Coronadagboek #7 Soeka Sini

Voordat we ons weer naar het dorp aan de rivier begeven, verkeren we als contrast even in een heel andere wereld…

We waren in dat witte huis langs de Hollandse IJssel wel in een bizarre omgeving terecht gekomen… Ik hoorde als kind met verbazing de verhalen aan over de religieuze waanzin, die zich daar binnen het oudgereformeerde wereldje afspeelde.
Zo was er de dikke juffrouw Rolloos, van het snoepwinkeltje onderaan de dijk, die de boel bij elkaar had geschreeuwd omdat ze niet ‘uitverkoren’ was en dus in de hel zou komen.
Mijn ouders deugden ook al niet, we werden nagekeken als we op zondag op de fiets naar de kerk in Ouderkerk a/d IJssel gingen, dat deed je niet – maar we  gingen naar de kerk notabene…

Maar het raarste verhaal dat ik hoorde betrof de stoet van in stemmig zwart geklede kerkgangers, die elke zondag bij ons over de fabriek trok, op weg naar een roeibootje, omdat het ‘zondig’ was om met het pontje te gaan, dan moest je immers iemand voor je laten werken…
Aan de overkant aangekomen, trokken de gelovigen dan te voet verder naar de ‘zwarte kousen kerk’ (zoals wij het noemden) van dominee Miras – die een keer op de kansel al zijn kleren uitgetrokken had, onder de uitroep: ‘Zó moeten wij nu voor God verschijnen. ongeschoeid…’
Als de gemeenteleden – na het roeien en het lopen en het anderhalf uur zitten in de kerk – dan eindelijk weer thuis waren, moesten ze na een uur weer op weg voor de middagdienst…

Toch had ook ons eigenste gereformeerde milieu boter op het hoofd, met een kerksplitsing middenin de oorlog, die mijn moeders familie tot op het bot verdeelde. Ik heb daar elders over geschreven.

Mijn moeder moet eenzaam geweest zijn in dat milieu, ‘ontvoerd’ als ze was uit de Goethelaan in Utrecht en afgesneden van haar familie. Op foto’s ziet ze er somber uit.
Haar voornaamste contact was de werkster Ali, een hartelijke vrouw die dol op haar was en zich echt voor haar inzette – wat weer scheve ogen zette bij haar man Jas…
Op een keer kwam hij Ali met de brommer ophalen omdat ze te laat was, hij was woedend – het was verkiezingsdag en ze had op PvdA moeten stemmen, vertelde ze later.

Mijn vader had natuurlijk zijn contacten op het kantoor en in de zakenwereld. En hij had een goede relatie met een collega op kantoor, mijnheer M., die net als hij van buiten kwam – in zijn geval uit Indië. Later werd er een huis voor hem gebouwd op een hoek van het terrein, waar hij met z’n gezin kwam te wonen. Op de gevel kwam een bordje met ‘Soeka Sini’ (‘ik ben hier graag’) te hangen. Ze kregen er twee kinderen, eerst Betty en toen Johan – en ik was er kind aan huis…

Zo was er toch nog een lichtpuntje in die duistere omgeving gekomen.

Met een sling om in de tuin van ‘Soeka Sini’, met mw. M. (l.), Betty en Johan. 

Toch kwam mijn vader zichzelf op die fabriek ook tegen. Hij raakte overspannen en lag in die periode overdag boven op bed. Wij liepen op onze tenen…
Ondanks dat, ging het een keer helemaal mis.
Ik stond beneden bij de dressoir met mijn moeder te praten en ging voor het gemak op het openstaand deurtje zitten. Met als gevolg dat de kast – die een versmalde onderkant had – kantelde en het servies met groot geraas naar voren schoof en deels door het deurtje naar buiten viel.
Mijn vader had het boven natuurlijk gehoord en kwam de trap afstormen. Toen hij zag wat er gebeurd was, kwam hij mijn richting uit…
Nu was ik van hem gewend dat ik zo nu en dan een stevige draai om m’n oren kreeg, dus ik dook in elkaar – hij leek wel een dolle stier… Op dat moment sprong mijn moeder ertussen om me te beschermen.

Zo ontdekte ik dus het principe van de hefboom.
Ondanks de schade die ik veroorzaakt had, kreeg het dressoir uiteindelijk de schuld: ze waren het erover eens dat de constructie – een eigen ontwerp – niet deugde. De kast werd toen met haken en ogen in de muur verankerd.

Maar onverwachts kwam aan ons bestaan daar een einde. Mijn vader kreeg ruzie met ‘CH’ en nam  ontslag (of werd keihard aan de kant gezet).
Jaren later vertelde hij – hij was toen inmiddels zelf  een succesvol zakenman – dat ‘CH’ en hij het nog een keer uitgepraat hadden…

Het dressoir werd weer losgekoppeld, wij verlieten het witte huis en betrokken een middenwoning in de kern het dorp – daar waar nu de stormvloedkering is.
Mijn tijd op de ‘droomfabriek’ was voorbij, alles werd anders.
________________________

Als  Shake v/d week  Itrî, Turkse soefi muziek van het Ensemble Kudsi Erguner, waarin een monotone dhol-trommel omspeeld wordt door een klagende ney-fluit.
Je kunt je voorstellen dat vadertje Attatürk gek werd van het geluid en er een verbod op uitvaardigde. Toch is het heerlijke muziek om op te shaken…

Coronadagboek #6 het witte huis

Het ‘witte huis’ in Krimpen, met Hein en Meino op de voorgrond (± 1946)

Vlak na de oorlog vertrokken we uit de Goethelaan in het Utrechtse Oog en Al – de straat waar ik geboren was, met familie vlak om de hoek en achterommetjes waar ik, nieuwsgierig als ik was, bij de buren in en uit liep.
We verhuisden naar Krimpen a/d IJssel, waar mijn vader bedrijfsleider werd op een betonfabriek.
Bij het afscheid opende mijn lieve oma Müller, die daar ook in de straat woonde, haar kast en reikte naar de bovenste plank, waar de koekjestrommel stond – een beeld dat in mijn geheugen gegrift staat.

Toen de verhuiswagen in Krimpen de fabriek op draaide, zag ik rechts van de ingang een grote boom, die me een gevoel van thuiskomen gaf. Verderop stond het statige huis waar we zouden komen te wonen – het linker gedeelte was ons woonhuis, rechts was het kantoor. Eromheen een zee van betonbuizen.
Het huis ziet er op de foto wat sjofel uit, maar op zeker moment was het stralend wit – vandaar de naam ‘witte huis’. Aan de voorkant was een gazon, waar ik in de een snikhete zomer van 1947 ’s avonds verkoeling vond onder een sproeier van de fabriek.

Je kwam bij ons binnen in een gigantische keuken, die ’s winters ijskoud was. In datzelfde jaar 1947 – dat ook nog eens extreem koud was – sprong daar de waterleiding, waardoor de vloer in een ijsvlakte veranderde. Verder was daar de (koude) douche, waar Meino en ik al bibberend onder stonden.
Vervolgens kwam je in de knusse eetkamer, waar ons leven zich afspeelde.
Tenslotte was er nog een ‘nette kamer’, als een zaal zo groot, waar ons stalen ‘ontwerp’-ameublement van Gispen stond – de architectendroom van mijn vader. Het was een ruimte die we met het kantoor deelden en die zij als ontvangstkamer gebruikten. Maar dat gebeurde niet zo vaak.
Op een keer mocht ik daar de thee voor het bezoek binnenbrengen, terwijl ik intussen angstvallig naar de kopjes keek of het er niet over liep. “Als je er niet naar kijkt, gaat het vanzelf goed,” zei de bezoeker, me vriendelijk toelachend. Ik stond perplex, dat kon toch niet waar zijn… Mijn eerste les in zen?

Vader, Meino, Hein en moeder op het fabrieksterrein, niet lang na aankomst.

Langs de kades van de fabriek lagen de schepen, die de gefabriceerde betonproducten naar elders vervoerden, tot aan de Zeeuwse wateren aan toe, ‘waar het vreselijk kon spoken,’ vertelde een kapitein – het was nog vóór de Deltawerken.
Ons land was in opbouw, de bouw floreerde en dat gold ook voor betonfabriek Van Waning & Co, waar mijn vader bedrijfsleider werd. Hij stond direct onder de eigenaar, Van Waning – ‘CH’ (dat is ‘Carl-Heinz’) voor zijn personeel, zoals dat met bovenbazen gebruikelijk is – die in Rotterdam woonde en meerdere bedrijven bezat. Je zag hem zelden op onze fabriek.

Die fabriek, met zijn lange rijen betonnen buizen, was een ideaal speelterrein. In de loodsen mocht je niet komen, daar vond de productie plaats en reden vorkheftrucks af en aan. Maar daarbuiten was er genoeg te beleven.
En er was Hendrik, een oude werknemer, die ieder dag het terrein aanveegde. We maakten regelmatig een praatje en raakten bevriend. Hij noemde mij ‘Heintje’.
Onderaan de IJsseldijk lag de Krimpenerwaard, met zijn eindeloze weidevelden, in percelen verdeeld door sloten, en boerderijen die vaak onderaan de dijk stonden.
De boer van de grote boerderij tegenover de fabriek kwam in het voorjaar bij ons langs met een emmer biest, als vriendschapsgebaar. Lekker dat het was…

Toen ik zes werd moest ik naar de Christelijke Lagere School (zo stond het er), verderop onderaan de dijk. Op de eerste schooldag zat ik huilend bij m’n moeder achterop de fiets. Niet alleen was ik die enorme vrijheid van de fabriek gewend, met z’n tunnels van buizen waar ik doorheen kon kruipen, maar er waren ook de dorpskinderen, die ons stadsmensen haatten…

Hein en Meino tweeënzeventig jaar later (2018).

______________________

Hieronder een onorthodox huiselijk tafereeltje uit Azerbeidzjan: Alim Qasimov en consorten – onder wie zijn dochter Ferghana – leveren zo hun bijdrage aan de Silk Road Home Sessions, which “will bring music and stories of comfort and joy directly from our homes into yours!”
Qasimov’s zang gaat je, zoals altijd, door merg, been en hart.

Onderaan een link naar een YouTube van een fascinerend optreden van Alim Qasimov tijdens het Morgenland Festival van oktober 2019 in Osnabrück. Hij wordt begeleid door Hüsnü Şenlendirici op klarinet, Rauf Islamov op kamanche en de Franse jazzmusicus Michel Godard – die hier op een ‘slang’ speelt (of serpent), een fascinerend, primitief aandoend koperen instrument, waaruit hij weemoedige klanken weet te toveren – zie: https://youtu.be/cHkXM-i_1MU

Coronadagboek #5 ‘blijf luisteren…’

‘Blijf luisteren, je weet niet hoe het verder gaat,’ zei Imah, de oude vertelbaboe, tegen de kleine Maarten, aan het einde van elk nieuw verhaal uit de Mahabharata. Misschien dat het jongetje het wel nodig had om dat telkens te horen en probeerde hij te gissen hoe het vervolg zou zijn – of dacht hij dat hij het wel wist.

Vele jaren later zei diezelfde Maarten tegen mij: ‘Het zal voor jou wel moeilijk zijn, om niet te weten hoe het gaat…’
Inderdaad had ik daar mijn halve leven aan besteed om dat uit te vinden, daar elke gebeurtenis mee in te pakken, te isoleren, dood te maken – zoals de computers in deze corona tijd op volle toeren draaien om uit de dode cijfers voorspellingen te doen over het verdere verloop…

Toen ik vanmorgen, na mijn stille tijd in de studio, de deur dicht trok om terug naar Klaaske te gaan, hoorde ik aan de echo’s in de hal dat ik m’n gehoorapparaat niet in had – en plotseling drong tot me door: daarom heb ik dat hulpmiddel zo hard nodig, om te kunnen blijven luisteren…
Sterker nog, misschien is dat wel waar mijn doofheid uit bestaat, mijn ingekankerde gewoonte met mijn versie van de feiten aan de slag te gaan, combinaties te maken, kansberekening … ja, precies! – precies zoals een computer doet. Dan kunnen ze wel zeggen: nee, dat het komt door kaalslag onder de trilhaartjes in je binnenoor – maar hoe kunnen ze weten hoe ik te werk ga…

‘Blijf luisteren naar het verhaal.’
Dat is het geheim. Want het is jouw verhaal, jij bent de enige die het kan vernemen. Je kunt het niet uit de boeken halen, niet uit de bijbel en al helemaal niet uit de computer. Het is de levende adem, de hartslag van jouw leven.

Coronadagboek #4 een dag uit het leven

Terwijl Klaaske’s smartphone haar stappen telt – het waren er 7000 op onze wandeling vandaag – legt de mijne feilloos mijn ‘Tijdlijn’ vast: een verslag+kaartje van de verplaatsingen van de dag, onderscheiden naar soorten vervoer (hier is blauw en wit lopen, groen de fiets).
Mijn Tijdlijn van vandaag zag er als volgt uit [klik om te vergroten]:

NB De Tijdlijn volgt niet het stratenplan.  

De wit-blauwe stip is het knooppunt: de Elpemeer, waar ik nu al maanden logeer, aan het eind van het witte lijntje de stip van mijn studio. De grijze stip links is onze pauze, met koffie uit de thermosfles en cake.

We liepen vanochtend op weg naar de polder (het donkergroen rechts bovenaan), zoals gebruikelijk langs het ‘Observatorium’ vlak om de hoek – waar een auto stond van de Kunstwacht, die de buitenkunst onderhoud. Het Observatorium ligt op een heuveltje, het is een open, cirkelvormige marmeren tafel, waarop sterrenbeelden gegraveerd staan.
Verderop liep ons pad langs de golfbaan Waterland, waar al druk gespeeld werd. We sloegen toen linksaf, langs de polder.

Terwijl ik daar over de Buikslotermeerdijk liep, voelde mijn innerlijke wereld bewolkt en grauw, het geel van duizend boterbloemen leek nodig te zijn om de zon te zien schijnen – die er wel degelijk was… Maar het intense licht raakte me, ik draaide me om en zag dit:

De gouw langs de Buiksloterdijk, richting Durgerdam [klik om te vergroten]

Wat was ik blij thuis te komen en ons vertrouwde zithoekje te zien…

Maar pas aan het eind van de dag, toen ik door het keukenraam het avondlicht zag en de lucht begon te verkleuren, voelde ik de innerlijke lichtheid terugkeren en kon het avontuur weer beginnen.

Coronadagboek, #3 in praise of India

Bijgaand concert uit 2016 brengt een hommage aan de grote violist en dirigent Yehudi Menuhin, ter gelegenheid van diens honderdste geboortedag. Maar het is natuurlijk ook een ode aan de levenslange vriendschap tussen die twee muzikale geniën uit Oost en West: Menuhin en Ravi Shankar – geweldig hoe die vriendschap opnieuw het vuur ontsteekt aan dit herdenkingsconcert.
Want deze dames mogen ook gehoord worden: niet alleen betoont Anoushka Shankar zich een waardig opvolger van haar vader, maar zie en luister ook naar het overrompelende vioolspel van de Moldavische Patricia Kopatchinskaja, die het aanwezige publiek uit z’n dak speelt.

Zij spelen Raga Piloo, het openingsnummer van het album West Meets East, Volume 2 van Ravi Shankar en Yehudi Menuhin uit 1968 – waar Wikipedia dit over schrijft:

It is the second album in a trilogy of collaborations between the two artists, after the Grammy Award-winning West Meets East (1967).
The release followed Menuhin and Shankar’s duet on 10 December 1967 at the United Nations in New York, celebrating the twentieth anniversary of the Universal Declaration of Human Rights. As part of his utopian ideal, international human rights was a cause long supported by Menuhin in his work, while for Indian classical music, this Human Rights Day recital marked the first time that a performance had received a worldwide television broadcast.

De arcering is van mij: ongelofelijk dat de Indiase muziek bij dat concert in 1967 voor de Verenigde Naties voor het eerst een wereldpodium kreeg!

Hier dan dit concert uit 2016:

Onze Maarten was niet alleen een groot fan van Menuhin, ook diens vriendschap met Shankar sloot hij – als vleesgeworden ontmoeting tussen Oost en West – in zijn hart en hij had hun album West Meets East in bezit.
Daarom hierbij die oorspronkelijke uitvoering van Raga Piloo van Shankar en Menuhin uit 1967, als een ode aan onze levenslange vriendschap met Maarten Houtman:

Voor wie echt aan de Indiase muziek verslingerd is, zoals ik, hierbij een fantastische opname -prachtig camerawerk, waarbij je de muziek haast uit diens handen kunt lezen – van Ravi Shankar, in concert met zijn toen nog jeugdige dochter Anoushka. Zij speelt hier duidelijk nog een bijrol – maar zie haar genieten van het spel van Ravi…

De uitvoerenden zijn:

Ravi Shankar, sitar
Anoushka Shankar, sitar
Bikram Ghosh, tabla
Tanmoy Bose, tabla
Kenji Ota, tanpura
Alan Kozlowskit, tanpura

Het concert vond plaats in 2002, Ravi Shankar was toen 82 en Anoushka 21.

Coronadagboek, #2 thuis

De Rustende Kat:

Dat je het weet, grijze muis, de kat is niet van huis, maar zit opgesloten in zijn meditatie kluis.

En met geloken ogen om zich heen kijkend, ziet hij niets dan leegte…

De Grijze Muis:

Langere tijd liep ik ’s ochtends vroeg naar mijn studio – nu is dat plotseling voorbij. Het is ook héél veel wat in deze knieval voor Corona op je afkomt, duizelingwekkend…

Alsof alle problemen zich vermenigvuldigen, en ieders probleem ook in jou – of zou dat misschien mijn eigen specifieke probleem zijn dat ik ‘mijzelf niet genoeg ben’, dat ik het leven van anderen opzuig – ja, waarvoor? Heb ik misschien geen eigen leven?

Kom nou, wat maak je me nou… Toch zou ik meer tijd aan mijn leven willen besteden, gewoon, alleen op mijn kamer, nietsdoend, vertwijfeld verlangend naar het eigen bed.

14-05-2020 10:40 – Thuis in Waterland
[klik om te vergroten]

Coronadagboek, #1 [leegte]

Een blanco pagina staat voor de leegte –

waarin een onweerstaanbare drang ontstaat
om vorm aan te nemen, te laten ontstaan.
Het enige wat echt bestaat is die drang –
de rest is bijzaak, coïncidentie en dwang.
Daarom komt elke scheppingsdaad te laat,
de leegte was eerder – en verzwelgt haar.
Het maakt ons haastig, gespitst op de tijd.
Het ‘kunnen verwijlen bij wat er gebeurt’ [1]
is het enige wat van ons gevraagd wordt…

Het meditatieve ‘zitten’ wil dit alles opruimen
wat ter wereld gebracht is – het is re-creatie,
‘de oudste reis van de wereld, binnendoor,
terug in de tijd, naar waar het begon
toen je op aarde kwam en nog niets wist.’ [2]

____________________

[1] Maarten Houtman, Waarom we zitten. 
[2] Maarten Houtman, Adem- en energie-oefening.

Toekomstmuziek, #9 menselijke nabijheid

Hoe groter de de afstand die je ervaart tussen jezelf en de ander – ook al is het in deze tijden ‘maar’ die bewuste anderhalve meter – hoe groter juist de behoefte aan menselijke nabijheid is. Om gewoon even iemand te kunnen aanraken, misschien even te knuffelen, zeg maar de ‘aaibaarheidsfactor’. Of er even samen te zijn, zoals je dat in het meditatieve ‘zitten’ ervaart.


Nieuw van ECM: Benjamin MoussayVillefranque, van het album ‘Promontoire’.

Het zal ook wel niet voor niets zijn dat er in deze zelfde dagen een run op de dierenasiels plaatsvindt, alle levende have op vier poten wordt geadopteerd – na daar eerder soms achteloos achtergelaten te zijn…

Het roept bij mij de herinnering op aan de tijd dat ik tegen de vier muren van mijn studio aanvloog, als een opvliegende vogel die de opening maar niet wist te vinden – dat was een 1½m die bij mij vanbinnen zat: een onoverbrugbare tijd/afstand tot mijn medemens, die mijn geest mij oplegde, mijn verlangen ten spijt.

In die dagen plachten wij bezoekjes af te leggen aan Moeder Meera in Thalheim, bij Koblenz – dat is trouwens niet die ‘knuffel guru’ Amma, die je in haar armen sloot. Nee, Moeder Meera keek je strak aan, terwijl je vanuit voorovergebogen houding omhoog kwam, en gaf je dan een diep bad in haar ogen … zodat warmte en Aanwezigheid je vervulde. Het was een ‘Paramatman-knuffel’ die je bij bleef – die soms dagenlang bij je bleef. En dan in ons kleine denkraam de behoefte opriep naar meer…
Daarom had de Moeder ons de boodschap meegegeven, dat als je wanhopig was, zij altijd voor je bereikbaar was: ‘Roep mijn naam aan, en je zult mijn stem horen…’
‘Maar,’ had ze toegevoegd, ‘volg dat advies wat je krijgt dan wel op…’

Ik heb al eens eerder verteld dat ik in mijn eerste jaren bij Maarten, hem soms ook aangeroepen heb – en dat dan prompt de telefoon ging…
Een verschil in techniek? Of een verschil in streven iemand juist onafhankelijk van je te maken?

Toen op zekere dag de wanhoop mij daar tussen die vier muren weer eens overweldigde, waagde ik een poging… Diep vanuit m’n binnenste kwam de wanhoopskreet: “Moeder Meera, help me…”
Op datzelfde moment hoorde ik, zonder enige overgang, een stem zeggen (was het mijn eigen stem, was het de hare?) – zeg maar een ‘gedachtestem’, die uit een diepe laag kwam – maar wat ik hoorde was: “Neem een hond.”

Ik was verbijsterd: neem een hond…
Ik daar in mijn flatje,van vijfendertig vierkante meter, op vier hoog?
En dan deze eenpersoonskamer met hem delen? En dan die hond uitlaten, temidden van al die hondenuitlaters, die ik elke dag buiten voor mijn raam zag paraderen?
En eten geven, oppassen, verzorgen…
Hoe kon ik dat?
Bovendien, ik had een spiritueel advies verwacht, niet zoiets gewoons…

Ik deed het dan ook niet…
Dus geheel tegen Moeder Meera’s dringende advies in…
Het heeft me jaren achtervolgd – als een gevoel van schuld, van oningeloste belofte tegenover mijzelf. En tekortschieten tegenover haar…

Ik heb haar daarna nog een keer bezocht, maar ze bleef me gewoon aankijken, ze gaf geen krimp… Toch meende ik een stil verwijt te horen…
Later probeerde ik soms de scène weer op te roepen, en beeldde me weer in: ik heb een hond nodig, zal ik het dan toch maar doen?
En aarzelde weer… nee, toch maar niet…

De menselijke nabijheid … in de vorm van een hond? Ik had het er moeilijk mee…
En met haar…

Jaren later leek de werkelijkheid zich even naar mij toe te buigen – als ik dan niet bereid was te buigen. Noem het in ingreep van de hemel…
Want toen was er Saartje
Saartje was het schattige hondje van de buren – een Ierse terrier, geloof ik – dat ze geadopteerd hadden toen haar baasje overleed. Ze zaten nu met haar omhoog, ze wilden veertien dagen naar Amerika om de ‘Masters’ van hun zoon bij te wonen – ze hadden wel een vaste oppas, maar die was net ziek…
Toen bood Klaaske aan de taak op zich te nemen, samen met Hein…

Wij waren wel de laatsten aan wie die buren gedacht hadden… Maar goed, een oppas is een oppas.
Toch hebben wij heel genoeglijke dagen met Saartje beleefd, ze was een vrolijk gezelschap – en zij genoot weer van ons geduldig wachten, als ze met haar neus in de boterbloemen zat…

29 mei 2013 – Klaaske met Saartje in het Baanakkerspark [klik om te vergroten]

Nu ik in deze corona-tijden met Klaaske haar flat deel, loop ik ’s ochtends vroeg die halve kilometer naar mijn studio – juist om alleen te zijn, om me even uit het kapsel te bevrijden dat het samenwonen onvermijdelijk met zich meebrengt…
De ‘hond van Moeder Meera’ is bijna vergeten. Soms duikt hij weer even op, zoals gisteren in de vorm van een puppy. Ik was verrast en en riep uit: ‘Wat ben jij mooi…’
Gewoon een bon mot van de buurman.

De Shake v/d Week is eigenlijk een vervolg op het tabla/bansouri concert van Zakir Hussein en Rakesh Chaurasia van vorige week – deze keer uit zijn gouden tijd met Hariprasad Chaurasia.
Luister naar Lotus Feet, van het album ‘Remember Shakti’ (1999), Zakir Hussein (tabla), John McLaughlin (gitaar, synthesizer), Hariprasad Chaurasia (bansuri) en Vikku Vinayakram (ghatam):

Toekomstmuziek, #8 godzijdank

Voor Ayn, voor haar 50e verjaardag.

Na de bewogen zestiger jaren, waren we inmiddels onderdoken in de flower-power, een tijd waarin we in extase luisterden naar de Indiase concerten in de Mozes en Aäronkerk, helemaal vooraan, op een tapijtje…

Maar toen, net over de grens van die Sixties, verscheen in deze zelfde sfeer van flower-power, Ayn ten tonele. Godzijdank.


Recente concert-opname van de legendarische tabla speler Zakir Hussain, met op de bansuri (bamboefluit) Rakesh Chaurasia, een neef van die andere legende, Hariprasad Chaurasia, die om de twee jaar in de Mozes en Aäronkerk optrad.

Aan Ayn ontdekte ik voor het eerst dat een kind niet ‘maar’ een kind is – ‘kinderachtig’ dus – maar een soeverein mens… Ze was ‘vroeg wijs’ – wat me fascineerde.
Zoals op de dag van m’n vaders begrafenis…
Die dag begon natuurlijk vanaf het ‘huis op de Mookerheide’ – door hem ‘Koïnoor’ gedoopt, ‘Berg van licht’, zijn kortstondige droom…[1] Terwijl broer Meino als filmer mee was met een expeditie naar de Dogon in Mali, was Ayn – toen zes jaar oud – daar zijn vanzelfsprekende ‘vertegenwoordiger’, ze was een oase van rust temidden van die onwerkelijke scène…

Josje met Ayn aan tafel in het ‘huis op de Mookerheide’ (1970) 

Ayn een paar jaar later, aan diezelfde tafel (de stoelen staan nog steeds in ons huis)

Dat een kind een ‘oude ziel’ heeft, is natuurlijk een fascinerende ontdekking: waren we er dan al vóór we geboren werden? Of, om die onzinnig lijkende Zen-vraag te citeren: ‘Wat was ons gezicht vóór onze geboorte?’
Met die vraag word je dan zomaar, tijdens een familiebegrafenis, geconfronteerd. Maar zo’n flits van een inzicht, maakt je gelukkig ook enigszins immuun voor de bizarre situaties waar je doorheen gaat…
Als wij inderdaad een eindeloze ‘reis door de tijd’ maken, krijgt je ‘lot’ ook een heel andere plaats. Want kennelijk heeft een kind dat geboren wordt, daarvoor zijn of haar lot verbonden aan die ouders – wat ons natuurlijk allen te denken geeft ☺

Ik kan in dit verband niet nalaten een mythisch verhaal aan te halen, over ‘De Heren van de Bestemming en die van het Lot’. Maarten Houtman vernam het, liggend in zijn bedje, een eeuw geleden van Imah, zijn Indische vertelbaboe. Die het ontleende aan de Mahabharata, dat zij van voor naar achter uit het hoofd kende, in de Indische versie van het Grote Verhaal – dat daar in die dagen nog springlevend was…
Want ons ‘lot’ blijkt in deze dagen van de corona verrassend gestalte te krijgen in de vorm van ‘lotsverbondenheid’ met je medebewoners, de mensen met wie je het risico op besmetting deelt, op een veilige anderhalve meter van de buitenwereld…
De vertelling van Imah is voor de gelegenheid voorzien van beelden van dit Amsterdam in quarantaine, en draagt de titel: Je liefde voor het alleen-zijn.

Als afsluiting terug naar ‘moederland’ India, met een jeugdopname van Abida Parveen:


________________

[1] Een paar jaar geleden zijn Ayn en Mike er nog een kijkje wezen nemen, klopten aan bij de huidige bewoners en maakten er een video’tje van, op haar Facebook te bekijken.

Toekomstmuziek, #7 onderduiken

Voor deze laatste ‘Toekomstmuziek’ (tenslotte, de toekomst is al begonnen…) ben ik midden in de nacht van mijn onderduikadres bij Klaaske naar mijn studio vertrokken.
Ik voelde me als die buitenlandcorrespondenten, die on the spot hun verslag doen – zoals dezer dagen Ilja Leonard Pfeijffer uit het rampgebied Genua voor de NRC. Mijn trekpleister was gewoon het vrije uitzicht op de ‘Supermaan’, die volgens de Volkskrant ‘als een kosmische schijnwerper aan de hemel staat’ (daar hoef je dan weer geen buitenlandcorrespondent voor te hebben).


De Tunesische oud speler en zanger Dhafer Youssef, over zijn leven en zijn muziek.

Maar er is meer.
In deze zevende aflevering wil ik ook nederig Gods Schepping herdenken, tenslotte daarvan rustte Hij op de zevende dag, aldus de overlevering. En wij rustten al duizenden jaren, elke week, op de sabbath, op de zondag, met hem mee van ónze gedane arbeid – ‘schepping’ zou ik het nauwelijks durven noemen…
Toch denk ik eerder dat God na zijn Schepping is ondergedoken, dat hij het voor gezien hield, gedacht heeft: ‘Nu zoeken jullie het verder zelf maar uit…’
De Joodse overlevering kent daar het woord ‘Sjechina’ voor, zoals Maarten Houtman vertelt:

In de chassidische overlevering is dat prachtige begrip van de Sjechina, dat zegt dat de mens er is om het goddelijke in alles wat hij ziet, voelt of aanraakt te bevrijden. Dat is precies dit, daarvoor zijn we er eigenlijk. En het allereerste is onszelf te bevrijden van de waan. De waan die algemeen is, dat is het algemene programma – dat zo ongelooflijk armzalig is, dat het voorspelbaar is.
Sjechina, toespraak in Eefde van 13 juli 1990

Ook in de huidige pandemie hoor je weer de klacht dat God nergens te bekennen is. Toch is het nooit helemaal duidelijk of dat aan God ligt, of aan de klager…
Alweer moet ik aan Maarten denken, die het Jappenkamp ‘de beste tijd van mijn leven’ noemde, en zei dat hij van het hongerrantsoen ‘genoot’. Maar dat was wel omdat hij toen leerde leven, omdat hij toen leerde proeven, verteren…
Wij laten ons na elke ‘bevrijding’ weer verlakken door de waan, we laten ons inpakken door het programma. Want elke keer knaagt weer de twijfel: dit was geweldig, maar hoe moet het nu verder…
Hoe moeilijk is het open, flexibel, te blijven, mee te gaan met de stroom, zonder te weten.

_____________________________

‘Als alles voorbij is’, hoop ik op 6 oktober, samen met Ingrid, weer naar een concert van Dhafer Youssef in het Concertgebouw te gaan. Het heet Sounds of Mirrors:

Met Sounds Of Mirrors laat Dhafer Youssef een langgekoesterde wens in vervulling gaan. Al op zijn negentiende raakte Dhafer Youssef in de ban van Indiase muziek. Dertig jaar later vertelt hij: ‘Ik was ervan overtuigd dat ik ooit samen zou kunnen spelen met legendarische Indiase muzikanten’.
Op Sounds Of Mirrors is het zover, een album waarop Dhafer Youssef samenwerkt met tabla-legende Zakir Hussain. En net als op al zijn eerdere albums, brengt Dhafer Youssef ook op Sounds Of Mirrors verschillende muzikale werelden samen. Hij vertelt:
‘De Indiase muziek was het uitgangspunt, maar ik had het gevoel dat we op zoek konden naar iets universelers. Het album is een ode aan vriendschap en broederschap. Tijdens het samenspelen voelde ik duidelijk dat we verwante geesten waren die elkaar weerspiegelden. Vandaar de titel van het album: Sounds Of Mirrors.

Hier een voorproefje, CHAKKARADAR Dhafer Youssef, Zakir Hussain, Husnu Senlendirici: