Coronadagboek #7 Soeka Sini

Voordat we ons weer naar het dorp aan de rivier begeven, verkeren we als contrast even in een heel andere wereld…

We waren in dat witte huis langs de Hollandse IJssel wel in een bizarre omgeving terecht gekomen… Ik hoorde als kind met verbazing de verhalen aan over de religieuze waanzin, die zich daar binnen het oudgereformeerde wereldje afspeelde.
Zo was er de dikke juffrouw Rolloos, van het snoepwinkeltje onderaan de dijk, die de boel bij elkaar had geschreeuwd omdat ze niet ‘uitverkoren’ was en dus in de hel zou komen.
Mijn ouders deugden ook al niet, we werden nagekeken als we op zondag op de fiets naar de kerk in Ouderkerk a/d IJssel gingen, dat deed je niet – maar we  gingen naar de kerk notabene…

Maar het raarste verhaal dat ik hoorde betrof de stoet van in stemmig zwart geklede kerkgangers, die elke zondag bij ons over de fabriek trok, op weg naar een roeibootje, omdat het ‘zondig’ was om met het pontje te gaan, dan moest je immers iemand voor je laten werken…
Aan de overkant aangekomen, trokken de gelovigen dan te voet verder naar de ‘zwarte kousen kerk’ (zoals wij het noemden) van dominee Miras – die een keer op de kansel al zijn kleren uitgetrokken had, onder de uitroep: ‘ZĂł moeten wij nu voor God verschijnen. ongeschoeid…’
Als de gemeenteleden – na het roeien en het lopen en het anderhalf uur zitten in de kerk – dan eindelijk weer thuis waren, moesten ze na een uur weer op weg voor de middagdienst…

Toch had ook ons eigenste gereformeerde milieu boter op het hoofd, met een kerksplitsing middenin de oorlog, die mijn moeders familie tot op het bot verdeelde. Ik heb daar elders over geschreven.

Mijn moeder moet eenzaam geweest zijn in dat milieu, ‘ontvoerd’ als ze was uit de Goethelaan in Utrecht en afgesneden van haar familie. Op foto’s ziet ze er somber uit.
Haar voornaamste contact was de werkster Ali, een hartelijke vrouw die dol op haar was en zich echt voor haar inzette – wat weer scheve ogen zette bij haar man Jas…
Op een keer kwam hij Ali met de brommer ophalen omdat ze te laat was, hij was woedend – het was verkiezingsdag en ze had op PvdA moeten stemmen, vertelde ze later.

Mijn vader had natuurlijk zijn contacten op het kantoor en in de zakenwereld. En hij had een goede relatie met een collega op kantoor, mijnheer M., die net als hij van buiten kwam – in zijn geval uit IndiĂ«. Later werd er een huis voor hem gebouwd op een hoek van het terrein, waar hij met z’n gezin kwam te wonen. Op de gevel kwam een bordje met ‘Soeka Sini’ (‘ik ben hier graag’) te hangen. Ze kregen er twee kinderen, eerst Betty en toen Johan – en ik was er kind aan huis…

Zo was er toch nog een lichtpuntje in die duistere omgeving gekomen.

Met een sling om in de tuin van ‘Soeka Sini’, met mw. M. (l.), Betty en Johan. 

Toch kwam mijn vader zichzelf op die fabriek ook tegen. Hij raakte overspannen en lag in die periode overdag boven op bed. Wij liepen op onze tenen…
Ondanks dat, ging het een keer helemaal mis.
Ik stond beneden bij de dressoir met mijn moeder te praten en ging voor het gemak op het openstaand deurtje zitten. Met als gevolg dat de kast – die een versmalde onderkant had – kantelde en het servies met groot geraas naar voren schoof en deels door het deurtje naar buiten viel.
Mijn vader had het boven natuurlijk gehoord en kwam de trap afstormen. Toen hij zag wat er gebeurd was, kwam hij mijn richting uit…
Nu was ik van hem gewend dat ik zo nu en dan een stevige draai om m’n oren kreeg, dus ik dook in elkaar – hij leek wel een dolle stier… Op dat moment sprong mijn moeder ertussen om me te beschermen.

Zo ontdekte ik dus het principe van de hefboom.
Ondanks de schade die ik veroorzaakt had, kreeg het dressoir uiteindelijk de schuld: ze waren het erover eens dat de constructie – een eigen ontwerp – niet deugde. De kast werd toen met haken en ogen in de muur verankerd.

Maar onverwachts kwam aan ons bestaan daar een einde. Mijn vader kreeg ruzie met ‘CH’ en nam  ontslag (of werd keihard aan de kant gezet).
Jaren later vertelde hij – hij was toen inmiddels zelf  een succesvol zakenman – dat ‘CH’ en hij het nog een keer uitgepraat hadden…

Het dressoir werd weer losgekoppeld, wij verlieten het witte huis en betrokken een middenwoning in de kern het dorp – daar waar nu de stormvloedkering is.
Mijn tijd op de ‘droomfabriek’ was voorbij, alles werd anders.
________________________

Als  Shake v/d week  ItrĂź, Turkse soefi muziek van het Ensemble Kudsi Erguner, waarin een monotone dhol-trommel omspeeld wordt door een klagende ney-fluit.
Je kunt je voorstellen dat vadertje AttatĂŒrk gek werd van het geluid en er een verbod op uitvaardigde. Toch is het heerlijke muziek om op te shaken…