Verteller van het Verhaal

Hanna Mobach, Het oerlandschap, 1997[1]
Houtskool op papier, 21x16cm

“Ton Boon vroeg mij gister toen ik aankwam en toen hij matjes aan het neerleggen was, of ik een plannetje had voor zo’n vijfdaagse, wat ik zou willen aansnijden. En ik zei: ‘Nee, dat heb ik niet.’ Wat ik ga zeggen is voor mij een even groot avontuur als voor jullie. Ik was wel van plan – dat hebben jullie gisteravond gemerkt – om het meer in de richting van het oefenen te doen.”
Hoe kun je ontdekken, Eefde, Vijfdaagse december 1985, woensdag.

Maarten Houtman had ‘de gave van het woord’, zoals dat in het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide heette. Door omstandigheden kwamen bij ons thuis regelmatig dominee’s over vloer – wier kwaliteiten breed werden uitgemeten, al of niet in hun aanwezigheid.
Het werd me duidelijk dat ze allen hun preek goed voorbereidden, de meeste maakten aantekeningen, een enkeling leerde hem uit z’n hoofd – ‘die heeft een geheugen als een ijzeren pot,’ zeiden mijn ouders dan.

Ook leerlingen van Maarten met een eigen groep, probeerden soms hun inleidende praatje voor de vuist weg te houden, net als hij. Dat vond hij niet zo verstandig, zei hij een keer: ‘Dat kun je niet zomaar, het is beter om je voor te bereiden.’

Bij zijn eigen toespraken voelde dat heel anders. Aan de ene kant was er de verbazing dat hij al die diepgaande toespraken ‘uit zijn mouw schudde’, zoals dat heet. Anderzijds vond je het vanzelfsprekend zoals hij het deed – diep vanbinnen wist je gewoon: hij is een groot verteller, hij laat zijn verhalen uit de stilte ontstaan – dezelfde stilte en leegte die de hele schepping voortbracht. En hij gaf ons daarmee de inspiratie die leegte en stilte in onszelf terug te vinden.

Die vanzelfsprekendheid – het woord zegt het al – zien we ook bij de oude vertelster Imah. Zij vertelde hem als kind aan zijn bedje vier jaar lang uit het grote heldenepos van de Mahabharata – die ze helemaal uit het hoofd kende. Zoals dit verhaal over de schepping:

“Vóór de grote Verteller aan het Verhaal begon, was er een nacht die maar niet eindigde en waarin niets gebeurde. Toen was iemand, al wist niemand wie dat was en wanneer het gebeurde, een lied gaan zingen, waarin alles dat er nu is werd opgeroepen om tevoorschijn te komen en zich niet meer in de nacht te verbergen.” (De breuk,‘Werelden 1 – Karti’)

Toen Maarten van de plantage vertrok, zocht hij Imah op in haar kleine huisje, waar hij nog nooit geweest was, om afscheid van te nemen – ze voelde hem al van verre aankomen. En toen gaf ze hem dit advies mee:

“Luister goed. Alle verhalen bestaan zolang je ze vertelt. Als je klaar bent zijn ze er niet meer, behalve in het hart van degene die ze echt gehoord heeft en die ze ook weer vertelt. Je moet zó leren luisteren dat je de verhalen weet vóór een ander ze vertelt, want ze zijn er altijd en ze willen altijd weer verteld worden. Ze gaan uit je weg als je ophoudt te luisteren, maar ze blijven op je wachten. Als je niet naar binnen kunt luisteren is er alleen maar wat je om je heen ziet, zoals het is bij je geleerde moeder. Maar voor jou, die al zoveel verhalen van mij gehoord hebt, is het anders. Daarom moet je zorgen dat alle verhalen in je blijven leven, wat er ook gebeurt. Anders raak je klem en dan heb je verdriet. Zoals je weet hebben de meeste mensen verdriet. Dat komt daardoor. En nu moet je terug naar huis, want anders vraag je me iets dat vanzelf bij je komt wanneer je een verteller bent geworden.” (De breuk, ‘De twee manieren’)

En dat is hij ook geworden … een Verteller, staande in een lange traditie.

Bijna alle toespraken die in www.maartenhoutman.nl opgenomen zijn, heb ik life meegemaakt. Het zullen er wel honderd zijn. Klaaske en ik hadden ons voorgenomen alle lange sessies te volgen – daar kwamen voor mij dan nog de weekenden bij, toen ik het opnemen van het geluid van Ton Boon had overgenomen.

En elk van die keren overkwam het me weer, dat er tegen het einde van een toespraak een unheimisch gevoel bij me bovenkwam, van … heb ik het gezegde wel begrepen, er zijn nog zoveel vragen…
Precies aan dat gevoel appelleerde Maarten, als hij zei: “… je zult het nog heel vaak moeten horen…”

Toch zei hij ook vaak tegen het einde van zijn toespraak, in allerlei varianten: “Dan heb je niemand meer nodig, je hebt ook mij niet niet meer nodig, dan ga je je eigen weg…”
Terwijl het mij overkwam dat ik dacht: laat dit alsjeblieft doorgaan, vertel verder, Maarten … straks sta ik er alleen voor…

De oude vertelster Imah vond voor Maarten altijd een verhaal dat bij zijn stemming paste, bij de zorgen van de dag. Dat is ook precies zoals hij het Ăłns vertelde, een verhaal waarvan je dacht: hoe verzint hij het … dat is precies waar ik mee zit … hij heeft het tegen mij!

En natuurlijk wilde je liefst weten hoe het verder zou gaan, hoe het verhaal af zou lopen. Maar dan zei hij: … dat weet je niet, dat is nog in het verhaal verborgen…
En ja, daar had ik telkens grote moeite mee, ik wilde zo graag weten
Maar, zoals de oude vertelster tegen Maarten zei, dan begeef je je op dwaalwegen van de demonen…

Ik denk dat Maarten dat bedoelde, toen hij die keer tegen ons zei dat we het grote Verhaal zelf moesten vertellen en de regie over ons leven moesten nemen – dat we ons leven moesten toevoegen aan het grote Verhaal van de mensheid, “dat Verhaal dat door ieder die het vertelt, vergroot en vernieuwd wordt, omdat je je eigen verhaal aan dat hele grote Verhaal toevoegt.”

In die toespraak:‘Zoals jij het verteld gaat het de eeuwigheid in’, zei Maarten tegen de aanwezigen:

“Ik heb ook deze sessie van velen van jullie een verhaal gehoord. En dat is in de veertig jaren dat ik nu bezig ben natuurlijk altijd zo geweest. Soms komt de vraag in me op wat het signaal is dat uit al die verhalen opklinkt. Variaties zijn er net zoveel als er mensen zijn die verhalen vertellen. En je bĂ©nt natuurlijk zelf ook een verhaal. Ik geloof dat het typisch menselijke er niet in ligt dat je het verhaal vertelt, maar dat je je bewust bent dĂĄt je het verhaal vertelt, dat je je bewust bent dat je een verhaal bĂ©nt. De meeste mensen vertellen alleen maar een verhaal, en laten het dan aan mij over om te beseffen wat dat verhaal betekent. En misschien is die tussenfase nodig, dat je alleen maar een verhaal vertelt en je niet bewust bent dĂĄt je een verhaal vertelt, en nog minder dat het er eigenlijk om gaat hoe je dat verhaal vertelt. Want in dat ‘hoe’ zit het signaal.”


[1] Illustratie uit: Maarten Houtman: ‘De kom van herinnering en andere verhalen’ – zie www.maartenhoutman.nl/etalage

Dromen van een andere wereld #1

Vannacht op mijn meditatiebankje, zat ik
zure appels van mijn gedachten te plukken,
dat onze wereld wel ten onder zou gaan,
met ‘oorlogen en geruchten van oorlogen’,
zoals de goddelijke Openbaringen zeggen –
toen ik buiten plots een luide knal hoorde.[1]

Ik stond op en trok mijn pantoffels aan,
ging het balkon op en keek om me heen,
maar ik zag nergens verzengende vuren –
tot ik boven, vlakbij de rand van de flat
de maan daar als een vuurbal zag staan…

Zal de maan van deze planeet eraan gaan,
was de angstige gedachte die bovenkwam
de profetie zegt: ‘de maan werd als bloed’ –
in termen van ons platvloerse denken:
gaan wij nu met z’n allen naar de maan…

En vroeg me af: is onze wereld inmiddels
zĂł’n onvolmaakt maaksel, dat de mensheid
de ballen niet meer in de lucht kan houden
en ons hele aardse huis op instorten staat –
zelfs ‘rekenkracht’ schiet tekort als panacee.

Toen ik tenslotte weer op m’n bankje zat,
kwam dat bijbelse adagium in me boven:
‘Stof zijt gij, en tot stof zult ge terugkeren’ –
maar eigenlijk dacht ik meer in Zen-termen:

“Zoals de maan niet beïnvloed wordt
door de wolken die er voorlangs gaan …
zo wordt de stilte en de leegte niet aangetast
door alle dwaasheid die we uithalen.

En ook als deze planeet misschien,
omdat we onwijs zijn, beschadigd wordt –
daarmee beschadigen we onszelf evenzeer –
is daar de leegte, waarin het ontstaan is,
en waarin het weer terug zal keren.”[2]

————-
[1] Het Parool van woensdag 10 augustus is mijn getuige: “Explosief ontploft voor deur van The Harbour Club in Oost. De explosie gebeurde rond 02.45 uur.”
[2] Maarten Houtman, ‘Ons kosmisch erfdeel’, Sterrelaan 24 juni ’89. Toespraak voor augustus 2022

De lange tocht naar het binnenste van Hein #1

To dissolve the past is the far away beginning of meditation.
If you begin to dissolve the past there is no ending to the past.
The fire that burns away the past, the structure of time, is the act of seeing.
Seeing is complete attention.

Delhi January 27th, 1962
Uit: Krisnamurti’s notebook, 2003

Samen met Aloys en Klaaske, heb ik een paar maanden gewerkt aan een (online-)heruitgave van de autobiografische roman van Maarten Houtman, eerder verschenen onder de naam ‘De andere oever’ – nu ‘De breuk‘ geheten. Al lezend word je daar een magische wereld binnengetrokken, in een tijd dat ‘spiritualiteit’ haast nog een natuurgegeven was.
Net toen we ermee klaar waren, kwam ik een sessie-toespraak van Maarten tegen, waarin hij, tegen de achtergrond van dat vooroorlogse Nederlands-IndiĂ«, een kortsluiting maakt met onze wereld van nu, die mij de schellen van de ogen deed vallen … in wat voor een ongelofelijk geprefabriceerde, bedachte, onnatuurlijke wereld wij hier leven…
Maarten beschrijft heel raak hoe kinderen opgroeien in de Amsterdamse Molenwijk, waar hij woonde:

“De wereld waarin een baby nu opgroeit – ik denk aan de kinderen die bij mij in het flatcomplex aan de rand van Amsterdam opgroeien – wat zien zij om zich heen? Ten eerste worden ze geboren in een kamer, en dat blijft de hele tijd een kamer. En als ze opgroeien, zien ze om zich heen dat bijna alles beheersbaar is, dat het in de fabriek gemaakt is of in de werkplaats, dat je het kopen kunt.”

En dan gaat hij verder:

“Ik probeer jullie duidelijk te maken dat dat een wezenlijk verschil is, of je dĂĄĂĄr opgroeit, of ergens opgegroeid bent waar alles er gewoon Ă­s, je mag ervan nemen. Dat geeft een heel ander gevoel. Het maakt de stap naar iets wat onzichtbaar is, maar wat alles eigenlijk laat voortkomen, hĂ©Ă©l klein, dat kost je geen moeite.
Voor ons is dat een enorme afstand. Eigenlijk moeten we dan – door de opvoeding die we gehad hebben en de maatschappij en het tijdsgewricht waarin we leven – een enorme stap maken, van alles wat normaal voor ons is, naar iets wat eigenlijk niet bestáát

We moeten ons dus helemaal terugtrekken achter gesloten oogleden, weg van die hele gedeelde, verdeelde, fragmentarische wereld waarin we leven, waarin elk onderdeel gemaakt is. Daarin is de natuur eigenlijk een vreemd verschijnsel
”

Het tijdloos beginsel Zevendaagse juli 1994, woensdagmorgen

Maarten vond zelf die liefde voor de natuur hier terug bij Krishnamurti, die het met zijn ‘go and make friends with the trees’ en zijn lofzang op de Hollandse luchten, enigszins vertaalde naar onze wereld. Ik kon, vanachter het raam van onze woonboot, urenlang kijken naar het spel van het licht op het water.
Maar de vraag blijft: is dat genoeg om te ‘ontsnappen’…

Dat ‘terugtrekken achter gesloten oogleden’ sprak me wel aan, dat is wat ik eigenlijk al jaren probeer met mijn ‘meditatie’: weg van die opdringerige, alomtegenwoordige, je geheel in beslag nemende ‘realiteit’ – die je inmiddels zelf geworden bent. En terug naar je lichaam.

Het riep bij mij de vraag op, of ik al eerder in mijn leven pogingen had gedaan om me een beetje los te weken van die maakbare wereld – waar je met handen en voeten aan vastzit, en al helemaal met je denken en voelen.
En toen kreeg ik prompt een droom over mijn verhaal met muziek…

In mijn ouderlijk huis in Nijmegen had ik, hangend over de radio-met-platenspeler. genoten van de symfonieĂ«n van Beethoven – waar ik helemaal in op kon gaan, me door kon laten meevoeren…
Dat kreeg een vervolg toen ik me op de middelbare school opgaf voor het schoolkoor, waar ik met m’n elf jaar de jongenssopraan vertolkte. We studeerden daar, onder leiding van de dirigent van het Gelders Orkest, aan het ‘Ave Maria’ van Mozart. Ik zong daar vol overgave…

Toen ik dat verlangen in perspectief probeerde te plaatsen, kwam de term ‘das ozeanische GefĂŒhl’ bij me boven – waarover ik in het online magazine Das Orchester het volgende tegenkwam:

“We komen in muziek een dimensie tegen die onze gehechtheid aan de realiteit van tijd en ruimte overstijgt en die emotioneel wordt ervaren als een oneindige uitgestrektheid, als een oceanisch gevoel. Sigmund Freud onderkende dit gevoel, zoals we weten uit een briefwisseling met Romain Rolland (NB Frans Nobelprijswinnaar en Beethoven-biograaf), maar begreep het als een regressie naar een vroege ontwikkelingsfase, waarin zelf en omgeving nog niet gescheiden zijn. Rolland daarentegen beschouwde het als een fundamenteel religieus gevoel, als een mystieke ervaring van universele eenheid.”

Intussen ging daar op het gymnasium de ontwikkeling van het gewei van het intellect gewoon door…
Ik probeerde me er op allerlei manieren tussenuit te wringen en bleef verschillende malen zitten – maar daardoor ontstond er juist een tomeloze ambitie in de randgebieden: ik werd voorzitter van de oratorische vereniging, hoofdredacteur van de schoolkrant, ik wist niet van ophouden…
Maar mijn weerstand tegen de intellectuele indoctrinatie, die hersenspoeling met wekelijks drie uur Grieks en drie uur Latijn, bleef groot…

En weer gaf ik me toen over aan het dionysische – het ‘duistere’, mythische, orgastische… Ik dacht dat te vinden in de ‘parallelwereld’ van de muziek. Ik kreeg een dringende behoefte een muziekinstrument te gaan bespelen: de klarinet. Niet in het minst omdat dat instrument een opening bood naar de wereld van de jazz, waar ik evenzeer van genoot – zoals van Sidney Bechet, die mijn hart stal met ‘Petite fleur’ en ‘Summertime’. Maar onbewust speelde misschien ook de lichamelijkheid van het instrument een rol, het voortdurende spel met de adem – je was daarin adem. En dat verbond je terug met je lichaam en bood zo enigszins tegenspel aan het allesoverheersende intellect.

Toen ik les nam, kwam ik terecht op de Nijmeegse muziekschool, waar ik bij Hans Kropp terecht kwam, eerste klarinettist van het Gelders Orkest. Maar ik ontdekte al gauw dat ik al die lesboeken met loopjes en arabesken, ĂŒberhaupt dat hele oefenen, eigenlijk maar niks vond… Ik wilde vrij zijn in mijn spel. Ik sloot me thuis op in de kelder, waar ik uren improviseerde…

Toch had ik ook het verlangen ooit het beroemde Klarinetconcert van Mozart te kunnen spelen, waar ik wĂ©g van was, vooral van het Adagio – notabene dezelfde Mozart bij het zingen van wiens Ave Maria in het schoolkoor, ik de baard in m’n keel gekregen had. Daar was ik woedend over geweest…
Zou dat Klarinetconcert voor mij een soort herkansing zijn geweest, met de stem van mijn klarinet, in plaats van mijn jongenssopraan…

Helaas bleek mijn muziekleraar niet de inspiratiebron te zijn waarnaar ik zocht, hij was me veel te gewoontjes, een echte beroeps – niet de ‘poort naar een andere wereld’ waar ik naar zocht.

Toen ik daarna in Amsterdam ging studeren, nam ik weer les. Deze keer trof ik een leraar waar ik wĂ©l voeling mee had, hij heette … Jan de Pijper. Ook hij participeerde in de traditionele muziekwereld en was klarinettist in het Orkest van het Oosten (maar woonde op de Zaanse Schans).
Bij Jan speelde ik zelfs in een kwartet – een samenspel waarin menselijke relaties in een net iets ander daglicht komen te staan: je was met elkaar onderweg, had plezier en er kwam iets moois uit, hoe aarzelend het soms ook ging. Terwijl het in het gewone leven, op school en op de universiteit, allemaal draaide om wie de beste was. En het was nog oersaai ook…

Na enige tijd drong het tot me door dat Jan de Pijper astmatisch was … heel bijzonder dat hij in zijn spel zich daaruit leek te kunnen bevrijden. Hij speelde prachtig…
Hem was geen lang leven beschoren, hoorde ik later – hij was nog zo jong, zo begaafd…

Als ik er nu op terugkijk, waren die beide gidsen in de ‘alternatieve wereld’ van de muziek, twee uitersten geweest. Was de Ă©Ă©n een echte overlever, die daardoor de opening naar de innerlijke dimensie miste. De ander leek in zijn kwetsbaarheid die opening wel te hebben, maar overleefde het niet…
Daarmee bleef voor mij, bij mijn verkenning van muziek als opening naar een leven buiten de verstikkende orde van de normaliteit, de fundamentele vraag onbeantwoord: hoe kun je overleven, zonder jezelf te verraden – hoe kun je de wereld op je nemen, zonder er aan ten gronde te gaan…

PS In Das Narrenschiff heb ik beschreven hoe het met mijn klarinet afgelopen is.
Aan de kwaliteit van het onderwijs dat ik kreeg, kan het niet gelegen hebben…

En dan hier weer de shake v/d week…