Vijlens dagboek (4)

Onze huisbioscoop. Vandaag een bloedstollende Wallander…

Dag verjaagt nacht

Wie ben ik om de loop van de sterren te wijzigen
ik schouw slechts hun ontzagwekkende schoonheid,
bevroed de peilloze diepte van hun materie.

Dingen die me gebeuren

Ik ben niet meer dan een opening in het universum
waardoorheen gij het peillood van de eeuwigheid neerlaat
en ziet dat het goed is.

“Voor Europeanen, staat Timboektoe te boek als de meest afgelegen plek ter wereld. Maar in tijd van Leo Africanus was het een van de grootste ontmoetingsplekken in de geschiedenis.”

Deze BBC documentaire gaat over het leven van al-Hasan ibn Mohammed al-Fasi, beter bekend als Leo Africanus (ca. 1494 – ca. 1554). Hij was een Moors diplomaat, die opgroeide in Marokko en na een ontvoering door zeerovers aan het hof van paus Leo X terechtkwam. Hij is vooral bekend door zijn Descrittione dell’Africa, waarin hij onder meer verhaalt over zijn bezoeken aan Timboektoe.

All the way to Timbuktu

Timboektoe werd in het begin van de 12e eeuw een permanente nederzetting. Na een verlegging van handelsroutes, bloeide in de stad een handel in zout, goud, ivoor en slaven op.
In het begin van de 14e eeuw werd Timboektoe deel van het Malinese Rijk. In 1468 werd de stad, na een korte overheersing door Toeareg stammen, ingelijfd bij het zich langs de rivier de Niger uitstrekkende Songhai Rijk, wat haar Gouden Eeuw inluidde.
Daar kwam in 1591 een einde aan, toen een Marokkaanse leger de Songhai versloeg, dankzij de inzet van Vlaamse en Spaanse musketiers – Al-Ruma, ‘schieters’, in de plaatselijke taal.
De invallers bleven er achter en werden de nieuwe heersende klasse, de Arma (verbastering van ‘Al-Ruma’), die na 1612 onafhankelijk werd van de Marokkaanse sultan. Maar de gouden eeuw van de stad was voorbij en er volgde een lange periode van verval, die duurde tot aan de Franse overname in 1893. In 1960 werd Timboektoe deel van de huidige Republiek Mali.
De stad is op dit moment verarmd en lijdt onder de woestijnvorming. Na de inval van Toeareg rebellen in 2012 – zich sierend onder de naam Ansar Dine, ‘defenders of the faith’ – werden een aantal historische tomben vernield.

In haar Gouden Eeuw ontstond in Timboektoe een omvangrijke handel in boeken, door de aanwezigheid van talrijke islamitische geleerden en het uitgebreide handelsnetwerk. In combinatie met de campus van de Sankore Madrasah – de islamitische universiteit – maakte dit Timboektoe tot een wetenschappelijk centrum in Afrika.
De verhalen van Leo Africanus leidden in Europa tot allerhande speculatie, waarna de reputatie van de stad verschoof van ‘rijk’ naar ‘mysterieus’. Zo verwerd de naam ‘Timboektoe’ in de westerse cultuur tot een synoniem voor een verre en bizarre plek.

Vijlens dagboek (3)

Gisteren een warme wafel met slagroom en warme kersen in Grand-cafe ZeRa.

De vorige avond

Na een druilerige dag
was het uitzicht tegen de avond
als herboren.
Een schoongewassen lucht,
zon boven frisgroene velden,
een blauwwitte schildering
van de hemelse aquarellist.
Stipjes bewegen langs de weg in de verte,
met de boodschap dat alles nog hetzelfde is.
Waar verdienen we het toch aan
dat we elke dag vernieuwd worden?

De volgende ochtend

Op zoek naar
de verste verte
de diepste stilte
de mooiste natuur
was er
die oogstrelende zonsopgang
het suizen van de stilte in de oren
tot niets verplichtende schoonheid –
het is er al, waarnaar ben je op zoek?

  • Album van de dag: Folila, 2012
  • Musici: Amadou and Mariam

Vijlens dagboek (2)

De eerste wandeling. Klaaske: “Voor deze paadjes ben ik hier gekomen.”

“…dat je voor jezelf ziet dat bewustwording eigenlijk de enige zin is dat we op aarde zijn. Dat we tot bewustzijn komen, niet dat we goede dingen doen of dat we een doel bereiken of wat dan ook, maar dat we tot bewustzijn komen, in onze situatie. Daarmee vervallen alle regels, alle voorschriften, alle voorbeelden. Jij moet je bewust worden.”
Maarten Houtman: De werkelijkheid begint bij voor jezelf zorgen, sessie december 1999

…datzelfde paadje wordt ook gebruikt door racefietsers. Dit is Limburg…

Dronken van het Limburgse landschap …

Vanaf het terras [klik om te vergroten]

… en van het shaken op de muziek van het album Melos (2008), met Anja Lechner, cello, Vassilis Strabropoulos, piano, en U.T. Gandhi, slagwerk.‎
NB Het album als geheel was op YouTube niet te vinden, daarom hierbij de prachtige titelsong.


Vijlens dagboek (1)


Wandelend langs de dreven, viel me in dat je niet kunt waarnemen zolang je geest iets wil. Dan wordt alles wat je meent te zien, vertekend door je streven.

Als je op je ademhaling probeert te letten, merk je al gauw dat je er iets mee wilt doen. Je wilt haar dieper laten worden of meer beneden laten komen – en merkt dat je haar alleen maar verstoort. Je doet iets, terwijl het de kunst is om niet te doen.

Uitzicht vanaf het terras

Uitzicht vanaf het terras bij nacht. Het wachten is op de sterren…

  • Album van de dag: Birds Requiem, 2013
  • Musici: Dhafer Youssef, zang; HĂŒsnĂŒ Senlendirici, klarinet; Aytaç Dogan, kanun; Nils Petter Molvaer, trompet; Eivind Aarset, guitaar; Kristjan Randalu, piano; Phil Donkin, contrabas; Chander Sardjoe, drums.

 


Hamza El Din, Oud Music from Nubia

  • Muziek van de week: ‘I Remember’
  • Album: Escalay (The Water Wheel), 1971
  • Musicus: Hamza El Din, voice and oud

Hamza El Din (1929-2006) – die ik via onze Texelse zen-vriendin Jeltje Musch leerde kennen – over zijn jeugd:

“Nubia is a region of northeast Africa situated along the Nile in both southern Egypt (south of Aswan) and northern Sudan. Toshka, the village in which I was born and spent my early years, is in Egyptian Nubia, near the village of Abu Simbel, where the famous temples of Ramesses II were located prior to their being moved during the construction of the Aswandam. As a boy I was sent to live with my father in Cairo, where I studied oud and began my musical career.”

In de jaren 70 emigreerde Hamza El Din naar de Verenigde Staten, waar hij een cultstatus verwierf als pionier van de ‘wereld-muziek’, met zijn albums Escalay en Eclipse. Verder doceerde hij er ethnomusicologie en trad op, o.a. met de Grateful Dead en het Kronos Quartet. In de jaren 80 verbleef hij in Japan, om een vergelijkende studie te maken tussen de Arabische oud en de Japanse biwa.
De New York Times schreef indertijd over hem:

Music doesn’t get much starker than the songs of the Nubian musician Hamza El Din  …. He is a virtuoso, but one who uses his technique toward clarity rather than display.

Dat is precies wat Hamza El Din’s muziek zo indringend en fascinerend maakt, hij wil niet ‘amuseren’, niet ‘entertainen’, zijn muziek komt uit de diepe lagen van een oeroude traditie tot ons.
Maar, “Hamza El Din doet meer dan de vlam van een traditie simpel levend houden. Wat speciaal is aan zijn werk is de volledige beheersing van de technische mogelijkheden van de oud, gecombineerd met nieuwe muzikale patronen en ideeĂ«n, die de vocale muziek en drum-traditie van het traditionele NubiĂ« ontstijgen.” [Nonesuch]

Dat is ook hoe het die beide hedendaagse, Tunesische oud spelers, Anouar Brahem en Dhafer Youssef, verging, die het amalgaan van Oosterse en Westerse tradities tot een thrill maakten voor het gehoor…



“African Soul” voor het venster

  • Muziek van de week: ‘Yama’
  • Album: Joko From Village To Town, 2000
  • Musici: Youssou N’Dour et Le Super Etoile de Dakar

Oktober 1987. Een in een berg uitgehouwen openlucht amfitheater, met uitzicht op de twinkelende lichtjes van nachtelijk Athene. Duizenden mensen die uit hun dak gaan voor een jonge Senegalese zanger, waar ze kort tevoren nog nooit van gehoord hadden. Hoofdact artiest Peter Gabriel komt het toneel op om hem te introduceren: “Youssou N’Dour!” – net 28, maar al een grote ster in West-Afrika.

Is dit nu ‘Afrikaanse muziek’?
Het is duidelijk dat de ruggengraat van Afrikaanse muziek wordt gevormd door de ritmiek. In de uitvoering draait het om slaginstrumenten – met de tam-tam speler van oudsher in zijn traditioneel ceremoniĂ«le functie.
In onze contreien kenden we de tamboer als publieke figuur, die werd ingeschakeld als omroeper en als begeleider van begrafenissen. Dichtte Bilderdijk niet:

‘Befloerste trom noch rouwgebrom ga romm’lende om voor mijn gebeente.’

Omdat ik als weiger-officier tot tamboer bij het korps Limburgse Jagers werd gebombardeerd, heb ik met schuivende pas en omfloerste trom een aantal begrafenissen mogen doen – al was het dan geen oorlog, het zijn toch ruwe spelletjes die daar worden gespeeld.
Zo’n muzikaal ceremonieel maakt diepe indruk, zeker als de ‘last post’ van de klaroenspeler klinkt.
Toch lijkt de impact van de muzikale ceremonie in Afrika oneindig veel groter te zijn – ligt in haar ritmiek niet de trillende energie van het universum verscholen?

Tijdens mijn jaren als weekend-suppoost in Het Tropenmuseum – een studentenbaantje dat een living werd – had ik het voorrecht de Ghanese drummer Kofi Ayivor te leren kennen. Hij gaf daar achter het glas van de muziekstudio elke zondag een ‘class’ Afrikaans drummen – wat soms uitliep in een demonstratie buiten bij de ingang. Kofi vertegenwoordigde voor mij een wereld die me mateloos intrigeerde. Maar het eerste wat hij me vertelde was dat hij uit Stadskanaal kwam…
Natuurlijk praatte hij daar met humor over, maar ik hoorde ook warmte in zijn stem. Pas later heb ik begrepen dat hij, na jaren van omzwervingen over de hele wereld – met de legendarisch Afro-rockband Osibisa, als ‘muzikaal assistent’ van Ingmar Bergman, als begeleider van een Iraakse buikdanseres – met zijn gezin daar in de Hollandse polder neergestreken was en eindelijk rust gevonden had.

Maar de mooiste momenten die ik met Kofi beleefde waren als hij als straatmuzikant voor het Amsterdamse Centraal Station speelde. Hij zat daar avond aan avond, zijn trommel werd regelmatig door de politie in beslag genomen. Dan moest hij weer naar het bureau om hem op te halen. Natuurlijk kankerde hij daarover. Maar toch, wat voelde hij zich daar happy op dat plein…
Er waren dagen dat van verre de klanken van zijn drum onze woonboot aan de Binnenkant binnenwoeien. Dat had een magische uitwerking op me, ik toog dan naar het station en trof hem daar, temidden van een kring toehoorders of op z’n eentje trommelend.
Ik las Kofi’s memoires – heel interessant als je belangstelt in de traditionele Afrikaanse muziekcultuur – op de website ‘Zeeburg Nieuws’, of all places. Daarin zegt hij over die tijd het volgende:

“And it turned out to be the best experience of my whole life. Playing in the street. Which I never did before. I had played on all the big stages of the world – in Madison Square Garden with Osibisa, for example – but the Central Station was the best stage I’ve ever been on. The most critical stage I have ever been on, playing alone without a guitar player, bass player, or drummer, trying to convince people that rhythm is just as important as chords and progressions, that rhythms are feeling. Some people say, “Oh that’s a nice rhythm but that’s not music!” But good rhythm is feeling rhythm. That’s why I was on the street. Playing alone and researching the kinds of rhythms people react to, the kinds of beats they feel and the kinds of beats they hear. To me the street is a laboratory where I make all the songs and rhythms that come to me. Rhythms come from my watching people. Their reactions. How they walk. Most people are kind of one, two, one, two. But a guy who was passing walked kind of majestically, you know, so I said this is nice, maybe I should try to play something for it.”

Ben ik blij dat ik daar iets van heb mogen proeven…

Kofi heeft me Ă©Ă©n keer gevraagd waarom ik geen les bij hem zou nemen. Maar dat bleek een station te ver. Ik merkte de weerstand die het in me opriep, al was het alleen al vanwege de types die zijn ‘classes’ bevolkten… Hij van zijn kant zag mij ook als ‘custodian’, zeg maar van dezelfde type als de agentjes die hem pestten…
Zo bleef er een afstand bestaan.

Ik zag pas op zijn Facebook dat Kofi Ayivor (2746 vrienden) nu het Christendom van de Ghanese diaspora belijdt – zoals de Ă©Ă©n generatie jongere Youssou N’Dour in zijn album ‘Egypt’ (uit 2004) teruggaat naar zijn Islamitische wortels. De Afrikaanse identiteit is gecompliceerd, met al zijn uitheemse invloeden…

Tot slot dan een video van die heel andere Youssou N’Dour, in het nummer ‘Touba’.
Touba is een stad in centraal Senegal, qua bewonersaantal de tweede na Dakar. Het is de heilige stad van het Mouridisme, een soefi orde wier stichter, Sheik Aamadu BĂ mba MbĂ kke, er begraven ligt. Naast zijn tombe staat een grote moskee, die in 1963 voltooid werd. Jaarlijks vindt er een pelgrimage plaats, waaraan miljoenen deelnemen – zie de beelden in de video:

Kemal Dinç – Bağlama in de lage landen

  • Muziek van de week: ‘Intertwining melodies’
  • Album: Kula Kulluk Yakisir Mi (“Hoe onbetamelijk is het voor een ieder om slaafs te volgen”), live, 2013
  • Musici: Kayhan Kalhor, kamancheh, en Erdal Erzincan, bağlama.We kwamen beide musici hier eerder tegen met het album The Wind, uit 2004. Hun samenwerking stamt uit die tijd.

Hoewel de spelers uitgaan van traditionele Perzische en Turkse volksliederen, ontwikkelt de muziek zich allengs tot een intuĂŻtief samenspel met grote emotionele lading.

Omdat over Kalhor en zijn kamancheh eerder gesproken hebben, nu wat aandacht voor de bağlama, met als solo-vertolker Kemal Dinç, die in Nederland woont en werkt.
Dinç is verbonden aan de afdeling Turkish, Anatolian/Ottoman music van de Codarts University of the Arts Rotterdam, waar Kudsi ErgĂŒner – zie 14 januari – artistiek leider is! Voor de afdeling Indian music is dat de beroemde fluitspeler Hariprasad Chaurasia!.

De bağlama (of saz) is een muziekinstrument uit de luit-familie, evenals de oud. Maar waar de oud twaalf snaren heeft, heeft de bağlama er slechts drie.
Op onderstaande video, opgenomen in de oerhollandse omgeving van een kerk, is de speelwijze van de bağlama glashelder te zien, aan de hand van de trefzekere handen van Dinç.

Soms zingt Dinç ook, waarbij hij zichzelf prachtig begeleidt: https://youtu.be/WOBPvi7LbvE

Vassilis Tsabropoulos – Gift of Dreams

Gift of Dreams, de shake-muziek van gisteren, van de cd ‘Melos’ van Anja Lechner en Vassilis Tsabropoulos, is in oktober 2015 ook gedraaid. Prachtige muziek, dus geen bezwaar. Bovendien vond ik er nu een video bij met beelden die ik jullie niet wilde onthouden.

Terwijl ik er gisteren naar keek, kwamen bij mij uit het niets flarden uit 1q84 boven, de fascinerende trilogie van Haruki Murakami, die ik alweer zo’n jaar geleden voor de laatste keer las.
De wereld die in de roman van Murakami opgeroepen wordt lijkt alledaags, maar vertoont van meet af aan ‘vreemde’ trekjes, als in een droom. De hoofdpersoon Aomame lijkt in een parallelle wereld terecht te komen, waar de maan een grote rol in speelt. 
Murakami wordt niet voor niets een ‘magisch-realist’ genoemd.

Dan is het toch heel bijzonder dat ik, toen ik die avond de trap opliep naar onze ‘huiskamer zen’, Helena – die met ons meeliep naar boven – hoorde zeggen: “Ik heb net 1q84 uit!”
Wat een bijzonder toeval… Alsof die trap je naar een parallelle wereld voert…
Dit magisch denken – wat meestal wat denigrerend als een ‘ontwikkelingsstadium’ van het kind wordt beschreven – is het bewustzijn van onze droomwereld. Maar is wat wij ‘de werkelijkheid’ noemen, wel zoveel anders?

We are such stuff as dreams are made on and our little life is rounded with a sleep.

Deze aangrijpende observatie uit The Tempest van William Shakespeare komt uit de mond van … een magiĂ«r. Gerrit Komrij geeft deze mooie vertaling:

Uit louter dromenstof
Zijn wij gemaakt – wat ons is toegemeten
Ligt in een zee van slaap.

Toen bij mij de droomsluizen eenmaal opengingen, kwam ik natuurlijk van alles tegen op het web. Zoals de compositie Sleep van de Engelse componist Max Richter.
Richter stelde zich de vraag: ‘Kun je muziek beluisteren in je slaap?’ Het resultaat was een compositie van acht uur – we brengen tenslotte een derde van ons leven door in slaap… Zoals Richter het beschrijft: “…dat wonderlijke deel van ons leven, een toestand van schijndood, een bestaan tussen zijn en niet-zijn.” Voor hemzelf is dat de plek waar zijn muziek zich vormt. “Ik zie componeren als dagdromen,” zegt hij.

Sleep kun je downloaden via iTunes, maar er is ook Ă©Ă©n uur op cd gezet.
Van verschillende fragmenten van het werk zijn video’s gemaakt, met prachtige, droomachtige beelden achter de muziek. Daarvan heb ik de onderstaande uitgezocht – alleen al de moeite waard vanwege de fascinerende, haarscherpe beelden van … de maan:

 

Als je meer wilt horen van Sleep, deze video is ook prachtig: https://youtu.be/8dvpT0hA0Lk

De huilende paarden van Achilles

Henri Regnault, Automedon with the Horses of Achilles, 1868. Museum Boston

Homerus’ Ilias, het grote epos waarmee de Westerse literatuur een aanvang neemt, is vol van oorlog. Maar het is, net als de Mahabharata, óók een religieus boek, waarin de goden meespelen en het lot van de mens bepalen.

De oorlog draait eigenlijk om twee vrouwen. De ene is de ‘goddelijk mooie’ Helena, door de Trojaan Paris geschaakt, waarmee de strijd tussen het verbond van Grieken onder Agamemnon en de Trojanen, onder Hektor, begint – en zich tien jaar lang voortsleept.
De andere vrouw, BrisĂ©ĂŻs met-de-bekoorlijke-wangen, ‘oorlogsbuit’ van de Griekse held Achilles, wordt hem door aanvoerder Agamemnon afgepakt, wat tot de wrok van Achilles en tweespalt onder de geallieerden leidt.

Keerpunt in de strijd tussen de ‘paardenfokkende’ Trojanen en de AchaiĂ«rs is de dood van Patroclos, hartsvriend van Achilles, die zich liet vermurwen toch mee te vechten. Hij trekt ten strijde in wapenuitrusting en met de strijdkar van Achilles, waarvoor de onsterfelijke paarden XĂĄnthos en BĂĄlios gespannen waren – zonen van de windgod Zefyros en de harpij Podarge.
Onderstaande ontroerende scene, waarin de paarden huilen om de dood van Patroclos, was voor mij het hoogtepunt van de Ilias (tekst in de nieuwe bewerking van Imme Dros):

 
Naast het strijdperk vergoten de paarden van Aiakos’ kleinzoon
bittere tranen sinds zij hoorden dat Patroklos in het
stof lag, gedood door de handen van mannenvernietiger Hektor.
Hoe vaak Automedon, fiere zoon van Diores, ze ook een
snelle tik met de zweep gaf, hoe vaak hij ze met een zoet lijntje
of met dreigende woorden ook weer op gang wilde brengen,
allebei weigerden zij naar de schepen te gaan aan de brede
Hellespont, of naar het slagveld waar de Achaiërs nog vochten.
 
Stokstijf bleven ze staan als een standbeeld dat op de grafterp 
staat van een dode, van een man of een vrouw, even roerloos
stonden ze voor de stralend mooie strijdkar, de hoofden
diep naar de aarde gebogen. Van hun oogleden gleden
steeds hete tranen op de grond neer terwijl ze rouwden
om het gemis van hun wagenmenner; hun welige manen,
neerglijdend onder het juk langs de zijkussens, raakten bezoedeld.
 
Kronoszoon Zeus kreeg erbarmen toen hij de paarden zag huilen,
en hij schudde zijn hoofd terwijl hij zacht bij zichzelf zei:
“Ach, arme dieren, waarom gaven wij jullie, die eeuwig
jong en onsterfelijk zijn, aan Peleus, een sterflijke koning,
om ongelukkig te zijn bij diepongelukkige mensen?
Want er bestaat nu eenmaal niets ongelukkigers dan de
mens van alles wat er op aarde ademt en rondkruipt.”
 
Het verhaal van het ‘Trojaanse paard’, waar ik de Ilias lezend naar uitzag, blijkt overigens niet daarin, maar in Homerus’ Odyssee voor te komen.

 

Nu naar de andere kant van de aarde…

Het paard staat in hoog aanzien in Mongolië [klik om te vergroten]

Een ander land waar paarden tot op de dag van vandaag een goddelijke status hebben, is MongoliĂ«. Ik bezocht het in 2010, na een reis van drie dagen met de Trans-SiberiĂ« Expres, die ik overleefde ‘riding the train’ – shakend in het gangpad, terwijl de trein onder m’n voeten danste.
Op een negendaagse rondreis per ‘steppenbusje’ zagen we temidden van de oneindige vlakten regelmatig kuddes paarden, en ruiters die als gebeiteld op hun rijdier zaten.

Tijdens een verblijf in een ger  een Mongoolse nomadentent – kregen we een concert voorgeschoteld door een rondreizend muziekgezelschap. Ik bewoog enthousiast mee op de muziek, die ongeveer zo klonk (let ook op de paardenkoppen in de krul van de strijkinstrumenten):

Auto-foetussen op sterk water – op atelierbezoek in Rotterdam

Zijn wetenschap en techniek een samenzwering van de mens – als ik sommigen mag geloven: van de man 😉 – tegen de natuur?
Kunstcriticus Anne Berk, in wier gevolg ik me gisteren weer eens voegde, heeft daar een heel andere visie op: de cultuur – en dus ook de techniek, en onze steden en snelwegen – zijn onderdeel van de natuur, zoals een termietenheuvel dat is. Bij de mens is alleen het probleem dat hij door zijn object love (tevens titel van een beoogde tentoonstelling van Anne over dit thema) zich dusdanig heeft overgeleverd aan zijn scheppingen, dat die de heerschappij dreigen over te nemen.
Het is een oud thema, dat onder andere tot uitdrukking gebracht wordt in het werk van Thomas Bayrle, waar op de dOCUMENTA (13) een hele hal aan gewijd was – zie onderstaande video met een gesprek-met-beelden over zijn werk:

De Rotterdamse kunstenaar in wiens atelier we op bezoek gingen, Olaf Mooij, is geen autodidact – hij was een jaargenoot van JosĂ© op de academie – maar wel verandert alles wat hij aanraakt in auto. Tot de prachtige, gelei-achtige ‘auto-foetussen’ aan toe – fantastische vormen, in allerlei stadia van ontwikkeling, die op olie in glazen potten op de tafel stonden waaromheen we ons hadden geschaard.

Olaf Mooij, Auto’s op sterk water [klik om te vergroten]

Toch bleek Mooij meer een knutselaar te zijn dan de conceptuele kunstenaar die bij het verhaal paste. Toen we, op zoek naar zijn atelier, koukleumend in de hagel op dat bedrijfsterrein in de Rotterdamse havens stonden, konden we aan een aantal uitbundig opgesierde sloopauto’s die langs de straat stonden, al zien dat we daar ergens moesten zijn. Gelukkig was een telefoontje voldoende om Olaf met een arm vol paraplu’s naar buiten te doen snellen – een praktische geest Ă©n een hartelijk gastheer.

Overigens, op zoek naar een openbaar vervoer routing op Google Maps, kreeg ik de mededeling ‘We kunnen geen OV-route berekenen’. Dus dat werd de auto.

Maar mensen, laat u niet bedriegen, dit is immers een muziekblog. Dit hele praatje was alleen maar een opmaat tot het nummer ‘Al Hallaj’ uit het album Electric Sufi – ook die moeten met hun tijd meegaan – van Dhafer Youssef: