Bedevaart naar Baoguang Si

Afb. boven:Luchtfoto van Baoguang Si (l.), met omcirkeld de ‘Leaning Pagoda’. De plattegrond van Chengdhu (r.) - met Baoguang Si bij de gele paperclip rechtsboven - laat zien dat mijn bestemming inderdaad nogal excentrisch was...

Het begon met deze foto, gewoon omdat ik het meisje zo ontroerend vond.

NB Klik op de afbeelding voor vergroting in nieuw scherm.

Maar toen ik de hele serie bekeek, zag ik haar meerdere keren in beeld. Dus die andere twee zijn ‘bijvangst’. Voordat je het weet heb je zo een stripverhaal – dat de lezer zelf maar verder moet invullen.

Tijdens mijn tweede China reis in 2011 – de eerste had Beijing als einddoel, maar liep voornamelijk door SiberiĂ« en MongoliĂ« – was Chengdhu onze verste bestemming landinwaarts. Je zit daar al bijna op de grens van Tibet.
Ons gezelschap had daar in de buurt eerst het Panda natuurreservaat bezocht en gehoord hoeveel bamboe zo’n beest per dag eet – nou een heel bamboebos.
De stad zelf was voor ons een ‘vrije’ dag, die je zelf in kon vullen. Ik oefende vanuit m’n hotel vast met een blokje om – dat bleken eindeloos veel ‘hoekjes om’ te zijn, een halve wereldreis…

Ik ging eerst mee met een tweetal dat in een park een terrasje opzocht. Maar die wilden daarna met z’n tweeĂ«n verder. Toen ik eenmaal in m’n eentje op weg was in die megastad, met z’n 15 miljoen inwoners, voelde ik me behoorlijk verloren.
Daar ga je dan, kaartje in de hand, lopen, lopen, lopen…
Gelukkig wist ik precies waar ik heen wou: de Boeddhistische Baoguang Tempel, met z’n beroemde scheve pagode. Bepaald niet daar om de hoek… Maar ik had gehoord dat het een Zen-boeddhistisch klooster was, dus ik voelde me verwant…
Ik had al eerder gemerkt dat er in China een onverwachte vrijheid van godsdienst bestond en dat een aanzienlijk percentage van de bevolking er de erehuizen bezocht, [1] voor mij was het aanlokkelijk me door die stroom positieve energie mee te laten voeren, dat voelde een beetje als thuis. Maar ik had ook ontdekt dat de uiteindelijke bewegingsvrijheid – in- en uitreis, emigratie – uiterst beperkt was…

Ik dwaalde steeds verder Chengdhu in, ik kreeg het er benauwd van, het was een reis naar het einde van eindeloos. Met weeĂ« benen dwaalde ik verder…
En toen kwam de redding. Bij de oversteek van de zoveelste allee, stond ik bij de zebra te wachten naast een jonge rugzaktoeriste. We raakte aan de praat en bleken dezelfde bestemming te hebben.
Dat was in die omstandigheden goud waard. Ik voelde haar durf en onbekommerdheid – wat ik te bieden had, geen idee.
Ze bleek een Engelse scholiere te zijn, die net examen had gedaan en besloten had een wereldreis te maken. Ze had al heel wat landen aangedaan, en dat op die leeftijd…
Zo trokken we samen verder.

Toen we eindelijk bij de Baoguang Tempel geraakten, bleek dat een uitgebreid complex te zijn. We keken wat rond, maar zochten eerst verpozing in het grote vegetarische restaurant wat daar was.
En terwijl we daar iets nuttigden, kwamen er twee mannen op ons af – duidelijk ingewijden, ook al herinner ik me geen speciale kledij. Ze spraken ons niet zomaar aan … we kregen een bad van aandacht… En ze vroegen ons toen of we in de beroemde, eeuwenoude bibliotheek geĂŻntroduceerd wilden worden, met, geloof ik, de grootste verzameling antieke boeddhistische geschriften ter wereld.[2]
Vol verbazing zeiden we ‘ja’ – ik dacht eerst dat de jonge vrouw hun belangstelling had, maar bij nader inzien kon ik het wel eens zijn. Waarom? Geen idee. Maar natuurlijk liet ik me het welgevallen…

Collage met de Pagode (l), en rechts 2x ingezoomd op de toegangspoort

Een van de twee mannen voerde ons mee en leidde ons door een uitgebreid zalen complex, haalde folianten uit de kast en liet ze ons zien. Verbluft keken we ernaar – als in een droom bewoog ik daar voort… Op een gegeven moment vroeg onze begeleider of hij onze naam en email-adres mocht noteren. We gaven ze – alleen jammer dat ik zelf die van mijn reisgenote niet noteerde.
Toen we terug waren in het restaurant namen we afscheid van onze gids, met z’n tweeĂ«n keken we nog wat verder rond op het terrein. Maar al die aandacht die we gekregen hadden bleef een raadsel…

Mijn gezelschap besloot daar in de buurt nog verder te gaan kijken, onverschrokken, in haar eentje.
We namen afscheid – ik dacht er weer niet aan haar adres te noteren…
Zelf wist ik, gesterkt door al die warmte, uiteindelijk mijn hotel te bereiken.
’s Avonds at ik daar in de buurt in het gezelschap van een aantal reisgenoten, dat zich onverwacht had aangediend. Dat was heel genoegelijk – met een van hen heb ik contact gehouden, we hebben elkaar in Amsterdam nog eens ontmoet.

Ik had het er met Klaaske over dat het zo opmerkelijk is dat in China alle straatnaambordjes van de naam in het Engels voorzien zijn. Terwijl dat in Japan naar ik hoorde niet de gewoonte is. Klaaske dacht dat het was omdat China de wereld wil domineren. Ik dacht meer aan de Chinese openheid – waar Japan zich altijd afgesloten heeft voor de wereld.


Epiloog
Toen ik weer een paar maanden thuis was, kreeg ik een mailtje vanuit Chengdhu met de vraag of ik het adres van een Boeddhistisch centrum in Nederland had, waar iemand die in ons land op bezoek was terecht kon. Ik wist niet wat de eigenlijke bedoeling was, misschien een poging tot asiel? Hoe dan ook was mijn antwoord heel inadequaat (iets over mijn eigen ‘Tao-zen’ of zo). Terwijl ik ze gewoon naar een bestaand centrum had moeten verwijzen, bijvoorbeeld naar het Shambhala Meditatie Centrum van mijn schoonfamilie. Maar ja, ik was nu eenmaal een vreemdeling in Jeruzalem…


Op 10 maart plaatste ik onderstaande video, die – zo schreef ik – “met heel veel aandacht gemaakt is en culmineert in het duet van Wu Fei en Abigail Washburn, dat reikt van de Appalachian country tot de prairies van Xinjiang.”
Een keertje herhalen kon zeker geen kwaad, leek me.


[1] Zie de indrukwekkende lijst van ‘National Key Buddhist Temples in Han Chinese Area’.
[2] Met een exemplaar van de ‘Bloemenkrans Soetra’ (Avatamsaka Sutra), daterend uit de Yuan-dynastie (1271-1368), met gouden en zilveren pigmenten.