat de genocide in mij heeft losgemaakt, is dat 29 jaar aan integreren voor niks voelt.”
Majda Ouhajji, NRC, vanuit Amsterdam/Den Haag op3 juli 2025
Klik op foto’s voor vergroting

Lang leefde Sara Shawkat (36) met het idee dat ze geluk heeft gehad dat ze aan de Midden-Oosterse cultuur was ‘ontsnapt’. „Indoctrinatie”, noemt ze dat nu. „Dat het zo’n privilege is dat ik in Nederland mag wonen. Het Westen wil andere culturen maar al te graag de les lezen over normen en waarden.” De voedselprogrammamaker, die op zesjarige leeftijd vanuit Irak naar Nederland kwam, gelooft niet meer in dat ‘voorrecht’. De genocide in Gaza heeft voor haar pijnlijke, maar ook bevrijdende zaken blootgelegd.

De oorlog in Gaza maakt veel los. Vele tienduizenden mensen demonstreren en roepen de politiek op actie te ondernemen. Op persoonlijk vlak heeft het voor sommigen met een migratieachtergrond ook iets anders aangewakkerd. Eerder dit jaar noemde de auteur Sinan Çankaya in NRC â€˜Gaza’ een omslagpunt. „Fuck integratie”, zei hij, waarom nog meebewegen in een maatschappij die genocide vergoelijkt?

Voor Shawkat is dat herkenbaar. „De genocide heeft in mij losgemaakt dat 29 jaar aan integreren eigenlijk voor niks voelt. Ik heb geleefd in de veronderstelling dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creĂ«ren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geĂ«mancipeerde, westerse versie.”

Ik dacht dat ik een soort perfecte versie van mezelf kon creëren, waarin ik het Midden-Oosten kon samenbrengen met mijn geëmancipeerde versie
Sara Shawkat

Shawkat heeft het gevoel – evenals twee anderen die NRC sprak – dat de normen en waarden waar migranten in Nederland mee opgroeien, niet voor iedereen gelden. Dat ze altijd ‘de ander’ zullen blijven, hoe goed ze ook ‘integreren’. Hoewel dat een deprimerende conclusie lijkt, heeft ze ook iets bevrijdends. Voor Shawkat is het Westen niet meer het ideaal. „Als iemand moet integreren, dan is het Europa wel, het Westen. Het moet van ons leren hoe het is om je om elkaar te bekommeren.”

Integratie wordt al decennia vaak van stal gehaald wanneer iets misgaat in Nederland. Een paar maanden geleden zei premier Dick Schoof nog dat Nederland â€žeen integratieprobleem” heeft, naar aanleiding van de Maccabi-rellen in Amsterdam. Nederlanders met een migratieachtergrond werden vervolgens aangesproken op zaken waar het merendeel niets mee te maken heeft gehad.

Shawkat: „Ik denk dat integratie in Nederland vooral betekent: lever een stukje van jezelf in. Je mag dan een andere naam hebben, we willen wel gewoon dat je Nederlander bent.”

Mondiger

Integratie, zegt islamoloog en oud-columnist van Trouw Nuweira van Goens Youskine (47), is an sich een neutrale term. Een minderheidsgroep past zich aan een dominante groep aan, met behoud van eigen waarden en cultuur. “Maar het begrip is natuurlijk al lang niet meer objectief. Vaak wordt het gebruikt in de zin van goed versus kwaad. De dominante groep wordt gezien als ‘goed’, de minderheidsgroep als ‘fout’.”

Van Goens Youskine verwijst naar het debat over de islam van afgelopen decennia. “Daarbij werd gezegd dat je als moslim eigenlijk wel af moest van de islam. Je kunt er wel bij horen, maar dan moet je wel je islamitische identiteit afwerpen.” Dat zag je volgens haar in de media vanaf de jaren negentig. „Steeds als je de tv aandeed, was er wel een ex-moslim die aanschopte tegen de islam van zijn of haar ouders. Ze werden juichend binnengehaald, want zij waren wĂ©l goed geĂŻntegreerd.”

Integratie is al lang niet meer een objectief begrip
Nuweira van Goens Youskine

Dat debat heeft ook veel invloed gehad op Shawkat – vooral na de aanslag van Al-Qaida op 11 september 2001. „Ten tijde van 9/11 was ik elf en vanaf dat moment stond ‘Allahu akbar’ ineens symbool voor geweld. En op zo’n moment denk je: ik moet me vooral zo niet-Arabisch en niet-moslim mogelijk gedragen. Dat is echt in mij gaan zitten.”

Maar migranten, ook moslims, werden afgelopen jaren mondiger, ziet Van Goens Youskine. „De minderheidsgroep stelt inmiddels vragen aan de dominante groep: moet die dominante groep zich niet óók aan de eigen spelregels houden?” Denk aan de Gaza-oorlog. „De minderheid zegt: we hebben twintig jaar niks anders gehoord dan dat we de normen en waarden van de democratische rechtsstaat moeten respecteren. Dat begint met je aan de mensenrechten houden. En wat zien we nu in Gaza? Alle basismensenrechten, menselijke waarden worden volledig genegeerd.”

Oudtante

Het verbaast de Palestijnse Amsterdammer Sami Simreen (32) niet. „Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen en de Verenigde Staten nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen. Dat ze niks hebben geleerd van de Holocaust.”

Culinair ondernemer Simreen verhuisde acht jaar geleden naar Nederland. Hij ziet de reacties op de oorlog in Gaza niet als omslagpunt, omdat hij het westerse beeld nooit als ideaal beschouwde. „Alle maskers vielen af, al die zogenaamde democratieĂ«n die altijd met hun vingers wijzen naar andere landen en hen vertellen dat ze zich aan de internationale rechten moeten houden.” Simreen ziet die landen nu niet met hun vingers wijzen naar IsraĂ«l, dat in Gaza mensenrechten schendt.

Als Palestijn vind ik het niet verrassend dat de Europese regeringen nog steeds bezettingskolonialisme verdedigen
Sami Simreen

Van Goens Youskine: „Iemand zei: ‘Gaza heeft me tot op moleculair niveau veranderd.’ Dat vond ik zo treffend. Alle zekerheden staan op zijn kop, niks is meer hetzelfde.” Ze wordt fel wanneer ze spreekt over de beelden uit de Gazastrook die het Westen bereiken: ze begrijpt niet hoe mensen daar zo weinig interesse voor leken te hebben, zeker de eerste maanden van de oorlog. „Er is geen enkel excuus, mensen weten het of ze kĂșnnen het weten. Hoe slaap je nog ’s nachts? Hoe kun je dit laten gebeuren? Baby’s laten vermoorden? Ouders die de resten van hun kinderen uit het puin moeten zoeken? Mensen die uitgehongerd worden? Die hulp zoeken en neergeschoten worden?”

Een verhaal waarmee de oud-columniste is opgegroeid, is dat van haar oudtante Noor Inayat Khan, een spion voor de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze werd ingezet in Frankrijk en speelde informatie door aan het Verenigd Koninkrijk. In 1944 werd ze verraden, naar een concentratiekamp afgevoerd en geëxecuteerd. In Londen staat een standbeeld van Inayat Khan, die postuum meerdere onderscheidingen kreeg.

Het voelt wrang voor Van Goens Youskine: „Zij heeft als verzetsstrijder het ultieme offer gebracht. Dat wordt nu als het ware tenietgedaan. Waar heeft ze dit voor gedaan, als nu weer een ander volk wordt vernietigd?”

Hummus

De Gaza-oorlog heeft voor Shawkat, die naast haar werk als psycholoog een kookboek over de Iraakse keuken heeft geschreven, duidelijk gemaakt dat „mensen wel dol zijn op hummus, maar niet op de mensen erachter”. „Dan blijft de interesse in de Midden-Oosterse cultuur toch in oriĂ«ntalisme hangen.” Er waren mensen die zich van haar afkeerden toen ze zich uitsprak tegen het geweld in Gaza. „Hoezo zijn ze verrast dat ik erop tegen ben dat mensen die op mij lijken gebombardeerd worden?”

De oorlog heeft Simreen laten inzien dat in de Nederlandse samenleving mensen met een migratieachtergrond als ‘anders’ worden gezien. Hij maakte dat zelf ook mee. Vlak na 7 oktober liep hij langs het gemeentehuis van Amsterdam, waar de IsraĂ«lische vlag uithing. Daar stond een man met een Palestijnse vlag. Simreen benaderde de man en werd toen aangesproken door een passerend Nederlands stel. „Ze zeiden dat ik het vast fijn vond, dat Hamas zoveel IsraĂ«liĂ«rs had gedood. En ze feliciteerden me. Ik dacht: wat gebeurt hier? Ze hadden meteen allerlei aannames over me. En ik dacht: wat is er mis met jullie?”

„De reacties op de genocide hebben me laten zien dat ik geen gelijkwaardige ben”, zegt Simreen. „En dat ik het nooit zal zijn. Je kunt de taal leren, je best doen om onderdeel uit te maken van de maatschappij. Maar het is een samenleving die je niet ziet als gelijkwaardig.”

De integratie is mislukt, vindt Simreen. „Als nog steeds mensen worden ontmenselijkt omdat ze anders zijn – of ze nu een migratieachtergrond hebben of queer zijn – dan heb je gefaald als maatschappij. Ik zie er wit uit en heb nooit problemen gehad. Maar als ik een keffiyeh draag, dan word ik gezien als de vijand, als een terrorist. Het laat zien dat er geen succesvolle manier is van integratie.”

Divers

„Ik hoef niet te worden zoals anderen”, zegt Simreen. „Ik wil geen broodje kaas voor de lunch. Het gaat om het vieren van verschillen, diversiteit maakt een samenleving interessant. Ze levert meer creativiteit, intelligentie en empathie op. En we kunnen niet allemaal hetzelfde zijn.”

Het vieren van haar Iraakse achtergrond was voor Shawkat de reden om kookboek Noomi te schrijven. „Opgroeien in Nederland betekent toch meekrijgen dat de Nederlandse cultuur superieur is aan het mondiale zuiden. En als dat ergens nĂ­Ă©t voor geldt, dan is dat voor het eten.”

Met haar kookboek wilde ze haar plek in de maatschappij innemen door haar cultuur te belichten. „Ik had dat nodig. Zodat ik één kon worden met dat stukje van mij. Het was ook bedoeld als een omgekeerde integratie. Ik had tot mijn dertigste al het werk gedaan, nu wilde ik dat mensen ook interesse in mijn cultuur zouden tonen.”

Nuweira van Goens Youskine, Sami Simreen en Sara Shawkat. FOTO’S MERLIJN DOOMERNIK

Met dank aan NRC

Anselm Kiefer, ‘Waldsteig’

Boven: 
Anselm Kiefer, Waldsteig (2023) –
Emulsie, olie, acryl, schellak, bladgoud en elektrolysediment, 280 x 380 cm

Het verhaal bij de video staat hieronder:
’Net als bij Van Gogh
’
“Waldsteig is een zo een groot doek dat het mij bijna opslokte. De kleuren zijn aards: diepe bruintinten en geel. Hier en daar zag ik kleine verfstreek met rood/oranje. Het gevoel dat ik kreeg bij het kijken was alsof de aarde zelf was opgestaan en zichzelf op het doek had gesmeerd. 
Ik rook de geur van aarde in de zaal en terwijl ik keek naar Waldsteig beeldde ik mij in dat ik in een verlaten schuur stond, waar tijd en stof zich hadden opgehoopt. 
Het schilderij gemaakt van emulsie, olieverf, acrylverf, schellak, bladgoud en bezinksel van elektrolyse op het doek. Net als bij Van Gogh ligt de verf dik op het oppervlak. Ik heb geprobeerd om de dikke lagen verf vast te leggen. 
De naam is tevens de titel van de liefdesroman van Adalbert Stifter uit 1845.
Waldsteig is geen schilderij; dit was een landschap waar ik even doorheen dwaalde.

KunstKieken.nl
Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten

Kiefer Overzicht[1]

  • ‘Kunst kan niet op zichzelf bestaan. Ze moet putten uit een bredere kennis. Ze moet de littekens van de wereld, de wonden van het leven dragen.’

“Anselm Kiefers voortdurende fascinatie voor cultureel geheugen, identiteit en geschiedenis geeft zijn werken een gelaagde inhoud, gevoed door een verscheidenheid aan historische, mythologische en literaire bronnen. Deze omvatten verwijzingen naar Griekse en Germaanse mythologie, alchemie en christelijke symboliek, evenals de geschriften van onder anderen de gevierde middeleeuwse tekstschrijver Walther von der Vogelweide, de in RoemeniĂ« geboren dichter Paul Celan, de Franse dichter en criticus Charles Baudelaire, de Russische futurist Velimir Chlebnikov en de Oostenrijkse naoorlogse dichter Ingeborg Bachmann.
In de afgelopen veertig jaar heeft Kiefers praktijk zich ontwikkeld door de accumulatie, vermenging en herbewerking van thema’s, motieven en constellaties die in diverse media terugkeren. De taal van het materiaal speelt een essentiĂ«le rol in zijn werk, dat vaak een sedimentaire geologische textuur heeft. Sterk symbolische verbindingen ontstaan ​​door lood, beton, aarde, gedroogde planten, glas, prikkeldraad en de aanwezigheid van gevonden voorwerpen zoals boeken, zeisen en scheepsmodellen. Lood is van bijzonder belang voor de kunstenaar, die het omschreef als ‘het enige materiaal dat zwaar genoeg is om het gewicht van de menselijke geschiedenis te dragen’. Veel van zijn gekozen materialen en thema’s bevatten alchemistische verwijzingen, zoals de transmutatie van onedele metalen in goud, wat een metafoor wordt voor spirituele verlichting.”


Herbsttag

Herr, es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren lass die Winde los.

Befiehl den letzten FrĂŒchten, voll zu sein;
gib ihnen noch zwei sĂŒdlichere Tage,
drÀnge sie zur Vollendung hin, und jage
die letzte SĂŒĂŸe in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die BlÀtter treiben.

Rainer Maria Rilke, 21.9.1902, Paris

Vier video’s[1]

Mein Rhein
Hommage Ă  un poĂšte
Im Gewitter Der Rosen


[1] Met dank aan Thaddaeus Ropac Galleries 


Lieve Klaaske

Zonnebloemen op, wie weet, de warmste dag van het jaar – terwijl de zomer net begonnen is. Wij koesteren hier ons veilige huis, met de driedubbele ruiten, de rolluiken en recent het elektrisch bedienbaar zonnescherm.

Langzaam daalt zij neer – oranje boven!

Boven ons niet meer dat zinderende asfalt, waar we dertig jaar onder gewoond hebben:

terwijl overal om ons heen mensen van een dak boven het hoofd beroofd worden: ‘The Age of Destruction – of hadden we die al gehad? Terwijl wij hier al die tijd in vrede geleefd hebben – nou ja, wij hebben in ons allereerste begin met de tenen in het geweld gestaan, oorlogskinderen als we zijn, onuitwisbaar


En waarom het leven je gegeven is, dít leven óns gegeven is – wie zal het zeggen? Het gaat dan al gauw over de sterren – terwijl het zó dichtbij is, zó voor de hand ligt
 En natuurlijk zijn er boze tongen die het je misgunnen, het plat maken als een dubbeltje, je precies kunnen vertellen wat er allemaal aan ontbreekt. Maar wij koesteren het geluk dat ons ten deel viel, de zegen die zomaar uit de hemel leek te komen – de zin die we zelf niet hadden kunnen verzinnen


Zo gaan wij dat alweer zestigste jaar van vereniging in – wie weet komt daarna Halsema wel op bezoek met een lintje en een oorkonde – voor hen die daar als Stichting ‘Zen als leefwijze’ te boek staan.
Wie komt er straks de kussentjes tellen?

Bovenaan: Anselm Kiefer, “Sonneblumen”, 2023.

De oorlogen in het Midden-Oosten snap je alleen als je apocalyptisch geloof snapt

Foto boven: De Tempelberg in Jeruzalem, eerder deze maand. FOTO AMMAR AWAD
Het is tijd om de religieuze narratieven in het Midden-Oosten veel serieuzer te nemen, betogen Beatrice de Graaf en Stefan Paas. Welkom in het universum van de apocalyptische geopolitiek.
Gepubliceerd op 27 juni 2025 
Je weet dat je in een ander universum bent aangekomen als je Tucker Carlson als de stem van de rede gaat zien. Precies dat gebeurde vorige week in het podcastgesprek van Carlson met de Texaanse senator Ted Cruz. Cruz verdedigde vol vuur het besluit om Iran te bombarderen, want „de Bijbel zegt dat wie IsraĂ«l steunt gezegend zal worden en wie IsraĂ«l niet steunt, wordt vervloekt”. Carlson, ook een christen, veegde vervolgens de vloer met Cruz’ misleide bijbeluitleg aan.


Welkom in het universum van de apocalyptisch geĂŻnspireerde geopolitiek. In alle verslagen en berichten over de oorlog in het Midden-Oosten wordt te weinig aandacht besteed aan de doorwerking van eindtijdvoorstellingen in de escalatie.
Waarom dat is? Misschien wel omdat het conflict zĂł complex is, zo gelaagd en diepgeworteld, dat het heel verleidelijk is om het dan maar plat te slaan. Het zijn de kolonisatoren versus de onderdrukten. Het is Iran tegen Amerika. Het gaat om macht. Om geld. Om olie. Of, altijd goed in situaties waar religie en ideologie een rol spelen: ze zijn gek geworden.

Als coping-mechanismes voor commentatoren en lezers in tijden van onzekerheid mag dit werken. Als geopolitieke leidraad niet. De seculiere knip tussen ‘geloof en politiek’ is een misvatting die in het overgrote deel van de wereld niet opgaat. Al helemaal niet in het Midden-Oosten.
Kortom, het is tijd om de religieuze narratieven in de oorlog in het Midden-Oosten serieus te nemen: religie geeft met behulp van verhalen, boeken, rituelen, handelingen, preken en gezangen

vorm en richting aan ontwikkelingen die al gaande zijn. Vooral verhalen over de Eindtijd, over de laatste strijd die op handen zou zijn, en die de Apocalyps, (de onthulling) zou inluiden, doen het goed als het gaat om het verder mobiliseren van mensen die al boos, bang, arm, onderdrukt zijn.
‘Verlost’ Palestijns volk

En laat dat nu net gaande zijn in IsraĂ«l, in het bijzonder rondom de Tempelberg. Toen IsraĂ«lische politiemensen in mei 2021 Palestijnse gelovigen verhinderden om in de Al-Aqsamoskee te gaan bidden, brak er een opstand uit. Hamas verklaarde dat de Palestijnen niet zouden rusten voordat ze het heiligdom hadden veroverd op de Joden. Want ‘alleen dan zal het Palestijnse volk verlost zijn’. Ook na de aanval van Hamas op IsraĂ«l, op 7 oktober 2023, verklaarde de Palestijnse leider Haniyeh met Koranteksten dat de Eindtijd in vervulling zou gaan, en dat Palestijnen zich bij de strijd moesten voegen en als martelaren naar de hemel zouden gaan
Omgekeerd hadden IsraĂ«lische ministers zoals Itamar ben Gvir en Bezalel Smotrich niet nagelaten te eisen dat het joodse volk „Judea en Samaria” weer in handen zou krijgen, de oudtestamentische benaming voor de Westbank, en dat de Palestijnen sowieso voorgoed en helemaal van de Tempelberg verdreven zouden moeten worden. Sterker nog, het was tijd, Eindtijd, om de ‘Derde Tempel’ te bouwen: de tempel die na verwoesting van de eerste, oorspronkelijke door de BabyloniĂ«rs, en van de tweede door de Romeinen, zou herrijzen als teken van de naderende komst van de Messias. De plaats waar dat moest gebeuren: bij de Klaagmuur, precies op de plek van de Al-Aqsamoskee, wat volgens moslims juist het derde heiligdom van de Islam is, omdat de profeet Mohammed daar ten hemel zou zijn gevaren (Mi’raj).
En om de opeenstapeling van territoriale eindtijdverwachtingen af te maken: de Al Aqsamoskee is ook voor veel sjiieten (Hamas is soennitisch) de plaats waar de Twaalfde Imam mogelijk zal terugkeren om recht en vrede te herstellen en het begin van de eeuwigheid (en het einde der tijden dus ook) in te luiden. Voor Iran is IsraĂ«l bovendien de ‘kleine Satan’ en zijn moslims wereldwijd geroepen om hun ‘ticket to heaven’ via de strijd tegen IsraĂ«l te winnen, en zo het einde van de ‘occultatie’ (de verhulling) van die Twaalfde Imam te bespoedigen.
Verkeersplein van goden

Maar nu zijn we er nog niet. Als een waar apocalyptisch verkeersplein van goden, maar dan zonder vangrails of stoplichten, is Jeruzalem, en in het bijzonder de Tempelberg, ook het projectiescherm voor christelijke zionisten. Voor veel Amerikaanse (en in mindere mate Europese) christenen zoals Ted Cruz gaat de leer van het ‘dispensationalisme’, ofwel de bedelingenleer op. Die houdt in dat de eindtijd zich zal voltrekken volgens een dienstregeling. De Messias zal terugkomen op de wolken, maar dan moet eerst het volk IsraĂ«l in zijn oorspronkelijke land, en dus ook met zijn tempel, hersteld worden. Ook moet er volgens die leer nog een massabekering van joden volgen, maar dan breekt ook het rijk van recht en vrede aan.
De tragiek is dat op dit verkeersplein elke religieuze stroming put uit gedeelde tradities, maar dat elk zijn eigen eindtijds-route rijdt, op ramkoers met de andere. Allemaal verwachten ze een eindstrijd en één god die wint, die van henzelf.
Wanneer nu buitenstaanders gaan roepen dat één verhaal wel heel bijzonder slecht is, en tot genocide leidt, dan maakt dat de aanhangers van dat verhaal niet milder. Ze zullen harder gaan razen. Sterker nog, ze raken er alleen maar nog meer van overtuigd dat die ander bezig is hun verhaal, en henzelf, uit te roeien. De ander is een trawant van de Antichrist, een onwetende collaborateur van Gog en Magog (de apocalyptische monsters uit het Bijbelboek EzechiĂ«l). Vijftigduizend doden is een sterk argument daarvoor. Net zo goed als dat meer IsraĂ«li’s dan vóór 7 oktober van mening zijn dat Hamas nooit zal stoppen met de terreur.
Noch het roepen van ‘genocide’ richting Israel (hoe terecht ook), noch het vergoelijken van Hamas als een antikoloniale verzetsbeweging, laat staan de Trumpiaanse Gaza Resort-illusies, doen recht aan deze grondgebonden religieuze verlangens. Het laat ook zien dat IsraĂ«l en de Palestijnen hier niet zelfstandig uit kunnen komen. Daarom is het tijd om eerst goed te begrijpen hoe diep veel

deelnemers aan het conflict in zo’n eschatologische mindset zitten. Daarna, maar pas echt daarna, is het tijd om de massaradicalisering te bevriezen en een andere, meer inclusieve route naar recht en vrede te vinden.
Het haalt weinig uit als we hier aan de zijlijn schreeuwen en radicaal partij voor één van beide kiezen. Daarentegen moeten EU en VS, samen met de landen in de regio, artikel 194 van de VN eindelijk serieus nemen, waarin onder meer staat dat Palestijnse vluchtelingen recht hebben op terugkeer. Wat hielp in het verleden in situaties van ideologische massaradicalisering waren grootschalige vredesconferenties in de regio, mét internationale troepenmachten die vrede afdwongen en handhaafden. Niet omdat de we eschatologie niet serieus nemen, maar omdat we het juist zo serieus nemen, dat we ook erkennen dat er met al die rondrazende profeten in afwachting van die Eindtijd maar beter wat extra verkeersborden en regelaars kunnen worden neergezet.
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC van 28 juni 2025.

Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar en historicus (Universiteit Utrecht) en columnist van NRC.
Stefan Paas is hoogleraar missiologie en publieke theologie (Vrije Universiteit en Theologische Universiteit Utrecht). Ze maakten samen over dit onderwerp een aflevering van De Ongelooflijke Podcast.


Anouar Brahem “The Astounding Eyes Of Rita”

Op dit legendarische album van Anouar Brahem is geen stukje tekst te vinden – behalve in het cd-boekje, daarin staat als enige het titelgedicht van Mahmoud Darwish [1]

 

Rita and the Rifle

Between Rita and my eyes
There is a rifle
And whoever knows Rita
Kneels and plays
To the divinity in those honey-colored eyes

And I kissed Rita
When she was young
And I remember how she approached
And how my arm covered the loveliest of braids
And I remember Rita
The way a sparrow remembers its stream
Ah, Rita
Between us there are a million sparrows and images
And many a rendezvous
Fired at by a rifle

Rita’s name was a feast in my mouth
Rita’s body was a wedding in my blood
And I was lost in Rita for two yearsvAnd for two years she slept on my arm
And we made promises
Over the most beautiful of cups
And we burned in the wine of our lips
And we were born again

Ah, Rita!
What before this rifle could have turned my eyes from yours
Except a nap or two or honey-colored clouds?
Once upon a time
Oh, the silence of dusk
In the morning my moon migrated to a far place
Towards those honey-colored eyes
And the city swept away all the singers
And Rita

Between Rita and my eyes –
A rifle

In: Anouar Brahem   The Astounding Eyes Of Rita   (cd-boekje
 
  [1] Mahmoud Darwish of Mahmoed Darwiesj (Arabisch: Ù…Ű­Ù…ÙˆŰŻ ŰŻŰ±ÙˆÙŠŰŽ) (Al-Birka, Palestina, 13 maart 1941 - Houston (Texas), 9 augustus 2008) was een Palestijns dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. Dichter Naomi Shihab Nye schreef over het werk van Darwish: "Darwish is de levensadem van het Palestijnse volk, de welsprekende getuige van ballingschap en ontvreemding..." In 2004 ontving Darwish de Grote Prins Claus Prijs voor zijn oeuvre. Zijn werk werd in meer dan twintig talen vertaald.  

Haaretz: Israëlische militairen geven toe dat ze bewust op ongewapende Palestijnen schieten bij noodhulppunten

Gemilitariseerde voedselhulp 
„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair tegen de IsraĂ«lische krant Haaretz
Auteurs Luuk Diepeveen, NRC
Gepubliceerd op 27 juni 2025 om 15:38
Palestijnen rouwen om een geliefde, gedood door IsraĂ«l bij een noodhulppunt van GHF (24 juni 2025). FOTO AFP/EYAD BABA

IsraĂ«lische militairen krijgen van hun oversten opdracht om op uitgehongerde Palestijnen te schieten die wachten op voedsel bij de distributiepunten van de omstreden hulporganisatie Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dat blijkt uit een vrijdag verschenen artikel van de IsraĂ«lische krant Haaretz, die met meerdere IsraĂ«lische militairen hebben gesproken.

„Het is een moordveld”, zegt een van de militairen tegen Haaretz. „Waar ik was gestationeerd werden per dag tussen de een en vijf mensen gedood”. Bij de noodhulppunten van GHF zijn volgens het mensenrechtenbureau van de VN sinds de opening eind mei zeker 410 Palestijnen gedood door IsraĂ«l.

Intussen heeft de advocaat-generaal binnen het Israëlische leger (IDF) opdracht gegeven om mogelijke oorlogsmisdaden van militairen bij voedseldistributie te onderzoeken. Dat meldt Haarzetz.

Beschietingen volgen patroon

Bronnen stellen tegen de krant dat de beschietingen een duidelijk patroon volgen. De distributiepunten zijn doorgaans elke ochtend een uur open. Daarvoor schiet IDF op mensen die te vroeg in de rij willen gaan staan. Na de sluiting schieten militairen op de menigte om deze weg te jagen.„Als iemand probeert in de rij te gaan staan, openen we het vuur vanaf een paar honderd meter afstand”, zegt een anonieme militair. „Soms stormen we van dichtbij op ze af.” Er gaat „geen dreiging” uit van de Palestijnen. „Ik kan me geen enkel geval herinneren waarin er teruggevuurd is. Er is geen vijand, geen wapens.”

“Werken met een burgerbevolking met als enige vorm van interactie het openen van het vuur is op zijn zachtst gezegd problematisch”. Dat zegt een legerofficier die verantwoordelijk is voor de veiligheid bij een distributiepunt tegen Haaretz. „Een gevechtsteam heeft niet de middelen om met een burgerbevolking om te gaan in oorlogsgebied. Het afvuren van mortieren om hongerige mensen op afstand te houden is niet professioneel noch humaan.”

Uit de verklaringen blijkt verder dat de beveiliging van de GHF-distributiecentra uit verschillende ‘lagen’ bestaat. Binnenin de centra en in de zogeheten ‘corridors’, lange gangen tussen stalen hekken die dienen als ingang, houden Amerikanen toezicht. Daarbuiten bevinden zich Palestijnse opzichters, in sommige gevallen geaffilieerd aan de door IsraĂ«l bewapende militie Abu Shabab. De buitenste laag, op enkele honderden meters afstand, wordt gevormd door IDF-militairen.

Met dank aan NRC