Jaw | ‘Madar’ van Jan Garbarek

 Shake v/d Wake : ‘Jaw’, Ustad Shaukat Hussain, tabla, van het album ‘Madar’ van Jan Garbarek.

 

Madar
Jan Garbarek, tenor en sopraan saxofoons
Anouar Brahem, oud
Ustad Shaukat Hussain, tabla
Opname: Augustus 1992, Rainbow Studio, Oslo
Geluidstechnicus: Jan Erik Kongshaug
Geproduceerd door Manfred Eicher
“Tredend in de voetsporen van Ragas and Sagas, waar we Jan Garbarek in het schijnbaar onwaarschijnlijke gezelschap vonden van Ustad Fateh Ali Khan (neefje van Nusrat) om effect te sorteren, verbreedt de Noorse saxafonist op ‘Madar’ zijn horizon met de Tunesische oud virtuoos Anouar Brahem en Pakistaanse tabla speler Ustad Shaukat Hussain.

Ustad Shaukat Hussain (1930-1996)

De drie vinden een natuurlijke band in het lange ‘Sull lull’, een bijna zeventien minuten durend gebed van scherpe en gevoelige interactie, waarbij Hussain voor de constante luchtstroom zorgt en de kameleontische talenten van Garbarek voortreffelijk aanvult. Het is een van de twee tracks die gebaseerd zijn op volksmelodieën uit Garbarek’s geboorteland. De andere is het saxofoon/oud duet ‘Joron’. Madar dient in deze geest als een intern gesprek tussen de twee instrumenten, waarbij hun klanken met elkaar spreken als stenen bij de aanraking van een rivier. Samen vormen ze een paar handen die verhalen etsen tot een reeks verborgen, kronkelende bezweringen, totdat ze licht (‘Sebika’) en donker (‘Ramy’) bloeden.  Terwijl ze in de hoogte blijven cirkelen en een landschap van verdorven zonde overzien, brengen ze bij elkaar iets onbekends naar voren.

Anouar Brahem (1957)

Ondanks de schoonheid van deze interacties, werkt het album het best in de solo’s. Brahem’s contemplatieve solo, ‘Bahia’, trekt met pijnlijke voetstappen over schemerige bergen en voert ons, als in een draagstoel, naar een dal vol verloren bedoelingen. De wind van zijn slagkracht schudt aan de takken van bladerloze bomen en doet hun dode zaden op de grond tikken als zand tegen een raam. En in de ritmische cast van ‘Jaw’ drukt Hussain een heel leven uit in een enkele tel van zijn tabla en biedt ons zo enkele intens lucide momenten. Hij keert terug naar de schaapskooi in ‘Qaws’, uiteindelijk met een stevige opwinding stem gevend aan die wachtende ogen. Een vreemde ‘Epilogue’ op de piano (die klinkt als een achtergelaten akkoordenschema voor een studiotrack) leidt ons naar buiten.

Jan Garbarek (1947)

Voor de verstandige lezer: Garbarek bereikt hier een van z’n meest pikante niveau’s ooit, zó intens dat je het nodig zou kunnen vinden de volumeknop op piekmomenten lager te zetten. Misschien stuit dat sommigen tegen de borst – maar kunnen we uiteindelijk allemaal niet een beetje ontwaken gebruiken?”

 | TYRAN GRILLO