Als een Meesterverteller stopt met werken…

… wat gebeurt er dan met zijn verhaal? Zoals toen Marten Toonder er in 1984 het bijltje bij neergooide?
Daar zit voor mij iets heel ongemakkelijks aan: hoe kan een verteller, een kunstenaar, z’n verhaal in de steek laten… Want dat gaat toch altijd door, als never-ending-story?

OkĂ©, het is duidelijk, de andere kant van het verhaal is dat ons plezier, voor anderen werk betekent, zelfs hĂ©Ă©l veel werk. Waarbij de lezertjes, de beeldbuiskindertjes, de toehoorders, vaak hĂ©Ă©l kritisch zijn…
Het is hard werken in de ‘vermaakindustrie’…

In het geval van Marten Toonder drong dat tot me door, toen ik las dat hij op z’n 73e met de Bommel saga stopte, omdat het hem allemaal teveel werd… Iedere dag moest de volgende aflevering van de strip weer in de krant staan… Daarbij moest Toonder, na de fase van het eigen ontwerp, een heel netwerk aansturen: met de krant, met zijn eigen studio… En dat allemaal vanuit Ierland.

… en dan zat ik de volgende dag ongegeneerd met rode konen weer de verdere avonturen van Tom Poes te lezen…

Maar toen was het uur van zijn allerlaatste verhaal dus aangebroken…
In Heer Bommel en het einde van eindeloos begeeft de goed doorvoede Heer zich, eenzaam en onbegrepen, in een gondel over een Styx-achtige rivier, op weg naar Parnas – natuurlijk een verwijzing naar de Parnassus, de berg van Apollo en de Muzen – waarbij hij een vogel als leidsman heeft… Zou hij er dan toch heimelijk tussenuit knijpen?
Want in eigen huis was het goed mis met zijn geliefde buurvrouw, juffrouw Doddeltje… Zij had hem zien praten met een zigeunerin, die zijn hand vasthield en daarbij ‘een zilveren lachje liet horen, dat door de wind over het tuinmuurtje gevoerd werd…’
Dat was Doddeltje teveel…
Wat ze niet wist, was dat de vrouw heer Bommel’s hand las en hem juist aanspoorde aandacht aan de liefde te besteden… En van jaloezie komt nu eenmaal veel ellende…
Maar het kwam allemaal toch goed. Aan het eind van het verhaal zijn we getuige van een feestelijke maaltijd op Bommelstein, rond een gelukkige bruidspaar: Ollie en Doddeltje! En waar Joost normaal altijd voor een ‘eenvoudige, doch voedzame maaltijd’ zorgt, werd het deze keer, op speciaal verzoek van heer Ollie, juist gĂ©Ă©n ‘eenvoudige feestmaaltijd’.

“De bruidegom stond erop geen eenvoudige feestmaaltijd te geven,
zodat Joost er dagenlang de handen aan vol had.”
Je kunt zien dat iedereen blij is dat het voorbij is. Het waren dan ook moeilijke tijden, die laatste afleveringen, juist rond dat voorvaderlijke slot…
In ‘De erfpachter’ eiste een heks bij de eerstkomende volle maan de erfpacht op…
In â€˜De doorluchtigheid’ landde een soort sjeik met een luchtschip, die de hele omgeving opkocht en er een muur omheen liet bouwen.
En in het ‘Bommel-Verschiet’ moest Bommelstein voor de vooruitgang wijken en is er een snelweg dwars door het liefelijke buiten gepland…
Maar dat leed is nu allemaal verleden tijd … dankzij het ‘Vorstelijk Statuut’ uit 1132, dat Tom Poes op het nippertje op het stadhuis van Rommeldam wist op te snorren, blijft Bommelstein voor altijd bestaan… 
En zo geeft Marten Toonder zijn verhaal alsnog een eeuwigheidswaarde.
Hij vertelt het hieronder zelf:

“Het einde van het laatste verhaal dat ik over heer Bommel te vertellen heb.”

“Oplettende lezertjes zullen waarschijnlijk al wel begrepen hebben dat dit ook het einde is van het laatste verhaal dat ik over heer Bommel te vertellen heb. Het is natuurlijk niet het einde van heer Ollie; want hijzelf, het slot Bommelstein, de stad Rommeldam, het Donkere Bomenbos en de regio van de Zwarte Bergen blijven altijd bestaan. Eromheen verandert de wereld, maar door het Vorstelijk Statuut van 1132 blijft alles daar zoals het was. En zolang er een heer is om het gebied te beschermen, kan er niets gebeuren.
Het is altijd mogelijk dat er zich door onvoorziene omstandigheden een misstand voordoet die bestreden moet worden, en in dat geval hoop ik het voorrecht te hebben er verslag van te doen. Maar voorlopig is alles rustig en geeft heer Bommel zich over aan zijn huiselijk geluk en aan zijn herinneringen, waar hij nog lang op kan teren.
Voor Tom Poes is dat natuurlijk te saai, en het zal dan ook niemand verwonderen dat hij er een poosje geleden alleen op uit trok. Maar daar weet ik verder niets van.
En omdat dit dus een soort afscheid is, wil ik graag zeggen hoe buitengewoon erkentelijk ik ben voor de belangstelling die zoveel trouwe lezertjes me al deze jaren hebben gegeven. Dank u wel.”

Zei Marten Toonder, en blies het verhaaltje uit.
Van eventuele ‘misstanden’ is verder niets meer vernomen…